Y olksharmoni ka's. Attentie s. v. p. f 3,75. Dienstmeisje gevraagd. Hypotheekgelden. Tooneelvoorstellingen FIETSSCHOENEN, Nelly, C. VAN DER AA van Alkmaar lste kwaliteit Gerookte Paling, Prachtige NAAIMACHINES steeds voorhanden. Feuilleton. In eer hersteld. JOH. DE HEER, Rotterdam, Noordmolenstraat 71. SCHOUWBURGZAAL v. d. heer J.FLENS, BADDOCTOREN, EERLOOS, De Hof-fotograaf in het hotel „de Zwaan" te den Burg, Heeren-, Dames- en Kinderschoenwerk. Voor direct een BUITENGEWONE Optreden van den heer C. P. T. BIGOT als gast. Donderdag 27 Juni 1901, Vrijdag 28 Jnni 1901, Zaterdag 29 Jnni 1901, AANVANG 's AVONDS 8 UUR. Prijzen der plaatsen: Ran^ Abonnementskaarten io stuks f io. D. KAKEL Co. van Kampen. Ontvangen een groote partij JOH. KIKKERT. Volgens nevenstaande teekening lever ik een soliede HARMONIKA lioog' 35 cM., 10 kleppen, dubbeltoonig (48 tongen) 2 registers^ open nikkel klavier met patent spiraalveeren, driedubbele balk met nikkel beslag, sluiting en hoekbesc.hermers. Schoone voile toon. In cartonnen doos, goed verpakt, franco door geheel Nederland Hetzelfde Instrument, 3-koorige Orgelmuziek (octaaf en tremolo) f' 4,50idem 4-koorig (octaaf terts en trémolo) f 5.50. Degelijke Harmonika's, 1 register, 10 kleppen van af f 2,franco. Uitgebreide Catalogus gratis. Bestelt niet in het buitenland, waar u geen verhaal of garantie hebt; en bovendien nog vracht en recht betalen moet, doch zendt Post wissel aan Adres W. C. EELMAN, OPEREN n/b den Burg. De Makelaar KEIJSER heeft in JULI a.s. van een particulier, GELD beschikbaar op hypotheek voor land, voor langen termijn en billijke rente. door het Nederlandsch Tooneelgezelschap „Het vrije Tooneel" van Amsterdam. Bestuurder B. DELMONTE. OPGEVOERD ZAL WORDEN: Succesblijspel in 5 bedrijvennaar de novelle van Justus van Maurik. Met speciale toe stemming van den schrijver voor het tooneel bewerkt door C. P. T. Bigot. Beroemd drama in 3 bedrijven door W. Gr. van Nouhuijs. Groot beroemd drama in 9 tafereelen naar de beroemde Roman van Charles Dickens door Ch. Birch Pfeifer. Plaatsbespreking op de dagen der voorstellin gen 's middags van 12 tot 2 uur a 10 ets. extra per plaats. zal gedurende de KERMIS werkzaam zijn bij den Heer PERRIN ten einde het Texelsche publiek in de gelegen heid te stellen zich van prachtige portretten te voorzien. is vanaf ZATERDAG a. s. en gedurende de KERMIS weer te bekomen in de van ouds bekende Palingkraam, staande tegenover de IVoord-Brabantsche schoenwinkel van JOH. KIKKERT. Onder minzame aanbeveling in elte grootte. Tevens overvloedig voorzien van alle soorten Men zie met de kermis de uitstallingen. Alles extra goedkoop deze week Beleefd aanbevelend, Uit het Fransch door P. L. 21. XIII De brief van Pépita. Eensklaps stond hij, toen hij Noël, die als een spook uit de schaduw trad, bemerkte, stok stijf stil. Pépita trad toen met den brief in de hand, naar voren en gaf hem aan Martin de Eenoog Deze nam hem eindelijk, heel verwonderd en ontsteld, aan. Hij draaide hem op een linksche manier om en om, toen de contrabas voorzien van een vlammenden stroofakel, hem zeide, of liever onder den vorm van voordracht hem voorzong „Sta mij toe, dat ik u bijlicht monseigneur! Lees Ha! ha! ha! lees dan! Al de zwervelingen herhaalden het laatste woord Lees Martin de Eenoog verbrak, aan dit verzoek gehoorzamende, het couvert en begon onver schillig te lezen. Maar eensklaps begon hij te beven en zijn blik richtte zich, diep ontsteld op Noël. Toen ging hij voort met lezen. Zijne hand beefde, zijne borst hijgde. Een verschrikkelijke herinnering ontwaakte in hem. Nogmaals keek hij Noël aan en deinsde, als zag hij een spook terug. Het uur, de plaats, die rookwolken, die roo- de gloed, de vreemde gestalten, alles bracht er toe bij aan dit tooneel iets fantastisch mede te deelen. Men lachte niet meer, men zweeg, iedereen kijkende, luisterende met strakken blik en open mond. Nadat Martin alles gelezen had, bleef hij als aan den grond geworteld staan. Hij trachtte zich, evenals een schildpad in zijne schulp, achter zijn carrick te verbergen. Maar Jacques klopte hem, naar voren tre dende op den schouder. „Welnu vroeg hij, wat antwoordt gij „Spreek, spreek!" zeide Pépita, bevend van ongeduld. Hij sprong eensklaps op, verscheurde den brief en wierp de stukken in het vuur, waar de vlam, door den luchtstroom aangewakkerd, hem dadelijk verslond. Men begon te fluisteren. Eenige stemmen over zijn zwijgen en door de daad, die er op volgde, verbitterd, vroegen hem rekenschap. Hij is verbrand, zeide hij eindelijk, ik heb niets te antwoorden men heeft zich bedrogen, die brief was niet voor mij. „Gij liegt! riep Jacques. Uw schrik bewijst dat ge liegt! Waarom? Welk geheim bevatte dit geschrift Ik weet het niet, maar gij moet spreken j ik wil het." „Het is mogelijk maar ik wil niethernam hij brutaal. Pépita lag aan zijn voeten, hem door stem en gebaren smeekende. Hij stootte haar ruw terug. Noël richtte haar op, en verheven in zijnen toorn nam hij trotsch den schurk op. „Wat nu nog besloot deze. Wanneer ik neen gezegd heb, blijft het neen1 Goeden avond, ik ga weer slapen. Maar Jacques oordeelde anders. Door een teeken de algemeene verontwaar diging bekoelende, strekte hij den arm naar den Eenoog uit en riep „Vertrek van hier, ellendeling! Ga weg! Zij, die u omringen kunnen fouten begaan hebben, maar gene misdaden ik raad dat het een misdaad is, die gij begaan hebt. Spreek niet Ik heb reeds slechte aanwijzingen omtrent u Ik jaag je weg Snij uit Dit besluit, dit vonnis werd door alle zwer vers eenstemmig herhaald. De ellendige wilde zich eerst verzettenhij deed een schrede naar den grijsaard toe. Maar Vrijdag stond op en ging voor Martin staan, gereed om hem naar de keel te vliegen. Ook hadden de zwervers zich dreigend en toornig opgericht. Reeds namen eenigen pleister en stokken op. Vreezende duchtig afgeranseld te worden, ging hij wijselijk weg. Hij verdween tusschen de heuvels. Maar na eenen omweg, ging hij naar het huisje van vader Robinson en bromde: „O, ik zal mij op den ouden wreken. En als daarenboven de kleine met de zwarte oogen iets wist, als zij spreekt is dat voor mij het schavot Laat ik op mijn hoede zijn." En door de struiken dringende, naderde hij de hut. Een dof gebrom van Vrijdag deed hem eens klaps stil houden. Reeds was de brave hond daar en hield goed de wacht. Een weinig verder, op de bank voor het huis ging Jacques tusschen Noël en Pépita zitten. Martin de Eenoog, in een kuil verscholen, kon niet hooren, wat er gezegd werd, maar dank zij de helderheid van de maan, verloor hij geen hunner bewegingen uit het oog. Hij zag Pépita een tweeden brief te voorschijn halen en aan den grijsaard ter hand stellen. „Donders! mompelde de man in de carrick, zij zal alles zeggen, zij weet alles Hij bedroog zich niet. Pépita zeide „Ziehier de verklaring van mijn vader, die daar boven is en ons beschouwt, maar, opdat gij alles -zult begrijpen, moet gij eerst naar mij luisteren. XIV De wees van de Kerstnacht. Wij zullen het verhaal van Pépita vertellen. Haar vader heette Antonio. In 1814 werkte hij in de kalkoven der heuvels van Chaumont. Het was een Piémontees, nog jong en zeer werkzaameen eerlijke kerel. Zijne vrouw was hem gevolgd, op den arm een kind van achttien maanden dragende, dat zij nog zoogde. Ongelukkig deed de invasie twee jaren later het werk stilstaan. De armoede kwam. Terzelfder tijd werd het kind ziek. Het was destijds eenen guren winter. Om dichter bij de groeven te zijn en minder kosten te maken, was Antonio in een verlaten hut te midden der heuvels gaan wonen. De koude en de sneeuw heerschte er als in Siberië. Twee dagen voor kersttijd stierf het kind. De laatste hulpbronnen waren uitgeput om het te redden. Hoe hem een graf te geven Wie zou door dat verschrikkelijke weder, waardoor al de voetpaden verdwenen waren, daar willen komen Den volgenden dag zeide Antonio tot de arme moeder, die bij het lijk van haar zoontje zat te weenen „Vrouw, wij moeten hem begraven, wij zullen hem bij de muur van het kerkhof brengen en daar zijn graf maken. Kom Zij gingen op weg. De vader had zich van een houweel voorzien. De moeder had het kind willen dragen zooals vroeger toen het haar nog tegenlachte. Zij gingen langzaam en moeilijk vooruit. De sneeuw bezweek dikwijls onder hunne schreden. Zij vielen, vielen nogmaals, over de sombere lijkwade, die zich, zoo ver het oog reikte, uit strekte, bewoog zich niets. Al wat men in de verte hoorde, waren de klokken, die het midder nachtelijke mis aankondigden. Eensklaps veranderde echter dit carrilon in eene brandklok. Aan den anderen kant van het kerkhof werd de hemel door een heldere rosse gloed gekleurd. Er was brand en deze verspreide zich snel. Te midden der vlammen onderscheidde men groote gebouwen en een hoogen schoorsteen. „Oriep Antonio, de fabriek staat in brand." De moeder hoordj het niet, zij zag niets dan hare droevige last. Voor haar, was haar alles. Het aanschouwen van den brand werd groot- scher, verschrikkelijker. De horizont, zoo juist beneveld, de voorwer pen, zooeven nog onzichtbaar, vertoonden zich nu onder levendige kleuren, die door het con trast nog heller schenen. Alles was wit, zwart of rood. Antonio, door dat licht geleid, bereikte einde lijk den muur van het kerkhof. „Vrouw, zeide hij, de sneeuw wegruimende om een gat te graven, ik wil niet dat gij weer in dat vervloekte huis terugkeert. Wij zullen den grooten weg, die naar ons land geleid op zoeken Wij zullen er terugkomen, bedelend als het moet. Daar slechts zult ge u kunnen troosten, hem vergeten." Nooit, riep zij al snikkende. (wordt vero'olgd.) Gedrukt bjj LANGEYELD DE ROOIJ, Texel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1901 | | pagina 4