Bijblad van de Texelscbe Courant van Zondag 10 Nov. 1912. No. 2620. 1Uitgave Firma Langeveld de Rooij. FEUILLETON. DOODGEZWEGEN. INGEZONDEN STUKKEN. dook L. HAIDHEIM. 24.) Dan kwam die lange kurassier langs hem heen, hem zoo hard toeroepende dat iedereen het hoorde„graaf Ruscow dat was een schurkenstreek." Maar weg mat die zenuwachtigheid alleen het gevolg van eigen opwinding. Werk had hij noodig werk was de •weg tot invloed en eer! Hij wilde een rol spelen, de staatsraad wensohte dat evenzeer als hij. Niemand vroeg Willa naar haar stille smart. Fluisterend vertelde men elkaar dat 't om dien ongelukkigen Klarenberg was, die in 't krankzinnigen gesticht zat, en die soms zoo onmeedoogende wereld toonde haar deelneming in de stomme smart van 't zoo algemeen beminde meisje door duizenderlei kleine vriendelijkheden, die een lijdend hart niet kwetsen konden. 't Arme kind voelde nauwelijks en als dit wel eens het geval was, dan kostte het haar de grootste moeite om bij haar dank baren blik niet in tranen uit te barsten. Al hare gedachten tobden steeds ruste loos over die eene vraag: door welke toe vallige samenloop van omstandigheden was Ulrich's ongeluk ontstaan Dezo pijni gende gedachte werd door het samenzijn met mevrouw Klarenberg steeds wakker gehouden. Deze vergenoegde zich echter niet met tobben, maakte zoodra Ludwig's toestand verbeterde, allerlei plannen, die toch niet te verwezenlijken waren, daar .zij noch de getuigen der catastrophe kende nooh 't durfde wagen met wie ook dat verderfelijke thema aan te roeren. Zelfs majoor Feedern kon nauwelijks den eon of anderen naam noemen, daar hjj als een vreemde door zijn vriend was binnengebracht en in een andere kamer aan het gowone hombre partijtje had deel genomen. Van alle gezichten die de majoor dien avond om de speeltafel had gezien, hadden weinigen hem belang ingeboezemd. Door de hooggespannon opwinding had hij de gezichton geheel vergeten. Behalve die lange kurassier, met zijn joviaal gezioht, zou h\j niemand met zekerheid meer her kend hebben en juist dien zag hij nergens meer, hij was zeker met verlof. Allen waren dus machteloos. Zelfs de generaal was diep ontstemd daar hij geen middel zag, om de bolofte aan de geliefde van zijn dochter gedaan, gestand te doen. Hen stond tegenover een raadselachtig, verraderlijk noodlot, tevergeefs vorschend naar de oorzaak van dit duister onheil. En wat voor vader en moeder het smar telijkst trof, dat was 't zich telkens her halend vaste besluit van Willa om den geliefden man trouw te blijven, nu hij door allen verlaten haar trouw zoo noodia: had. Zij sprak er niet veel over, alleen luis terde zij met angstige vleiende blikken als de zaak werd besproken. „En zoo zal ons lief kind wegkwijnen, en wij kunnen er niets tegen doen" klaagde de moeder. Willa's gansche belangstelling was op de Klarenberg's gevestigd. Voor Ulrichs moeder was haar geen weg te lang, geen moeite te groot. Terwijl zij zich tot de echte dochter van de ongelukkige vrouw maakte, smeekte zij haar eigen moeder on> toch niet boos, niet jaloersch to zijn. Ach, hoo was dat bij de dubbele liefde die Willa haar betoonde mogelijk geweest en met de gevoelige natuur die zij bezat, vond die vrouw de ware weg, tot vereffe ning, door zich ook zelf bij mevrouw Klarenberg aan te sluiten. Terwijl deze Ludwig niet wilde verlaten maakte Willa met het jonge dienstmeisje door haar moeder voor mevrouw Klaren berg gehuurd, en de noodige werkvrouwen, de nieuwe woning in orde. Dat werk gaf baar verstrooiïag en ook elk oogenblik het gevoel er Ulrioh liefde door te bewijzen en toen zij op een der dagen het vriendelijke gezicht van Elise nat van tranen zag en naar de reden daarvan vragend, ten antwoord kreeg, dat haar vrijer, een klerk, tot den militairen dienst was opgeroepen, en nu voor drie jaar naar de Russische grenzen moest, sprak zij het bedroefde kind zoo hartelijk toe, dat deze zoo diep de warme deelne ming voelend, haar hartelijk de hand kussend uitriep: „Och, 't is heel slecht van me freule, u is zooveel ongelukkiger dan ik, en ik laat me door u troosten. 't Was of een ijzeren vuist Willa in 't hart greep. „Wat weet jij van mija ongeluk, meisje?" riep Willa ontsteld, toch niet van plan het tegen te spreken. „Aoh freule, wie weet dat niet ver geef het me, dat ik 't aanhaalde, ik meen 't niet kwaad, een geliefde vriend in het krankzinnigen gesticht te hebben, is toch harder dan in Rusland, of tenminste ver weg," riep Elise, opnieuw met tranen in de oogen, uit medelijden met die arme dame. Wordt vervolgd (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) AAN EENE ZWAARBEPROEFDE FAMILIE. 'k Lijd met u mee bedroefden, Ik deel in 't bittere leed, En 'k zie u zwaarbeproefden In 't sombere zwarte kleed 't Is nog geen jaar geleden, Sinds 't eerste offer viel, De slag bracht, trotsch uw beden, Een wonde in uw ziel Daarr.a een tweede en derde, Werd u van 't hart gerukt; Was t wonder? Neen, toen werden Uw harten neergedrukt. En nu voor korte dagen. Stierf eene lieve Neef! Hij werd naar 't graf gedragen. Dat immer roept: ////Geef! Geef!// Wel hebt ge stof tot klagen, Bij zulk een bitter leed, En 't viel u zwaar te dragen, Was er geen troost gereed. Want zie, er leeft hier Boven Een God, die ja, beproefd, Maar die, ge moogt 't gelooven. Uit //plaaglust// nooit bedroefd. Wie, wie kan Zijn wil doorgronden, Wie legt ons Zijn daden uit? Wie begrijpt bij alle wonden 't Ondoorgrondlijk raadsbesluit? Wilt in 's Vaders doen berusten, Wilt niet morren, doch wees stil Bij de lasten, bij de lusten, Steeds is 't heilig wat Hij wil 1 Wilt toch naar het waarom niet vragen Geloof alléén en heb geduld. Eens op den laatsten aller dagen, Wordt ieder raadsel u onthnld. Ja gelooven, stil berusten, Leg u bij Gods daden near, Eenmaal aan de zaal'ge kusten, Vindt ge ai uw dierbren weer. Dan, bij al wat u ontvalle, Hoe 't u ook op aarde ga, Zal bet uit uw monden schallen //Soli, Deo, Gloria Nieuwendam, Nov. 1912. A. A. KOOPMAN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1912 | | pagina 4