Bijblad van de Texelsche Courant van Zondag 4 Mei 1913. No. 2669.
Uitg. Firma Langeveld de ïtooij.
FEUILLETON.
DE DOCHTER TAN DEN OVERSTE.
I
Een verhaal door F. A. BUIS.
Nadruk verboden.
25.)
„Neen, waarlijk!" riep Marie uit, du
werkelijk kleurend, „je maakt gevolgtrek
kingen die heel overdreven zijn, ijr geloot
niet dat daartoe reden is. Van mijne zijde
heb ik niet de minste aanleiding gegeven,
en het zou mij ten hoogste verwonderen,
indien iemand anders dat zou hebben
gedaan."
„Zou het je zoo verwonderen, dat van
Meerwijk een goed oogje op je hadt?"
vroeg mevrouw Sanders.
„Dat zou me zeker verwonderen; maar
ik geloot niet dat het ook in de verste
verte het geval is. Ik ben altijd heel wel
met Karei geweest, dat is alles! Neen,
Louise, zeg me nu eens eerlijk: heb je
wat anders gedacht?" riep Marie uit,toen
zij zag dat mevrouw ongeloovig glimlachte.
„Eerlijk gezegd, ja," antwoordde Louise,
„je hebt me wel nooit iets bijzonders om
trent van Meerwijk geschreven, dan alleen
dat ik nu en dan van je hoorde, dat je
hem veel ontmoette wanneer hij te Daal
huizen wasdoch toen San van de week
uit de sociëteit kwam en vertelde, dat van
Meerwijk zoo belangstellend naar je had
geïnformeerd, en toen hij daarbij van avond
dadelijk bij het begin van de pauze bij
ons kwam en zoo bijzonder veel aandacht
aan je schonk, terwijl dat Erdman, die u
in uw gesprek scheen te storeD,zoo droogjes
door je werd behandeld, zie, toen dacht
ik werkelijk, dat de zaken van van Meer
wijk zoo kwaad niet stonden."
„Je hebt je dan geheel en al vergist.
Ik kan je op mijn woord betuigen, dat ik
in 't geheel niet bemerkt heb, dat Karei
bijzonder veel notitie van mij nam."
„En als je dat dan eens bemerkte?"
vroeg mevrouw weer.
„Wat een dwaasheid!" riep Marie uit,
terwijl zij nu bleeker was dan ooit.
„'t Is te hopen dat hij die dwaasheid
nooit mag begaan," zei Sanders ernstig,
„want 't zou me voor je spijten. Ik vind
het altijd heel treurig wanneer ik moet
hooren dat deze of'gene een blauwtje beeft
geloopenniet omdat ik zooveel van kop
pelen houd, er wordt helaas al genoeg
gekoppeld en ik zou ook niet graag ieder
huwelijksaanzoek zien aannemen, maar
ik vind het eeri te teer punt om er eenige
dagen den spotlust van het publiek gaande
te maken, waarbij daD beide partijen er
gewoonlijk niet zonder kleerscheuren af
komen."
„Er wordt zoo spoedig verteld, dat iemand
een blauwtje heeft geloopen," merkte
Marie op.
„Het publiek is op dat punt al zeer
spoedig goed ingelichtmaar, vergeet mij
die opmerking, ik vind dat het leelijk
staat om met zulke nieuwtjes te koop te
loopen."
„Dat behoeft nok niet," bracht mevroHW
in het midden „iedereen merkt het al
zeer spoedig geaoeg, wanneer een jong-
meusch, die een meisje het hof heeft ge
maakt en haar familie druk bezocht,
daarna eensklaps wegblijft."
„Buitendien weet het publiek toch zeer
goed, wat er tusschen beide partijen is
voorgevallen, en, neem me niet kwalijk,
het pleit meestal niet voor de dames, dat
zij die zaken zelf aan het daglicht brengen".
„En waarom zouden de heeren daaraan
geen schuld hebben vroeg Marie.
„Ik geloof niet," antwoordde Sanders,
„dat er een heer zal zijn, die zou vertellen:
ik heb aan die of die een blauwtje ge
loopen. Sommige dames schijnen het echter
al heel aardig te vinden als zij kunnen
vertellen, dat deze of gene door haar werd
afgewezen."
Het geschreeuw van den kleinen San
ders, die tot dusver rustig in zijne wieg
had liggen slapen, stoorde het gesprek.
„Heel erg was Marie niet met Erdman
ingenomen," zei Sanders een uurtje later
tot zijoe vrouw, toen zij alleen waren.
Marie heefc wel eens van die kleine
kuren," was hst antwoord.
VII.
Leonard Erdman was een vaderlooze
wees, die de» trots uitmaakte van zijne
reeds bejaarde moeder. Zijn vader was
ontvanger geweest op een klein plaatsje,
waar, zooals helaas wel meer het geval is
het onderwijs allerellendigst was. De
middelen hadden ontbroken om zijne kin
deren naar eene goede kostschool te zenden
hij had zich wel altijd voorgenomen om
zelf zijn kinderen het gebrek aan goed
onderwijs te vergoeden, doch hij bad, als
zoovelen met hem, daarin gefaald. Leo
muntte echter uit door bijzondere vlugheid
en het was dan ook voornamelijk daaraan
te danken, dat hij met goed gevolg zijn
examon voor do militaire academie had
gedaan; hij kreeg eon der laagste nummers
en werd dus bij de infanterie geplaatst.
Hadden de omstandigheden het anders
gewild, dan zou hij voorzeker een uitmun
tend genie-officier zijn geworden, de
verdere c xamenB hadden bewezen, dat er
veel van hem te verwachten was, nu
kwam zijn wapen niet met zijn keuze over
een, doch dat had hem niet belet om steeds
met ijver en nauwgezette plichtsbetrach
ting in zijne carrière werkzaam te zijn.
Zijn leven was niet altijd even roos
kleurig geweest. Allerlei zorgen waren
hem op de schouders gelegd, aan de
zwaarste rampen had hij bet hoofd moeteo
biodentoen hij nauwelijks officier was,
had hij zijn vader verloren, die hem niets
naliet dan, behalve eene weduwe zonder
pensioen, een tweetal broeders en eene
zuster, allen jonger dan hij.
Allerlei financieele moeilijkheden waren
hem, hoe jong nog, beschoren de opvoe
ding van zijne broeders had hem meer
zorgen gebaard dan hij ooit had verwacht;
het verlies van een oom, die hem eerst
met raad en daad had bijgestaan, had de
kroon op al die rampen gezet. Moedig
had hij gestreden om de lasten, te zwaar
schier voor zijne krachten, te overwinnen
met ongeloofelijke wilskracht had hij ge
toond, dat het hem ernst was om zijne
moeder het verlies van haar echtgenoot
zooveel mogelijk te vergoeden waar an
deren reeds lang zouden bezweken zijn,
had hij standgehoudenzegevierend had
hij eindelijk overwonnen. Hij had een
veelbewogen jeugd achter zich, maar de
jeugd van een nuttig werkzaam leven, een
leven dat reeds veel zegen had verspreid.
Sanders was de oudste en intiemste
vriend van Erdman van dezelfde studie
jaren hoewel van verschillende wapens
hadden zij reeds op de academie een
warme vriendschap gesloten, die door de
jaren nog inniger en hechter was geworden.
Wordt vervolgd.)
i