Bijblad van de Texelsche Courant van Zondag 11 Mei 1913. No. 2671. Uitg. Firma Lange veld de Rooij. FEUILLETON* DE DOCHTER VAN DEN OVERSTE. Een verhaal door E. A, BUIS. Nadruk verboden. 27.) „Wacht maar, als je haar goed leert kennen, dan zal je zien dat het een bij zonder goed vrouwtje voor je is." „Komaan, waar haal je zoo eensklaps dien lust tot uithuwelijken vandaan, of hoe ben je zoo eensklaps tot het besluit gekomen, dat ik trouwen moet, en dan nog wel bepaald met de dochter van den overste Bergers?" „Hoe of ik er aan kom, weetik waarlijk niet, maar ik heb zoo'n idee, dat als je elkaar leert kennen, je het spoedig eens zult worden en „Heb je dat soms ook aan je logeetje verteld „Spot er maar mee, Zoo'n meisje met geld „Natuurlijk is dat weer de hoofdreden," viel Erdman hem de reden„als ze geen geld had, dan zou het anders zijn." „Zeker, of ben je sedert eenige dagen tot het inzicht gekomen, dat een huwelijk zonder geld voor een onbemiddeld officier geen dwaasheid is?" „Nu weet ik waarlijk niet meer, hoe of ik 't met je hebantwoordde Erdman, die zijn schrijfbureau sloot en langzaam •pstond. „We hebben genoeg over dat onderwerp gesproken, om niet elkanders opinie op dat pnnt te kennen; je weet ook, dat ik meer eischen stel aan eene vrouw dan alleen dat zij fortuin zou bezitten, welke eiach voor zoo velen de eenige is. j „Dat het alleen door de heeren van de dames geëischt zou worden maar hoe dikwijls geschiedt het ook omgekeerd en trouwt een meisje alleen om het geld. Doch hoe vaak zijn de huwelijken, waar de vrouw een „mariage de convenance" doet, 'veel ongelukkiger dan waar de man zich tot een dergelijk huwelijk laat ver lokken, want eene vrouw kan, indien zij werkelijk liefheeft, bij den man, die niet uit ware liefde huwde, nog veel gedaan krijgen. Maar al ware dat zoo niet, het huwelijk waar de vrouw om het eens plat uit te drukken zich niet aan het geld verkocht, is vaak niet zoo rampzalig als dat, waar de man zich in zijn vrouw moest bedriegen." „Iu beide gevallen blijft er echter van het wederzijdsche geluk weinig over. Een huwelijk, dat met bijoogmerken wordt ge sloten, zal meestal uit den aard der zaak ongelukkig zijn, en er komen helaas, nog zooveel ongelukkige huwelijken voor." „Daar komen we op hetzelfde chapitre als de laatste maal. Maar maak je in middels klaar, ik wen9chte nog even een paar commissies te doen in de Wagen straat, en a!s wij dan bedaard doorstappen kunnen wij op-den bepaalden tijd aan den stal zijn." Erdman had zich spoedig gekleed en weldra gingen beide heeren uit om zooals reeds vaak was geschied, te zamen een rijtoertje te maken. Weldra zaten beiden in den zadel en reden stapvoets door de Javastraat en langs het Kanaal, maar nauwelijks hadden zij den Boschkant bereikt, of zij snelden in vluggen draf het Bosch in, en sloegen den kant naar Leiden op. „Heb je te Daalhuizen reeds een kwar tier in 't oog," vroeg Sanders, toen zij na het draven in den stap waren overgegaan. „Gisteravond ontving ik juist een brief, waaruit ik vernam dat er een paar goede kamers ie vinden zijn. Zooals ik meen je verteld te hebben, woont te Daalhuizen een eigen nicht mijner moeder, waarmede mijn familie vroeger zeer wel was, en toevallig is die nicht de aanstaande schoon moeder van mijn voorganger." „Wie is die voorganger „Van Kloveren, die met de dochter van mijn nicht van Etten geëngageerd is en nu binnen kort met haar denkt te trouwen." „Waarom blijft hij dan geen adjudant; me dunkt eene toelage van een paar hon derd gulden zal hem in zijn huwelijk niet onwelkom zijn, of is hij gefortuneerd „Helaas niet, en dat is juist de reden waarom hij vertrekt; hij gaat naar Indië hoopt daar een potje te maken en tevens door zijn hooger traktement te kunnen huweD. 't Is jammer van den kerel. Voor zoover ik hem ken, schijnt hij niet voor Indië te deugenen hij gaat ook niet met bijzonder grooten lust heen." „Wat drommel, waarom vraagt hij dan naar Indië te gaan Laat hem hier blijven er zijn genoeg liefhebbers voor Atjeh riep Sanders uit. Een weemoedige trek kwam er eens klaps op Erdman's gelaat te voorschijn. „Aan wie de schuld?" vroeg hij, „dat men voor het dilemma geplaatst wordt, i>i elk gevoel weg te cijferen, öf datgene te ver krijgen, waarop men als mensch recht heeft, maar daarbij als 't ware een nieuwe loopbaan te beginneD, waarvoor men geen sympathie kan koesteren, waarin men vooruit weet, dat men zich ongelukkig zal gevoelen. Aan wien de schuld, dat zoovele vaste betrekkingen een traktement geven nauw voldoende om als jongmensch van te leven; dat men een loon geeft dat te veel is om te sterven en te weinig om van te leven, aan meDscben, van wie men wel eischt dat zij al hunne krachten, al hunne krachten, al hunne gaven aan hun betrek king zullen leenon. Ieder kruidenier, elk koe kenbakker trouwt wanneer het hem lust, en hij behoeft niet als eerste vraag te stellen heeft het meisje geld Maar als officier, als ambtenaar, moet men elk ge voel op zijde zetten. Men lacht hen uit, die zich de onoverkomelijke bezwaren op den hals halen door een huwelijk aan te gaan; men bespot hen; men zou hen zelfs willen verachten en men zegt van hem, die de laagheid beging zich voor geld te verkoopen, dat hij een goede partij heeft gedaan. Waarom mag ieder handelaar, ieder nijverheidsondernemer zooveel ver dienen, dat hij kan huwen, en ik, van wiens intellectueele krachten evenveel, zoo niet meer, wordt gevergd, niet eindigde hij eindelijk. „Ieder koopman maakt grootere winsten dan gij, maar ook staat bij eiken dag bloot aan het gevaar van broodeloos te zijn. Hij speculeert in minder solide fondsen en moet dus ook grootere winsten behalen dan gij of ik, die zich met de lagere rente van het solide staatspapier vergenoegd. Krijgt hij morgen een ongeluk, waardoor hem het werken wordt belet, dan is hij broodeloos, en komt een koopman of koe kenbakker te sterven, dan zijn veelal zijn weduwe en weezen aan de vreeselijkste ellende overgegeven." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1913 | | pagina 4