Buitenland. Onlangs heeft, zooals men weet, Minister Kayper een bezoek gebracht aan een aautal steenfabrieken aan den Hollandschen IJsel. Het resultaat van dit bezoek zal, natuurlijk, later moeten blijken, evenals van de gesprek ken, bij deze gelegenheid met tal van werk lieden gevoerd. Een paar annecdoten komen ons echter ter oore, die te vermakelijk zijn om ze niet mede te deelen. De Minister had van een kruister reeds vernomen, dat het werk haar niet te zwaar viel, dat zij er niet moede van werd, enz, en vroeg toen of alles dus nogal naar haar zin was. Ja, antwoordde zij, dat ging nogal, doch nu was er in Den Haag een Kuyper, en die had de boel leelijk verknoeid, waarop de Minister zeide Zoo meisje, die Kuyper ben ik. In een ander gezin vond de Minister alleen een vrouw thuis. Werkt ge op de steen fabriek Neen, mijnheer, ik niet, maar mijne dochters wel. Kan ik haar ook eens spreken? Jawel, doch ik heb niemand om ze te laten roepea, en ik kan niet bij dat kleine kind vandaan. Maar als ik dan eens even op dat kleine kindje paste. O, dat is goed, dan zal ik ze wel gaan waarschuwen. De Minister paste op het kindje, en de vrouw kwam weldra met hare blozende doch ters thuis. In een andere fabriek had de Min. van een kruister de gewone vragen beantwoord ge kregen, toen hij haar nog vroeg Maar zoudt ge toch niet liever in een andere betrekking gegaan zijn, b. v. gaan dienen of naaien O neen, mijnheer, we krijgen dikwerf nog veel gauwer een vrijer dan een boeren meid. (N. Delftsche Ct.) Een volksleger! De heer W. F. Van Dam van Isselt, de onvermoeide strijder voor een volksleger, zet in „Allen Weerbaar" zijn artikelen oyer „Een Nederlandsch Volksleger" voort. Wij lezen daarin o. m. Nederland is een kleine staat in Europa, doch een koloniale mogendheid van den eer sten rang. Tengevolge van de imperealisti- sche en koloniale politiek der groote staten verplaatst 't zwaartepunt onzer defensie zich meer en meer naar de koloniën. Daar moeten wij sterk zijn. Het Napoleontische beginsel, concentratie der krachten op do hoofdzaak, moeten wij zeker niet minder in acht nemen bij de vor ming onzer strijdkrachten (organisatie), dan bij het gebruik dier krachten (strategie). Wij hebben dus in de eerste plaats voor Indië noodig een krachtige vloot en een goed koloniaal leger. Ondanks een eenigszins ingewikkelde afre kening komt al het geld, dat wjj voor onze defensie uitgeven, uit één en denzelfden zak, dien van het Nederlandsche volk. Al, wat wij hier boven de noodzakelijke aan onze verdediging ten koste leggen, ont houden wij aan Indië. Wanneer dan ook iemand voor Nederland eischt „een zoo groot mogelijk en een zoo goed mogelijk leger", dan ziet hij niet verder dan Nederland, en laat hij onze wereldstelling buiten beschou wing. Naar men ons mededeelt, beijvert de Minister van Oorlog zich in het bizonder om de belangen der miliciens, die voor herhalings oefeningen onder de wapenen zijn, zooveel mogelijk te behartigen. Kan op grond van de bestaande bepalingen vrijstelling worden verleend, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, dan gebeurt het. In andere gevallen wordt zoo veel mogeiyk geldelijke tegemoetkoming ge daan. De minister acht dit onderwerp van zooveel belang, dat hij zich omtrent ieder geval laat inlichten en daarna persoonlijk daaromtrent beslist. („Tek") De heer Witte deelt in het Ned. Tuin bouwblad Sempervirens" mede, hoe drie varkens, wien men uitgetrokken planten van Papaver nudicaule, een bekend plantje uit den bloementuin, had gegeven, in hooge mate ongesteld werden. Na een goed half uur verkeerden zij alle in wanhopigen toestand. Met wijdgeopenden bek snakten de arme dieren naar adem. Voorgezette melk dronken zij gretig op. Eén evenwel, die vermoedelijk de meeste papavers met halfrijpe zaaddoozen had genuttigd, zwol sterk op en was spoedig dood. De twee andere kwamen het ongeval te boven. Papavers bevatten in haar zaaddoozen een scherp vergift (opium) en daar in veel tuinen tegenwoordig papavers als snijbloemen worden gekweekt, verdient het aanbeveling ze buiten bereik der dieren te houden. En ook buiten bereik van kleine kinderen. Over het bekende Vrouwenzand lezen wij het volgende in de „Leeuw. Ct." De legende zegt, dat het Vrouwenzand te Stavoren verrees, ter plaatse, waar in trot- schen euvelmoed het kostelijke graan werd uitgestort en dat daar later looze aren op schoten. Het Vrouwenzand en de aren zijn nog beide in wezen en we mogen zeker wel op veler belangstelling rekenen, wanneer we er enkele woorden aan wijden. Het Vrouwenzand dan is een uitgestrekte zandbank of plaat van onregelmatigen vorm, welke ongeveer een half uur zuidelijk van Stavoren uit de kust ligt, Geen tipje komt er ooit van te voorschijn, bij ebbe staat op de ondiepste plaatsen nog wel 1 M. water. Het „zand" zooals men hier kortweg zegt, is betond, ten gerieve van groote schepen, die evenals de veerbooten, de plaat zonder moeite kunnen miszeilen of stoomen bij het naderen of verlaten van de haven. Kleinere vaartuigen ondervinden er geen last, voor de Stavorensche jollen is het zand een gewild vischwater. Moeilijk zal het zijn uit te maken in hoe verre in vroegeren tijd het Vrouwenzand be lemmering voor de scheepvaart opleverde. Onder den invloed toch der zeestroomingen zijn de banken voortdurend aan toe- en afname onderhevig. Begrijpelijkerwijze worden de bedoelde aren niet gevonden op het vrouwenzand Integen deel, de plant, die ze voortbrengt, houdt van droog los zand, wat in de nabijheid van Stavoren niet voortkomt. Men moet zich dan ook een wandeling van drie kwartier gaans getroosten tot even voorbij hetRoode Klif om ze te vinden. Daar treft men tus- schen de dijk en het zeewerende paalwerk in beperkten getale de klifaren, zooals ze hier genoemd worden. Door de Stavorensche jeugd zoowel als door de jeugdige klif bewoners worden ze ijverig in den voorzomer gezocht, hetzij om ze als curiositeit, te bewaren en te toonen, hetzij om er zaken mee te doen. Op het Klif b. v. worden ze wel aan fiet sende toeristen aangeboden, die daar toch een paar hekken moeten passeeren waarbij de jeugdige speculanten zich posteeren in Stavoren vinden ze o. a. gretig aftrek bij de Engelschen, die voor zeilsport naar Friesland komen en van hier uit hun tochten beginnen. Wij hebben de plant nauwkeurig nagegaan en houden ze voor de gewone duin helm (Ammophila arenaria) en haar opgezonden aan een bekend botanist in de hoofdstad des lands. Ook deze hield, zooals hij ons schreef, de plant voor de duinhelm, maar kon, voor loopig althans, geen verklaring vinden voor het feit, datde aren geen zaad voort brengen. Zou dan toch het vrouwtje van Stavoren er mee gemoeid zijn? In Zeeuwsch-Vlaanderen komt een vogel, die in onze streken zeldzaam is, de kraanvogel, zoodanig in massa voor, dat men er jacht op moet houden [om de al te groote vermenig vuldiging tegen te gaan. Op de z. g. Blauw- hoeve onder Sluiskil werd dezer dagen een opruiming gehouden, waarbij niet minder dan 313 kraanvogels geveld werden, meerendeels jongen. Men neemt daarvoor de gelegenheid waar, dat de jongen, hongerig wachtende op de ouden, op den rand van het nest komen zitten. Men maakt er jacht op met het geweer, doch soms ook met boog en stompe pylen. Deze laatste manier is het moeilijkst, want de vogel moet dan juist tegen den kop geraakt zijn om gedood te worden en naar beneden te tuimelen, want ofschoon de pijlen met heel wat kracht aankomen, van een schot tegen het sterke borstbeen trekt hij zich, met zijn sterke constitutie, heel weinig aan. Wordt hij daar getroffen, dan schijnt enkel zijn maag geprikkeld te worden. De oolijkerd ledigt eenvoudig dit orgaan, soms boven op een zjjner belagers. „Het Volk" schrijft Naar wij uit den Haag vernemen moet aldaar in ambtelijke kringen het gerucht gaan dat de dir.-generaal der posterijen en telegrafie alles behalve ingenomen is met zijn nieuwen werkkring en zelfs aan heengaan denkt. De reuzentaak, welke de heer Pop op zich heeft genomen, om als vreemdeling zich zoo spoe dig mogelijk in de beide vakken in te werken schijnt zjjn krachten te boven te gaan, en niet zonder invloed te zijn op zijn gestel. Zooveel is zeker dat de postale machine zeer langzaam werkt en dat er vooreerst wel geen aandacht geschonken zal worden aan de 1700 ingekomen klachten. Dit bericht wordt van andere zijde beslist tegengesproken. Gedurende 1902 werden op de Stadsbelt te Amsterdam door middel van fox-terriers, die aan werklieden der Belt behooren, en in vallen in 't geheel 2606 ratten geyangen. „Het Vad." meldt, dat twee personen uit Amsterdam de stoute schoenen hebben aangetrokken voor eer. voetreis naar Rome. Ze nemen alleen wat kleeren en een hang mat mee, en zijn van plan buiten te over nachten. Verder moeten zij al reizende aan den kost zien te komen. De heer Van Kol heeft in „Het Volk" de redenen medegedeeld van zijn afwezigheid tijdens de jongste werkstaking hier te lande. Uitstel van zijn reis naar West-Indië zou wellicht afstel worden voor altijd. Wat betreft zijn meeniDg over de gebeur tenissen dier dagen schrijft hij „Om alle misverstand en verkeerde uit legging te voorkomen, verklaar ik mij geheel solidair met de houding der S.D.A.P. en van haar voornaamste leiders. Hun houding zou de mijne zijn geweesttrachten de staking te voorkomen doch was deze eenmaal uit gebroken, mij dan stellen naast de arbeiders en met hen strijden. Niets zou mij liever zijn geweest dan mijn gansche persoonlijkheid aan dien strijd te ge- i ven en ik zou er een eer in gesteld hebben ook met de gevangenis kennis te maken, evengoed als dat met Hugenholtz, Kappetein en Van der Goes het geval was. Ook spijt het mij, dat niet een deel van de vuilnis, naar Troelstra geworpen door D. N. en con sorten, op mijn pantser is terechtgekomen. Dat „angst" mij zou hebben gedreven tot „desertie", deze aantijging kan ik alleen met een schouderophalen beantwoorden. Mijn ge- heele verleden in de volksbeweging is daar mede in tegenspraak. Een net zoontje Door den commissaris van politie te Goes is proces-verbaal opgemaakt tegen W. M. v. Z. die de woning bij zijn ouders gesloten vin dende de menschen lagen reeds te bed de ruiten intrapte en zich zoo den toegang daarin verschafte. Vervolgens dreigde hij zijn vader met de pook te zullen slaan en voegde hem toe dat zoo hij alleen met hem was, hij hem zou vermoorden. Vrouwelijke gemeente-secretarissen. Neen, zegt „De Standaard", daar zijn we tegen En wel omdat er een bijzonder gevaar in schuilt. 't Zou immers best kunnen gebeuren, dat minkundige burgemeesters het er heenleidden, dat hun vrouw secretaresse werd, ja, ze zou; den er toe kunnen komen daarom alleen een gediplomeerde tot vrouw te nemen. De twee tractementen zouden dan een bestaan voor het gehuwde paar opleveren. „Men kan er dan ook vrij zeker van zijn", zegt het blad, „dat zulke secretarissen, een maal ingevoerd, zich snel zouden vermenig vuldigen, en zeer spoedig ver van uitzonde ring zouden blijven." En denk u nu eens den burgemeester met zijn vrouw naast zich in den Raad. Zou het niet veel op een familieregeering beginnen te gelijken De algemeene bezwaren tegen de vrouw komen hier natuurlijk met hun volle gewicht bij; en het mag daarom wijs en voorzichtig worden geacht, zegt het blad, dat de Regee ring niet terloops een nieuwigheid heeft wil len invoeren, die ver-reikende gevolgen kan hebben. Provinciale Staten van N.-Holland denken er anders over. Bij de polderbesturen mag het ambt van secretaris of penningmeester door een vrouw worden vervuld. Hier kan dus de familie-regeering doorge voerd worden. Wat een slimmerd 1 Het „N. v. d. D." vertelt als gehoord in de tram Zuidbroek-Stadskanaal „Zoo ies de Paus ök oal dood „Joa hèt long 'leevd. 'k Leufwol neugentieg joar, ist nait?" „Wai sol 'm upvolgen dienkst oe „Och, nötuurlijk mit dit Minesterie weer 'n Roomsche 1" De rijke Engelsche dames hebben weer iets nieuws uitgevonden. Zij voeren in haar automobiel ook een hond mee, die evenals zijn bezitster een kapje over het hoofd draagt. De hond is eveneens gekleed met een langen mantel, die door een West-End kleermaker is gemaakt. Op zijn neus draagt de hond een grooten zwarten bril. Aan het mantel tje zijn zilveren knoopjes. Het beest moet een wonderlijke gelijkenis toonen met zijn meesteres. In de Belgische Kamer is ingekomen een voorstel der Rogeering tot afschaffing van het invoerrecht van 1 franc per 1000 K. G. bootwortelon, uit Nederland en België ingevoerd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1903 | | pagina 2