BIJVOEGSEL van de Texelsche Courant van Zondag 16 October 1910.
De Verloren Zoon.
Uitg. Firma Langeveld De Rooij,
FEUILLETON.
Nathalie van Eschstruth.
door
13.)
Mevrouw ven Ries zweeg, boog het hoofd
en ging. Zjj wist, hoe hare dochter was.
En die moest zich beraden of zo onergio
genoeg had een overmoedigen knaap te
regeeren.
Intusschen stond Malwine bij het raam.
Haar zou de bruidstooi sieren. Ze zou
echtgenoote worden en moeder over kin
deren die de hare niet waren. Hoe heel
anders, hoe koud en kalm ernstig was nu
het licht, het aangezicht der maan. Die
vroegere Meimaand, welke haar zoo'n
lachende geluksgroet had gebracht, was
lang reeds voorbij 5 't is nu herlst en het
toenmaals zoo intens gelukkige jonge
meisje is eene koole, fiere, sterke vrouw
geworden. Malwine tracht de herinnering
van zioh te zetton en stelt zich de vraag,
of ze de positie van gravin von Abensberg
naar behooren kan innemen en zoo noodig
een weerspannigen knaap kan doen ge
hoorzamen. En zij is 't met zichzelven
eens, zij kan het.
Geen zweem van aandoening, allerminst
van tegenopzien, rijst bij haar op.
De Commissaris van Zijne Majesteit zal
in haar vinden, wat hij zocht.
Haar liefde, haar hart vroeg hij niet
die kon zij ook niet geven, wat hij
wenschte, haar plichtbesef, hare moreele
kracht, hare toewijding, die zou hij hebben.
En wat voorbij was, daar wilde ze niet
meer aan denken.
Een half uur later klonk de blijde,
tevreden lach van den majoor door het
heele huis.
Heb ik 't niet altijd gezegd,dat Malwine
nog eens den hoofdprijs zou trokken?riep
hij juichend uit. Nu, die begint als gravin
en echtgenoote van een commissaris des
konings, heeft stellig niet te klagen over
carrière.
Mevrouw von Ries schreef ofschoon
bevende van opgewondenheid, aan graaf
von Abensberg, dat hij welkom zou zijn
on zijn persoonlijk bezoek gewacht werd.
En toen de brief, voorzichtigheidshalve
aangeteekend, door den majoor naar de
post was gebraoht, toen begon er in huis
een geloop en gedraaf, een gepoete en ge-
schuier, dat de dienstboden niet wisten,
hoe zij het hadden en verwonderd vroegen
of er soms een groot feest op handen was.
Aan eene verloving dachten zij allerminst.
Twee dagen later kwam de aanstaande
van Malwine, eene indrukwekkende per
soonlijkheid, met ietwat grijzend haar,
zenuwachtig en overspannen, deftig, net
en flink.
Het engagement werd publiek gemaakt
en heel de stad was het er over eens, dat
de commissaris des konings een uitstekende
keuze gedaan had.
HOOFDSTUK Y.
Op de groote en breede treden voor de
stoop voor het oude gouvernementshuis,
stonden de bedienden van den graaf, in
groot livrei, en het vrouwelijk personeel
in Zondagskleeding te wachten op de pas
gehuwden, die met den avondtrein zouden
komen.
Een groot transparenten „WELKOM"
een massa slingers van dennegroen,
heesters en palmen versierden den ingang
en de gesmeed ijzeren lantaarns wierpen
een helder licht op de twee wapenschilden
die met blauw en wit vlaggedoek omlijst
waren, ten teeken dat weder eene gravin
als echtgenoote van den graaf aan het
hoofd des huizes kwam te staan en daar
mee een nieuw tijdperk voor dat aloude
huis aangebroken was. Of dat tijdperk
goed of jammerlijk zou zijn, wie kon
dat voorspellen.
Terwijl het bediendenpersoneel fluiste
rend sprak over wat de toekomst nu geven
zou, ging een knaap over de gaanderij
boven, die rondom de breede trap liep.
Gütz von Abensberg maakte gebruik
van het oogenblik dat zijn gouverneur weg
was, die op zijn horloge gezien en zijn
courant opgevouwen had en juist tien
minuten voor don tijd op was gestaan om
zich te gaan verkleeden voor de feestelijke
ontvangst.
Gütz moest intusschen zijn latijnsche
lessen overleeren, maar zag daarvan de
noodzakelijkheid niet in, deed de kamer
deur voorzichtig open en zacht de halve
gaanderij omloopende, kwam hij eenige
stappen de trap af om eens te hooren wat
„men" daar beneden wel zoo wist te ver
tellen van zijn nieuwe mama.
De armen om de leuning geslagen en
het hoofd zoover mogelijk voorover, hoorde
hij toe.
Gütz von Abensberg was een opvallend
flink opgegroeide jongen, slank en aan
vallig, beslist en vlug in al zijn bewegingen
een type van een oudadelijken jonker.
Opmerkelijk mooi was zijn geheele
gelaat, waarin twee diepdonkere oogen,
die onmisbaar zijn onstuimig karakter ver
rieden, dat reeds veel moeite en zorg
gekost had aan wie met zijn opvoeding
belast waren geweest.
Levendig tot opgewondenheid toe, gees
tig tot goedmoedigen spot en soms bijtende
ironie, onbuigzaam en heftig dweepend met
alles wat hem interesseerde en flegmatisch
tot traagheid toe, wanneer hem iets ver-
verveelde dat was Qötz von Abensberg,
de wanhoop van zijn onderwijzers maar
die des ondanks toch veel van hem hielden,
zooals allen die met hom te doen hadden.
Ja hij kan allerliefst zijn, als hy maar
wil, zei de bonne van Anna Katrine en
nam lachende altijd zijn partij, als men
over hem klaagde, want zoo lief en op
lettend en hulpvaardig was hij voor zijn
zusje, als mogelijk was en voor mademoi
selle zocht hij de mooiste rozen. In eene
opwelling van goedhartigheid gaf hij al
zijn zakgeld weg, als hij een ongelukkige
zag, terwijl hij, zag hij oen armen en
ziekelijken knaap, dien zonder bedenken
zijn liefste speelgoed gaf. In zulke oogen-
blikken ontplooiden zich de anders trotsch
opgetrokken lippen en gaven hartelijkheid
en vriendelijken zin te kennen, terwijl zijn
diep donkere oogen zoo goedig welwillend
straalden, dat iedereen er door getroffen
en aangetrokken werd. "Wat kwam het
er bij zulke gelegenheden op aan of Götz
zijn lessen goed had gekend of met een
troepje jongens stil was meegegaan om in
het bosch te spelen of op verboden plekken
te visschen.
Het geheele personeel van'de ouderlijke
woning en van zijn vaders goederen was
eenstemmig van gevoelen dat de jonge
graaf, wel wat opvliegend en wild was
en allerminst gecommandeerd wilde worden
maar toch een bovenste beste jongen was.
Op de stoep en in de corridor scheen
men het over de nieuwe mevrouw |gehad
te hebben of zij gemakkelijk was al
dan niet, want Greta, het kamermeisje, zei
zoo snibbig mogelijk: Mijn tante kent haar
heel goed en schreef me juist dezer dagen
dat ze mij met de verandering, die hier
zou komen, niet leliciteeren kon. Bij de
familie von Ries diende men liever niet
het ging er toe als in een kazerne alles
op commando. En de freule, die nu onze
mevrouw wordt, was verduiveld scherp en
streng.
(Wordt vervolgd.)