DISTRIBUTIEWET
1916.
Aan de Huisvrouwen
IN UW EIGEN BELANG
hebt Ge bij bet doen van Uwe inkoopen er op te letten
WEEST ZUINIG MET
LEVENSMIDDELEN.
MINISTERIE VAN
LANDBOUW, NIJVERHEID EN HANDEL
LOTTE LORE.
FEUIEL ETON.
lo. dat bij Uw winkelier, spekslager, groenteboer-, markt- of straatventer, op zeer duidelijk zichtbare en van
den openbaren weg waarneembare wijze lijsten hangen, inhoudende de door hen ten verkoop voorradige
artikelen, waarvoor maximumprijzen bestaan met vermelding van die maximumprijzen;
2o. dat de verkooper in geen geval een hoogeren prijs van U mag verlangen dan deze maximumprijzen en het
hem verboden is iets te berekenen voor verpakking, thuisbezorgen of eenige andere door hem te verrichten
werkzaamheid, alles op straffe bij de Wet bepaald;
3o. dat liij niet van U mag verlangen, dat gij iets anders bij hem koopt, dan hetgeen gij wenscht
4o. dat gij het algemeen belang dient, door wanneer Uw leverancier U te veel vraagt, hiervan onmiddellijk
kennie te geven aan den burgemeester of de politie uwer woonplaats.
Naar het Duitsch van W. Heimburg.
31.)
„Ztj die liefhebben spreken gewoonlijk
zoo. Van mijn discretie kunt ge verze
kerd zijn. Maar nu wil ik mij gaan klee-
den, wü rijden dadelijk weg. Eberkard
heeft angst getoond en was haastig. Haast
je, mos enfant,, au revoir."
De vorstin stond plotseling onder de
porbètes van. haar kleedkamer. De kleine,
gezette juffrouw 'Triileberg atond juist ge
bukt over "eea koffer, waaruit zij een
mantille en eer grooten violetkleurigen
parasol nam.
„Oogeoblikkelyk is alles klaar, Uwe
Doorluchtigheid,zei zij levendig en hulde
dadelijk daarop haar gebiedster, die zuch
tend voor do toilettafel had plaats geno
men in den kapmantel. Terwijl zij met
bekwame vingers het fijne Biusselscbe
kanten mutsje afnam, zei ze, het gelaat
der hooge vrouw in don spiegel opne
mend: „Vandaag moet ik niet te veel
rouge aanbrengen. Hare Doorluchtigheid
heeft tech al te veel natuurlijke kleur."
„Zeker niet van gezondheid," antwoordde
„Ons Doortje" ernstig. Daarna klemde zij
de bppesi vast op elkaar, en had een uit
drukking in het gelaat, die juffrouw Trille
berg „half en half" noemde eu waarmede
zij half colore on half chagrin bedoelde
en dan, zoo had de ondervinding haar ge
loerd, was het 't beste te zwijgen.
Een hall uur later «tapte de vorstin en
prinses Sibylle in de koets. Heiden hadden
een soort mantel aan van gewatteerde
tafzijde, en Sibylle daarbij een sierlijken
hoed uit geplooide witte zijde, gegarneerd
met rozen en zwart fluweel band. De
oude dame had een kanten kap op en
had een parasol in de» vorm van een
Ctiiaeesoh dakje. Laijgzaaib reed het rij
tuig door den heerlijkenSeptembermiddag.
De herfst had reeds met zachte hand het
weelderig zoomerloof aaDgeraakt. Tegen
het pschterehuis vau het domein en aan
het balkon van bet logement „In het
Hert" hinden de slingers van den wilden
wingerd purperrood omlaag en in het
bosch namen de toppen van de beuken
reeds een anderen tint aaD. De luebt was
vol heerlijke kracht. Do koets rolde op
den goed onderhouden boschweg. De
voorrijder reed op zijn gemak vooruit. De
dikke schimmels snoven als het bergop
ging, en op behoorlijken afstand, achter
het vorstelijke epuipage voor het rijtuig
van den kamerheer von Weltern, trippel
den eea paar prachtige jonge zwarte paar
den, die de koetsier maar met moeite tot
den bedaarden draf kon dwingen, dien de
lijfkoetsier van Hare Doorluchtigheid eu
de dikke schimmels nu eenmaal gewend
waren. De lange kamerdienaar zat achter
op het katte'oakje met over elkaar gesla
gen armen en zijn gladgeschoren ondoor
dringbaar gezicht.
De vorsijn zweeg peinzend. Maar haar
harde' trekken verloren gaandeweg de zorg
volle uitdrukking. De natuur en het bosch
toonden ook heden weer het beste genees
middel te zijn tegen zorgen en teleurstel
lingen. Zij had een natuur, die zich bijna
heftig verzette tegen droevige gedachten
en sombere beelden. Hetgeen Eberhard
von Lahden haar dien morgen in de
vroegte had medegedeeld en waarvoor hij
haar verzocht had naar Christiaansruh te
komen was zoo verschoonend mogelijk
door hem gezegd en zij nam het vreemde
gedrag der jonge vorstin dan ook' een
voudig op ais een gril. Lotte Lore Maagde
nu eenmaal over alles. Nn, dat had zij
b^jna vei'wacht. Zulk een jong, dom kind,
zij zuchtte diep. Een plezier kon het wel
is waar niet zijn met haar Christel te
leven, zij was veel te rechtvaardig, om
dat niet in te zien, maar daarvoor was de
kleine toch ook een vorstin. Zij zou wol
wat moeten redeneeren met haar sohoon-
dochter, dat moest anders worden. Die
madame Salmot was een dwaze, als zij
het niet alleen kon klaarspelen met zulk
een onnoozel kind. En von Lahden was
weer eens al te devoot en dienstvaardig
geweest met zijn alarm. Het zou beter
zijn geweest als hij bij zijn heer was ge
bleven, en een rijknecht of houtvester had
gezonden.
„Hot is toch prachtig in de Hrücken-
berger bosschen," begon ze en keek rechts
en links ia het weelderige lage hout,
waaruit slanke beukenstammen witaohtig
grijs omhoog staken. „Ook nu neg be
wonder ik steeds deze groene pracht,
evenals toen ik voor het eerst met den
overleden vorst naar hier reedik dacht
dat ik hier voor altijd gelukkig zou zijD.
Toen waren wy twee dagen getrouwd.
Yeel teleurstellingen zyn gekomen, maar
het bosch is zoo mooi gebleven als het
was. Ik zon er uren lang in kunnen rij-
deD. Ik merk duidelijk hoe het hart mfj
lichter wordt. Gaat het u ook niet zoo,
mademoiselle
„Het is hier een buitengewoon mooi
bosch," gal Sibylle toe.
„Om onder zulk een batoovering te ko
men moet men echter geen amour in het
hart hebben, want dan geniet men er
niet van, omdat men het voorwerp van
zijn verlaDgen niet uit de gedachten kan
bannen," zei een beetje stekelig de vorstin,
die den lof van Sibylle wat kort vond.
„Iemand, die aan zijn hartstochten toe
geeft, kan niet van de Datnur genieten,
want hij loopt als een blinde road. Eiken
dag dien ik leef, dank ik mijn Schepper
nog voor den kalmen gemoedetoestand,
dien ik in mijn jeugd had. Indien ge zulk
een temperament bezat, chère Sibylle dan
kon ge nog met andere oogen deze god
delijke schepping aanschouwen, want dan
behoorde dit bosoh aan u, dan zoudt ge
met mijn zoon zijn getrouwd.
(Wordt vervolgd
^eMAINTIENDRAÏjH