wwmm Droogpruimer? Mo 4294 Zaterdag 12 Januari 1929 42s,eJaargank SiliEQ EERSTE BLAD. f oost de Zondag. Voor hoojd en hart. HARRETJE FUELAHBS. Texelsche Berichten M Winterteenen Gemengd Nieuws ABONNEMENTEN: UITGAVE: N.V,v/h LANGEVELD DE ROOIJ DEN BURG OP TEXEL ADVERTENTIÊN: TELEFOON: N°.11 POSTGIRO: N°. 652 POSTBUS N°. 11 Wt nterhanden Wi niervoeten Schrale Lippen Ruwe Huid Dal" ben ik gelukkig niet Want 'k pruim uitsluitend de sappige en mabche zoo Ge ziet KLOOSTERBALSEM, TEXELSCHE COURANT DEN BURG: 50 ct. per drie Maanden. Franco p. post door geheel Nederland 75 ct p. 3 maanden. Losse nummers: 3 ct DE TEXELSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAG. EN ZATERDAGMORGEN Van 1-5 regels: 50 ct. Iedere regel meer: 10 ct. Dezelfde advertentie 4 maal geplaatst wordt 3 maal berekend. BIJ abonnement lagere regelprlja. ADVERTENTIÊN MOETEN DAAGS VOOR 'T VERSCHIJNEN 4 UUR NAM. IN ONS BEZIT ZIJN ONS HOOGERE „IK". „Zij, die in de bergen geboren zijn, kwijnen in lagere streken van onherstelbaar heimwee. Ook wij behooren in hoogere streken thuis ;daarom vervult ons een in nig verlangen naar hooger". Dit is een woord van Jean Paul, waar in hij een van zijn diepste gedachten heeft uitgesproken. En onwillekeurig rijst ons de verzuchting op de lippen: och, of hij daarmee waarheid had gesproken. Was dat verlangen naar hooger slechts voort-i durend bij ons allen aanwezig. Dan zou het, evenals ieder sterk verlangen, zeker eenmaal in vervulling gaan en aan de hooge beteekenis van het menschenleven zou niet meer worden getwijfeld. Maar helaas De fout van onze tijd is immers juist, dat er zoo velen zijn, die zich bevinden op het verlaagde peil, waar zij hun hooger „IK" zoo goed als geheel hebben buitengesloten. Zijn zij plichtver- geten Zij meenen recht te hebben vol daan te zijn over het feit, dat zij hun dagelijksche arbeid getrouw en naar de eisch volbrengen. Verwonderd vragen zij: Wat kunt ge van ons meer verlangen, wat ontbreekt ons Wat hun ontbreekt Dit, dat zij ge voelloos zijn voor de hoogere bezieling -dat zij het heimwee naar de bergen in slaap hebben gesust.En indien zij die gebreken niet alleen over het hoofd zien, maar ook ontkennen, dan lijdt het geen twijfel meer, dat hun ziel gebrek lijdt. Het gevaar voor het kwijnen van het hooger leven is wellicht het grootst voof hen, die het goed hebben in de stoffe lijke wereld; in de lage landen laat het zich betrekkelijk gemakkelijk leven; zoolang ze overvloed bieden van graan en olie, zoolang bloemen het oog ver lustigen, zoolang de rijpe vruchtirossen neerhangen van de boomen, zoolang kan wei het hoogere leven sluimeren maar niet ongewroken. Eenmaal komt de tijd, dat net zich met alle kracht zal doen gelden; de mensch verloochent zijn oorsprong niet altijd. Daarom is immers het zoo goed, zelis zoo noodig, dat wij van tijd tot tijd worden wakker geschud door de ruwe aanraking van ontbering en lijden; want zij doen het hoogere „IK" in ons ontwaken. Menigeen, die in zorgelooze vreugd zijn loopbaan is begonnen, zal zeker dank baar zijn, dat er iets is ingetreden in zijn leven, een schok, die verpletterend scheen, maar die een algeheele ommekeer heeft gebracht in zijn bestaan, die de ketenen van verleiding, waarin hij was gevangen, heeft ontsloten, die hem gevoerd heeft daarheen, waar der wereld stemmen zwij gen, naar de stille, heilige eenzaamheid. Want het is daar, dat hij opnieuw heeft leeren beseffen, net groote geheim van zijn hoogere afkomst en het nog grootere van zijn boogere bestemming. Eiex is daar, dat de lang verwaarloosde stem van zijn hooger „IK" duidelijk tot hem is gaan spreken; het is daar, dat iets is open- gebloeid, waarvan hij onbewust de kiem in zich heeft gedragen, iets, dat slechts wachtte op zuiverder lucht, op tranen van berouw en de koesterende zon van vergeving en liefde om als nieuwe hoop en nieuwe kracht zich te ontplooien in zijn ziel. Zondag 13 Januari 1929. ZONDAG. Wat schoon is moet eenvoudig zijn Maar Eenvoud mag geen ruwheid wezen Eenvoudig zij 't gevoel, maar fijn; Eenvoudig 't Woord, maar uitgelezen. N. Beets. MAANDAG. Medegevoel komt slechts door bekend heid en aanraking met de menschelijke ellende. Edm. de Goncourt. Doos30-60*90ct Tube80ct. Bij Apoth en Drogisten. ^4 GENEZING .ELKE PLEK DINSDAG. Worst'ling kenschetst onze tijd,* Hebt er oog voor allerwege, Slechts wie deelnam aan de strijd Smaakt de vruchten van de zege. Potgieter. (*Ook ónze tijd. Red.) WOENSDAG. Groote zielen verheugen zich dankbaar over een ontvangen weldaad; kleine scha men zich haar te hebben ontvangen. DONDERDAG. Sommige menschen behooren, wat hun verstand aangaat, tot de gevleugelde we zens, maar wat hun hart betreft, tot de kruipende dieren. Baco. VRIJDAG. De ware dankbaarheid bestaat niet in woorden, maar daarin, dat men hetgeen men ontving goed gebruike tot nut voor zichzelve en anderen. ZATERDAG. Het is hoogmoed en geen heldenmoed, die bergen wil verzetten, maar weigert het stof weg te vegen. C h. K i n g s 1 e y. Een Texelsche novelle uit het jaar 1864 D. DEKKER. 4 —o II „Toe, law eris singe, dan komme de jonges „Nee, Jantje, niet singe; ik wil van-evet gien opstekers hewwe; 'k ben blied, dat ze niemendól van deuze kriek wete, en dat ze ons mit rust lete". Het meisje, dat het voorstel deed, om eens te zingen, teneinde de „opstekers" (de vrijers) te lokken, was Jantje Roper, of, zooals ze meestal genoemd werd, Jantje Dirks, omdat haar vader Dirk Ro per heette. Zij, die de opmerking maakte, dat zij op geen opstekers gesteld was, is Pietje Voet, de dochter des huizes, waar de visite, de „kriek", plaats had. Bei-, de meisjes hadden voor haar verlangen een bepaalde reden: de eerste, die de wensch te kennen gaf, dat er opstekers zouden verschijnen, hoopte, dat Pieter Leenderse, „waar ze het zoo goed mee wist", door haar gezang zou ontdekken, dat zij hier te visite was, en dan zou hij niet nalaten, zich aan te melden. De „Klorus" van Pietje Voet „was fare"; ze wist dat die niet komen zou, niet komen kon, en „are jonges sag se liever niet, ten minste zow ze niet toe- late om mit heurlui een gepaarde kriek te houwe". Het derde meisje, Heintje Flas, stemde met de laatste overeen; want ook haar „hartlap was na zee, en skoon ze wel niet heelekedól an him ver- seid was, ze wist het toch wel mit him, en daarom verlangde ze ok niet na 'n gepaarde kriek mit are jonges." Jantje Dirks, was er wel wat „narp" over, dat „heur twie maasmeikes", zoo over de zaak dachten, ze begreep ook wel, „weer 'm de skoen vrong", doch ze deed slechts of ze het niet begreep: ze nam het dus zóó op, als of ze meende, dat Pietje's vader liever niet zag dat er „opstekers kwamme, omdat het dan ollan zoo laat wier, eer ze uut mekaar ginge", en ze wist van vroeger, dat de vader van 't meisje 'n hekel had aan „laat krieke". Zoo goed mogelijk trachtten de meisjes zich te vermaken met het schimmel- of klok-en-hamerspel, en met vragen en ant woorden, die Jantje Dirks er zoo mooi •op nahield en heden avond meegebracht had. Die vragen en antwoorden, die zoo wat „weerseggery uut joks" moesten ver beelden, brachten het gesprek van de meisjes op de twee voorspellingen, die Marretje Flielands gedaan had, en die zoo juist uitgekomen waren. Van de laatste wist Heintje, de dochter van schipper Flas, met wien de historie van het zeil had plaats «ehad, heel wat bijzonderheden te vertellen, welke de meisjes met veel verbazing aanhoorden. „Weet je wat we ers moste?" stelde de laatste spreekster, Heintje Flas, voor: „we moste Marretje Flielands ereis kom me late; we moste ons ok ereis waar- segge late; ik weet dat ze leste ok urges weest is, om het te doen, en dat ze doe wat een pret had hewwe." Het voorstel vond eenige tegenkanting bij Pietje Voet, omdat ze vreesde, dat hare ouders, wanneer ze het ontdekten, er niet mede gediend zouden zijn. Dit be zwaar werd echter door de andere meisjes weggeredeneerd, vooral op grond dat va der en moeder niet voor elf ure zouderf tehuis komen, en dat Marretje Flielands hare voorzeggingen vóór tienen al lang kon geëindigd hebben, als men terstond om haar zond. Men besloot alzoo, en da delijk werd iemand naar de Noordkaap gezonden, om de vrouw te halen. In gespannen verwachting, en terwijl ze elkander verzekerden, dat ze 't slechts „voor de grap" deden, en toch niets zouden gelooven van hetgeen ze zei, wachtten zij hare komst af. Ja wel, daar komt de „ouwe sloof"', op haar krukje geleund, al aanstrompelen. „Eerst een kopje sukelaad met 'n be- skuutje", dat spreekt; „de arme ziel kriegt het niet olie dage." Dat smaakt de oude. De meisjes meenen, dat zulk eene voor bereiding haar zal stemmen om aan allen iets goeds te voorspellen; maar het vrouwtje zegt, voor ze begint: „Hoor reis, meikes! as 'k niet vraagd wor, sel 'k nooit iets segge van ol wat ik sien, maar wor ik fraagd, dan wiend ik er gien doek jes omik seg 't rond uut, goed of kwaad. Wie eerst?" Ja, wie zou de eerste zijn! De eene voor de andere wilde liefst de laatste beurt hebben. Na veel over en weer pra ten moest Heintje Flas, omdat ze er het eerst van gesproken had, nommer één wezen. Met aandacht keek Marretje Flielands het meisje in hare rechterhand, zag haar vervolgens stijf in de oogen, prevelde eenige onverstaanbare klanken, en richtte vervolgens het woord tot haar, in dezer voege: „Van 't gien er mit je gebeurd is, van kiend of an, zow ik je veul, olies segge kenne, maar dat doen ik niet; je zow segge: dat weet ze van die of dat weet ze van deuze; 't is ok niet noodig, dat ik je dat vertel, omdat je alles zelf het beste weet; ik sel dus maar segge wat er beure zal. Veul geluk sel je in je leve hewwe; maar Pieter Ferm, deer je 't nou zoo wat mee weet, krieg je niet. Over drie jaar ben je trouwd, niet mit him, je weet wel, nee, huis, huis weer (heusch waar) niet, maar mit 'n meneer, niet van Tessel, maar van butene; 'n goed 'n heel goed huwelek, drie kien- dertjes'n groote reis sel je over de zee doen, meskien wel heel na Oost-Inje, en tuut je oud en of bent, heel, heel veul geluk." (Wordt vervolgd). GA li A DE KOOG. Door de heer L.Sok, architect te den Helder, werd aanbesteed het bouwen van een pension voor de heer Kooiman al hier en wel met deze uitslag: Timmerwerk de Porto den Hoorn f4449.—, Drijver Oosterend f3225.—. OQunO OöO'-» r* Cte. r- Er.'JTnr.y'.r'm P t giWl'UT r ItUUlU' *0 Metselwerk: Trap Oosterend f4045. Keijzcr den Burg f3250.—. Loodgieterswerk: Agter den Burg f720, Oele den Burg f565. Electra: Paagman den Burg f140. Knopperts den Burg f134.Daalder de Koog f122.—. Schilderwerk: Vonk en Boon den Burg f852.—, Bremer Oosterend f630.—, de Kok den Helder f624. Gegund aan de laagste inschrijvers. OUDESCHILD. Veevervocr. Gedurende deze week zijn van Texel verzonden: 53 varkens, 21 kalveren, 17 koeien, 2 paarden, 14 schapen, 3 lamme ren. Visscherij. De laatste dagen worden er veel gar nalen gevangen, de prijzen zijn niet hoog; de garnalen zijn over het algemeen heel klein. Deze week is aangevoerd ruim 18000 Kg. garnalen. Geen wulkenaanvoer. Ook wordt er thans nogal eens een en kele kilo bot gevangen; deze visch komt waarschijnlijk door het koude weer van de waarden naar dieper water en wordt zoodoende hier gevangen. Drukke vaart. Wegens het ijs in de Zuiderzee gaat de vaart van Friesland en Groningen naar Amsterdam en verder wederom via den Helder. Langs de Texelsche kust kan men dan ook vele sleepen waarnemen. Naar we vernemen, moest schipper v.d. Vis, die Woensdag naar Harlingen zou vertrekken, bij het „Scheurrak" terugge keerd wegens het ijs. V/' tfJ De gruwelijke jeuk ver ijl dwijnt onmiddellijk met AKKER'» zuivert - verzacht geneest ,Geen goad zoo goed." BLOEDDORSTIGE HONDEN. Bij de landbouwer B. in de Haarlemmermeer hebben bloeddorstige honden des nachts een ware slachting onder de schapen aan gericht. Drie schapen werden geheel ver scheurd in de sloot langs het eiland ge vonden. Eén der honden werd ontdekt en door de eigenaar afgemaakt. SCHAAP VERSCHEURD. Te Castri- cum werd in een weide een schaap ge vonden, dat voor de kerk werd geweid door een der daar wonende veehouders. Het bleek door honden geheel ver scheurd te zijn. Er zal nu op losloopende' honden jacht worden gemaakt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1929 | | pagina 1