Binnenland.
TEXEL, 21 December 1901.
De vergadering van ,,'t Nut", Woensdag
in het lokaal „de Vergulde Kikkertgehouden,
was vrij goed bezet, vooral de dames waren
goed vertegenwoordigd.
Nadat door den voorzitter de vergadering
was geopend met een woord tot welkom van
alle aanwezigen in 't algemeen en van den
spreker voor dien avond, den heer Do Glercq
uit Laren, in 't bijzonder, werd door dezen
het woord 'genomen.
Spr. begon met allen toe te spreken als
vrienden en naar aanleiding daarvan er op te
wijzen, dat misschien door sommigen dien
avond wel eens Iets zou worden gehoord, dat
hem of haar niet zoo aangenaam aandeed,
doch dat men dit moest beschouwen als ko
mende van een vriend, die ons onze feilen
toont. Spr. zegt bijna 50 jaar oud te zijn
(naar het uiterlijk zou men hem eerder den
30-jarigen leeftijd toekennen) waarvan Spr.
bijna 30 jaar aanhan£er was van do natuur
lijke leefwijze. Het voor en tegen er van
werd door hem rijpelijk overwogen en als
gevolg daarvan was Spr. geworden een vurig
aanhanger en voorrechter er van, geen won-
dor dus, dat hij het onderwerp, „de natuurlijke
leefwijze" dat dien avond door hem werd
behandeld, met groote bezieling behandelde
en zijn talrijke hoorderessen en hoorders als
't ware wist mee te sleepen
Zoo langzamerhand, zegt Spris de stroo
ming ontstaan naar de meer natuurlijke leef
wijze. Was die aanvankelijk van weinig
beteekenis, hoe langer hoe meer wordt die
krachtiger. In alles vindt men weer deleer
van oorzaak en gevolg, men is gaan nadenken,
en heeft beproefd tot de oorsprong der dingen
terug te gaan om te zien. hoe het toen was
en op weke wijzen men is gekomen tot den
tcgenwoordigen toestand, die van dien aard is,
dat een groot deel der menschen geen mensch-
waardig bestaan heeft. Evenals wij bij de
vreemde dieren en planten doen, zijn wij ook
gaan onderzoeken waartoe eigenlijk de mensch
behoort, welke plaats hem feitelijk in de natuur
moest zijn aangewezen.
We vinden dan, dat de mensch houdt van
gezelligheid, dat hij behoort tot de gezellig
levende dieren. Evenals de bijen en de mieren
heeft men elkaar noodig om iets van betee
kenis tot stand te kunnen brengen. Het
individu afzonderlijk kan weinig doch te zunen
kan men veel, evenals b v. de kleine mieren,
die te zamen bergen, in vergelijking met hen
zelf, verzetten.
De mensch is evenals de koornhalmen. Op
zichz-lf staande wordt de halm door een
weinig wind reeds gebrok n, doch bij elkaar
trotseeren ze de zware stormen.
Die gezelligheid van een mensch is te be
schouwen als een groote deugd en als bij
instinct wordt die dan ook zooveel mogelijk
aangekweekt. Ongezelligheid daarentegen is
als een ondeugd te beschouwen.
Hit de gezelligheid komt voort, vrede, eens
gezindheid, levenslust enz. in een woord de
liefde, terwijl door het verbreken van de al-
gemeenen liefdeband twist en tweedracht,
oorlog, nijd en afgunst enz. ontstaan, die we
onder het woord „haat" kunnen bevatten.
De concurrentie, ook tot de laatste rubriek
behoorende, maakt ons tot eikaars vijanden
en juist de concurrentie behoort thuis in het
kapitalistisch systeem dat thans nog de scepter
voert. Kinderarbeid en arbeid van grijsaards
bloeien in dien kapitalistische maatschappij.
Langzamerhand begint men echter in te zien,
dat kinderarbeid en die van gr ij.-aards ofschoon
oogenschijnlijk in 't voordeel van het kapitaal
feitelijk tot nadeel moet worden, en rnen heeft
wetten gemaakt om die arbeid eenigszins aan
banden te leggen. Men heeft ingezien, dat
door kinderen geregeld door vele uren daags
te laten arbeiden in fabrieken en werkplaat
sen men hun krachten te veel ging sloopen,
waareoor ze op meer rijperen leeftijd geen
flinke arbeiders konden zijn en dat men op
die wijze dan de kip ging slachten, die gouden
eieren legde. Terwille dus van zichzelf werden
die verbeteringen voor de arbeiders aange
bracht. Wanneer we de geschiedenissen der
volkeren nagaan, zien we, dat ze in hun op
komst matig en sober waren, doch dat latei-
die deugden meer of min verloren gingen en
innerlijk verzwakten, terwijl ze innerlijk wer
den verdeeld in 2 klassen, waardoor dus ook
de gezellige samenleving zeer loed. Eeno
krachtige stoot van buiten was daardoor in
staat zoo'n geheele maatschappij ten onder
te brengen.
Om krachtig weerstand te bieden is het
onze plicht ons lichaam zoo gezond en krach
tig mogelijk te houden. Zulks zyn we ver
plicht, niet alleen aan ons zelf doch ook aan
de samenleving, waarvan we een deel uit
maken. Wat zien we nu rondom ons in de
de natuur? Waarvan leven de gezellig le
vende dieren, de kudde dieren Van producten
uit het plantenrijk. Was zulks niet het geval
dan zouden zij in tijd van nood op elkaar
aanvallen en elkaar verslinden, zoodat het
samenleven als kudde dieren onmogelijk zou
zijn. De wolven b.v. leven in paren, doch
's winters, wanneer er weinig voor lien is
te vinden vereenigen zij zich aan troepen,
om gezamenlijk op loot uit to gaan. Wat
ziet men echter gebeuren? Wanneer de
prooi is verslonden en, wat dikwijl gebeurt
de wolven nog niot allen verzadigd zijn,
vallen zij elkaar aan en verslinden elkaar.
Roofvogels vindt men ook evenmin als
roofdieren in groote troepen
Kudde-dieren of gezellig lovende dieren
moeten leven van de producten uit het plan
tenrijk en, hebben behoefte aan licht, lucht en
ruimte. Wij als gezellig levende dieren, zijn
dus ook l«c/jc-dieren, «o«(licht)dieren en ruimte-
dieren.
Ons instinct zegt ons b.v. dadelijk, dat wij
niet goed kunnen leven in benauwde ruimten,
in zalen waar de lucht bedorven is enz., we
beginnen in zulke ruimten te hoesten enz.
De natuur laat niet straffeloos met zich
spotten, dat ondervinden b v. ook zij, die ter
wille van de mode nauwe puntige schoenen
dragen en ten gevolge daarvan worden ge
kweld met likdoorns enz.
Spr. ging hierna over tot behandeling van
onze kleeding, onze woning en onze verma
ken in betrekking tot de natuur.
Zooals we gezegd hebben, zegt spr., hebben
wij behoefte aan lucht, licht en ruimte, doch
hoe zorgen we daarvoor nu met betrekking
tot onze kleeding? i'u dziekten, zenuwaan
doeningen enz. zijn aan de orde van den dag
en geen wonder, want door ouze kleeding zoo
dicht mogelijk te maken en de lucht zooveel
mogelijk af te sluiten, verhinderen wij aan
een grooto menigte der poriën, die onze huid
bevat geregeld haar functiën waar te nemen,
waardoor ons lichaam niet voldoende de ver
keerde, giftige bestanddeelen kan afscheiden.
Het is waar, de weersgesteldheid is hier niet
van dien aard dat we zonder kleeron kunnen
loopen doch laat ons dan tenminste zorgen
dat die kleeding zoo wi-inig mogelijk kwaad
doet. Wachten wij ons dus voor nauwslui
tende kleeding en voor kleeding van te dicht
weefsel, waardoor de lucht moeilijk kan toe
treden Als voorbeeld toont spr. een jasje,
dat zoo los van weefsel is, dat men duidelijk
het licht er door kan zien, eveneens een lap
witte stol voor ondergoederen, eveneens niet
dicht geweven maar meer netwerk, benevens
een paar schoenen waarvan het bovendeel
was gemaakt van opene stof en gutta-percha
zolen.
Men vreeze, zege sprniet, dat men het
in zulke opene kloeding koud-zal hebben, het
tegendeel is waar, juist in die kleeding en bij
hot dragen van zulke schoenen kan do huid
beter werken en heeft men betere ontwikke
ling van natuurlijke warmte.
In leeren schoenen heeft men b.v. steeds
min of meer last van kou le voeten, in deze
niet. De handen in glacé-handschoonen zijn
steeds koud.
Vooral het corset wordt door spr. een
martelinstrument genoemd. Terwille van de
de chic martelt men zich er mee op de
gruwelijkste wijze.
Men lacht er om en noemt hot dwaas, dat
de Chineescho vrouwen hun voeten ook ter
wille van de chic in kleine schoenen laten
omkrullen, doch wat zou zoon Chineescho
vrouw zeggen van onze dames, als zij vernam,
dat deze ook terwille van de chic hun lichaam
btjeensnoeren en daardoor de edelste doelen
zeer bei.adeelen en hunne gezondheid groote
schade berokkenen Spr. zou willen, dat
alle dames zoozeer doordrongen waren van
de groote schade die zij zichzelf en het nage
slacht berokkenen, dat zij allen gezamenlijk
een grooto brandstapel maakten van de cor-
setten.
In plaats daarvoor raadt spr. aan eon door hem
vertoond reformlijfje, van opene stof gemaakt
en ingericht zoowel voor rokkenophouder als
voor het ophoudon der kousen, zonder gei ruik
te maken van do zoo knellende kousebanden.
De bloedsomloop wordt op die wijze niet be
lemmerd door knellende bandon voor rok of
kous. Gewaarschuwd wordt togen het gebruik
van alcoholische dranken, waardoor de hart
slag onnoodig wordt versneld, terwijl toch
het hart al werk genoeg heeft. Vooral voor
te slapen te gaan is gebiuik van alcahol zeer
riadeelig voor het hart, daar de tijd van don
slaap min of meer rust aan 't hart geeft.
Als bewijs dat het corset, ook al meent
men zich niet het lichaam bijeen te snoeren,
dit toch altijd doet, raadt spr. de dames aan
na een poosje te hebben gelegen, waardoor
de verschillende deelen weer eenigszins op
hun plaats zjjn gekomen, hun corset in die
houding ook aan te doen, men zal dan merken,
dat dit veel te nauw is, ja bij sommige dames
wei ongeveer 13 c.M.
Bij de kleeding wachtte men zich voor te
nauw, en bedenke, dat wijde en niet zware
kleeren de warmste zijn.
Ook bij de wouing is licht, lucht en ruimte
dringend noodig, van daar dat het wonen in
do steden steeds is at te keuren, daar toch
is geen sprake van flinke ruimte, de straten
zijn steeds te muw, de lucht is er nooit zuiver
doch steeds bezwangerd met ongezonde gassen
terwijl de zon, die groote ontsmetter, er niet
voldoende overal kan doordringen. De beste
wijze om b.v. een deken te ontsmetten is,
die gedurende een uur in de zon te laten liggen.
Spr. zou willen dat alle woningen werden
gebouwd met ruime luchtige kamers en alle
woningen omringd door een tuin, waardoor
ieder in de gelegenheid zou zijn dagelijks
eeuige uren daaiin door to brengen
Dat liet stadsleven zeer ongezond is, blijkt
zeker ook wel hieruit, dat de dames op de
Hearen- en Keizersgracht ondanks het gebruik
van veel vleesch, melk enz., toch niet hunne
kinderen kunnen zoogen, terwijl daarvoor
minnen worden gehaald van de Dedemsvaart,
gezonde en krachtige vrouwen, die zeker nooit
zulk een voeding hebben gehad, doch in hoofd-
zaak plantaaidig voedsel hebben gehad,doch
geleefd hebben in gezonde lucht en in het
heldere licht.
Do menschen worden naar de fabrieken en
naar de steden gedreven en waardoor De
mensch wordt door de koe verdreven. Voor
de vloeschvoeding is vee noodig en de opper
vlakte waarop 1 koe kan leven, kan bij graan
bouw voldoende opbrengen voor ongeveer 14
menschen, terwijl ook meer arbeidskracht bij
giaanbosw noodig is Bij vruchtenteelt zou
nog meer van dezelfde oppervlakte kunnen
worden gehaald. Door hot leven in de stad,
waardoor men feitelijk tengevolge van arbeid
en tev ns door het geraas en gewoel rondom
zich nimmer goed in uitgerust, is men niet
in s'aat goede vermaken naar waarde t6
schatten, men zoekt zijn zoogenaamd genot
buitonshuis en slechts iets pikants kan nog
eenigszins voldoen. Voor ons zegt spr. is het
reeds een waar genot een onzer meetings bij
te wonen onder liet geboomte, daar een goed
woord te hooren en verder don dag door te
brengen onder liet genot van een glas limonade
en een paar sport-beschuilen.
Na de pauze die. thans werd gehouden,
stond spr. meer bepaald stil bij do voeding.
De natuur geeft ons het voedsel in rauwe
toestand. Het roofdier verscheurt zijn prooi
levend, het kruidetende dier heeft eveneens
zijn voedsel liefst versch. En als wij dit nu
ook eens bij ons toepassen. Vleosch of groen
ten worden eerst gewoonlijk gekookt en weinig
rauw gebruikt, doch vruchten, appels, peren
wortelen en knollen.zijn ook in rauwo toestand
smakelijk.
Het roofdier is ingericht voor het bespringen
van zijn prooi. Het schaap als grasetend
daarentegen kan snel loopen en heeft voor
in den bek onderaan een paar snijtanden om
mot behulp van don tong het gras af te snij
den en wij, we hebben in onze handen een
paar onverbeterlijke vruchtenplukkers.
Vleeschetende dieren hebben geen kiezen
maar alleen snijtanden en hebben geen speek
sel noodig om met hun voedsel te vermen
gen om dit beter te kunn -n verloeren. Gras-
etende laten eerst hun voedsel eenigen tijd
weeken in hun pens om het daarna te hor-
kauwen.
Hoo lang ook reeds huisdier, is de kat nog
golijk aan den tijger De aap, in velé dingen
gelijk aan den mensch, heeft een gebit gelijk
aan dat van den mensch En wat is do aap?
Geen vloescheter en ook geen graseter. Do
aap is viuchtenetor.
Bij de vleescheters is de lengte van het
darmkanaal ongeveer 5 maal de lengte van
den romp, bij do planteneters is de lengte
van 15 tot 30 maal de romp en bij den mensch
7 maal do romp. De mensch is dus ook vol
gens het darmkanaal geen vleesch-, nog plan-
teneter, maar vruchteneter. Hij hoeft voedsel
noodig dat zoo licht mogelijk is te vortoeren.
Vleesch maakt vleesch, zegt men, doch dit
is niet waar. De zwaarste dieren, die er zijn,
zijn planteneters, wier voedsel bestaat uit
hoogstens 3 a 4% eiwit. Ons stelsel is in
gericht voor do opname van koolhydraten.
Vleescheters hebben groote nieren, de mensch
slechts kloino. Nierziekten komen daardoor
dikwijls voor bij voel vleeschetende menschen.
b.v. do Engelschon en ook bij de vegetariërs
in het begin, wanneer deze mocnon beslist
veel eiwithoudonde voedingsstoffen te mooton
opnemen en daarom te veel boonen gebruiken.
Dat we niet zooveel eiwit noodig hebben
blijkt uit de samenstelling der moedermelk,
waardoor het kind in 't eerstè levensjaar zoo
sterk in gewicht tooneemt. Omdat de speek
selafscheiding in het eerste levensjaar nog