NJ 3403
Zaterdag 6 Juni 1920.
SS84' Jaargang.
leuws- en
Advertentieblad.
Spoor- en Bootdienst.
Binnenland.
gUlLLETON.
Dit blad verschijnt Woensdag;- en Zaterdagmorgen
ABONNEMENTEN en ABVERTENTIEN worden aangenomen
ldvertentiën daags voor de uitgave vóór 1 uur nam.
Eiaiu LAHÖEVBL# A DE ROOIJ, ParkstraatBo b« or 1' a
LICHT OP!
HOOGWATER Reede van Texel.
Beperkt* dienstregeling
van S3 Mei 1920
Vertrekuren van de Boot.
Op Werkdagen
van Texel: 7,45 v.m. 2,45 n.m.5,15nm.
van Nieuwediep: 9,15 4.— 6,35
TEXEL, 4 Juni 1920.
Het Russische Bolsjewisme.
Sportvereeniging;.
Texelsche Algemeene Wijkverpleging.
Vrijwillige bijdragen ontvangen in Mei.
J. v. d. C. Mieut t 5; J. H. Mient i 10;
Wed. P. W. den Hoorn f 2 50; Fam. B.
Oudeschild t 15; J. H. O'end f 2,50C.W.
Noorden f 10; J, W. 0'6nd f 30;
saw
E COURANT.
Abonnementsprijs per 3 maanden'.
Voor den Burg 50 Cts. Franco per post door geheel
Nederland 65 Cts. Naar Amerika en andere landen
met verhooging der porto's. Losse nummers 3 cent.
Pryt der Adverle>itièni
Van 1 tot 5 regels 50 Cts. iedere regel meer 10 Ct. Groots
letters en Vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Van Woensdag 2 Juni tot en met Dinsdag
8 Juni
voor rijwielen 9.30 uur, voor rijtuigen 10.—uur
(Zomertijd.)
Donderdag 3 Juni v.m. 10,39
Vrijdag 4 11,13
Zaterdag 5 „11,48
Zondag 6 12,25
Maandag 7 1,—
Dinsdag 8 „1,25
Woensdag 9 2,10
Des namiddags is het ongeveer een halfuur
later hoogwater.
Op Zon- en Feestdagen
Van Texel: 7,45 v.m. 5,15 n.m.
Van Nieuwediep 8,45 v.m. 6,35 n.m.
Vertrek en aankomst der treinen
van den Helder naar Amsterdam.
Vertrek Helder. Aankomst Amsterdam
6.24 9,14
7.29 sneltrein 9,14
10,24§ 1,07
12,20f 3,28
1.56+f 4.46
4,11** 6,25
6,54 9,39
Bovendien loopt op alle werkdagen een trein
van Helder naar Alkmaar
van Helder 4,26 te Alkmaar 6,15
Van Amsterdam naar Helder.
Vertrek Amsterdam. Aankomst Helder
5.25 8,35
9,17 11,39
12,28§ 3,07
3,05 6,02
6,09§ 9,18
8.30 10,36
10,45f 12,36
5 Niet op Zon- en feestdagen.
Alleen op Zondag,
ft Alleen op Zaterdag
Niet op Zaterdag, Zon- en Feestdagen.
Over bovengenoemd onderwerp sprak Dins
dag Rev. J.Thiessen, Oekranisch prediker, voor
een talrijk opgekomen publiek, in de Ned. Herv.
Kerk alhier.
De bijeenkomst werd geopend met gebed door
Ds. Kroese, die daarna na een korte inleiding
den spreker van den avond het woord verleende.
De bladen hebben in ijzige bizonderheden
medegedeeld, de gruwelen onder het boldjewis-
De typische lotgevallen van een gevangene
in Engeland
door STEVENSON.
8,)
Waar het schoanmakeredraad vandaan
kwam, weet ik niet, maar het hars was
aikomatig van de palen, waarop het dak
van onze schuur rustte. Het wa3 een
vreemd gevoel, dit wapen, dat niet zwaar
der woog dan een rijzweep en waarvan
men ternauwernood kon verwaohten, dat
het gevaarlijk zou kunnen worden. Alle
medegevangenen moesten zweren noch
tuesohenbeide te treden, noch, indien het
duel een noodlottigen afloop zou hebben,
den naam van den overledene te verraden.
Alles was nu voorbereid en er bleet
ons dus niets andors over dan op het
gunstige oogenblifc te wachten.
net werd avond, een mistige avond.
Geen stsr was zichtbaar, toes de eerste
patrouille de ronde deed, door onze barak
ging en wter verdween. Toen wij ónee
plaatson opzochten, hoorden wo bo«en het
rumoer der omringende stad, nog het ge
roep der schildwachten. De Bergeant ma-
tisch regime in Rusland gepleegd. Het ligt
daarom niet in onze bedoeling een opsomming
te geven van wat door den spreker dienaan
gaande werd medegedeeld. Wij kunnen volstaan
met te zeggen, dat al wat de bladen er over
hebben gemeld, door spr., die in Rusland is
geboren en daar heeft geleefd tot in 1917, meer
dan bevestigd werd.
In de pauze werd orgelmuziek ten beste
gegeven, toen het Wilhelmus werd ingezet, hief
het publiek spontaan dat lied aan.
Na de pauze zette de spr. zijn mededeelingen
voortmet dankzegging aan het slot eindigde
de bijeenkomst.
De algemeene vergadering Dinsdag in hotel
de Oranjeboom gehouden was goed bezocht.
Na opening van de vergadering door den
heer A. C. Rab, die de vergadering leidde,
werden de notulen van de laatste algemeene
vergadering gelezen, die onveranderd werden
vastgesteld.
De rekening en verantwoording tot 1 Mei j.l.
sloot met een nadeelig saldo van ruim f 86,
en werd op voorstel van de heeren de Ruijter
en Valk, die na onderzoek de zaak in orde
verklaarden, goedgekeurd.
Als eerste ingekomen schrijven lasdevoorz.
een schrijven voor van den heer D. Ruijterman
houdende bedanken als bestuurslid.
Den heer Directeur der Zeevaartschool, in
middels ter vergadering gekomen, werd daarop
door den voorz. het woord verleend voor be
langrijke mededeelingen.
Spr. deelde mede, sedert zijn 6 jarig verblijf
alhier zich steeds te hebben ingespannen, om
te trachten te voltooien, het werk Van zijn
voorganger, betreffende de beoefening der sport
in deze gemeente.
Spr. is er van overtuigd, dat dit kan bevor
deren de goede harmonie onderling. Een goed
veld acht spr. een eerste eisch, maar er is meer
voor noodig en omdat de vereeniging steeds
had te tobben met de financiën heeft spr. zich
gewend tot de verschillende scheepvaart
maatschappijen om steun en hij is er in geslaagd
een belangrijk bedrag los te krijgen.
De ingekomen gelden zijn door een officieel
lichaam in ontvangst genomen. Men hoopt
te bereiken een opleving van de sport,
onder innige samenwerking van Texelaars en
leerlingen van de Z. V. S.
Spr. wil nog mededeelen, dat het in de be
doeling ligt alle beoefening van openlucht
spel en sport in één vereeniging onder te
brengen. Een fiink sportterrein in de naaste
omgeving van den Burg is te huur, een flink
gebouwtje zal worden daargesteld en materieel
aangeschaft.
Een daverend applaus volgde op die mede
deelingen, waarna de voorz. dank brengt aan
den heer Bossen, den wensch uitsprekende,
dat de gewenschte toenadering niet zal uitblijven.
Als een vervolg op de gedane mededeelingen,
brengt de voorz. ter kennis van de vergadering,
dat de korfbalvereeniging met al haar hebben
en houden in de sportvereeniging wenscht op
genomen. Besloten wordt dat de leden en
donateurs van de korfbalvereeniging in dezelfde
rechten zullen deelen als de overige leden der
sportvereeniging. Bij acclamatie worden tot
joor, bracht ons op onze plaatsen, en ver
liet ons toen. Om te vermijden, dat onze
kleeren met bloed bevlekt werden, hadden
wij ons geheel uitgekleed en de kilheid
van den nacht buide ons els in een nat
laken. Goguelat was een veel meer ge
oefend vechter dan ik, veel grooter, ja
bijna reusachtig was zijn gestalte en zijne
krachten stonden in gelijke verhouding.
Het was zoo donker, dat ik zijne oogen
niet kon zien.
Ik besloot het grootst mogelijke voordeel
nit mijn toestand te trekken, mij, op het
eerste teekon op den grond te wei pen en
tegelijk naar hem te steken. Dat was
zooveel als mijn laven op één kaart zetten.
Indien ik hem geen doodelijke wond toe
bracht, bleef mij geen middel ter verdedi
ging meer over, Eu hetgeen nog veel
erger was, ik liep gevaar mijn gelaat te
dicht bij zijn schaar te brengen en mijn
gelaat en mijn oogen waren nu jniat niet
de liobaamsdeelen, die ik het meest bereid
was ten offer te brengen.
Allez, zeide de sergeant-majoor.
"Wij stormden tegelijkertijd op elkander
in en met zooveel geweld, dat w£j stellig
beiden gespietst zouden zijn, indien ik niet
eea Eijóeliïigsche beweging had gemaakt.
Daardoor raakte hij even mijn scücudsr,
terwijl wija schaar hom diep ia den bnik
drong. En die reus van een man viel
k>hè zija gehaela gewicht boven op mij,
zoadat ik onmiddellijk bewusteloos in
leden van het bestuur benoemd, naast de heeren
Rab en Dros, die nog zitting hebben, de heeren
Bossen, Vijn en Boswijk. Genoemde heeren
hadden zich bij voorbaat bereid verklaard een
bestuursfunctie te willen aanvaarden.
Nadat nog allerlei regelingen van huishoude-
lijken aard zijn getroffen, wordt de vergadering
door den voorz. gesloten.
Omgang met de Natuur.
In een museum te Parijs vindt men een oud
handschrift met den titel„Hoe komt het, dat
groote menschen zoo dom, kleine kinderen
zooveel vlugger van begrip zijn," aldus ongeveer
ving den spreker, den heer Oostcrlee, directeur
van de kv/eekschool „De Klokkenberg" te
Nijmegen, Woensdagavond in hotel Texel zijn
rede aan, na door den heer M. W. de Graaf,
als voorzitter, te zijn ingeleid.
Het zal aan de opvoeding liggen, is de con
clusie en een begaafd schrijver, door spr. ge
noemd, bevestigd dat, door van de opvoeding
te spreken, als van de Bethlehemsclie kinder
moord.
Naast ontwikkeling van sommige vermogens,
heeft verschrompeling van andere plaats, zegt
spr. De opvoeding levert naast het batig slot,
een nadeelig saldo. Met het kind in den
mensch sterft zooveel, het boet in aan naïeviteit,
ongekunsteldheid, begeerte naar kennis. In
ieder kind, zegt spr. schuilt een Columbus, die
echter, voegt hij er aan toe, maar zelden oud
wordt.
Kindervragen zijn moederplagen. Spr. geeft
enkele vragen, door hem uit den mond van een
4-jarige opgeteekend, ten beste. Maar al te
dikwijls worden die kleine vragers met een
kluitje in het riet gestuurd of wel met een
„kinderen moeten niet alles vragen" het zwijgen
opgelegd, misschien voor altijd, behalve dan
als er een baantje of een broodje aan zit.
Hervorming van de opvoeding is dringend
noodig, meent spr. Plato heeft te lang zijn
invloed doen gelden.
De omgang met de natuur zal veredelend
werken. De oogen moeten geopend worden
voor de schoonheid der natuur. Het suizen
van den wind, het fluisteren van de wateren,
de pracht der sterren, de majesteit van den
storm, de kalmte en bewogenheid der zee, ze
zeggen tot de groote meerderheid niets. Geen
oog hebben zoovelen voor het schoon vari den
nachtelijken hemel, het veld badende in
den morgenzon, voor de vlekkelooze reinheid
van het berijpte landschap. Het moet anders
worden. Dringend noodig, acht spr., dat het
opgroeiende geslacht oog krijgt voor de heer
lijkheid der natuur.
Bij vele kinderen is als bij de primitieve
volken een verheven gevoel voor wat geschapen
is aanwezig. Dat natuursentiment moet aan
gekweekt worden en dat kan alleen, wanneer
de opvoeder er van doordrongen is. De op
voeder moet geestelijk zijn tijd vooruit zijn,
elkaar zakte.
Toen ik tot bewustzijn kwam, lag ik in
mijn eigen kooi en ondoreoheidde in de
duisternis ongeveer een do:i)n hcotdenom
m(j hóen. Ik rees overeind,
Wat is er? riep ik uit.
St! zeide de sergeant-majoor. Alles
is goddank goed atgeloopen. Ik voelde
dat bij mijn baud greep en in zijn stem
klonk ontroering. Ge zijt er goed afgeko
men. Een schram, mijn jongen. Papa zal
goed voor je zorgen. Uw schouder is
verbonden, we hebben u aangekleed en
alles zal nog goed afloopen.
Nu ging mij een licht op. Ik herinnerde
mij alles.
En Goguelat? vroeg ik.
Hij schreeuwt als je hem aaoraakt.
Hij heelt zijn portie beet. Dat is een leelfjk
geval, zeide de sergeant-majoor.
Het denkbeeld een maa te hebben ver
moord met eeu halve schaar, vervulde mij
met afgrijzen. Ik zou een dozijn hebben
kunnen ombrengen met een vuurwapen,
een sabel of een bajonet, zonder een zweem
van berouw te voelen. Alles droeg dan
ook tot de ellende bij, de omstandigheden,
de duisternis waarin we hadden ge tochten,
onze naaktheid, ja zells de hars, waarmee
wij het garen hadden bestreken.
Ik snelde naar mQa tegenstander, knielde
naast hem en kon slechts snikkend zijn
naam statnolea.
Hij verzocht mij het mij niet aan te
moet zijn van een mentaliteit van het geslacht
dat volgt.
Terloops wijst spr. op de schoonheid van
het Hollandsche landschap en van het uit
spansel, door vreemdelingen worden ze beiden
o m strijd geroemd.
Laat de kinderen wat minder lezen in boeken
met het oog op winstbejag of vromigheid ge
schreven, wat meer in het boek der natuur.
Vermijd te generaliseercn, zegt spr., kinderen
zijn verschillend aangelegd. Het eene kind ziet
wel de boomen, niet het bosclt, het andere
wel het bosch. maar niet de boomen. Beiden
genieten van de natuur, ze gelijk maken zou
tegenovergesteld zijn aan ze te ontwikkelen.
Het zaakonderwijs in de beste scholen is
minderwaardig surrogaat van wat op het plat
teland geleerd wordt, tnen ziet daar de ont
wikkelingsgang der dingen. Een landelijke
omgeving leent zich bij uitstek voor omgang
met de natuur. Bij stille wateren, wier golven
een litanie schijnen te prevelen wordt men
klein. Het brengt rust in de zielen van hen,
die niet alleen eigen gewichtigheid zien.
Spr. waarschuwt er voor, de kinderen gevoe
lens voor de schoonheid van de natuur te
willen opdringen. Spontaniteit is eisch, al het
gewilde contrabande. Volgens de nieuwere
zielkunde hebben kinderen beneden 10 jaar
gewoonlijk geen oog voor de schoonheid van
het landschap. Zonder voorbereiding is echter
spontaniteit ondenkbaar. Het gevoel moet
zonder merkbaren drang worden ontwikkeld.
Omgang met de natuur leidt tot bewondering,
de eerste stap tot aanbidding, zoo eindigt spr.
zijn rede, door tallooze citaten en uitspraken
van binnen- en buitenlandsche geleerden ge
ïllustreerd.
Van de gelegenheid tot het stellen van vragen,
in verband met het onderwerp, werd door enkele
der aanwezigen gebruik gemaakt. Zoo vroeg
Ds. Visser, na den spr., naar hij meent uit
naam van allen, dank gebracht te hebben, hoe
te handelen tegenover kindervragen betreffende
het lijden en strijden in de natuur.
Spr. geeft als zijn oordeel te kennen, dat men
het kind niet moet wijzen op de raadselen der
natuur, maar wanneer ze vragen daaromtrent
stellen, ze dan eerlijk te antwoorden. Men be
hoeft tegenover kinderen niet te ontveinzen, dat
er ook voor groote menschen nog zooveel
mysterie is. Spr. roemt de groote verdiensten
van mannen als Thijssen en Heimans voor het
tegenwoordig geslacht. Wanneer kinderen smaak
kunnen krijgen voor boeken als „In sloot en
plas", dan acht hij dat, vooral voor kinderen
met veel fantasie een zegen, het brengt ze tot
de werkelijkheid terug.
De heer Bouwman roept den invloed van
den spreker, als lid van den onderwijsraad, te
hulp om mogelijk te maken, dat de onderwijzer
natuurkunde behandelt in de natuur zelve.
Algemeen is de onderwijsraad van oordeel,
zegt spr., dat de school zich moet aansluiten
aan de omgeving waarin het kind leeft, maar
de onderwijsraad maakt niet de wet. Wanneer
zoo iets in het leerplan opgenomen kan worden
is al veel gewonnen.
In verband met een uitlating van Thomas d
Kempis, door spr. aangehaald, betreffende diens
zedelijken achteruitgang in den omgang met de
menschen, merkt de heer Reuvers op, dat z. i.
trekken.
Je hebt mfl den sleutel voor den
hemel gegeven, kameraad, zeide hij.
Maar zijn woorden verdubbelden mijn
afgrijzen en mijn berouw. Wfl, twee krijgs
gevangen Fransohen, hadden als een paar
beeateu met elkander gevoohten. Hij, die
zijn leren lang eeu ruwe kerel was ge
weest, stierf nu in ,een vreemd land aan
deze door geen eervol wapeu toegebraobte
woede, en zag den dood onder de oogen
als een Bayard. Ik drong er op aan, dat
de wr.cht zon geroepen worden en een
dokter gehaald,
Misschien is hij nog te redden 1 riep
ik uit.
De sergeant-majoor herinnerde mij [aan
onz9 afopraak eu onze eed.
Indien gij gewond waart, zeide hij,
zouden wij u hebben moeten laten liggen,
totdat de patrouille voorbij kwam. N u
heeft Gogaalat dat iot getroffen en moet
hij het dragen. Kom mijn jongeD, ga in
je kooi.
Toen ik mij bleef verzetten, zeide hij
streng
Champiivors, ik schaam mij over uw
zwakte.
—Maak dat je wegkomt, zeide Goguelat
on voegde er een van zijn grove aardig
heden bjj.
Wordt vervolgd,