M° 2013 Maandag 1 ana ar i i J'Oji. 20ste Jaargang Nieuws- en Advertentieblad. Aan liet einde des jaars. Van week tof week. r Bit blurt verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond Abonnementsprijs par 3 maanden. Voor DEft Boro 30 Cts. Franco per post door ge heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika cn andere landen met verhooging der porto's. Advertentiën vóór 10 nar op den dag der uitgave. Prijs der Advertmtiëti. Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Tedere regel meer 6 Cts. Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer. ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij dB Uitgevers LANGEVELD DE ROOTJ, ParkstraatBukg op Texel. MILITAIR ONDERRICHT. Burgemeester van Texel brengt A'inis van de lotelingen die zich i aangom ld tot h9t doen van men ter verkrijging van militaire igschriiten, dat bedoeld examen wordt lOuden op 10 Januari 1907 des voor middags 9'A uur in de Infanterie kazerne urmen het fort Erfprins te Helder. Texel 31 Dec. 1906. Da Burgemeester voornoemd, W. F. HIDDINGH. ij „Rust een weinig/' is de titel van een oekje, dat door Dr. Laurillard werd bestemd oor zijne „Oudejaarsgedachten." Dat werkje reeds in 1869 uitgegeven, eeft verscheidene herdrukken mogen be- iven, zeker wel een bewijs dat het door elen werd en nog wordt gevraagd, a bevat in prozastukjes, versjes en spreu- en, wat in overeenstemming kan geacht "n met bet karakter van den laatsten 1 des jaars. I 7oor hen in de eerste plaats, die in het ■jgeloopen jaar werden getroffen door het i'oor goed heengaan" van dierbare betrek kingen, bloedverwanten of vrienden, wier loffelijk overschot naar den doodenakker werd gedragen, in die gezinnen, waar |n ledige plaats is gekomen en waar een tilie traan wordt geschreid, zal de inhoud 'an dit boekje zeker een troostbron zijn •p den laatsten avond van het jaar. Doch ok voor anderen zal „Rust een weinig," éker leerrijk wezen. .„Rust een weinig t" Laten wjj allen iè woorden in toepassing brengen op den 'fcdejaarsavond. Laten wjj, om met den dhrijver te spreken, van bet jaar dat weldra al verstreken zijn afscheid nemen als van en scheidenden vriend, die van ons henen rat, vèr weg en voor immer, en dat wèl, vriend met wien we veel goeds hebben noten op reis; laten we, zooals bij een :delflj§ beheer van zaken behoort, aan- ikening houden van hetgeen die vriend ihonk en wat wij wederkeerig in betrek- ng tot het zedelijk leven hebben gedaan; n balans alzoo van ontvangst en uitgaaf, ich nu eens niet enkel als zakenmensch. Hoe die balans zal zyn? Wij wagen het et in dezen een oordeel uittespreken; of et onmogelijk do schaal van hetgeen is itvangen, meermalen de zwaarste zal ken te zijn, beoordeele maar ieder voor 'h; doch laat ons erkennen dat de leidende vriend voor velen onzer is weest: „een goeden vriend." oor den landbouwer en veefokker bracht ij geld en welvaart, aan den vakman be- •cpgdo hij volop werk, aan den landarbeider tracht hij goede verdiensten, weder anderen n^iclit hjj winst door het groote vreemde- ingenverkeor; voor de visschers deed hy iel) Zeker niet zoo gunstig kennen, doch 'ij spaarde hunne levens op het vaak zoo vooste element. Waarin k, het afgeloopen jaar was voor ijfeels bewoners een zegenrijk jaar en leverde hier eene gunstige tegenstelling bij andere plaatsen des lands, waar velen wel wilden werken, doch waar maar sehaarsch werk was te vinden. Wij bleven gespaard van rampen, waar andere doelen van ons land door over strooming werden getroffen; van aardbeving en andere onheilen, als welke in het buiten land voorkwamen. Wij hebben kalmpjes onzen weg kunnen gaan, zelfs zoo kalmpjes, dat aan het einde van het jaar, volgens sommigen, maar moeielijk eene verandering is aan te wijzen welke in dat tijdsverloop tot stand kwam, de algemeene toestand betreffend ten goede. De tram concessie zelfs geraakte van de baan. Dat is zeker al zeer zuinig en weinig bemoedigend, want het spreekt van stil stand, en „stilstand is achteruitgang" naar bet beet, en we moeten met den tijd mede; of zijn we hiervan nog niet genoegzaam doordrongen 't Zou zeker jammer zijn, want ook hier is nog veel, zeer veel te doen; er is werk te over dat wacht op mannen van energie, op werkkracht. Wat dat werk is Och, zie maar om u henen: het verkeer in de eerste plaats; het verkeer voor personen en goederen,en ook dat der gedachten, waaromtrent we in den wintertijd niet van zoo bijzonder gunstige conditie zijn. En dan doch waartoe zullen we meer nog noemen? Er wordt immers zooveel gevraagd, eigenlijk te veel, want we vragen maar in 't wilde om, zonder er bij te be denken dat al dat vragen ons van de ver vulling onzer wenSchen eerder verder af brengt dan naderbij; we krijgen er zoo langzamerhand een treurige vermaardheid in. Neen, als het ernst is iets te willen, dan aangepakt, eensgezind, met kracht en energie, en de treurige vermaardheid van het 'k weet-niet-wat-willen zal plaats maken voor de loffelijke getuigenis dat ook op Texel de geest des tijds zich op flinke en degelijke wijze openbaart. Eene goede wending ten deze belooft alreeds de te verwachten beharding van wegen; de ingekomen concessie-aanvraag voor een te bouwen gas-fabriek; de plannen voor den bouw van een bad-hotel aan de Koog, (waarvan wij eene teekening zagen welke met zjjn groote zalen, badkamer en 24 kleinere vertrekken, zich aardig laat aanzien.) Mogen die plannen tot uitvoering geraken en worden gevolgd door meer andere werken, welke tot nut, gemak en voordeel kunnen strekken. Met moed dan voorwaarts! waarbij men indachtig moge zijn deze behartigenswaar dige dichtregelen, (de Genestet nagevolgd) Houdt 't oog hierop (bij wat gij doet) Gericht Dat 'n sterke hand, een vasten wil Is plicht; Een warhoofd, wat hij broedt of doet Ontsticht, Een held're geest, een werkzaam hoofd Brengt licht Moge van dat licht veel blijken in het Nieuwe jaar dat wij zullen ingaan. Daartoe werke ieder mede. Met dien wensch roepen wij allen toe: EEN GELUKKIG NIEUWJAAR 23 Dec. 30 Dec. Zij sluipen in vale, grijze Lang sleepende gewaden Op mistige, triestige paden Zoo moede, traag en lijze Naar 't einde van bun leven Zonder morren en zonder klageD, Als weerlooze dieren ter dood gedreven, De stiile, stokoude dagen. Onder 't wicht van heel een jaar Gaan ze krom, Droef gebogen; Ze leunen zoo zwakjes tegen elkaar Met een wezenloos en strak ge-staar In hun oogen o Zoo beeldt onze dichter W. G. vanNou- huis de vaal-grijze Decemberdagen uit en ik vind zijn teekening mooi. Ook kan ik me voorstellen, dat de dichter als hij de stille, stokoude dagen zoo verder heeft zien trekken, verder, op doodschen verlaten weg en ze ten slotte als schimmen en nev'len weg ziet wijken tot ze allen verdwenen zijn „voor eeuwig zijn heengegaan", ik kan me voorstellen zeg ik, dat de dichter zich dan gestemd gevoelt een poos in be treurend berdenken te staan, temeer waar de dagen van hem „een lieve illuzie, een zielekind meegenomen hebben." En óók kan ik me 't indenken dat men zelfs zonder dichter te zijn en zonder er van die „zielekindjes" op na te houden zich in de donkere dagen van December minder opgewekt gevoelt dan in de vroolijke lente dagen als de Lentezon den dag kroont met goud en de lentelucht zwanger van weelde is. Maar toch als ik ze thans moest bezingen, de „stille stokoude dagen stel u voordat ik het kon er zou geen droeve klank zijn in mijn lied. Ik zou beginnen de grijze, vriendelijke, de goede oude Decemberdagen die ons vóór hun stillekens beengaan nog de weelde der Kerstvreugde in 't harte gieten. KerstmisZe hebben weer geluid de oude blijde kerstklokken met gejuich dei- vreugde in hun zilveren klank. Gedragen op do vleugelen der orgeltonen heeft weder het blijde Kerstlied door de tempelbogen geruischt. Duizende gelukkige kinderen hebben zich weder met van vreugde stra lende oogen en kloppende harten rondom den feestelijk getooiden Kerstboom geschaard om er hun liedjes te zingen, hun liedjes van het kindeke van Betlehem. En in dat alles was vreugde, was poëzie - vreugde- poëzie. Kerstmis Als één stuk groote blijdschap ligt het te midden der triesterigheid, de somberende grauwe Decemberdagen. Al vieren we het Kerstfeest niet zoo luisterlijk als in 't verre Zweden waar reeds dagen te voren de straten als 't ware in denne- lanen herschapen worden en ieder huis zijn kerstboompje bezit of in Duitschland waar Weinachten het feest bij uitnemend heid, het feest van den Huishoudelijken Haard is of in Engeland waar men Kerst mis viert met gebraden ganzen en plum pudding ook in ons goede vaderland missen de Kerstdagen geenszins de poëzie, die ze tot onze liefste feestdagen maakt. o Zoo ligt dan weer het Kerstfeest achter ons, dat naar ik hoop door al mijn lezers in ernstige opgewektheid is gevierdde Kerstklokken zijn nauwelijks verstomd, de Kerst-klanken ruischen nog na en slechts weinige uren nog en opnieuw zullen de klokken beieren, uitstortend hun klanken op veld en beemd de klokken van Oude jaarsavond. Maanden, komt brengt bloemen aan, De lucht is bleek met de laatste maan, En het jaar, het jaar is dood Het is een koud, dood man iu huis, En ik wil het begraven met zang en [geruisoh. Van vallende bloemen Het jaar, ach 't jaar is dood Zoo noodigt Albert Verwey in zijn „Rouw over het jaar" de maanden uit te volgen achter de baan van het doode jaar. Maanden, die als maagden zijt Strooit rondom hem bloemen en kruid, Hij was een schoon, groot man in zijn tijd, Draagt hem met zangen en klagen uit Er ligt droefheid in al wat eindigt, Scheiden doet pijn. Verwey gevoelt dien 8cheidings-weedom. Maar ook gevoelt hij de vreugde die er ligt in alles wat begint. Hoort, hoe hij tot de Mei spreekt, die op zijn droeve uitnoodiging ook gekomen is om het doode jaar, met zangen en klachten uit te dragen" Zoete Mei, die altijd lacht, Ween niet meer met hangend haar Gij zijt de schoonste van ieder jaar, Ween niet meer, maar wacht Wacht met uw zusters ter wederzij, Hand in hand Ik hoor op den drempel gelach en gevlei 't Is het nieuwe jaar en de blijde Mei Wenkt bet met bloemen naderbij o— Nog slechts enkele uren en het jaar 1906 zal rusten in het graf van 't verleden. En, daarin ligt iets droevigs, ongetwijfeld 't Herinnert ons er weer op nieuw aan noe de uren, dagen, maanden, jaren a!s een schaduw heenvliegen, hoe er op dit ondermaansche niets bestendigs is. Oudejaarsavond voert ons terug op 't pad van verleden en ook dat kan tot droef heid stemmen. Als de laatste uren van het jaar gekomen zijn maken we gewoonlijk den balans op van alles wat ijl het achter liggend tijdperk ons geschonken en wat ons ontnomen werd. En we doen daaraan goed. Ons leven gaai zoo snel voorbijwij leven zoo vluchtig van het ee«e oogenblik in het andere zoodat er vaak weinig tijd blijft 'om eens even stil te staan en na te denken. Het eene oogenblik lacht aan den hemel van ons leven de zon des voorspoeds en we voelen ons gelukkig gestemd om een volgend uur in droevige gedachten neer te zitten als de hemel betrokken is, en zoo gaat bet dikwijls afwisselend voort tot Oudejaarsavond ons een gebiedend Halt toeroept. Dan vlechten we de vroolijk- beden der achterliggende maanden tot een bloemenkrans en verheugen ons, maar ook rijgen aaneen de vele teleurstellingen, waarvan de herinnering ons opnieuw tot droefheid stemt. Maar Oudejaarsavond doet meer. Niet alleen bet zure en zoete dat ons bet leven bracht brengt bij ons in herinnering, óók daagt hij ons voor de vierschaar om ons voor oogen te stellen in welke opzichten wij in 't voorbije jaar tekort zijn geschoten. En er zal wel niemand zijn over wien niet het „schuldig" moet worden uitgesproken. Of hebben we altijd onze hooge roeping die het leven op ons legt verstaan Is er niets aan het einde van den voorbijen jaar kring overgebleven dat een beschuldiging is? Ik vraag het maar zoo. Nog enkele uren en de oudejaars-avond- klokken zullen uitluiden het stokoude jaar dat voor altijd zijn oogen sluit. Voor ons ligt weer een nieuw tijdperk. Met nieuwe idealen en plannen zullen we het intreden, maar zal er ook een ernstig voornemen in ons zijn om veel wat we wellicht in de voorbije dagen verkeerd deden en waaraan de Oudejaarsavond de herinnering in ons wakker schudde, te herstellen o— Gemakkelijk zou ik mijn artikel geheel hebben kunnen wjjden aan Kerstfeest, oud en nieuwjaar, doch mijn lezers hebben er recht op dat ik onder hun aandacht breng wat in de laatste dagen van 1906 op het wereldtooneel voorviel. We richten aller eerst ons oog op ons eigen land. Onder hen die met opgewektheid Kerstmis hebben gevierd bevindt zich ongetwijfeld ons Ministerie en inzonderheid minister Staal. Wel heeft het geonweerd in de donkere dagen voor Kerstmis in 's Lands vergaderzaal maar de bliksem is niet in geslagen. Al de ministers zagen hunne TEXELSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1907 | | pagina 1