De Nieuws Texelsche Courant
ASPIRIN
No. 4912 48!,e Jaargang Woensdag 23 Jan. 1935
Van ?iveek tot week
Texelsche Berichten
AMERIKAANSCH.
Om de vrede in Europa.
De Saar weer Duitsch.
Een waaghals.
(feit z&ng. -Ce/ptAfredó:
Uw advertentie in dit blad
op Texel huia aan huis getal
TEXELSCHECOUR
is sinds 1 Juli 1930
hi dit blsd opgenomen.
U1TG.: N.V. Boekhandel en Drukkerij
v.h. Langeveld en de Rooij Den
Burg. Tel. 11.
ABONNEMENTEN: f0.75 per kwartaal;
buiten den Burg f 1.losse nrs. 4ct.
ADVERTENTIES: 1-5 regels 60 oent
iedere regel meer 12 ct. Eenzelfde adv.
voor viermaal ineens opgegeven wordt
driemaal berekend.
HOOGWATER ter reede van Texel v.ra.
(nam. ongeveer y> uur later.)
24 25 26 27 28 29 30 Jan.
11,27 12.— 0,15 (',54 1 34 2,22 3.34
LICHT OP
RljWlELEN en R1ITUIGEN 4.53
STOOMBOOTDIENSTEN.
TEXEL-DEN HELDER v.v.
Op werkdagen:
Van Texel: 5.50; 7.50; 11.20; 2.35.
Van den Helder: 6.50; 10.12.20; 4.20.
Op Zon- en Feestdagen:
Van Texel: 7.30; 11.20; 5.20.
Van den Helder: 9.12.20; 6.30.
WORDT 1 FEBRUARI UITGEBREID
met een dienst op werkdagen
Van Texel: 5.35
Van Den Helder: 6.55.
ZATERDAGAVOND.
Al in onze jeugd leeren wij, dat Ame
rika het land der wonderen, het land der
onbegrensde mogelijkheden is.
Wat in ons oude Europa soms de ar
beid vraagt van geslachten, doet men
daar in een handomdraaien, af en kwa
men de berichten over de 9odale hervor
mingen, die Roosevelt voorstelt, dan ook
niet uit Amerika, men zou aan de juist
heid gaan twijfelen.
Amerika had tot voor kort zoo goed
als geen sociale wetten. Al die mooie
maatschappelijke voorzieningen die in ons
land niet meer gemist zouden kunnen
worden, kent men niet in het land van de
dollar, maar nu komt de regeering-Roo-
sevelt met een wetsontwerp, dat niet
minder bedoelt dan invoering der werk-
loozenverzekering, ouderdomspensioen,
verplichte ouderdomsverzekering, kinder
bijslag aan door maatschappelijk hulpbe
toon gesteunde weduwen, en een groot
scheepsch plan tot bevordering der volks
gezondheid. Met één 9prong stelt Ame
rika zich aan het hoofd der naties inzake
de sociale regelingen.
Dat aan een zoo plotselinge verande
ring in het economische en sociale leven
bezwaren zijn verbonden, zal ook Roo
sevelt wel inzien, doch deze man, met zijn
zwakke lichaam, staat voor niets als hij
geluk en welvaart aan zijn volk meent te
kunnen brengen.
Een buitenstaander vraagt zich echter
at, waar toch de gelden vandaan moeten
komen om deze maatregelen en die der
geweldige werkverschaffingsplannen te
financieren, want of men nu de kosten
legt op de staat of de industrie, wij
hebben nu wel zoo langzamerhand ge
leerd, dat dit weinig uitmaakt.
Een der middelen, waarover de staats
lieden beschikken om de tegenstander
de eigen meening te verkondigen, is het
interview, en van dat middel maakt Hit-
Ier op het oogenblik druk gebruik. Steeds
weer legt hij nadruk op zijn absolute vre
desgezindheid. 'Hij erkent, dat oorlog de
ruïne van allen zou beteekenen en dat
daardoor het communisme op de troon
zou komen en hij werpt met kracht de
beschuldiging van zich af, dat hij thans
zoo vredesgezind zou zijn om zich rustig
op een latere oorlog voor te bereiden.
Met nadruk verklaart hij dat Duitschland
nimmer uit eigen beweging de oorlog zal
verkiezen, doch hij waarschuwt er voor,
dat men slechts in prikkels zal grijpen,
als men het aanvalt. („Wer uns angreift,
greift in die Stacheln"). Want niet min
der dan vrede hebben wij de vrijheid lief,
roept hij uit. Hij verzekert verder, dat
Duitschland slechts als een volkomen,
vrije en gelijkgerechtigde natie tot de
Volkenbond zal toetreden en hij bedankt
er voor als een minderwaardig lid in Ge-
nève behandeld te worden.
Als het verliezen van een oorlog een
reden zou zijn om een volk voor eeuwig
zyn eer te doen verliezen, dan, meent hij,
bestond de heele Volkenbond uit eerloo-
zen, want elke natie heeft wel eens voor
een sterkere moeten bukken.
Combineert men alle uitlatingen van
Hitier, dan blijkt wel heel duidelijk, dat
hij slechts tot een accoord met Frankrijk
zal willen komen op de voorwaarde, dat
het Verdrag van Versailles voorgoed ter
zijde wordt geschoven.
Dat dit gemakkelijk zal gelukken, ge-
looven wij niet. Laval, minister van Bui-
tenl. Zaken van Frankrijk geeft zich im
mers alle moeite om zijn volk tegen een
mogelijk gevaar van Duitsche zijde te
beveiligen. Toch ontbreekt het hem niet
aan lust en goede wil om met Hitier tot
een overeenkomst te raken.
De rede, die Laval onlangs te Genève
heeft gehouden, toont wel heel sterk zijn
besliste vredesgezindheid, hoewel hij er
kent, dat de vrede is een werk van ge
duld, van koenheid en van wil. Laten wij
hopen, dat zijn oproep tot medewerking
volkomen eerlijk gemeend is en dat zij
aan de overkant van de Rijn zoo zal wor
den verstaan. Dan is het mogelijk, dat 'n
duurzame vrede tot stand komt, waarnaar
geheel Europa, ja heel de wereld reikhal
zend uitziet.
En een dergelijke vrede is nooit moge
lijk, als er geen toenadering komt tus-
schen de beide Europeesche grootmach
ten Frankrijk en Duitschland.
De Saar heeft gestemd en de uitslag
liet geen ruimte voor twijfel. Tusschen
Berlijn en Parijs is nu maar weinig wrij
ving meer. Het tegendeel is zelfs waar.
Uit Berlijn hoort men nu de teederste be
woordingen, juist over Frankrijk. Hitler,
Goring en Göbbels, zij worden sentimen
teel, als ze over de gewezen „erfvijand"
spreken. Hitier zelf heeft, onmiddellijk na
afkondiging van de beslissing in ffi:t
Saargebied, nog weer eens herhaald, dat
er, na de regeling van deze aangelegen
heid, geen enkele territoriale kwestie tus
schen Duitschland en Frankrijk meer be
staat. Hitler deed daarmede nog eens
vrijwillig en uitdrukkelijk afstand van alle
aanspraken op Elzas-Lotharingen. in
Frankrijk is men niet ongevoelig voor
deze stemming, vooral nu men zich ge
wapend voelt tegen elk risico ervan door
het groote verbond van Europeesche sta
ten, die men bezig is te vormen tegen,
eenige aanvaller in Middel-Europa. Parijs
kan Berlijn nu tegemoet komen, zonder
ergens schele oogen te wekken. Vroeger
zou het er Polen mee voor het hoofd
hebben gestooten, maar dit is nu zelf de
vriend van Duitschland. Laval antwoordt
reeds in dezelfde toon. Sir John Simon
bevordert wat hij kan, deze ontkiemende
toenadering. Zij zal echter slechts kun
nen gedijen op de bodem van Genève.
Duitschland zal naar de ontwapenings
conferentie moeten terugkomen om daar
een vergelijk met de anderen te treffen.
Tevens zal het in de schoot van de Vol
kenbond moeten terugkeeren. Doet het
deze beide dingen niet, dan zal er ook
van vertrouwen te Parijs geen sprake
zijn. Hitler moet dat weten.
Tenslotte veroorlooft de lezer ons ze
ker wel een uitstapje op het gebied van
de luchtvaart. We komen nog even terug
op de vlucht van Amelia Putnam-Earhart
van Honoloeloe naar Californië, in haar
eentje ondernomen. Amelia heeft reeds
in 1928 een vlucht over de Atlantische
Oceaan gemaakt, toen echter in gezel
schap van een vlieger en een mecanicien.
In 1932 heeft zij deze vlucht herhaald,
maar als eerste vrouw, in haar eentje.
Men noemde haar de vrouwelijke Lind
bergh. In haar uiterlijk heeft zij werkelijk
gelijkenis met haar vermaarde „peet". Zij
had, na deze zeer spannende vlucht, nog
niet genoeg aan de waaghalzerij. On
danks alle afraden, en ondanks de pro
testen van haar echtgenoot, die een be
kende uitgever is, heeft zij nu haar nieuwe
vlucht-alleen, die zij zelf achteraf een
dwaasheid heeft genoemd, ondernomen.
Zij moet het kranig hebben aangelegd,
en zij heeft danook in ruime mate de sen
satie gewekt en de toejuiching verworven,
waarom het haar ongetwijfeld te doen
was. Want eenig ander doel, en vooral
eenig nuttig doel, is bij dergelijke vluch
ten niet meer te bespeuren. Haar man
heeft haar begroet met een telegram,
waarin hij haar roemde om haar prach
tige vlucht, maar tegelijk de hoop uit
sprak, dat dit nu niet tot een gewoonte
zou worden. De goede man heeft zeker
behoefte aan huiselijkheid, die hem niet
al te ruim ten deel zal vallen. Tegenover
anderen heeft hij dan ook, volgens een
bericht in de Amerikaansche pers, de
verzuchting geslaakt: „Als ze maar een
baby had, om voor te zorgen, zou zij
die dingen niet doen". DE MACHT
VAN HET KIND.
TEXELSCH FANFARE.
Eerst een woordje over de radio en de
lichtzijde van deze (draadlooze) medaille.
Over de lichtzijde zeggen we, want
zooals Piet Tiggers zoo duidelijk uiteen
gezet heeft: een schaduwkant heeft de
radio ook. Maar hierover zullen we
het later wel eens hebben.
Ondanks bezwaren, waarover de meeste
luisteraars heenstappen, heeft de radio
en haar onafscheidelijke levensgezellin, de
grammofoon, een nvlüoenenpubliek
gekregen. De muziek is thans doorge
drongen tot kringen, waar men voor tien,
vijftien jaren aan de kunst der klanken
niet dacht zelfs. Componisten, die
vroeger slechts bij het concertbczoekend
publiek bekend waren, tellen tegenwoor
dig tienduizenden bewonderaars meer. En
dat alles werkelijk alleen door de radio
en de grammofoon. De „Unvollendete"
van Schubert is een volksstuk geworden,
evenals „Eine kleine Nachtmusik" van
Mozart. Men weet ten naaste bij, wat er
bedoeld wordt met „klassieke" muziek
en wat met „romantische". We houden
er zelfs onze lievelingsstukken op na:
ae eerste symphonie van Beethoven, de
„Egmont" of de „Cariolanus-Ouver-
ture", de balletmuziek uit „Faust", de
„Peer Gynt-suite", de tweede rhapsodie
van Liszt —ge moogt van deze en
van tientallen andere Stukken geen enkel
kwaad woord zeggen. Dat willen we
ook niet. De muziek is met recht popu
lair. En de menuetten van Boccherini en
Beethoven zijn welkome afwisselingen te
midden der honderden Duitsche „Schla
ger", Engelsche „big-hits", Hongaarsche
czardassen, Fransche potpourri's en inter
nationale genrestukjes. „Frühlingsrau-
schen" van binding is zeker niet minder
bemind dan de „aria-op-de-G-snaar" van
Bach; „de" melodie van Rubinstein niet
minder dan „La Mattinata" van Leonca
vallo.
Elke vrouw
kent ze,
elke vrouw
weet echter ook'
het product van vertrouwen.
Dit alles is oorzaak, dat muziek meer
en meer gewaardeerd wordt, d.w.z. goede
muziek en hieraan deed ons Fanfare
het heusch niet ontbreken. Hiet
bood ons een programma, van 10 numi-
mers, waarvan alleen de openingsmarsch
„Songs of the Brave", van Bidgood, en de
Finale, beide pittig gespeeld, al eens
meer ten gehoore werden gebracht. En
over gebrek aan belangstelling had het
corps niet te klagen. Beide avonden was
de zaal goed bezet.
Als voorz. leidde de heer N. de Jong
de muziekavond wij woonden die op
Vrijdag bij met een enkel woord in.
Hij heette in het biezonder welkom de
heer Burgemeester en de heer en mevr.
Parlevliet en wijdde vervolgens 'n korte
beschouwing aan het programma. Har
telijke dank bracht hij aan de lieer Dol,
directeur, die het corps geen gemakkelijke
taak had opgelegd, maar ook zichzelf
allerminst gespaard heeft om tot een be
hoorlijk resultaat te komen. Nu, dat
heeft de aandachtige luisteraar best kun
nen ontdekken. Was de inzet al goed,
no. 2, Dichter und Bauer, van de be
kende (Weener) operette-componist Franz
von Suppé, versterkte de indruk, dat er
mejt ernst en onvermoeid geoefend werd
en dat de teugels van het muzikaal be
wind bij de heer Dol in vertrouwde han
den zijn. Dat vijf van de jongste leden 'n
drietal nummers ten gehoore brachten,
schreven we reeds; het waren bekende
melodieën, „Abendchor", van Kreutzer;
Der Jager Abschied en Es ist bestimmt
in Gottes Rat", beide van Mendelssohn.
Ze brachten het er kranig af, de jongei
leden. Uit wat zij deden hooren, klonk
ook muziek voor de toekomst. Zoo maar
doorgaan jongens. Trouw oefenen, goed
opletten dat brengt ons corps omhoog.
Dat Jan Dekker de jongelui bij hun
studie zoo flink geholpen heeft, mag ze
ker vermeld worden.
Met een Czardas uit de opera „Der
DE STERKE MAN.
in dit geval: de Deensche athlect
Svend Alsen, die in lichamelijk opzicht
tot de sterkste mannen ter wereld mag
worden gerekend.
üeist des Woiwoden" van Grosmann ver
volgde het corps zijn programma. Zooals
u weet, is een czardas een Hongaarsche
nationale dans met een langzame inlei
ding (Lassan) en een wild, temperament
vol, opbruischend hoofddeel (Frisca ge
naamd.) Dat kwam in dit nummer ook
heel goed tot zijn recht.
In Tiet volgend nummer heeft het Fan
fare de nagedachtenis van de heer Sam
Vlessing geëerd. Een kwintet speelde een
zijner laatste composities, ingestudeerd
met biezondere zorg. Een hartelijk ap
plaus bracht hulde aan musici en compo
nist tezamen.
Na nog een ouverture van Siippé volg
de de vertolking van een fragment uit de
opera, welke Verdi met één slag be
roemd maakte, uit Rigoletto, voor fan
fare pasklaar gemaakt door de heer Dol
zelf, een verdienstelijk stuk werk, waar
voor hem lof toekomt. Dat was een groot
en zwaar nummer, waarmee het corps
tamelijk veel moeite had, maar dat niette
min zijn gunstige uitwerking niet miste.
Een vlot gespeelde marsch besloot het
muzikaal gedeelte van het programma.
Of eigenlijk toch niet, want er kwam
nog een luisterwedstrijd. Op loten, die
verkocht werden, stond een tiental titels
van min of meer bekende muzieknum
mers: Daisy, Dans les ombres, De Gar
de-officier, Dorpsmuziek, O in'n lieve
zwartkop, enz. Eenige leden speelden in
door de directeur bepaalde volgorde deze
muziek, meestal slechts enkele maten en
aan het publiek werd overgelaten de ti
tels van het juiste rangnummer te voor
zien. Op de eerste avond werden 92 van
de 300 verkochte loten juist ingevuld.
Hoofdprijs was toen een schilderstuk van
de heer P. Boon, Koogerweg. Het werd
gewonnen door mw. N. Bakker-Zuide-
wind.
Hiermee zijn we aan het eind van ons
in korte trekken weergegeven muziek-
verslag. De eindconclusie kan niet an
ders dan gunstig zijn. Zonder fouten is
het niet gegaan. In Rigoletto misten we
hier en daar het vereischte tempo, het
juiste accent. U herinnert zich misschien
de passage, passende bij de woorden
„Licht als een veer die zweeft".
Daar was tusschen inhoud en vorm
te groot verschil Ook in Vlessing's Bal
let-scène klopte het een enkele maal niet
geheel. Toch kunnen deze aanmerkingen
de vorming van een gunstig eindoordeel
niet bemoeilijken. Er is met toewijding en
ijver gemusiceerd en het resultaat ver
dient onze en der andere bezoekers op
rechte waardeering.
Een tooneelstukje ging nog aan het
bal vooraf. De heer N. de Jong was weer
de hoofdpersoon en maakte van dit overi
gens niet opvallend kluchtspelletje wat
er van te maken was, daarbij door mej.
Nel Vermeulen, Jb. Kok en Simon Zij'm
flink gesteund.
BETUUR V.I.O.D.
Tot commissaris van de Vereen, tot
Uitkeering bij Overlijden V.I.O.D. al
hier, is bij eenige candidaatstelling her
benoemd de aftredende commissaris G. J.
Keyser.
Mej. Jo Blok behaalde te Amster
dam het Diploma Kraamverpleegster. (In
vorig nummer stond „kraamverzorgster",
hetgeen men ons verzoekt te willen recti-
ficeeren.)