Feui liet on. Om millioenen. BIJVOEGSEL, belioorende by de Texelsche Courant van Zondag1 20 Juli 1902. 15. Hoofdstuk V. „Waarbeen gaan we nu?" vroeg "Williams op eerbiedigen toon, daar bij nu op de boogte van mijn positie was gekomen. „Allereerst naar bet Politiekantoor. Dezen morgen verkozen ze, me daar geen gehoor te schenken, maar nu zullen ze misschien Maar wat heb-je daar?" „Een brief voor Mr. Morks, een uur geleden door een bediende hier bezorgd. Ziet u, er staat: „Dringende spoed!" op, maar wat u zult toch niet Het was zijn bezorgheid, toen hij me aan stalten zag maken, om den brief te openen. „Ja zeker zal ik. Het geldt hier voor kapi tein Morks leven of dood; van al wat zich voordoet en maar eenigszins mijn doel kan be- vordelijk zijn, moet ik gebruik maken." Maar juist, toen ik op het punt stond, den brief open te breken, werd ik daarin gestoord door het binnenkomen van een ouden heer, van rijzige gestalte en militair voorkomen. Het ge laat van dezen man teekende woede, zag er zeer trotsch en gebiedend uit. Williams en mijn persoon stonden in do gang, want ofschoon de bediende mijn kwaliteit kende en wist, met welke bedoeling ik was gekomen, vertrouwde hij mij toch niet genoeg, om me boven te laten. De huisdeur stond half geopend, Williams be vond zich binnen en ik nagenoeg, op de stoep, toen deze hoogdravende en commandeerendc per soon aankwam en tot ons beiden het woord richtte „Zeg eens, woont hier kapitein Morks -Nu kom, haast je wat met mo te antwoordenik moet het weten." In zijn toon en houding lag een barschheid, die ik als vrij geboren Amerikaan niet kon verduren: Zooals een slavenhnndelaar met de zwarten praat, sprak hij ons aan. Maar ik zag hem op een wijze in het gezicht, die hem tot waarschuwing diende, om tegenover mij niet zulk een toon aan te slaan. „Nu, zal ik wat hooren Wie van jullie hoort hier in hel huis Is kapitein Morks thuis „Ik moet hem aanstonds spreken. Mijn naam is Sir Charles Collingham." Op het vernemen van dezen titel, boog tot halverwege den grond. Dio Eng zijn toch ellendige onderdanige kruipei ze maar een grootschen titel hooren geweldigen snoek in hun vijver zienzv liggen ze terstond op den buik. „Ja, ja, Sir Charles, nu ken ik u—i welnemen maar kapitein Morks is niei „Waar kan ik hem vinden Ik mi dadelijk spreken in zaken den diens! fende. Waar is hij „Ja, als we dat maar wisten," kwam schenbeiden. „We staan hier vooreen De arme man is in een val geloopen, weten niet wat hem is overkomen of v hem moeten zoeken." „Maar voor den duivel, wie is u, miji vroeg de man me op onbeschaamden i wat voor de weerga 'hebt u uit te sti kapitein Morks u is een Amerikaan, merk." „Dat is zoo, maar wat doet dat te: Ben ik daarom niet gced genoeg, om i Morks te kennen, of deug ik niet vuo u met mij spreekt?" gaf ik tamelijk se antwoord, want de man had me iuderd ergerd. „Och watMet u heb ik niets to Ik ken u niet en verlang u ook niette Je kunt voor mijn part naar de maan als je lust hebt 1" Zonder een antwoord af te wachter hij langs mo heen schoof Williams ter: „Ik moet op zijn kamer wezen tt papieren halen, die ik noodig heb. ICoi uitwijs me den wogriep hij, terwij trap opging. Natuurlijk volgde ik, want kapitei intresseerde mij even veel als den g En bovendien gevoelde ik, dat ik aan beid voor mezelt en voor mijn ambt was, dezen hoogmachtigon John Buil plaats te zetten. De generaal was het eerst in de k liep zonder plichtpleging op do schrijf! waaraan, naar ik vermoedde, kapitei: zijn schriftelijken arbeid vorrichtte. Dej rommelde onder de daarop aanwezigoi en doorsnuffelde ze in groote opgewond! „Waar is de portefeuille uit mijn bi vroeg hij, zich op denzelfdrn gebiedend tot Williams wendend. „Ze isgistcrai afgegeven, maar ik kan ze nu niet Zorg, dat ze dadelijk voor den dag Begrepen „Maar die heb ik dezen morgen den met zijn koffer en andere benoodigbe

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1902 | | pagina 4