NIEUWE TABAKSFABRIEK FEUILLETON Als men beleedigt VAN ONS IS UITGERUST MET DE ALLER- NIEUWSTE MACHINES OP HET GEBIED VAN DE TABAKSINDUSTRIE. ZIJ ZIJN VAN NU AF AAN TE UWER BESCHIKKING VOOR DE FABRICAGE VAN UW TABAK. ALS U ONS FABRIKAAT NOG NIET KENT PROBEERT U HET DAN EENS. U ZULT VINDEN DAT ONZE TABAKKEN UITMUNTEN DOOR RIJPE KWALITEIT, GOEDEN BRAND EN AROMA. DE EiR^VEN OE WED. J. VAH HELLE, ALS BROEDERS. 6. Opeens kwam Felix op mevrouw toe „Ik wou u iets vragen, moeder, u een dringend verzoek doen". „En dat is, mijn jongen „Laat Felix voor goed bij mij blij ven, gelijk met mij les nemen en steeds bij mij blijven. Ik houd van hem alsof het mijn broer is. En dan kunt u van twee zonen houden. Weiger het niet, moeder, want aan hem heb ik het te danken, dat ik nu nog in het leven ben". „Wat je daar vraagt, Michel, is heel ernstig. Voor alle dingen moet ik toch weten, hoe zijn ouders daar over denken" „Dus, u doet het misschien „Neen, jongen, maar ik moet toch zeg gen, dat het een ding van belang is". Twee maanden later waren de ouders van Felix teruggekeerd en die wierpen geen bezwaren op, integendeel. Toen de zaak beslist was jubelden en juichten de beide jongens van hartelijke blijdschap. Op diezelfde namiddag geleid de Feiix, zonder iets van zijn voornemen gezegd te hebben, Michel naar buiten. En toen zij de weg naar Marchenoir waren ingeslagen, vroeg Michel: „Waar gaan wij naar toe, Felix Sedert de noodlottige dag in de maand Juli hadden zij geen voet meer gezet in het bosch van Marchenoir, zelfs niet ge zinspeeld op de moord, die daar bijna was gepleegd. Zij kwamen bij de Wolvenvijver. Het was nu herfst. Het bosch verloor reeds zijn dos. Alleen de eiken preikten nog met hun volle bladerkroon. „Daar was het," prevelde Felix. „Dat zal mij heel mijn leven bijblijven." Beiden waren zeer bleek geworden, spoedig sprak Michel weer glimlachend: „En ik ben het nu al vergeten." Felix greep zijn hand en zeide in alle nederigheid op droeve toon: „Nooit zal er iemand op de wereld be staan, die meer van je houdt dan ik het doe. je zult mij altijd bereid vinden, voor je te sterven." Op dit oogenblik ontstond eenig ge- ruisch tuschen de takken, en uit de strui ken tegenover 't tweetal kwam een hoofd opduiken, verward haar, groote, verwon derde, peinzende oogen, nochtans met zonderlinge schitteringMarianne. Tegelijk voer de beide knapen een hui vering door de leden en ze hadden de zelfde, geheel ondoordachte beweging, elkander te naderen, alsof een gemeen-, schappelijk gevaar beiden bedreigde. z.ij voegde hun niet een enkel woord toe. Zij was daar voor hen, als een Sphinx, beiden omvattend door haar zon derlinge blik, en zij beefden opnieuw. „Ga heen!" snauwde Felix met ruwe stem het kind toe. Hij bukte zich om steenen op te rapen en haar daarmede te gooien. Schreeuwend liep het meisje weg. En toen ook het geluid van haar vluch tende schreden door het krakende hout was uitgestorven, hernam Felix: „We willen haar niet weerzien, nooit meer over haar spreken, nietwaar?" „Neen, nooit weer". Zoo was de geschiedenis van het kind van het kasteel en van de jongen uit het arme volk; zoo de misdaad, aan ieder on bekend, die de aanleiding was geworden, dat de twee kinderen, die anders in ver schillende lotsbestemming elkander wel licht uit het oog zouden hebben verloren, als boezemvrienden, als broeders met elk ander verbonden bleven. Toen ze beiden met goed gevolg de staatsschool en daarna dehandelsschool hadden afgeloopen, had Michel Felix als associé genomen in de groote industri- eele zaken en hem ten slotte als direc teur der staalfabrieken aangesteld. Me vrouw Duplessy was intusschen overleden en Felix's ouders eveneens. In die dertien jaren was zelfs nooit 'n zinspeling op het gebeurde bij de Wol venvijver, geen zinspeling ook op de jonge Sphinx uit het bosch van Marchenoir ge maakt. Reeds in de winter trouwens, volgend op dat onbekend gebleven drama, hadden de Barmou's het land verlaten, en waren ze op goed geluk naar Mexico vertrokken. Niemand had ooit meer iets van hen ge hoord. Hun vertrek was voor de twee broeders een ware verlichting geweest. Vluchtige, dwaze liefdesgeschiedenissen, het waren dingen, waarmede Michel noch Felix zich ooit hadden opgehouden. Maar op zekere dag, dat Felix in het belang: der zaken naar Parijs geweest was, keer de hij vandaar ernstig en ook bedroefd terug. Hij beminde!Hij beminde zonder hoop, omdat het voorwerp zijner liefde voor hem verschenen en verdwenen was als een droombeeld, vol geheimzinnigheid. o Vroolijk bengelden de klokken voor de plechtigheid in de kerk en werklieden, boeren, vrouwen en kinderen, allen op hun Zondags, bewogen zich langs de ver schillende wegen, die op Rozières uit kwamen. „Neen, neen, hij komt niet meer!" zei Michel, zich van het venster naar Marie- Anna keerend. Zij was droomerig. Het was alsof er 'n schaduw was gevallen op haar fluweel zachte, groote oogen, iets onrustigs, meer zelfs, iets angstigs. „Vergeef me!' sprak hij, denkend aan een onuitgesproken verwijt. Zij rilde en de bleeke wangen kregen plotseling een hooger tint. Men zou ge zegd hebben, dat zij betrapt was op iets verkeerds en dat hare afgedwaalde ge dachten in het bijzijn van hem, die straks haar echtgenoot zou zijn, een ander ge laat hadden opgeroepen, dat van de man, die zij als klein kind had gekend, en die nu, vortgezweept door zijn hartstocht, de wereld rondtrok om het verloren droom beeld weer te vinden. Beneden stonden de rijtuigen gereed en de bruid legde haar hand op de haar aangeboden arm des bruidegoms. Een half uur daarna verliet het jonge paar het gemeentehuis voor de plechtige inzegening van het huwelijk in de kerk. 11. Gehuwd. Op hetzelfde uur stapte uit de trein, die aan het station voor Rozières halt hield, een jonge, forsch gebouwde man, die na zijn spoorkaartje te hebben afge geven, met vlugge tred de weg insloeg, die naar het kasteel geleidde. „Kijk, dat is zoowaar mijnheer Felix Lebart!" zei de stationschef. „Nou, die komt wel op het nippertje voor het hu welijk." Het was inderdaad Feljx, met zwaar bewolkt voorhoofd, met vermoeide oogen, eindelijk maar thuiskomend, na overal te vergeefs te hebben gezocht, met gebroken geest- en wilskracht zou men zeggen. Dat fantoom met de fluweele oogen, hij had het op zekere dag in het drukke gewoel op een der boulevards van Parijs langs zich heen zien glijden, de volgende dag weer gezien in het Theatre-Frangaise, twee dagen later toevallig nogmaals aan het station van de Ooster-lijn en toen, twee jaar lang in het geheel niet meer. Maar na verloop van die twee jaar had liet toeval haar opnieuw in zijn gezichts kring gebracht. Op het kerkhof van Père- Lachaise was het geweest en zij was in rouwgewaad. Een groote begrafenisstoet scheidde hen. Felix was wel verplicht ge weest, om te wachten, maar hij had haar nochtans zien neerknielen bij een graf. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1929 | | pagina 4