1 JONGENS- en MEISJESBOEKEN in prachtband, Ansichtkaarten van TEXEL. SffuïpenMouèers prima merReii.) Tot levering van Leer- en Leesboeken, Kaarten, Atlassen, Winkel- boeken en Kasboeken in alle formaten, zoomede Schrijfbehoeften en Kantoorbenoodigdheden, beveelt zich aan Firma LANGEVELD DE ROOIJ. 1 is ruim voorzien van in verschillende prijzen. Men vindt er de grootste sorteering Steeds in voorraad Mysterie. ta FE UILLET 0]^ BOEKHANDEL PARKSTRAAT Vertaald n en A. M. Wiluamson. j j0or W. J. en H. A. Cornelibsen Copierecht vjh Bureau „De Bomer ConventieDeventer. 49.) „Elhoua1" riep do vrouw. „Do kleine roode roos lieeft de gave dor taal1" Terwijl zij langzamerhand gewend raakte aan het hallduister, onderscheidde Victoria eeD zwart gelaat, en witte tanden tusschen breedo lachende lippen. Een paar donkere oogen schitterden van verrukking omdat do ftaumia in het Arabisch antwoordde, hoewel Arabisch niet de taal was van het eigen volk der negerin. Zij babbelde onafgebroken door, terwijl „zij Victoria in een eenvoudige, witte gandourah hielp. De witte hoed en hoedpennen vermaakten haar, en toen zij de omvangrijke haick niettegenstaande het schudden van het rijtuig in orde had gemaakt, bekeek zij die Europeesche merkwaardigheden met kinderlijke nieuwsgierigheid. Victoria was beleefd genoeg om te luis teren en zoo nu en dan, wanneer het noodig was, een antwoord te geven; doch tegelijkertijd bleef zij met groote belang stelling kijken door de roten in het hou ten gordijn voor haar raam. Zij kepde Algiers niet goed genoeg om te zien waar zij was, doch nadat zij naar haar voorkwam ongeveer vijftien oi twintig minuten door allerlei straten had gereden, zag zij opeens de zee. Bijn op hetzelfde oogenblik hielden de muilen stil, en opende de negerin het portier. Na de dufheid van het gesloten rijtuig ademde Victori dankbaar met diepe telgen de frissche zoutige lacht in. Een snel om haar heen geworpen blik deed haar een straat zien, dicht bij de zee, en niet veel hooger dan deze gelegen. Zij zag muren waaraehter Arabische huizen, en groote ov'de gebouwen, door de Eranscben voor mil.itaire en handelsdoeleinden ingericht. Zij k roeg den indruk van een melancho lieke, sombere buurt, die langgeleden, in r,ioversdjden wellicht, rijk en indrukwek kend was geweest. JToch zij had niet meer tijd dan voor een onkelen blik links en rechts. Een deur opende zich in den witgepleisterden muur, waarvoor het rijtuig'had stil ge houden, Geen licht scheen naar buiten, doch het was duidelijk dat iemand er achter op het geluid der ratelende wielen had gewacht. „Stijg uit, lady. Ik zal u met uw ba gage volgen," zei Elaiena. Victoria ge hoorzaamde, doch er kwam plotseling een sterk gevoel vau ongerustheid over haar, toen zij uit de blauwe schemering door de deur moest treden in de duisternis en het mysterie van het onbekende. Een kort oogenblik van herinnering aan haar zuster en het doel, waarvoor zij kwam was echter voldoende om alle aarzeling te overwinnen. Moedig volgde zij de negerin door een laDge reeks van gangen en poorten, tot zij kwamen aan een kleinen vierkauten hof, met een fontein in het midden. Aan elk der hoeken waren kleine vensterruiten, en groote glazen deuren door de gordijnen van een dunne en doorschijnende stof drong een zachte, rose lichtschemering. „Mijne meesteres lejla M'Barka, ik hq,b uw gast medegebracht," riep Haiena, op luiden, zangcrigcn toon, waarop onmid dsllijk een der glazen deuren zich opende en een helder rose schijnsel den hol in straalde op den drempel verscheen een Bedouïuendienstmaagd, gekleed in een ge streepte Jouta. Zij was oud, met krullend grijs haar oudef pgn scharlaken rooden doek, terwijl er tusschen haar oogen een blauw kruis was getatoueerd. „In den naam van lella M'Barka heet ik u welkom," zei ze. „Mijne meesteres heeft den geheelen dag ziek te bed gelegen en durlt niet opstaan, vreezend, dat haar anders de krachten voor de reis van mor gen zullen ontbrekenanders was zij -u zeker tegemoet gekomen, o Bloem van het Westen. Thans verzoekt zij u tot haar te gaan. Sta mij echter eerst toe u van uwe haick te ontdoen, opdat de oogen van lella M'Barka zich aan uwe schoon heid mogen verfrisschen." Daarna hield zij de deur open en het gordijn omhoog. Victoria gehoorzaamde aan haar gebaar en trad in de kamer aan de andere zijde. Zij was lang en smal, de muren waren gedeeltelijk bedekt met draperiëa van hetzelfde soort ah de gor dijnen, die de glazen deur verborgen. Er stonden weinig meubelenslechts een paar lage, rondo tafeltjes of maidas, geheel en al overdekt met den sDeeuw van parel moer; twee ot drie tabourets van hetzellde materiaal eo, aan het eind van de kamer een lage divan, waar, half verborgen in kussens iets wits, oranjegeels en purpers lag, Ofschoon de kamer slechts flauw ver licht was, kon Victoria toen zij nader schreed, een smal gelaat onderscheiden, van een bleeke amberkleur en met een paar intens donkere oogen, die schitterden in hun diepe kassen' Een magere vrouw, van meer dan middelbaren leeftijd en met zwart zilverdoorstreept haar, maakte een lichte beweging en strekte een uitgeteerde met ringen overdekte hand uit. Haar hoofd was omwonden met een zijden doek, ot takrita, van viooltjes-purper; ondereen gouddradig oranjekleurig manteltje, of lila, droeg zij een blouse van lifa gaas, vol behaDgen met allerlei gouden munten en open aan den hals. Om den knokigen arm, dien zij Victoria toestak, hingen i menigte armbandeD, gouden slangen Djebbel Armour, zilveren khalkbal, parels afwisselend met gouddraad en 1 len. Haar groote oogen met een geverll kring van khol er om heen, hadden f uitdrukking van vermoeidheid en pijn, onder haar vooruitstekende jukbeende: waren diepe holten. Wanneer zij c schoon was geweest, dan was al di schoonheid door pijn vernietigd; doch i haar lijden en de jaren niet hadden kunt dden verdwijnen, dat was een onbesob lelijke waardigheid en voorkomen zeltbewusten trots, een prinses der Sabi waardig. „Gjj zijt jong en schoon, mijn docbl als een lelieknop die ipich opent bij klateren van een fontein, en stralend de zonsopgang over een woestijnmef zei ze met vermoeide stem, een wet schor. „Mijn neef heeft niets dan waarheid over u gesproken. Gij zijt waard beloond te worden aan het ei der lange reis, die wij te zamen maken, gij, hij en ik. Ik heb uw zus! waarnaar gij zoekt, nog nooit gezien, ms ik heb vrienden die haar vroeger geke hebben. Om harentwil en om uzelf, 1 mij op mijn wangen, want dat is - de vrouwen van mijn ras de bezegeli der vriendschap." Victoria boog zich voorover en beroet met haar lippen even het verwelkte l laat onder elk der beide brandende oogt De geur van amber, zoo geliefd in 1 Oosten, drong in haar neus, terwijl borst der zieke koortsachtig op en ne ging. Wordf verve gdi

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1914 | | pagina 4