f No 4277 Zaterdag 10 November 1928 42ste Jaargang EERSTE BLAD. Vo©r da Zondag. Voor hoofd en hart. HOEST-buien! ABDÜS/ROOP Texelsche Berichten ABONNEMENTEN: UITGAVE: N.V.v/h LANGEVELD&DE ROOIJ DEN BURG OP TEXEL ADVERTENTIËN: TELEFOON: N°.11 POSTGIRO: N°. 652 :s POSTBUS: N°. 11 Levenshouding. O, die AKHER'S Voor de Borst s.z. .wa&cJJuiiJi die weten het nog niet. maar over den smaak van twist men niet' fevtóss: TEXELSCHE COURANT DEN BURG: 50 ct per drie Maandon. Franco p. post door geheel Nederland 75 ct p. 3 maanden. Losse nummers: 3 ct DE TEXELSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAG. EN ZATERDAGMORGEN Van 1-5 rogols: 50 ct. Iedere rogol moor: 10 ct. Dezelfde advertentie 4 maal geplaatst wordt 3 maal borokond. BIJ abonnomont lagere regelprijs, ADVERTENTIËN MOETEN DAAGS VOOR 'T VERSCHIJNEN 4 UUR NAM. IN ONS BEZIT ZIJN AAN AL UW VRIENDEN EN KEN NISSEN HEBT OE IETS TE DANKEN.— Butner. Of we voor dit woord al dan niet sympa tic gevoelen hangt geheel af van de hou ding, die wij tegenover het leven plegen, aan te nemen. Wij kunnen ons wel denken dat er menschen zijn, die het een verve lend opschrift vinden, die, het lezende, zeg gen: Laat ons toch niet altijd en overal het moreele standpunt bijhalen !Wij begeeren niet aan vrienden en kennissen iets te danken te hebben; laat althans onze verhouding tot hen van onderlinge verplichting vrij zijn! We gaan met hen om, ten einde afwisseling te zoeken en eenige aangename uren door te brengen; verder laten we elkander met vrede Zij, die zoo spreken, Voelen zich waar schijnlijk weinig aangelokt om dit stukje te lezen; en voor hen is het dan ook niet geschreven. Maar er zijn anderen, en die zul len wel het talrijkst zijn, die voortdurend in zich de prikkel voelen tot vooruitgang, die steeds het verlangen met zich omdragen om wat zij doen beter te doen, wat zij weten grondiger te weten, wat zij willen standvas tiger te willen. Voor dezulken klinkt het gezegde gansch natuurlijk en doet het niet anders dan uitspreken en bevestigen wat ze dagelijks ervaren, zonder dat ze er wellicht toe gekomen zijn er zich rekenschap van te geven. Nu ze er over gaan nadenken moeten zij erkennen dat het waar is; ze herinneren hier een woord te hebben opgevangen, ginds een gezindheid te hebben waargenomen, el ders een daad te hebben zien verrichten, die hun eerbied afdwong en waartoe ze zich zelf nauwelijks in staat zouden rekenen. Oa de reeks van uw vrienden en kennissen eens na een ander kan dat niet voor u doen en zie of het niet waar is dat ge in iedereen althans iets waarneemt, dat hem eigen is en dat ge wel van hem of haar zoudt willen overnemen. Meestal, wanneer ge niet door zelfoverschatting zijt verblind, is uw oog daarop gevallen omdat het iets is dat u zelf ontbreekt. En nu neemt ge het in stilte als geschenk van hem aan en oefent u er in, een wijle althans, om in de praktijk te doen zien dat het uw eigendom geworden is. We geven dadelijk toe dat het omgekeerde ook het geval kan zijn en dat het lang niet altijd goede gaven zijn die een ander u zal brengen. Meermalen zal hij met een afschrik kend voorbeeld tot u komen en zult ge, zelfs zonder zelfoverschatting, tot u zelf zeggen: „Tot zoo iets heb ik mij zelf wel is waar niet in staat geacht; maar nu ik het in een ander zie, wordt dit mij nog duide lijker dan voorheen". Welnu, ook dat af schrikkend voorbeeld heeft immers voor u groote waarde; voor goed sluit het een dwaalweg af en ge hebt in dat geval uw medemensch zeker niet minder te danken. Uw medemensch; want wat we van vrien den en kennissen zeiden, kunnen we uitstrek ken tot allen, met wie we in aanraking ko men. Het is wel ons ideaal zelfstandig te worden, maar dat worden we toch niet als we met de invloed, die anderen op ons uitoefenen, geen rekening houden. Ook uit dat arsenaal moeten we putten en het bes te er uit leeren kiezen. En hoe bet komt zullen we niet trachten te verklaren —maar in vele gevallen zullen we ervaren, dat juist die persoon ons pad kruist, dat juist die gedachte tot ons komt, die we op een ge geven oogenblik van noode hebben. Een ding moet echter als onverbiddelijke eisch worden gesteld: we moeten onbevangen zijn. Geen haat, geen wantrouwen, geen minach ting mogen ons in de weg staan; dat zijn hinderpalen, die het zuiver in ons opnemen beletten. Maar ook andere, hoewel minder sterke, vooropgezette meeningen kunnen ons in de weg staan. We laten ons zoo vaak door een eerste indruk beheerschenDe een vin- den we burgerlijk, de ander pedant; een der de heeft iets onoprechts in zijn gezicht, een vierde zal het buskruit wel niet hebben uit gevonden. Wel mogelijk, maar dat is niet de manier om er te komen. Wanneer we met profijt willen rondwandelen, dan moeten we het geestelijk oog geopend houden, het gees telijk oor te luisteren leggen, en ons hart la ten meespreken. Als we dit doen is er altijd iets op te vangen, altijd iemand, die, meestal onbewust, het zaadje in ons binnen strooit, dat bestemd is om in de sfeer van ons na denken tot rijpheid te komen. Zondag, 11 November. ZONDAG. De Zondag moet op onze reisweg zijn wat de bron in de schaduw der palmen voor de woestijnreiziger is. MAANDAG. Weinig weten we hoe ver we met de ge hoorzaamheid staan, indien wij nog niet geroepen zijn geworden door lijden en on der lijden te gehoorzamen. DINSDAG. Het mooie van alle degelijk arbeiden is niet alleen, dat wij er de samenleving door verbeteren, maar ook, dat we, arbeidende ook beter menschen gaan worden. WOENSDAG. De ervaring leert, dat de menschen niets minder in hun macht hebben, dan hun tong. DONDERDAG. De liefde is de grond van ons bestaan, zijn doei en zijn bestemming. Alleen door liefde leeren wij onszelf, de wereld en het leven kennen. VRIJDAG. Onvermoeide lof kan geen kwaad, als ze ons een kleur van schaamte op de wangen brengt en ons doet wenschen: ik wou dat ik die verdiend had. ZATERDAG. Waar de zelfbebeersching eindigt, begint zelfverlaging. Maat houden is het begrip van alle zedenleer. Grijp in Uw vertwijfeling niet naar een van die „kalmeerende" middelen, die in werkelijkheid Uw longen verlammen. Toch behoeven Uw hoestbuien U niet uit den slaap te houden. Neem slechts de geheel onschadelijke, maar snel verzachtende en slijmoplossende „Gewetens"-geld. Sedert de laatste opgave in dit blad zijn de navolgende bedragen als „gewetens"geld ge stort bij de Inspecteur der belastingen te den Helder, te weten f 800,— onder letters K.C. 300,- 1000,— t) S.A. 875,88 1) K.B. 480,- n G.E. 5152,80 n S.I. 1000,— n C.O. 2000,- n W.P. 200,- n B.Q. 1000,- V.R. Totaal f 12808,68 Medische Zending. Rede van dr. Gramberg. Een talrijk publiek was Dinsdagavond in de Doopsgezinde Kerk alhier onder het gehoor van dr. Gramberg, zendeling-arts, die ons sprak over de Doopsgezinde medische zending in Ned. O. Indië en wel in het bijzonder overdie op Java aan de voet van de Goenoeng Moeria, in de res. Semarang. De belangwekkende en met overtuiging uitgesproken rede werd verduide lijkt door tientallen lichtbeelden, waaronder vele van een bizondere bekoring, maar niet zelden mXBi ook beelden van grenzeloos wee, van een wereld waarin voor velen geen gelukkig uur meer is weggelegd. Ds. Vis leidde de spreker met een enkel woord in, hij heette hem recht welkom en zeide hem dank voor de moeite, zich voor een reis naar Texel getroost alvorens weer naar Indië te vertrekken. Toch veronderstelde Ds. Vis, dat deze moeite niet zoo groot zal zijn geweest, daar dr. Gramberg geheel in zijn werk opgaat en er steeds gaarne van vertelt. Spreker wilde niet uitweiden over het zendingwerk, waaraan Gramberg hart en leven verpandde. Deze zou er aan de hand van lichtbeelden zelf beter in slagen, ons een idee te geven van de medische zending, welke een zuiver werk van Chr. naas tenliefde en barmhartigheid is. Het doet mij genoegen, vervolgde spr., dat betrekkelijk velen aan onze oproep gevolg hebben gegeven. Over de Doopsgez. zending wordt verschil lend geoordeeld. Er zijn gemeenten waar men er meer voor voelt dan hier, maar laat ons wel bedenken het spreekwoord „Onbekend maakt onbemind." Ik hoop, ja, vertrouw, dat uw per soonlijk woord, dr. Gr., hier een warme indruk zal maken en dat u zult heengaan in 't vaste vertrouwen, dat uw woorden hier een goed ont haal vonden en zij velen hier hebben bekeerd. Laat ons om deze avond wijding te geven zingen van Lied 128, „Geloofsvertrouwen", het le en 2e vers („Slaat de oogen naar 't gebergte henen,") een lied met de strekking waarvan een ieder, van welke geloofsrichting ook, zich zeker vereenigen kan. o— Dr. Gramberg hierna het woord verkrijgende ving aan met het een voorrecht te noemen hier over zijn arbeid te mogen spreken. Bemoedi gend noemde spreker het, te weten in de rug gedekt te zijn. Benauwend was 't hem soms, wanneer hij bedacht, dat zijn werk na hem niet zou worden voortgezet. De laatste jaren even wel is een kentering opgetreden en deden ve len zich kennen als groote vrienden van de zending. Prettig is het, vervolgde dr. Gr., te mogen opmerken, dat meerdere mede verant woordelijk willen zijn voor dit schoone werk Maar méér steun is dringend noodig. De medische zending onder de natuurvolken heeft een zware taak te vervullen. Bedenk slechts, wat het zeggen wil: 35 miljoen Javanen voor een groot deel door ernstige ziekten be zocht. Is het reeds geen voorrecht hier, in een der Westersche landen, geboren te zijn Wordt hier niet dag en nacht door medici tot heil der menschheid gearbeid Is medische hulp hier in vele gevallen niet gemakkelijk te bekomen? Ons land kent geen cholera, geen pest, geen pokken, geen van de vreeselijke ziekten, waar onder duizenden in 't Oosten gebukt gaan. Wij kennen ze niet dank zij onze wetten, onze medische wetenschap, onze betere begrippen van hygiëne. Bij de bestrijding van deze ziekten onder de natuurvolken heeft men met veel bijgeloof te kampen. Immers meent men ze daar te moe ten toeschrijven aan booze geesten, met wie men op goede voet moet trachten te komen om spoedig beter te zijn. Een aanklacht is het tegen de Nederlandsche regeering, dat zij er in de lange jaren, dat zij indië exploiteert, niet in geslaagd is de bewoners op dit punt van ge dachten te doen veranderen. In 't kleine hoekje, waar de Doopsgezinde zending werkt, woont 1 miljoen Javanen. Vol gens Westersche begrippen zouden er dan 400 artsen moeten zijn. Evenwel zijn er slechts 6, van wie er nog 3 als particulieren, dus tegen betaling, werkzaam zijn. Voorwaar hebben de drie andere artsen een zware taak. Malaria is veelal een geesel voor de bevolking, een ziekte die bliksemsnel om zich heengrijpt. Er zijn dorpen, geheel onder malaria gebukt. Vooral kinderen sterven er aan en zoo wordt hier ont zaglijk geleden. Moederliefde kent men ook hier I Men lijdt er verder in hevige mate aan dysenterie,t.b.c, typhus, mijnwormziekte. Laatst genoemde ziekte leidt tot bloedarmoede en ont neemt de slachtoffers alle energie. Van alle Javanen lijdt 98 pet. aan een of andere ziekte. Het verwijt van Europeesche geëmploieerden, dat de Javanen zoo lui zijn, is danook ongegrond. Op ons, Westerlingen, rust de dure plicht die menschen uit de ellende te brengen. Duizenden sterven er - onnoodig. Wij moeten Gods liefde toonen door de daad en de helpende hand rei ken we moeten meewerken aan de medische zending. Aan de hand van lichtbeelden wees spr. ons zijn zendingsveld. In de res. Tapanoeli op Su matra waren eerst vier Zuid-Russische zende lingen werkzaam. De laatste is een jaar geleden Ze is om van le smullen, O/Zz/JÏ' n zoo IcKherA-s' fcdai rn°Ez. gestorven. Thans wordt nog gearbeid op Java bij de G. Moeria. De Geref. Zending werkt in de Vorstenlanden: Soerakarta en Djokjakarta, beter gesteund dan de Doopsgezinde en daarom wel eens benijd. Het centrum van de zendings- en medische arbeid der Doopsgez. op Java in 't ziekenhuis te Kelet, waarvan spr. directeur is. Op min of meer groote afstanden vandaar treft men hulp posten aan. De zendelingen Jans, Schmidt, Hubert en Tiessen staan dr. Grambergen bij. Jans is 75 jaar en reeds 50 jaar hier werkzaam Hubert wijdt er zich reeds 35 jaar aan. Het ziekenhuis met bijgebouwen is op een zadelrug tusschen twee bergen nabij de zee zeer schilderachtig en gunstig gelegen. Door het ontbreken van goede wegen- zijn sommige zieken drie nachten onderweg geweest alvorens het gebouw te bereiken, waar men hen verple gen, wellicht genezen zal. Men schat het aan tal melaatschen hier op 20 5 30000sommigen worden 40 jaar door deze ziekte geplaagd. Spr. deed een beroep op de mildheid van zijn hoorders, zeggende, dat speelgoed hem voor zijn kleine patiënten zoo welkom zou zijn. Hij wijdde uit over de opleiding van Javaan tjes tot verpleger(ster) en zendeling en stond geruime tijd stil bij de toegewijde arbeid van Zuster Spannenburg, een der beste krachten in dit district. Wie schrijft haar eens vroeg spr. Zij zal uw belangstelling hoogelijk op prijs stellen. Spr. vertelde ons van de framboesia tropica (Jav. patèk) een besmettelijke huidziekte, waar aan velen ten offer vallen. Een neo-salversan- injectie kan echter wonderen doen. Na de pauze, gedurende welke gelegenheid werd gegeven op lijsten te teekenen voor een vast jaarlijksch bedrag tot stetm van de Doops gez. Zending, sprak dr. G. voornamelijk over de arbeid onder de melaatschen rond Oonoradja, waarbij zendeling Van Rijn en diens vrouw zich zoo verdienstelijk maken, reeds tien jaren lang. Zij dragen hun lot met blijmoedigheid, hoewel door de zee ter eene en door dichte oerwouden, waarin panters, apen, slangen en wilde zwijnen huizen, verder van de beschaafde wereld afge sloten. De melaatschen schijnen zich van htm toestand slecht bewust en zijn tot opname in het zieken huis maar moeili k te bewegen. Donaradja dankt zijn naam aan onze Konin gin, die een haar toegedacht bedrag voor de stichting bestemde. Uitvoerig ging spreker in op de levenswijze der melaatschen, op hun verpleging, op de ont zettende tooneelen, welke zich hier somsafspeien. Welk een schrille tegenstellingen vormt hier de schoone natuur met zijn machtige wouden met de rnensch, gebukt onder schier ondraag lijke smarten, gekweld door vreeselijke pijnen, de wanhoop ten prooi. In gedachten nemen we deel aan volksfeesten welke ook hier toch niet ontbreken, en hooren we de gamelan, bij welks klanken de zieken een wijle hun pijnen vergeten. Aan 't slot schilderde spreker ons de een zaamheid, waarmee de Westerlingen zich hier vertrouwd moeten maken. In gedachten ver plaatsten wij ons naar het strand aan de grens van het zendingsterrein, door een breede zoom van oerwouden van het binnenland afgesloten met er vóór de oneindige Java-Zee. Aan de ge zichteinder de mailboot, de eenige schakel met de bonte wereld die men beschaafd pleegt te noemen. Spreker wekte de aanwezigen nog op een steentje bij te dragen tot meerdere bloei van de zending opdat zij ontvangen zouden wat meer waard is, n.l. Gods rijke, eeuwige liefde volle zegen en sloot hiermee zijn rede, welke met aandacht werd aangehoord. Ds. Vis zeide hem dank voor de eenvoudige duidelijke en diep-ontroerende wijze, waarop hij sprak van het werk, waartoe hij geroepen werd. Dankbaar, vervolgde hij, ben ik voor de toegezegde daadwerkelijke steun. Aan het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1928 | | pagina 1