-i©SïiiWifr 1 T FEUILLETON WIST GE DAT AL? SPORT HYGIENE en VEILIGHEID POLITIEK BIJ ONZE FOTO'S. WEET U, dat de inboorlingen op deze toto geen kinderen zijn, maar volwassen mannen van een dwergstam, wonende in de Kongo? We zien ze in gezelschap van een missionaris. VEILIGHEID. Een eenvoudige en toch practische vinding, waarvan men zich bij brand in een ziekenhuis bedienen kan, om patiënten in veiligheid te brengen. ttldiFBHBEEfffiFBlBlilEB y tSEBFBFfiBRfBIBFBEiilB BB 11 m BS lil Wie niet slank is, moet slim 1 BE zijn: BB ffi 1 EB L ffiffiffiffifflfflfflfflffiffi BBSffiEBBBEESBEESlEB 20 Junius'oogen gleden langs de zoldering. Ik ga naar hoven, zei hij enkel,, maar- met een bittere vastberadenheid in zijn stem. Hij was vastbesloten een onder zoek in te stellen, maar bij waagde het niet haar alleen te laten. Ja, ik ga naar boven, vervolgde hij rustig, en jij moet met me meegaan. Hij zei dit met zoo'n dwingende ernst, dat het meisje hem niet durfde tegen spreken en met hem de tr.ap opging. Het portaal boven was donker, maar Laurel knipte een licht aan. Zij weesnaar een der deuren, diie op het ronde port.aai uitkwamen. Miss Munger's kamer, fluisterde zij. Junius ging naar de deur. Hij draaide de knop zachtjes om, opende de deur op een kier en luisterde. Ze slaapt,, zei hij. Wij zullen haar nog maar niet storen. Zwijgend gingen zij van deur tot deur. Het huis kreunde en huiverde. Ergens klapperden blinden in de wind. Tenslotte hielden zij stil voor een andere deur. De kamer van mijn stiefvader, zei Laurel. Zij luisterden, maar hoorden niets. De kamer was leeg, maar het bed vertoonde aanwijzingen, dat het nog kort te voren- gebruikt moest zijn. SPORT. We beelden hier de costumes af, welke voor Duitsche deelnemers(sters) 'aan de Olympische spelen in 1036 voor geschreven zijn. POLITIEK. Ramsay MacDonald, 7 Juni benoemd tot Lord-President of the Counsil, speelt in de Britsche politiek nog immer een voorname rol, al treedt hij de laatste tijd minder op de voorgrond. Onze foto werd genomen tijdens een feest, onlangs in de tuin van zijn vroe gere ambtswoning gegeven. Dat is vreemd, fluisterde Laurel, met iets onrustigs in haar stem. Junius voelde, dat zij weidra nog vreemder dingen zouden ontdekken dan een verlaten slaapkamer. Daarop bega ven zij zich naar de volgende verdieping. Junius keek de lange gang in, en een her innering, meer vreemd dan tragisch, drong zich aan hem op. Hij had Castel Court- leigh met de koperen olifantjes in zijn hand door deze gang zien loopen en aan het eind ervan plotseling zien verdwijnen. Laten we daar even kijken, zei hij, en hij nam Laurel's hand. Elk oogenblik voelde hij, konden zij nu de verklaring vinden van die verschrikkelijke kreet. Zij liepen de lange gang door en toen zij het; eind er van bereikt hadden, werd een van Junius' grootste raadsels op de eenvou digste wijze opgelost. Hij ontdekte, dat Courtleigh's onverklaarbare verdwijning haar oorzaak vond in het simpele feit, dat de gang hier een scherpe bocht maakte. Courtleigh was dus slechts de hoek om gegaan, hoewel het pij het schemerige licht had geleken, alsof hij plotseling ver dwenen was. Ook zij gingen de hoek om, doch ston den op hetzelfde oogenblik stil. Een kreet van verbazing ontsnapte Laurel's lippen en haar vingers bewogen nerveus in de palm van zijn hand. Kijk eens, fluisterde zij heesch, een Licht. Zij verroerde zich niet en staarde naar het licht, alsof het een onheilspellend^ beteekenis had. Toen waagden zij weer eenige schreden, maar hun voetstappen mrrinmiiimrnmrrrr n nameprxfrxi'xifxitxir.i.irri CC®ro®mcDiIl[xjcncB V aamrorxiECronaCEiTirP S3 EE ES EEN TEXELAAR BB m PER FIETS DE WERELD IN. BB BB ffl QBCXJtSHJBGBMXitZIiZltXI fl ®l5i3S5K5B:»fSJI® CR® v UBmaHmaaaammixicï: IV. Hoe een Texelaar de Rigi-Kulm besteeg. „Es ist 6 Uhr gewesen", klonk de stem van één der zusters van het Studie- heim, en, hoewel met eenige tegenzin kreunde ik even ten teeken, dat ik de wekster gehoord had. Deze dag zou ik immers de Rigi-Kulm bestijgen en vroeg begonnen, half gewonnen. Een half uurtje later zat ik reeds op de fiets en peddelde ik onder een dik bewolkte hemel naar Küssnach, aan de voet van de berg. Mijn fiets opbergen, proviand inslaan enZwitserland was een bergbeklim mer rijker. Ik begon met er flink de vaart in te zetten, maarwat was dat gauw an ders. De weg was slecht begaanbaar en steeds struikelde ik over steenen of boom wortels. Eerlijk gezegd had ik het mij veel mooier, of liever gezegd, gemakkelijker voorgesteld. De eerste twee uur vorderde ik maar zeer weinig. Daarna ging het beter. Het bosch werd dunner, het uit zicht steeds mooier enna drie uur klimmen was ik er „door". Ook kreeg ik toen gezelschap van een Duitscher, die evenals ik alleen op weg was naar de top, welke top echter, door wolken omgeven, voor ons oog nog verborgen was. Hoe hooger wij kwamen, hoe schooner het uitzicht werd. Het Vierwoudsteden- en Zürichermeer konden wij spoedig geheel overzien en het aantal bergtoppen w-as ontelbaar. „Nog even stijgen, en Bazel komt in zicht", dacht ik reeds. Het ging echter anders dan ik dacht, want, zooals ik meeds schreef, de top was in de wolken verborgen en spoedig was er van de aarde niets meer te zien. Dat was een tegen valler. Toch was het er nog zeer interes sant. Na nog een paar diepe kloven en een ravijn te zijn gepasseerd, bereikten wij de top. Van de aarde was toen echter niets meer te bespeuren. Je kun zelfs maar enkele meters voor je uitzien en het was er koud, echt koud. 4uur moeizaam klimmen lag beneden ons. Zouden wij de benedenwereld nog te zien krijgen Maar opeens, althans in eenige oogenblikken tijds, brak Ide zon door, het wolkendek scheurde endaar ontrolde zich voor ons oog een schouwspel, dat ik nimmer vergeten zal. Wij waren op 1800 M. hoogte. Diep beneden ons lagen de meren, de steden cn tientallen dorpen. Niet min der dan 160 K.M. ver konden wij zien, en heel, heel in de verte schitterde de sneeuw in de zon. De bergen spiegelden zich in 'de meten. Hoe mooi lagen de den- nenbosschen tegen de glooiingen der her gen en hoe veelvuldig waren de kteur- schakeeringen. Vergeten was ik mijn stuk- geloopen Voeten. Ik dacht alleen nog maar aan dat overheerlijke om mij heen. werden aarzelCnder naarmate zij het licht dat door een open deur scheen te vallen, naderden. Wacht hier, fluisterde Junius, daar hij haar niet graag alleen liet. En terwijl hij haar over zijn schouders gadesloeg, stapte Junius in de verlichte opening en keek naar binnen. Tegelijker tijd voer er een heftige schok door hem heen. Wat is er? klonk Laurel's stem krampachtig uit de gang. Zijn antwoord was slechts een onver staanbaar gemompel. Op de grond, achter de verlichte opening in de muur, lag een, menschelijke gestalte menschelijk, on danks het wanstaltige lichaam, de bleeke, verwrongen trekken, die omlijst werden door lang, zwart, verward haar, de opge trokken linkerknie, de uitgestrekte rechter arm hetgeen alles tezamen aan het li chaam een onnatuurlijk voorkomen gaf. Achter hem weerklonken snelle voet stappen. Haastig trachtte Junius de ope ning met zijn lichaam te versperren en het tooneel voor Laurel's oogen verbor gen te houden. Maar de angstkreet, die haar Lippen ontsnapte, verried hem dat hij niet snel genoeg was geweest. Iets zoo niet alles van wat er zich in de kamer had afgespeeld, had zij gezien. Wievroeg zij moeilijk. Zijn oogen gleden van de roerlooze ge stalte op de grond naar de viool op de tafel. Zooals het instrument daar lag, zag het er uit, alsof iemand het er haastig en zorgeloos had neergeworpen. Wallaoe Munger, antwoordde hij BOVEN: Een kiekje, dat ik even vóór Bingen aan de Rijn maakte. Het doet mijn luchtige slaapplaats zien, een lekker grasveldje op 100 M. hoogte. BENEDEN: Even voor de Zwitsersche grens, waar ik mij aan de dorpspomp van een lief Duitscli dorpje eens lekker verfrischte. P.S. Het sprak vanzelf, dat tot Siem's uitrusting als reizend medewerker behalve een voorraad schrijfmateriaal ook een tototoestel moest behooren. En naar ons gebleken is, kan hij daarmee al even goed omgaan als met zijn schrijfpen en Union. Zoo nu en dam hopen we ter illustratie van zijn reisverhalen een kiekje op te nemen. Redactie. Van alles wilden wij elkander aanwijzen enwij deden niets. Op dat oogenblik voelde ik, wat het wil zeggen, als de schoonheid der natuur de mensch grijpt.... Hoe klein, hoe nietig, hoe onbeteekenend voelt men zich dan. Lang duurde dit alles echter niét. Er kwam een groote wolk aandrijven, en bijna even plotseling als liet panorama was verschenen, was het weer volkomen verdwenen. Maar de hon derden bellen van de Alpenkoeien bleven vroolijk doortingelen. Wij bleven nog even en begonnen toen de aftocht. Op 1000 M. verlieten wij de wolk en toen bracht het schoone uitzicht ons opnieuw (maar nu figuurlijk) in de wolken. Na 2yi uur kwam ik weer in Küssnach aan en na een uurtje trappen zat ik weer voor een berg, die ditmaal niet uit zand en steen bestond, maar ondergebracht was in het „Studieheim", en was opgebouwd uit worstjes en andere lekkernijen. De be stijging van deze berg liet niets te wen- schen over SIEM DE WAAL C.Hz. met onnatuurlijke stem. Munger? klonk haar bevende stem achter hem. Maarmaar...... dat is niet mogelijk. Junius bleef roerloos in de opening staan, zooveel mogelijk trachtend het af schuwelijk tooneel aan haar gezicht te ont trekken. De man was geheel gekleed en zijn vest vertoonde een donkere vlek. Het leek wel, alsof een mes het doodelijk werk verricht had. Doch het mes was ver dwenen. Dat kandat kan Mr. Munger niet zijn, sprak Laurel hem tegen. Toch is hij het, antwoordde Junius eenvoudig. Natuurlijk, voor haar was het vanzelfsprekend iets ongelooflijks, dat de man, wiens bloed door zijn gescheurde kleeren drong, dezelfde was als degene, die reeds lang verdwenen was. Zij had niet gezien en gehoord, wat hij gehoord en gezien had. Zij had Munger's mis vormde gestalte 's nachts niet over het dak zien wandelen en evenmin zijn viool spel gehoord. Plotseling keerde Junius zich om cn staarde Laurel vaag-achterdochtig aan. Hij herinnerde zich haar aarzeling en haar stamelende antwoorden, toen hij haar voor het eerst over deze zaken gesproken had. En nu, terwijl hij haar in naar bleek ge zichtje keek, schrok hij van de uitdrukking die hij daarop zag. Het was een uitdruk king van angst en ontzetting, maar ook.... van iets andersiets ondefinieerbaars Wat kon dat zijn? (Wordt vervolgd.) DE V het tr ir 1 GEI B rust sen iv ia miti aan uitbi kei ij K schc Ea ren te i O anti- Jan VO< M In ral ecte In 1930 le 1 ie i neei ie 1 cwaï ees2 :n 542, lie Dn?» D, lijk It ou per-c te hi enz. tie c bevo rer vort reiki Jen cn net ichrc -tukj duit* lat laar' MU2 Hc dagf 3ark ran i dooo leest ivon ?ing* naai lorp e ba irouv naar OCan ?een n le >en He Me xoel p.E.I /.I.C lexe I 7 i lotel 7.3i anal u lie Iamb i'ord Scè L' D.I Um La V.I i Gei Ra] Te: Tai F Le 'Na n f; iek. On •ar h -laats

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1935 | | pagina 4