N°. 2319. Zondag 19 December 1909. 23ste Jaargang Nieuws- en Advertentieblad. van en naar Texel. Binnenland, BOOT- EN SPOORDIENST Dit blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond Advertentiën vóór 10 nar op den dag der uitgave ABONNEMENTEN en ADVERTENTIËN worden aangenomen bij de Uitgevers LANGEVELD DE ROOU, Parkstraat, Burg op Texel. aansluiting gevende BOOT van TEXEL Dagelijks 6,15; 8,15; 11,—; 3, TREIN van HELDER: 7,51; 9,18; 12,33; 4,20; 7,32. Aankomst Trein Helder. Vertrek Boot. TREIN te HELDER 8,47'; 11,40; 3,11; Zondags 9,50. BOOT van HELDER: Dageljjks 7,15; 9,30; 12,15; 4,15; Zondags 7,15; 1020; 12,15; 4,15 Men lette er wel op dat de met een aangeteekende treinen des Zondags niet rijden. Voor de uren van de boot geldt de gewone tjjd, evenzoo voor die der treinen; Men raadplege verder de door ons verstrekte Boot- en Spoordienst, gratis aan ons bureau verkrijgbaar. Aangifte ter inschrijving voor de Nationale Militie. Burgemeester en Wethouders der gemeente Texel vestigen de aandacht van hen wie het aangaat, inzonderheid van de in het jaar 1891 geboren mannelijke personen, oi van hun vader, moeder, voogd of curator, op de bepalingen der Militiewet 1901 (Staats blad No. 212 van 1901) betreffende de in schrijving voor de nationale militie, welke bepalingen zijn aangeplakt op de gemeente aanplakborden in de verschillende dorpen. Zij die tengevolge die wetsbepalingen in deze gemeente voor de militie moeten worden ingesohreven, moeten hiertoe bij hen, Burgemeester en Wethouders, ter gemeente-secretarie tusschen den len en 31en Januari 1910 worden aangegeven. Voor het doen van de aangifte ter in schrijving zal meer bepaald gelegenheid worden gegeven op DONDERDAG, den «en JANUARI 1910, des voormiddags te 10 unr. Texel, den 9 December 1909. Burgemeester en Wethouders vnd., HIDDING. De Secretaris RUIBING. BEKENDMAKING. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders der Ge meente Texel, brengen ter openbare kennis, dat op 17 December 1909, bij hen is ingekomen een verzoekschiift van G ER RIT ARIE PLATVOET van beroep werkman, wonende te Texel, om verlof voor den verkoop van alkohol- haudenden anderen dan sterken drank in de navolgende localiteit; de gelagka mer van het perceel, kadastraal bekend Gemeente Texel, Sectie D. No. 1884, plaatselijk gemerkt B 520, en gelegen aan den Schilderweg aldaar. Binnen twee weken na de dagteekening dezer bekendmaking kan een ieder tegen bet verleenen van dit verlof schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en Wethou ders inbrengen. Texel, den 17 December 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, RUIBING. J. S. DIJT, L B. 9e VOLKSTELLING. Burgemeester en Wethouders der ge meente Texel brengen, onder verwijzing naar de op de gemeetite-publicatieborden aangeplakte bekendmakingen, ter alge- meene kennis, dat dit jaar zal gehouden worden de 9e algemeene tienjaarlijksche volkstelling. Ten behoeve van deze volkstelling moeten opgaven worden verstrekt, die gevraagd worden op kaarten, welke tusschen 26 December 1909 en 1 Januari 1910 zullen worden rondbezorgd en da delijk na Nieuwjaar zullen woiden terug gehaald Het hoofd van ieder gezin, elke af zonderlijk levende persoon of de bestuur der van iedere instelling, gebouw, ge sticht of schip, waar de kaarten worden bezorgd, is verplicht voor de behoorlijke invulling zorg te dragen. Overtreding van de voorschriften be treffende de volkstelling wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste f 100. Op verzoek der Regeering noodigen Burgemeester en Wethouders allen met aandrang uit, door nauwkeurige en vol ledige invulling der kaarten tot het welslagen der volkstelling mede te werken. Texel den 9 December 1909. Burgem. en Weth. voornoemd, HIDDINGH, Burgem. RUIBING, Secretaris. PACHT. Bij de algemeene beraadslagingen over de Staatsbegrooting sprak de afgevaardigde uit Weststellingwerf, de heer Hugenholtz, over den min gunstigen toestand waarin tal van veehouders verkeeren, inzonderheid in Friesland, maar ook elders. Tengevolge van den natten zomer is het grasgewas voor een groot deel mislukt en is er dus weinig hooi binnengehaald duurt de hooi oogst in het Noorden des lands gewoonlijk 6 weken, nu was in de helft van dien tijd reeds het weinige binnengehaald wat in te zamelen viel. Het hooi is daardoor kolossaal hoog in prjjs geworden, en vele boeren, die zooveel niet kunnen betalen, hebben een deel van hun vee van de hand moeten doen, hetgeen weder vermindering van inkomsten voor de pachters en uitbreiding van werkloosheid voor de arbeiders, het allereerst voor de losse beteekent. Hier en daar, zoo deelde Spr. mede, wordt de pacht door de landheeren ver minderd moge dit goede voorbeeld door anderen worden gevolgd waar dezen zeer goede jaren hebben medegemaakt, behoeven zij nu niet hun volle recht te doen gelden. De heer Hugenholtz vroeg van de Regeering, daartoe een woord te willen medesprekenmaar bovenal wenscht hjj, dat de artikelen 1628 en 1629 van het Burgerlijk Wetboek tot dwingend recht worden gemaaktdan zouden de eigenaars beter voor hun eigendom zorgen,1 pachters en arbeiders zouden er beter aan toe zijn dan nu. Natuurlijk heeft de Regeering den Spr. niet onbeantwoord gelaten. Maar wat zij bij monde van den Minister Heemskerk, gezegd heeft, beduidt niet veel. De Minister zou het zeer lofwaardig vinden, als meer landeigenaren overgingen tot pachtkwijt- schelding, maar bij di6 uitspraak moest Z. Exc. het laten. Van den tweeden wensch, betreffende de genoemde wetsartikelen, vernamen wij niets. En toch is dat wel een punt, dat de aandacht verdient. Artikel 1628 dat betrekking heeft op huur van land voor meerdere jaren, en waar het dus hier het meest op aankomt,— ziet er wel wat vreemd uit. In zijn geheel luidt het aldus „Indien bij eene huur voor verscheidene jaren, gedurende den huurtijd, de geheele of de halve oogst van een jaar, door onvermijdelijke toevallen, is verloren gegaan kan de huurder eene vermindering dor huurpenningen vorderen, ten ware hij door den oogst der vorige jaren reeds mogt zjjn schadeloos gesteld. „Indien hij niet schadeloos gesteld is, kan de begrooting der vermindering van de huurpenningen niet geschieden, dan op h6t einde van de huur, wanneer het genot van alle de jaren tegen elkander wordt in vergelijking gebragt. „De regter kan niettemin den huurder toestaan om voorloopig, naar mate van het geleden verlies, een gedeelte der huurpen ningen in te houden." Werd alzoo, na een vergeefsche poging, door een huurder aangewend om bij min nelijke schikking, op grond van misgewas door natuurlijke oorzaken, die den gewon nen oogst tot op de helft hebben verminderd, een civiele actie tot proportioneele verla ging van den huurprijs voor dat jaar ingesteld, -r- wij herinneren ons geen geval waarin dat is geschied, dan zou, al vorens tot toewijzing van den eisch wordt overgegaan, onderzocht moeten worden, of in een der vorige jaren, binnen denloopenden pachttermijn vallende, de oogst zoo ver boven den gemiddelden is geweest, dat de meerdere opbrengst voldoende het tekort dekt van dien, waarvoor de vermindering is gevraagd. Wordt die vraag ontkennend beantwoord, dan kan de eisch toch nog maar voorwaardelijk worden toegewezen, wijl moet worden afgewacht of wellicht een later jaar weer zoo voordeelig uitvalt, dat het een geheele of gedeeltelijke ver goeding van de vroegere schade veroorzaakt. Men gevoelt, dat dit een lastige proce dure zou geven, en het kan geen verwon dering baren, dat er een zoo zeldzaam gebruik van het in art. 1628 B. W. toege kende recht wordt gemaakt. Daarvoor is nog een andere reden, o.a.| ook aangevoerd in de onlangs te Heerenveen gehouden vergadering van leden der Friesche Maat schappij van Landbouw. Van het behandelde in die bijeenkomst lezen wij, dat er ge sproken werd over het risico van een misgewas, hetwelk tot dusver geheel voor rekening van den huurder komt Wel wordt in het Burgerlijk Wetboek de verhuurder daarvoor aansprakelijk gesteld, maar in de huurcontracten wordt in den regel het desbetreffende artikel uitgeschakeld. De ter vergadering aanwezigen achtten dezen bestaanden toestand onbillijk, on rechtvaardig en in strijd met de wet. Besloten werd zich te wenden tot het hoofdbestuur met het verzoek een beweging te beginnen om te bewerken dat voortaan deze uitschakeling ophoude. Tot zoover het bericht. Men wil er dan op aansturen dat aan de artikelen, betref fende pachtvermindering tengevolge van buiten de schuld des landgebiuikers inge treden, gewone oorzaken en met uitsluiting van buitengewone, als daar zijn oorlog, of overstroomingen waaraan het land niet gewoonlijk onderworpen is, een zoo bindende kracht wordt verleend, dat overeenkomsten in strijd met deze bepalingen aangegaan, nietig worden verklaard, welke over eenkomsten tot nog toe in de hand worden gewerkt door de slot-alinea van art. 1632 „tenzij de huurder alle, zoo wel voorziene als onvoorziene toevallen h6bbe op zich genomen.* Waarschijnlijk achten wjj de vervulling van dien wensch niet, althans in den eersten tijd. Eerstens op grond van de moeilijkheid waarmede zelfs kleine wijzigingen in be staande wetten te kampen hebben. Doch de vraag rijst, of de belanghebbenden daarmee geholpen zullen zijn. Al is het recht tot het eischen van de bedoelde schadeloosstelling boven allen twijfel ver heven, is het dan niet te verwachten dat men zich meer dan tweemalen zal bedenken, alvorens er gebruik van te maken, gezien de bovenvermelde bezwaren van taxatie van vroegere en afwachting van latere oogsten Reeds d6 minder nauwgezette boekhouding, waarmede men zich nog gunstige uitzonderingen buiten beschouwing gelaten, in het landbouwbedrijf verge noegt, en die dus het constateeren van vroeger verkregen resultaten zeer bemoeie- lijkt, zullen de pachters in het algemeen het niet veiliger achten, een beroep te doen op db welgezindheid en het billijkheids gevoel van den landheer, dan hem in het harnas te jagen door een eisch in rechten, die missohien zal kunnen worden toege wezen, maar dan ook een ontstemming veroorzaken die op de vernieuwing van de pacht, na afloop van den bestaanden, van ongunstige uitwerking kan zijn Men houde rekening met den feitelijken toestand, namelijk met dezen, dat bij het vacant komen van een boerenplaats de mededinging groot is. Landheeren, die niet uitsluitend het oog gericht hebben op hun eigen belangen, maar er ook prijs op stellen werkzame, spaarzame pachters lang te doen blijven op den grond dien zij bebouwen, zijn er gelukkig meer, dan die den uitersten penning vorderen en een minimum van rechten willen toestaande eersten zullen niet weigeren een eerlijke schikking aan te gaan zonder dat de rechter er bij te pas komtvan de laatsten kan verwacht worden dat zij met den huurder, die tegen hen een vonnis tot toekenning van schadeloos stelling heeft uitgelokt, bij de eerste de beste gelegenheid de betrekking zullen afbreken. Het hier te lande heerschende pachtstelsel is lijdende aan vele gebreken, die reeds jaren lang zijn in het licht gesteld, tegen welke men ijverig zoekende is naar middelen van herstel. De afwezigheid van bepalingen, die korte huurtermijnen uitsluiten, die den huurder wiens contract afloopt eenige zekerheid van vernieuwing verschaffen, die hem schadeloosstelling waarborgen voor verbeteringen, in den loop van den huurtijd aangebracht, wordt van onderscheiden zijden betreurd, tot dusver met gering resultaat. De hier besproken wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek schijnen ons toe te zijn een lapmiddel, waarmede niet zal worden bereikt wat er van gehoopt wordt de toestand zal er mee blijven, zooals hij is. Verbetering kan verwacht worden van pachtvoorwaarden, die het bedrag van de huur uitdrukken in procenten van de op brengst van het land. Dan zijn eigenaar en pachter gezamenlijk belanghebbenden, pro- fiteeren beide van het goede, lijden beide van de slechte jaren. Het komt ons wen- schelijk voor, naar hervorming in die richting te sturen. Den landbouwers zjj dan ook op het gemoed gedrukt, dat zij zich hebben toe te leggen op een juiste boekhouding, die eenvoudig kan zijn inge richt en niettemin een zuiver beeld kan geven van het bedrijf. Ook, al zijn wij nog niet op het punt, de nieuwe verhouding tusschen eigenaar en boer in de wetgeving te zien vastgelegd, kan dat om andere redenen nuttig zijn. West-Friso. (Overgenomen uit de „Purm. Crt.") TEXEL, 18 DECEMBER 1909. De Bootkwestie. De bootkwestie is opgelost en zeker op afdoende wijze. Voor zeer velen kwam die mededeeling hoogst onver wacht, doch niettemin zeker wel tot veler bevrediging. De bladen, welke vroeger de bootkwestie in hunne ko lommen opnamen, zijn thans niet achter gebleven nu de oplossing er van te vermelden, met of zonder nadere be schouwingen slechts boven enkele dier berichten zagen wij vermeld „den strijd opgegeven." Wij verheugen ons er over dat de strijd op zoodanige wijze is beslist en alzoo voorgoed van de baan is. De goede naam welke Texel zich eerst verwierf door hare solidariteit bij het begin der kwestie, begon later wel even gevaar te loopen door de praatjes welke rond gingen over de dwang welke op het reizend publiek werd uitgeoefend om van onze boot gebruik te maken. Die praatjes, welke elders de ronde deden en zeker weieens overdreven waren, brachten niettemin een schaduwzijde te weeg en deden gevaar ontstaan om de aanvankelijke sympathie te doen ver minderen, hetgeen niet in ons voordeel zou zijn geweest. De oplossing zooals ze thans heeft plaats gehad, zal ongetwijfeld er toe TEXELSCHE COURANT. Abonnementsprijs per 3 maanden. Voor de Borg 30 Cts. Franco per post door ge heel Nederland 45 Cts. Naar Amerika en andere landen met verhooging der porto's. Prijs der Advertentièn. Van 1 tot 5 regels 30 Cts. Iedere regel meer 6 Ct. Groote letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Bewijsnummers 2 Cts. per nummer. O

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1909 | | pagina 1