N°. 2101.
Donderdag 7 November 1907. 21s" J aar gang.
Nieuws- en
Advertentieblad.
Binnenland.
Van mepk tof week.
Dit blad verschijjnt Woensdag- en Zaterdagavond
Abonnementsprijs per 3 maanden.
Voor den Borg 30 Cts. Franco per post door ge
heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere
landen met verhooging der porto's.
Advertentien vóór 10 nnr op den dag der nitgave.
Prijs der Advertentièn.
Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Cts.
Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte
berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer.
ABONNEMENTEN en ADVERTENTI.ËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD DE EOOU, ParkstraatBurg op Texel.
VERLOREN VERSPERMIJN.
De Burgemeester der gemeente Texel
maakt bekend, dat op den 28sten- October
jl. tijdens ter reede van Texel gehouden
oefeningen een grijs geschilderde bolvor
mige versp9rmijn met een middellijn van
pl.m. een Meter, van Hr. Ms. kanonneer
boot „Hadda" in drift is geraakt.
Voor het vinden en terugbrengen aan
boord van Hr. Ms. „Hadda" van deze
mijn, welke niet is geladen en alzoo
niet gevaarlijkis een premie uitgeloofd
van f 25.
Texel, den 5den November 1907.
De Burgemeester van Texel,
HIDDINGH.
MEDISCHE POLiriE.
De Burgemeester der Gemeente Texel
Overwegende, dat zich in deze Gemeente
enkele gevallen van „Mond- en Klauwzeer"
onder het rundvee voordoen;
dat het gebruik van ongekookte melk,
zooals herhaalde malen gebleken is, gevaar
oplevert voor besmetting, ook bij menschen;
WAARSCHUWT
de ingezetenen ten dringendste tegen het
gebruik van ongekookte melk en noodigt
hen uit, melk niet anders te gebruiken,
dat nadat zij minstens 10 minoten goed
heeft* gekookt.
Texel, den 25 October 1907.
De Burgemeester voornoemd.
HIDDINGH.
26 Oct. 2 Nov.
Van de gebeurtenissen der voorbije week
was er wat ons land betreft stellig
niet eene die meer belangstelling vermocht
te wekken dan de huldiging van Dr.
Abraham Kuyper ter gelegenheid van diens
zeventigsten verjaardag op den 29 October j.l.
Niet alleen was dit het geval in den
kring zijner vereerders, maar ook in de
breede kringen daarbuiten, zelfs in die
zijner politieke tegenstanders. Weliswaar
ging de eigenlijke huldiging uit van hen,
die op Godsdienstig en staatkundig gebied
zich met den krassen en kloeken zeven
tiger één gevoelen, hem beschouwen als
hun grooten aanvoerder, maar ook van de
zijde van hen die zoo dikwijls tegen hem
en zfjn arbeid het zwaard van tegenstand
en critiek trokken, werden eerbiedige groe
ten dezen man van onbetwistbaar hooge
beteekenis gebracht.
Een man van beteekenis 1 voorwaar.
Al moge men zich niet kunnen scharen
onder zijn banier, al moge er tusschen zjjn
beginselen en die van anderen een breede
klove zijn, dat Dr. Kuyper een man van
bijzondere beteekenis is zal wel niemand
durven ontkennen. Onze tijd kan, wat ons
land betreft, op weinig mannen wijzen, wier
invloed op het Godsdienstig en staatkundig
leven van ons volk zoo groot is geweest
en nog is als die van Dr. Kuyper.
Zelden vereenigt het leven zooveel schoone
gaven in een persoon als van den 70-jarigen
en toch nog mot jeugdige kracht bezielden
Vaderlander getuigt kan worden. Zijn
uitnemende talenten, die op velerlei gebied
als journalist, theoloog, redonaar, staatsman,
leider en schrijver steeds hebben uitge
blonken, dwingen eerbied af, niet alleen
bij zijn voorstanders maar ook bij zijn bestrij
ders. En van dien eerbied zijn op zijn
70sten verjaardag de ondubbelzinnigste
blijken gegeven en dat ook zij, wier levens
beschouwing een geheel andere is dan de
zijne en die menigmaal als zijn bestrijders
optraden, daarin niet achter bleven, moge
hen niet alleen tot sieraad strekken, maar
is ook een bewijs opnieuw, dat, afgezien
van alles wat scheidt, ons volk weet eere
te geven wien eere toekomt. Zeer juist
was het wat een der bladen dezer dagen
opmerkte, n.l. dat op een dag als die van
Dr. Kuyper's feest de hartstochten zwijgen,
de zwaarden zinken en de vanen van vóór-
en tegenstanders gelijkelijk als saluut neigen,
omdat het hier een man geldt van ontzag
wekkende gaven en historische beteekenis,
in wien allen op dat oogenblik zien en
huldigen den grooten landgenoot.
Het zij ons vergund hier het een en ander
van den levensloop van den merkwaardigen
man mede te deelen.
Dr. Abraham Kuyper werd den 29 Oct.
1837 te Maassluis geboren. Zijn eerste
opleiding verkreeg hij in het huis van zijn
vader, die predikant was. Deze vertrok
met zijn gezin naar Leiden, waar Abraham
op het gymnasium geplaatst werd en later
aan de Universiteit zijn studie voltooide.
Toen hij student was, op 20-jarigen leeftijd
werd hij bekroond voor een antwoord op
een prijsvraag van de Groninger Univer
siteit. Na gepromoveerd te zijn kwam hij
als predikant te Beesd daarna in 1868 in
Utrecht en in 1870 te Amsterdam, waar
hfj den strijd aanbond tegen wat hij noemde
„de Sinodale sleur in de Ned. Herv. Kerk"
en waar hij de „Heraut" en de „Standaard"
in het leven riep, waarvan hij de hoofd
leiding in handen nam. In 1880 werd hij
hoogleeraar in de mede door hem gestichte
vrije Universiteit.
Van 1874—1877 was Dr. Kuyper lid der
Tweede Kamer voor Gouda. Later vaar
digde Sliedrecht hem af en in 1901 werd
hjj benoemd tot minister-premier en minister
van binnenlandsche zaken.
In de voorbije week is de veelomvattende
beter gezegd reusachtige arbeid -herdacht
die door zijn hand werd gewrocht en die
hem gemaakt heeft tot een onzer grootste
mannen. En we meenen niet beter te
kunnen doen dan over te schrijven wat de
medewerker van het „Handelsblad" daar
omtrent uit de welversneden pen vloeide.
„Wat heeft Dr. Kuyper, in zijn zeventig
jarig leven, ons gebracht vraagt deze
schrijver. En dan vervolgt hij:
„Een nieuw geluid in onze dagbladpers
en een nieuwe geboorte in onze taal.
Een nieuwe Kerk voor een oud geloof en
een nieuwe perspectief voor Groens politieke
partfj.
Een nieuwe politiek en een nieuw politiek
beginsel. Een smeden van een coalitie, die
men „monsterverbond" mocht heeten, maar
die dan toch een geniaal kunstwerk was,
daar zjj uit vroeger bittere tegenstanders
saamgeklonken was, na bruizeling van wat
weleer zoo vast verbonden scheen.
Het volk omploegd, doorwoeld, vaneenge-
spleten door den kouter van partijgeest.
Maar zijn aangelengden en verslapten geest
ververscht, zijn vadsigheden uitgewied, zijn
zeer behagelyk verburgerlijkte ziel herwekt
tot nieuwen strjjd voor oude idealen."
En de schrijver eindigde zijn beschouwing
door te zeggen dat Dr. Kuyper, of men
hem haat of hem bewondert, hem wan
trouwt of in hem gelooft, hem als een
wonderdoener aangaapt of bemeesmuilt als
een al te Amerikaansoh gefatsoeneerden
Nederlander, steeds een der groote Heeren
van ons land zal blijven.
Onze voorspelling omtrent den afloop
van het sensationeele proces-Harden voor
de Berlijnsche rechtbank is juist gebleken.
Harden is als overwinnaar uit het strijd
perk getreden.
Toen de rechter gereed stond het vonnis
uit te spreken nam hij aan dat Harden
het doel had gehad te beleedigen.
Op deze verklaring zag Von Moltke den
journalist Harden scherp aan. Maar hij
werd .vaalbleek toen de rechter liet volgen,
dat het Harden gelukt was het bewijs te
leveren. D.w.z. van Von Moltke is niet
bewezen dat hij zich schuldig maakte aan
de misdaad waarvan in het geding sprake
was, maar wel dat hij verkeerde in den
kring van schuldige mannen, die terecht
uit de omgeving van den Keizer verwijderd
werden.
Von Moltke is met die uitspraak, zooals
te denken is, niet tevreden en naar luid der
berichten zal hij zich niet bij het vonnis
neerleggen. Hij wil het schuldig of niet-
schuldig hooren. Het op schandalen be
luste publiek zal dus nog eens te gast
kunnen gaan.
Intusschen zal deze onverkwikkelijke
zaak nog wel een staartje hebben. De
behandeling ter terechtzitting heeft zooveel
leelijks aan het licht gebracht omtrent het
intieme leven van sommige der hoogst-
geplaatsten in het Duitsche rijk dat het
moeielijk aan te nemen is dat de Keizer
het „Schwamm d'r über" zal toepassen.
Want Z. M. is volkomen op de hoogte van
de weerzinwekkende neigingen zijner vroe
gere vriendjes. Tijdens de behandeling van
het proces had hij een speciale stenograaf
ter terechtzitting werkzaam gesteld, die
hem iederen avond een uitvoerig verslag
moest zenden. Mag men de berichten
gelooven dan heeft de Keizer reeds met
Von Bulow over de zaak gesproken.
Het proces—HardenVon Moltke [is voor
Duitschland een alles behalve prettige
Geschichte.
—o—o—o—
De voorbije week heeft Koning Hakon
van Noorwegen voor zijn eerste staatkun
dige moeilijkheid geplaatst, n. 1. die eener
ministrieele crisis. Deze ontstond door het
aftreden van den eersten minister Michelsen.
Van grooten invloed is geweest het optreden
van dezen man voor de geschiedenis van
het nieuwe koninkrijk Noorwegen. [Hij was
het die in de donkere dagen der afscheiding
van Zweden het roer van dezen Staat
bestuurde. Hij bezorgde het land zijn eigen
Koning onder wien hij als eerste minister
werkzaam bleef, niettegenstaande de volks
vertegenwoordiging een andere richting
wenschte dan die hem lief was. Maar men
zette hem weinig den voet dwars omdat
men te zeer de diensten waardeerde, die
hij den lande bewezen had. Want niet
alleen had hij de zelfstandigheid van het
rijk gegrondvest, hij had ook gezorgd, dat
de diplomatieke vertegenwoordiging van
het nieuwe koninkrijk geregeld werd.
In den laatsten tijd was Michelsen even
wel lijdende, waarschijnlijk tengevolge
overwerking tijdens de dagen der afschei
ding, en hij wenscht nu rust te nemen.
Van andere zijde wordt evenwel ook be
weerd dat Michelsen de uitspraak van de
komende parlementsverkiezing vreest. De
afgetreden Minister toch behoort tot de
conservatieve partij, die het waarschijnlijk
tegen de steeds veld winnende radicalen
zal moeten afleggen. Hoe het zij, Michelsen
is heengegaan en heeft tot belooning van
den Vorst een hooge onderscheiding ge
kregen. Doch hij ging niet heen voor zijn
opvolger te hebben aangewezen, n.l. de
heer Lövland, iemand die als onderwijzer
zijn loopbaan begon, later journalist en
daarna kamerlid werd om thans de porte
feuille van eerste minister te krijgen.
Met Michelsen traden ook een paar andere
ministers af en Koning Hakon .heeft dus
de handen vol. Maar dat behoort er nu
eenmaal zoo bij.
—o—o—o—
Van de overige buitenlandsche gebeur
tenissen dienen we nog tot slot even melding
te maken van de Russische Doema ver
kiezingen. Dank zij de opschorsing door
de regeering in het kiezerscorps gehouden
staat nu als zeker vast dat Rusland nu
dan eens een Doema zal krijgen waarin
de oppositie in de minderheid is.
De oppositie kwam slecht weg en zal
slechts een vierde der zetels bezetten.
Kon evenwel de regeering met de beide
eerste Doema's niet overweg 'tzal nog
zeer de vraag zijn of ze wel met dezen
derde zal opschieten. Althans de Regeering
schijnt daarover zelf maar half gerust.
Volgens berichten uit Petersburg ziet zij
met bezorgdheid de sterke reactionaire
meerderheid van den Doema, want ze vreest
daarvan belemmering van den wetgevenden
arbeid, omdat ze verwacht dat de meerder
heid de wetsontwerpen, sedert de ontbinding
van den vorigen Doema gereedgemaakt als
te vrijzinnig zal verwerpen of in reactio
nairen zin zal wijzigen.
Enfin, de regeering heeft niemand iets
te verwijten en als straks in het land van
den Czaar weer de reactie zegeviert en
dientengevolge orde en rust op zich laten
wachten, is zij daarvoor aansprakelijk.
TEXEL, 6 NOVEMBER 1907.
De markten loopen ten einde; de
aanvoer op Maandag was van weinig
beteekenis; evenzoo de handel.
Aangevoerd werden 2 Koeien, 2 nucht.
Kalveren en 17 Biggen.
In de volgende week, Dinsdag, wordt
de zoogenaamde Scheimarkt gehouden.
Oudeschild, 4 Nov. Gisterenmorgen
maakte Ds. C. Met, pred. alhier, bij den
aanvang der godsdienstoefening aan de
gemeente bekend, dat het beroep naar
Zuid Zijpe door hem was aangenomen,
Trouwens wisten dit reeds enkelen uit
elders verschijnende couranten, waarin
ook werd vermeld dat ds. Met reeds
1 Dec. a. s. in zijne nieuwe gemeente
zou worden bevestigd.
Gedurende eene pauze onder de pre
diking, werd door een meisjeskoor onder
leiding van Mevr. Met een lied gezongen,
uit twee coupletten bestaande.
Het tweestemmig gezongen lied klonk
schoon en liefelijk.
Oosterend, 5 Nov. Voor eenigen tijd
besloot de Visscherijvereeniging Betracht
het Goede, zich tot verschillende des
kundigen te zullen wenden met de vraag
„Mogen visschers, die uit zee voorwerpen
opvisschen, van welke zij niet weten,
wie de eigenaar is, die voorwerpen be
houden, of moeten zij die brengeu bij
de bevoegde autoriteit?"
Hieromtrent is van den rechtsgeleerde
Mr. D.W. Stibbe een antwoord ingekomen
waarin o. m. het volgende wordt gezegd
„Het maakt geen verschil, of de
voorwerpen worden opgevischt in of
buiten de territoriale wateren, want
TEXELSCHE COURANT.
—O—O—O—