BJIBLAD van de Texelsche Courant van Zondag 4 December 1910.
üitg. Firma Lange veld De Rooij.
De Verloren Zoon.
FEUILLETON.
Nathalie van Eschstruth.
door
27.)
Wel, natuurlijk, tantelief
De gravin zet ziek op de kleine ouder-
wetsche sofa en laat haar niobtjo naast
zich plaats nemen. Het ruischen van haar
geplooid zijden japon klinkt vreemd in
dit eenvoudige meisjeskamertje, thans ver
vuld met een sterken geur van „Bouquet
Hessalina", het geliefkoosd parfum der
gravin, die met zachten druk van hare
met fonkelende ringen getooide handen,
het jonge meisje al dichter tot zich trekt.
Hoor eens, kleine! zegt ze zacht, ik heb
iets zeer ernstigs met je te besproken. Ik
vind het geen gemakkelijke taak, maar
moet het toch doen, want ik draag een
groote verantwoordelijkheid en we mogen
ons door geene valsche schaamte laten
terughouden, waar de naastenliefde ons tot
helpen roept.
Flavia kijkt, half verschrikt door die
inleiding, op, maar de gravin laat haar
geen tijd om iets te zeggen en vervolgt
Ge hebt wel gezien dat mevrouw von
Abensberg bij me geweest is, maar hebt
ge ook gezien, hoe haar de tranen in de
oogen stonden Ach Flavia, die arme
vrouw is zoo diep bedroefd, zoo erg on
gelukkig, en evenzoo haar beste man
Wat ik u zeg, kindlief, is in bet volste
vertrouwen dat ge er met niemand over
zult sprekeü.
Tante
Laat me uitspreken, Flavia. De von
Abensbergs gaan onder groote zorgen
gebukt. Ge weet dat hun oudste zoon,
Götz, bij de garde-cayallerie te Berlijn is?
Ja tante.
Over dien zoon zijn ze in groote zorg
en angst. Hij is een zeer knap en inden
grond van zijn hart een bost mensch,
maar hij is helaas in verkeerde kringen,
in slecht gezelschap gekomen en in hot
grootste govaar daardoor zelf diep onge
lukkig to wordon. Gij kunt begrijpen, hoe
bekommerd zijn ouders daarover zijn en
wat ze lijden, niet waar
Flavia knikt toestemmend en zuoht,
werkelijk geroerd, maar ze had wel ver
wonderd willen vragen, waarom tante juist
baar dat vertelde.
De gravin voorkwam die vraag.
De diepbedroefde ouders zijn ten einde
raad, hoe ze hun kind weer op den goeden
weg zullen brengen. Want nog is het
tijd, nog is zijn hart onbedorven, maar hij
wankelt in den zwaren strijd tusscheu
plicht en wat hem bederven zal. En zoo
is ten leste de gravin op eene gedachte
gekomen, die ze mij vanmorgen raadvra-
gend is komen vertellen. Ze wenscht voor
haren zoon een goedhartig liefderijk meisje
te vinden, die zijne vrouw zou willen
worden om hem op den rechten weg terug
te brengen. En hare keuze is op u ge
vallen, lieve Flavia
Op mij
Uit dien uitroep sprak de grootste sohrik.
Ja, op u.
Haar tante
Schrikt gij daarvan
Het joDge meisje had het gelaat in de
handen verborgen.
En op die manier zóó zou ik moeten
trouwen Onmogelijk tante dat is ai-
schuwelijb. Dat zou zijn de eene zonde
op de andere stapelen.
In hoeverre? Zoudt gij't zonde noemen
om naar 't ziekbed van een stervende te
gaan en door opoffering van het uwe zijn
Jeven te redden
Neen dat niet.
En hoeveel hooger staat niet deze taak.
Ziet go zelf niet in, dat deze roeping
duizendmaal gewichtiger is Gemakkelijk
zal uw taak niet zijn, dat is zeker, want
zij vereischt nameloos geduld en zelfver,
loochening en zelfopoffering. Flavia, de
eenige hoop der arme ouders is op u ge
vestigd.
Tanteen Flavia stond op, doods-
bleok, met koortsachtig schitterende oogen,
maar met een uitdrukking van vastbera
denheid op 't gelaat. Ik dank u en de
von Abensberg voor het groote vertrouwen
in mij gesteld, maar ik zeg u eerlijk, dat
gij mijne krachten hebt overschat. Ik ben
bang voor een lichtzionigen man en ik
voel geen kracht en moed genoeg om die
levensstormen te trotseeren en tegen dien
stroom op te roeien. Wat u van mij ver
langt, eischt niet alleen vroomheid en
geduld, maar vóór alles liefde, die alleen
geven een vrouw kracht zich voor een
man op te offeren. Ik kon graaf Götz te
weinig. Ik weet niet of hij mij sympathiek
is, laat staan mij eenige gonegenheid of
liefde zal inboezemen. Voor een man, dien
ik liefheb, wil ik alles, alles opofferen
sterven als 't moet. Maar na alles wat
u mij van hem vertelt, lijkt Götz mij geen
man voor mij.
Oordeel niet te hard, Flavia! Nog is
graaf Götz geen verlorene en 't is juist
uw heilige taak, dat te voorkomen, uw
invloed moet dien anderen, die hem ten
verderve voert, te niet doen. Begrijpt gij
rnjj nu
Ik verlang thans geen beslissend ant
woord van u. Ge moet graaf Götz eerst
leereu kennen en zien of in uw hart ook
iets voor hem gaat .spresen. Een offer,
dat niets kost, is geen offer meer.
Daarop ging gravin Heinau de kamer
uit om Flavia aan hare eigen gedachten
over te laten en liet met opzet het portret
van Götz op de tafel liggen.
Flavia bleel onbeweeglijk staan. Een
doodelijk bleek en een donkeren blos
kleurden afwisselend hare wangen. Zij
was ontdaan, ontsteld.
Haar hart klopte, als van een hulpeloos
fladderend vogeltje.
De woorden der gravin hadden niet na
gelaten een diepen indruk op baar te maken.
Helpen, verplegen, redden, zich vol zelf
verloochening wijden aan 't welzijn van
den naaste dat was het ideale doel
waarnaar zij streefde. Zij had zich dit echter
anders voorgesteld. In gedachte zag zij
zich aan ziekbedden staan, wonden ver
binden, armoede verzachten en smarten
lenigen, nu echter verlangde men van haar
geen practisch samaritanenwerk, maar
een geestelijken arbeid, te midden van
rijkdom en weelde.
Flavia richtte zich hoog op en strekte
als afwerend de handen uit. Neen, dui
zendmaal neen. Zij heeft geen krachtt
geen zelfverloochening genoeg voor een
levenstaak, die zooveel verantwoording
met zich brengt.
O, wat had zij zich dat heel, heel anders
voorgesteld, als zij eens trouwen zou
„Nur der hsrrlichse von allen", een man,
zoo edel, zoo onberispelijk, zoo hoog staande
dat zij de handen zou kunnen vouwen en
tot hem opzien, als tot een hooger wezen.
Zoo had zij zich hem gedacht, wien zij
eens zou toebehooren, in ruime mate be
deeld met alle mogelijke deugden en goede
gaveD, edelmoedig, lidderlijk, Lohengrin
gelijk, het ideaal van alle meisjesdroomen
Welk een kalm bestaaD, zonder zonde
of berouw, had zij zich aan zijne zijde ge
droomd, een leven, waarin geen enkelo
wanklank werd vernomen vol vrede, har
monie en licht.
(Wordt vervolgd).