Bijblad van de Texelsche Courant van Zondag 16 Feb. 1913. No2647.
IJitg. Firma LANGE VELD DE ROOIJ.
FEUILLETON.
DE DOCHTER VAN DEN OVERSTE.
Een verhaal door P. A. BUIS.
Nadruk verboden.
4.)
Tien jaren had hij op de eerste-luite-
nantsepauleften moeten wachten, en toen
deze eindelijk zijn schouders versierden,
■was ook het oogenblik gekomen, waarop
hij zijne dierbaarste wenschen zag ver
wezenlijkt. Eene vrouw, die hem met hart
en ziel lielhad, met welke hij zich zoo innig
gelukkig zou gevoelen, had zich met hem
verbonden, doch. helaas slechts een tiental
jaren had hij dat geluk mogen smaken.
Drie kindoren had hij achtereenvolgens
ten grave zien dalen, en toen de hoop op
een vierde kind eindelijk vervuld was ge
worden, had het aan zijn gade het leven
gekost.
Was het wonder dat hij innig gehecht
was aan het kind, dat hem nu alleen restte
en dat hij al zijne krachten wijdde aan de
opvoeding van zijn dochtertje?
Hij had geweend bij het steribed van
zijne vrouw, zooals een kind weent bij het
verlies van zijne moeder, en toen eindelijk
de zware slag gevallen was, had eene
dreigende ziekte hem op het krankbed
geworpen en had hij dagen lang met den
dood geworsteld. Dat alles had een ge-
heelen omkeer in zijn leven teweegge
bracht; hij, vroeger zoo jolig, zoo uitge
laten vroolijk, soms zoo driftig en heet
hoofdig, was bedaard en kalm geworden,
als ware hij eensklaps ouder geworden.
Geen uitbundige vroolijkheid, maar ook
geen de minste zweem van drift beheerschte
hem meer. Vriendelijk en voorkomend
voor een ieder, had hij tevens zijne edele
zucht naar rechtschapenheid behouden
zijn plichtbesef was niet veranderd en nooit
had het leger grootsch kunnen wezen op
humaner chef dan hij was. Hij had ge
leden maar hij had ook leeren lijden en
deed daarbij al wat hjj kon om daar waar
geleden werd troost te bieden maar met
dit alles was hij niet de rechte man op de
rechte plaats. Niet van natuurlijk verstand
verstoken, had hij echter nooit uitgemunt;
zijne keunis was gewoon, al had hij in
velerlei zaken een helderen blik. Bekend
met de gebreken die maatschappij en leger
aankleven, was hij echter de man niet om
het kwaad met forsche hand tegen te gaan.
Met zijn drift was ook zijn voortvarend
heid geweken hij vreesde te zeer met de
schuldigen ook de onschuldigen te treffen
en durlde geen offers to eischen voor de
noodzakelijkheid. Slechts in kleinen kring
had hij eenig nut gesticht, voor de maat
schappij was hij te zwak en hij was
overste geworden
Een tweetal jaren was hij nu te Daal
huizen, waar hij een depot-bataljon com
mandeerde veel was er wat hem griefde,
zoowel de weinige medewerking van zijne
onderhoorigen als de onbegrijpelijke inzich
ten van het legerbestuurhad hij meer
wilskracht getoond, wellicht waren dan
vele bezwaren overwonnen geworden nu
was hij, hoewel op de handen gedragen
door zijne soldaten, niet wat hij eenmaal
had willen zijn.
't "Was half twaalf toen een lichte tred
in de gang werd vernomen; de deur ging
open en Marie ijlde naar haren vader.
„Dag, papaatje, nog zeo laat op!" sprak
zij vleiend, terwijl zij haren arm om zijnen
hals sloeg en hem een kus op het voor
hoofd drukte.
„Ja, kindveel genoegen gehad en
terwijl hij haar met oogen vol geluk en
liefde aanzag, zette zij zich op zijne knieën
en liet hot hoofdjo op zijnen schouder,
rusten.
't Was een groepje der teekenpen over-
waardig do vader, die op dat oogenblik
alle zorgen en beslommeringen kon ver
geten, oui zich zoo innig gelukkig te ge
voelen in hot bezit van ziju eenig kind;
de dochter met den levenslust op het
frissche, jeugdige gelaat, de donkore oogen
schitterende van geluk en teederlijk op haren
vader gevestigd. Een zoeto glimlach
speelde om de kersroode lippen van haar
schoon gevormd mondje, terwijl zij hare
poezelige hand langs zijn voorhoofd streek
als om daarvan de diepe rimpels te ver
drijven.
Zooals zij daar zat met dat innemend
vroolijk gezicht, die blonde lokken, wolke
in lange rijke krullen langs den huls af
hangen, dat fijne neusje en die welge
vormde kin, was zij het evenbeeld van
hare moedermaar als zij stond en hare
houding, zoo fier en indrukwekkend, des
te beter liet uitkomen, dan deed zij voor
zeker aan haren vader denken, toon deze
nauw de jongelingsjaren achter den rug
had.
„Je bent stout geweest, kindje!" zei de
overbte op een vroolijk ernstigen toon,
„waarom tante nu niet gezegd, dat je van
avond uitgingt?"
„Miju hemel! was tante daarover nu al
weer gepiqueerd, dat is toch waarachtig
zoo erg niet."
„Tante hoeft het heel erg opgenomen.
Heusch, ik had zoo gaarne dat de verhou
ding tusschen u en tante wat beter ware.
Tante heeft er over gesproken om heen
te gaan."
Wordt ventlgd.)