mmêk No. 4951 48',e Jaargang Zaterdag 8 Juni 1935 EERSTE BLAD. Voor de Zondag. PINKSTERGLOED EN PINKSTERMOED. PINKSTER-VREUGD. Het mooie land Zoo bij de hand. m I Uw advertentie m dit blad op Texel huis aan huis gelexea. Pinksteren bloeit in onze weiden. Maar bloeit het ook in onzie harten In de loop van de jaarkring staat Pink steren middenin. Met Kerstmis begint het jaar: de laaggezonken zon herrijst en de groote Belofte van het Kind komt tot de wereld. Met Paschen komt de zekerheid der niet-vernietiging. Met Pinksteren staan wij midden in het jaar. De wereld is krachtig. Het teedereen schuchtere van de lente verdween: dieper werden de tinten van het groen, voller werd het blad aan de boom. Het is nu al juichende kleur, het zingt in de tuinen, het jubelt over de velden. Eerste vrucht ten komen uit tuin of hof, akkers staan vol met belofte beladen. Nergens is nog de nadering van verval en dood; geen vervalende kleurschakee- ring wijst er op, geen uitgebloeide tuin of veld stemt tot weemoed. Het is belofte, maar die reeds de ge varen van bezwijken in de jeugd, de drei ging der killende nachtvorsten te boven, is. Alleen verwoestend onweer, losbarsten de ramp kan met wind of regen of hagel de bloei slaan of vernietigen. En schier nimmer is ramp zoo groot, of ze laat iets dat de herfst kan aanbieden, als vrucht van de doorgroeide zomertijd. Dit is belofte, die de teekenen der ver vulling in zich draagt. Het is de mannelijke tijd van de jaar kring en Pinksteren is het feest van de mannelijke bloei in de kracht van het le ven. Geestelijk is Pinksteren dit ook. Pinksteren is het feest, dat de Geest vaardig wordt over de mensch en hij komt tot de wereld met zijn overtuiging, niet meer aarzelend, maar met vastheid. Wie tot de wereld komt, moet bezield zijn door de Geest en het ik achter zich laten. Hij moet niet huiveren. Hij zal slagen ontvangen. Er is van allerlei vóór en tegen hem. Het open verzet, waar hij tegen vechten kan met een vuistslag. De laffe laster, die hem vermoorden wil, en waartegen hij zijn positieve levenswil moet zetten. De verdachtmaking, die van te voren zijn werk miskent, en ontadelt. De spot, die goedkooper is dan kloeke bestrijding, voor de spotter minder ge vaarlijk ên hem nog een lauwer van gees tigheid doet verwerven. Het medelijden, dat hem in zijn wil verslappen wil. Hij moet hiertegen gewapend zijn door de zeer stellige overtuiging, dat het goed is, wat hij de wereld heeft te bieden en dat het meewerkt tot haar heil. Hij moet in het leven gaan met het vertrouwen, dat er voor het goede plaats in de wereld is, dat 'het, onder hagel, regen en wind, toch een vrucht zal brengen. Levenswerk is alleen mogelijk door levensroeping en door Ievensgeloof. Wat anders ge beurt, is slavenwerk, opgelegd door de nood, of sleurwerk, zonder de bewustheid van het waarom, volgehouden om de tijd door te komen. Maar de volle mannelijke leeftijd, die het werk en de strijd kent, en onbevreesd op een wereld aanrukt, is Pinkstertijd. Hij bloeit. De geroepen mensch heeft niet het uit dagend grimmig gezicht van de tot de strijd bereide en geneigde: hij vreest niet de strijd, maar hij denkt aan zijn werk. En met dit werk wordt hij één: hij is er niet gelukkig en niet ongelukkig in, want hij peinst niet over geluksgevoel. In zijn samenleven met zijn arbeid is zijn le vensgevoel ingesloten en daarin is van zelf zijn geluk begrepen. O, de juichende schoonheid van Pink steren weerspiegelt zich in de levensblije arbeidsbereidheid van de man, bloeiend in zijn werk en reeds de eerste vruchten ziende. Pinksteren bloeit in onze weiden maar ook in onze harten? Toch verlangt, ja smacht Nederland, smacht jong Nederland vooral, naar Pinkstergloed en 'Pinkstermoed. Men kan zich die niet aanschaffen. Niet op bevel, niet door eigen wensch, niet door eigen wil. Maar wat de mensch kan, is zijn ziel wijd openzetten. Straks, als de tijden ge komen zijn, komt het ruischen van nieuwe bezielende geest; wie dan willig is te hoo ien en te ontvangen, zal ook in staat zijp tot zijn werk. Hij zal worstelend moeten groeien, maar zijn leven zal in bloei staan, als een verkondiging der stralende heerlijkheid, die over onze aarde kwam, komt en steeds weer komen zal. Pinkste ren is niet alleen een verleden feit; Pinks staren keert immer weer! PINKSTEREN, 9—10 Juni 1935. s s 83 Het IDEALISME is de groote 8 S3 drijfkracht van de vooruitgang, SI ffl niet alleen In materieel, maar bo- 83 83 venal in geestelijk opzicht. Si BB 8 8888888888 U 8B8B8BB888 Geniet in eigen land, maar „Doe het veilig". Zoo zijn de Pinksterdagen dan Alweer in het verschiet, En 'k heb voor ieder die dit leest Slechts déze wenschGeniet. Geniet van zon en buitenlucht, Geniet van zee en strand, Geniet uw vrije dagenmaar, Het liefst in eigen land. Geniet per auto of per boot, Per motor of per fiets, Maar ook een wand'ling is zoo mooi En die, die kost u niets. Geniet de dag zoolang u kunt, LI hebt voor niets geen vrij, En zet uw zorgen zorgeloos Voor 'n dag of twee opzij. Geniet van 's morgens vroeg tot laat Maar, menschen, denkt eraan, Komt nèt precies weer zoo terug, Als u bent weggegaan. De Pinksterongelukkenlijst Dat weten u en ik, Die daags daarop de kranten vult, Is altijd extra-dik. Dat is helaas de schaduwzij Bij al die zonneschijn, Doch laat ons hopen, dat er nu Dit jaargeen lijst mag zijn. Gij Pinksterblommenhelpt daarbij, De weg is óver-druk, Bezorgt uzèlf en anderen Toch straks geen Ongeluk. Rijdt kalm.... bedaard.... u hebt de tijd, Weest liever een uur telaat, Dan dat uw naam, de dag daarop, In alle kranten staat. En.... neemt u dit in oogenschouw, Dan nóg eens weer: Geniet Van zonneschijn en buitenlucht.... Tenminste.... als 't niet giét VOOR HOOFD EN HART. ZONDAG. Waar een grief begraven werd, mag geen gedenkteeken worden opgericht. MAANDAG. De ware mensch is hij, die altijd ver ontschuldigingen voor anderen vindt, doch zich zelf nimmer verontschuldigt. DINSDAG. De kennis van ons eigen innerlijk zelf bestaan is een kennis, die alle wonderen van kunst en wetenschap te boven gaat, WOENSDAG Getrouwheid in het kleine maakt de mensch bekwaam tot heldendaden, wan neer de groote moeilijkheden komen. DONDERDAO. De ouderdom komt met gebreken. Dit is niet zoo erg, als dat vele gebreken tot de ouderdom meegaan. VRIJDAG. Het leven is een boek met witte blad zijden, om ze te beschrijven met wat goed is. Velen krassen er op en beschrij ven ze met zeer leelijke dingen. ZATERDAG De ernst en de zwaarte van onze ver antwoordelijkheid ligt hierin, dat er van ons geëischt wordt iets te zijn. „VAN ONBEKEND OORD TOT BEROEMD VOGEL-EILAND". Ondier bovenstaand opschrift schreef onze vroegere plaatsgenoot, ds. H. Bakels, thans woonachtig te Haar lem, (Wagenweg 32) in de Nieuwe Rotterdammer een tweetal uitstekende artikelen over ons eiland, dat inder daad mooi en bezienswaardig is. We constateeren iedere keer met vreugde, dat daarop in de groote pers de aan-i dacht wordt gevestigd. Hoe vlot en prettig leesbaar Ds. Bakels dat wel doet, kan de lezer uit het volgende blijken. We ruimen zijn artikel hier een plaatsje in, in het besef, dat het dankbare lezers zal vinden. Aan de schrijver onze en we weten het - der lezers beste dank. Red. Het woord is nu aan Ds. Bakels: Ja, wat hebben we als kinderen toch 'n gelukkige jeugd gehad op dat heerlijke Texel. Wij zijn geboren op het Zuid-Wes telijkste dorp, Den Hoorn, dat daar zoo bekoorlijk onder de duinen op de hooge, geestgrondjes ligt en door dr. Thijsse omtrent het aardigst gelegen duindorp van Nederland is genoemd. Het dorp ligt hoog. Voor ons huis liep een zandweggetje met wagensporen naar omlaag en ik herinner me als de dag van gisten, dat mijn vriendinnetje Liezebetje en ik als vierjarige peuters daar beneden m een slootje een kapotte trekpot von den, die we mét zooveel mogelijk water er in paar het bovendeel van de weg droe gen, en daar uitgoten, in de hoop een stroomend riviertje naar de benedenweg te ontketenen. Sancta simplicitas!, beeld van onschuld en onbewustheid jegens de natuurwetten; beeld tevens van de kinder schoenen, waarin het in Nederland toen nog vrijwel onbekende eiland in die dagen stond. Later verhuisden we naar het hoofd dorp, Den Burg, waarvan men zeide, dat het reeds in overoude tijden, ja misschien al wel ónder de Romeinen, een burcht was geweest, en dat het vandaar zijn naam kreeg. Nu, dat kan best, want in te genstelling met alle andere Noord-Hol- landsche dorpen, is het niet een lint dorp, langs een .weg gebouwd, maar een rond stadje met cirkelvormige hoofdstra ten om het middelpunt, de middeleeuw- sche kerk; en er was in mijn jeugd zelfs nog een „burgwal", in waarheid niets dan een open, stinkend riool, waarover er gens zelfs nog een bruggetje was ge spannen. Daar woonde Klaas de Wijn, naar die brug genoemd Klaas van de Brèèg, die een snoepwinkeltje hield, waar het steeds naar stokvisch rook en die beroemd was door zijn zeurig ge zegde: „Ik zee teuge me zuster Klaassie: we zelle Sund'gs de deur maar slute, want er komme wel twintig jonges om 'n hallefie te verkoope (te besteden)". Zie daar het millieu waarin ik opgroeide. Ons huis lag aan de noordkant van het dorp; een groote tuin er achter met wel vijftig appel- en pereboomen, honderd aal- bessenstruiken, honderd frambozenstrui- ken, welker aanwezigheid ons steeds de aanwezigheid van verscheidene vriendjes, bezorgde, en welke later de jaloerschheid opwekte van mijn eigen kinderen zoovaak ik hun van die heerlijkheden vertelde. De tuin was omringd door een schut ting met een poort er in. Ging men die door, dan stond men op het wijde weiland en kon zijn blikken uren ver laten gaan tot de duinen toe. Denk echter niet, dat 33 888 PINKSTER-BEDE 838383 83 8 Een te zijn met alle menschen, 83 Deel te nemen in hun lot; 83 Al hun onvervulde wenschen 83 Bindend tot één bee' aan God. 83 83 Saam te werken, saam te streven, BH Saam te lijden, als het inoet, B Voor een rijker menschenleven, 83 Voor een wereld, schoon en goed. 8 81 Over alle twijfelingen, 83 81 Over ongeloof en haat 33 't Blijde levenslied te zingen, 83 81 Dat geen leegte achterlaat. 83 83 b 81 Mee de weg naar 't licht te banen, 83 S3 Zelfs nog in een woestenij 83 81 Van verbittering en tranen 81 83 Hooren 's levens melodij. 83 BB 18 83BB8383818:18818331 «I 8888888888 we de poort ooit gebruikten. Want in 'n hoek van de tuin stond een bank. Daar sprongen we op, klauterden als katten op de schutting, lieten ons, daar aangekomen weer naar beneden vallen en stonden zoo op het weiland. Op dat weiland liebben we onze geluk kige jeugd doorgebracht. Vlieger oplaten; doorevissies (doornvischjes stekelbaars jes) vangen in liet str|oomende Pieter Boons slootje vol helder stroomend duin water. Dat je zoomaar vrij op zoo'n wei land mocht ronddartelen, waardeerden we volstrekt niet. Wij wisten niet beter totdat eens 'n nichtje uit Amsterdam bij ,ons logeerde en stom verbaasd bleek dat je „zoo maar" op zulk een weiland mocht loopen. „Bij Amsterdam mocht dat niet". Toen begrepen wij kleine eilandbewoners in welk 'n bevoorrechte positie wij leefden. Vooral als we met onze kleine beentjes „land over zand" naar 't strand gingen. Texel is voor een groot deel hoog. In het diluviale kerngedeelte zijn weinig slooten van beteekenis. Wij kozen de rechte lijn en sjouwden over 'hekken en tuinwallen tot op de langs de duinen liggende hei, en dan door de duinen naar het strand. Dat was een tocht van meer van twee uur. De duinen waren daar breed en allerlei merkwaardigheden hiel den ons op. Daar had je b.v. alreed^ het eerste't beste duin waar je aankwa een heel hoog duin, dat de typische n „Fonteinsnol" droeg. Fontein, dat r oudnedertandsche woord voor bn wel. Dus geen spuiter maar een bodem opwellende bron. Zoo ook Psalm 139 vers 10 en bij de HollaiWische boeren in Transvaal: Rietfontein, Modder fontein, enz. "En het woord „nol" (lang ui.tgesproken) is het zelfde als het En- gelsche knoll-heuvel. Zoo heeft men op Texel ook nog het woord „buitje" voor zuigeling, van het Engelsche boy. Deze woorden zijn daar zeker door de Angelen en Saksen op hun tocht naar Brittannië achter gelaten. Maar nu dan, die Fon teinsnol. Daar had je het unieke en gansch merkwaardige tafereel van een complete rivier, van z'n oorsprong tot aan z'n uitmonding, over een lengte van niet meer dan honderd meter. Onder aan de voet van het duin werd het vochtig. Verderop naar 't Oosten werd het een moerassig plekje, waar van dat twintig centimeter hooge prachtige „denneboompiesmos'" groeide. Even verder stróómde het al. (Wordt vervolgd.) ZEG 'T MET PINKSTERBLOEMEN. Een bloemenverkoopster op Madeira, op weg naar Funchal, de hoofdstad. TEXELSCHECOURA SCHOLEKSTER lAi^jnEiAifiiPrinritn^insniAi m 1^1ebl^jl£]laileiiajtsiai CE CC CE CE CE CH CE CE CE CE r^itritrirEmr»trimm TEXELSCHE COURANT 0 [Uirmmmnmmfnm n rxtmnmnmmmmmiTi aucTiiTiCEnacEtTiCxiiTicYj v namcnracBCPBanniTirp m.. VA-WT&W/&

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1935 | | pagina 1