De nieuwe Texelsche Courant No. 4970 48ste Jaargang Woensdag 14 Aug. 1935 J" Van ?.¥eek tot week EERSTE BLAD. Het land van de Negus. LICHT OP JFNLN •SOAIALILAND Addis Abeba ABES ENG.. OOS m a ffiaiESffiaafëffiiSEB y TEXELSCHE COURANT is sinds 1 Juli 1930 in dit blad opgenomen. LJITG.: N.V. Boekhandel en Drukkerij v.h. Langeveld en de Rooij Den Burg. TeL 11. ABONNEMENTEN: f0.75 per kwartaal; buiten den Burg f 1.losse nrs. 4ct. ADVERTENTIES: 1—5 regels 60 oent iedere regel meer 12 ct. Eenzelfde adv. voor viermaal ineens opgegeven wordt driemaal berekend. HOOGWATER ter reede van Texel v.m (nam. ongeveer y» uur later.) 15 16 17 18 19 20 21 Aug 10,11 10.49 11,27 12,07 12,52 1,07 1.52 RljWIELEN en RIITUIGEN 905 ZATERDAGAVOND Het geschil Italië—Abessinië houdt nog steeds de pennen en gemoederen van een groot deel der wereld in beweging. Het einde is nog lang niet in zicht. Hier vol gen eenige biezonderhedendie onze le zers zeker wel zullen interesseeren. Een kaartje, dat we van Abessinië en omge ving teekenden, zal daarbij zeker goede diensten bewijzen. Abessinië, waarvan de uitgestrektheid 1.12 millioen vk. K.M. bedraagt, is veel grooter dan Italië; voegt men de opper vlakte van Dujtschland, Zwiterserland, België, Nederland, Denemarken, Oosten rijk en Hongarije bij die van Italië, dan komt men nog niet ten volle aan boven vermelde uitgestrektheid. Daarentegen telt Abessinië maar 10 millioen inwoners te genover meer dan 140 millioen in het ge noemde Europeesche gebied, w.o. 42 mil lioen in Italië. In legermacht overtreft Italië dus in ieder geval de tegenstander aanzienlijk. En belangrijker nog is het overwicht in mili taire kracht: in legersterkte, in organic satie, uitrusting, bewapening, munitievoor- raden, geoefendheid, moderne strijdmidde len, enz., enz., is Italië natuurlijk zeer aanzienlijk de meerdere. Niemand zal trou wens twijfelen aan de militaire macht van Italië te land, te water en vooral ook in de lucht. De „Duoe" heeft niet nage laten, de wereld van die macht te overtui gen dooi- klinkende redevoeringen, groot- scheepsche demonstraties, opzienbarende ooeaanvluchten, enz. Alleen het vermo gen van het geld is minder indrukwek kend: tegen ondernemingen van lange duur lijkt dat niet opgewassen. Maar voor het oogenblik lijdt de parate kracht geen twijfel. Door deze krachtsverhouding zou Italië stellig gemakkelijk spel hebben, indien eir geen andere factoren tegenover stonden. Vooreerst zijn er: de afstanden. Massa- oea, de oorlogshaven van Eritrea, ligt he- liemelsbreed op ongeveer 4500 K.M. van Rome een afstand, overeenkomend met die van Nederland tot eenige honderden K.M. diep in Siberië. Van Massaoea tot de Abessinische hoofdstad Addis Abeba, is het nog weer eens 700 K.M. De oor logshaven van Ita'iaansch Somaliland, Mo- gadisjoe, ligt nog een paar duizend K.M. verder van Rome en ongeveer 1200 K.M. van Addis Abeba. Het transport te water naar deze verre gewesten is nog niet het ergste, al is het tijdroovend en duur: alleen aan kanaalrechten b.v. moet per schip een kleine f50.000 betaald worden voor de doortocht van liet kanaal van Suez. Na de landing in Afrika komen nog pas de grootste moeilijkheden in het bergland, nagenoeg zonder spoorwegen, met slechts weinig bruikbare wegen en ver der hindernissen van allerlei aard: moe rassen, steile bergwanden, diepe ravijnen, woestijnen. Daarbij is het klimaat in een groot deel van hef gebied voor de blanken moordend. Eritrea zelf biedt in dit op zicht wat beters op een hoogvlakte van ongeveer 2000 K.M. Maar het heeft groot gebrek aan water en de toegang naar Abessinië is er moeilijk. In dat laatste opzicht is Itaüaansch Somaliland weer be ter, maar het klimaat is er slechter te verdragen. Het "geeft toegang tot Ogaden (waar Wai Wal ligt), dat vlak is en min der te lijden heeft van de regenval dan vele andere deelen van Abessinië. Van begin Juni tot eind September heeft men n.l. de periode van de zware regens, waar door breede dalen veranderen in woeste stroomen en groote streken worden over stroomd. In Ogaden is de regenval min- V TEXELSCHE COURANT der gevaarlijk. De bodem blijft er hard, de rivieren kunnen het water bergen en zijn daardoor vol. Daar komt bij, dat Abessinië niet be volkt wordt door zwak gewapende, on georganiseerde stammen, maar beschikt over een strijdmacht ,die, al staat zij niet op het peil van een modern Europeesch leger, niet onderschat mag worden. Sedert 1930 is 'n Belgische militaire missie bezig om het leger in orde te brengen. Bijna de geheele begrooting wordt aan de weer macht besteed, met toepassing van sterke kortingen op alle salarissen. Door tal van landen in Europa en door Japan is op ruime schaal materiaal verschaft. Het we gennet is verbeterd. Bij de hoofdstad is een munitiefabriek opgericht en bij de grenzen bevinden zich magazijnen van mu nitie en levensmiddelen. Volgens Itali- aansche berichten, telt het land twee mil lioen strijdbare mannen, van wie ongeveer 500.000 bewapend zijn. Zij beschikken o. m. over 5 a 600 duizend geweren van verschillend model, 250 mitrailleurs, 180 kanonnen, 5 pantserwagens en eenige vliegtuigen met Europeesche piloten, lta- Iiaansche vliegers hebben vastgesteld, dat bij Adoea groote verdedigingswerken in aanbouw zijn. Sedert het ontstaan van moeilijkheden is Italië bezig eep groote macht te brengen naar Qost-Afrika. Met het oog op het klimaat, gaat het daarbij langzaam te werk. In Eritrea zijn groote aantallen vliegtuigen gearriveerd en in de Roode Zee bevinden zich een kruiser, twee oude jagers en twaalf kleine schepen. De heele macht in Eritrea en Somaliland staat onder generaal De Bono, een zeven-en- zestig-jarige met groote ervaring in Afrika en in de koloniale oorlogvoering. De sa mentrekking van deze troepen heeft reeds haar moeilijkheden medegebracht. Zoo schijnt de gezondheidstoestand ernstige zorgen te baren. Daarbij komt het gebrek aan goed drinkwater, dat ondanks de aanleg van waterleidingswerken. ook nog aanvoer van water per schip noodig maakt. Dit alles is nog maar het begin, bij een aanvalsoorlog in dit gebied komt er natuurlijk nog heel wat kijken. De ver pleging, de aanvoer van munitie, levens middelen (water), de aanvulling van ver liezen, de verzorging en het transport van zieken en gewonden, enz. zullen moei lijk te vervullen eischen stellen. In een groot deel van het gebied is het klimaat van die aard, dat de blanken er niet tegen kunnen: het zal tal van slachtoffers maken en de stemming drukken. De strijd tegen al die bezwaren zal bovendien schatten verslinden. Dan komt er nog de hoofdzaak: het verweer van de Abessiniërs, die als kin deren van het land in dit terrein heel wat streepjes voor hebben. Zij zijn gehard tegen het klimaat, hebben groot uithoudingsvermogen en heel weinig be hoeften en zijn dappere strijders. De er varing bij vroegere gelegenheden voor spelt weinig goeds. In 1896 is het Itali aan sche leger bij Adoea vernietigd. Bij het gevecht bij Wai-Wal in Dec. namen de Italianen vliegtuigen en tanks te baat, enzonder sucoes. De Abessiniërs bo den geen enkel mikpunt, verscholen zich rn bedekt terrein, zetten de strijd daar voort, veroverden zelfs een tank en brach ten de. Italianen betrekkelijk zware ver liezen toe, terwijl de Italiaansche vliegtui gen hun bommen als in den blinde moes ten neerwerpen. Het is begrijpelijk, dat Italië die klappen moeilijk vergeten kan, maar of het langs de weg van het geweld zijn doel zal bereiken, is aan ernstige twijfel onderhevig. Ook de onbeperkte luchtoorlog zal geen uitkomst geven:de vliegtuigen kunnen de Abessinische steden en dorpen vernielen en de bewoners daar uit verdrijven maar daarmede zullen zij de oorlog niet winnen. Integendeel zullen het verzet, de haat en de verbittering er door aangewakkerd wonden. Het is daarom niet alleen voor Abes sinië, maar ook voor Italië, ja, voor tiie beschaafde wereld in het algemeen, te ho pen, dat de Duce bijtijds tot inkeer komt. S3 ffi £M EEN TEXELAAR ffi PER FIETS DE WERELD IN. S3 V S1EM OP WEG NAAR ROME. BEZOEK AAN ROME EN VA TICAANSTAD. Het eerste, wat mij aan de andere zijde van de Alpen opviel, was, dat men hier geen Duitsch en Firansch spreekt, zooals in het N. en W. van Zwitserland, maar ltaliaansch. Wat de taal betreft is Zwit serland royaal bedeeld, want iedere Zwit ser moet er drie machtig zijn, wil hij met al zijn landgenooten kunnen spre ken. Of Esperanto hier nog eens uit komst zal brengen? In een aardig kroegje, waar we koffie met „wat" er in dronken, brachten wij de nacht door. Ik droomde er van Duivels- biruggen, afgronden en.... sneeuw. De volgende dag vierde Zwitserland zijn nationale dag en de Zwitsersche vlag, een wit kruis in rood veld, woei overal en onderwijl zette ik mijn tocht voort. Trappen was de eerste tijd overbodig, want het ging maar steeds berg af, over enge bruggen en slechte wegen met scherpe bochten en onder ver-vooruitste kende irotsen door. Uitkijken was gebo den en eenmaal maakte mijn metgezel een val, toen een auto hem rakelings pas seerde. „Die kunnen we ojrmeten" dacht ik reeds, maar gelukkig bleef het bij een hoog ruggie in een der stangen van zijn fiets. Na een 10-tal K.M. kregen wij nog eenmaal een bijna 1000 M. hooge bergpas en toen suisden wij naar beneden, Lu gano, aan het prachtige meer van die naam, tegemoet. De wind was warm, wij waren ook in het zuiden. Het andere kli maat was na Leze berg plotseling ge komen. Lange tijd bleven wij in Lugano. We aten er veel vruchten en dronken goed- koope wijn. Even buiten Lugano, vlak aan het meer stond een groote hooiberg en wij besloten hier te blijven slapen. Bed- opmaken was spoedig gedaan en wij slie pen er die nacht als in een zespersoons- twijfelaar, na eerst de talrijke vuren, ter gelegenheid van de nationale dag in Zwitserland ontstoken, te hebben aan schouwd. Nog 40 K.M. en wij waren aan de grens. Papieren nazien, eenig opont houd, en mijn Union legde met mij de eerste K.M. i n een voor mij weer geheel nieuw land, Italië, af. Wat voor schoons zou Italië mij brengen? Na een warm ritje bereikte ik Como en hier was het eerste verzamelpunt van de congresdeelnemers. Ik mocht met mijn congreskaart vrij per trein reizen. Na heel veel moeilijkheden aan het station (de Zwitser was aan de grens gebleven), had ik eindelijk bagage en fiets op de trein. Spoedig was ik in Milaan, waar ik eerst het Esp. comité en vervolgens een hotel opzocht. Hier at ik mijn eerste portie macaroni en ontmoette ik mijn eerste Esp. vrienden op Italiaansche bodem. Een hun ner had ik reeds in Stockholm ontmoet en met een Franschman en een Italiaan wandelden wij door Milaan. We bezoch ten o.a. de prachtige kathedraal. Des avonds werden wij met de overige reeds in Milaan gearriveerde deelnemers hartelijk door de burgemeester ten stadhuize ont vangen. Het feestmaal was overvloedig en goed verzorgd; de producten van de Italiaansche berghellingen lieten zich uit stekend smaken. Heel laat zocht ik die avond mijn hotel op, tevreden en geluk kig, dat ik weer in het Esperantoland was aangekomen. Met speciale treinen ging het de vol gende dag naar Firenze, waar alle Espe rantisten, tezamen 1500, bijeen zouden ko men. Vijf urn lang raasde de trein dooi de vruchtbare Po-vlakte. Hoe weelderig bloeit hier de wijnstok en hoe prachtig groeit de mais. Zelfs wordt er hier en daar rijst geteeld. Na de Po-vlakte ko men de Apenijnen en daartusschen ver schijnen van tijd tot tijd de prachtig groenblauwe Italiaansche meren. De dor pen worden steeds slordiger en vuiler, maar niet minder interessant. Na vele tunnels komen wij eindelijk in Firenze, waar mijn Weenscbe vriend, Max R. Frey, student in de rechten mij reeds onge duldig wachtte. Met hem ga ik n.l. het grootste deel van mijn verdere tocht ver volgen. Ieder begrijpt, dat wij heel wat te bepraten hadden. Ook Max was per fiets van Weenen naar Milaan gekomen. Hij had onderweg enkele malen pech gehad en was eenmaal vrij ernstig geval len. Daar wij beiden zuinig geleefd had den, hebben wij in Firenze eerst een goed dineetje op het welslagen van onze tocht besteld. Hierna werd per autocar door Fi renze getoerd. Na een lezing en officieele ontvangst ten stadhuize volgde de kennis makingsavond, die uitstekend slaagde, en waar ik veel bekende gezichten zag. De zelfde trein de bagage was er in achter gebleven bracht ons na een lange en warme reis naar Rome, de Eeuwige Stad. Even verfrisschen en toen per autocar een tocht, die eenige uren duurde en ons reeds veel van oud en nieuw Rome liet zen Ik zal mij niet wagen aan een op somming, van wat wij in Rome zoo al zagen, maar enkele dingen wil ik toch noemen: de 'Basiliek, het gebouw voor handelsverkeer en rechtspleging in de grijze oudheid en het Colosseum, een amphitheater, waarvan nog slechts ruïnes over zijn.Het had een omvang van 524 M. en kon 87000 toeschouwers bevatten. Machtige getuigen zijn het van de groot- sche bouwkunst der oudheid. Wie het Colosseum gezien heeft, kan zich de macht en de rijkdom van hej oude Ro- meinsche rijk goed voorstellen. De tien tallen kerkers onder de speelplaats voe ren onze gedachten naar de tijd, dat eeuwen terug manschen hier als speel goed werden gebruikt en voor de wilde dienen werden geworpen. We bezochten ook bet Forum, de overblijfselen van het voormalige Rome. Van een der hoogste punten hadden wij een gezicht op wat eens Rome was. Hier liepen vroeger de Romeinsche krijgslieden en werden de strijders na de overwinning toegejubeld. Hier reed Julius Caesar, hier werden eens de slaven voortgestompt en in de prachtige tempels geofferd. als die schamele en toch van macht sprekende overblijfselen eens konden spreken Ook de Vaticaanstad hebben wij be zocht. We hebben onze oogen tegoed gedaan aan al het moois, dat hier te zien is. Vooral de St. Pieterskerk, de grootste ter wereld, met 132 M. hooge koepel, CASTEL GANDOLFO. Het Zomerverblijf van Z.H. de Paus.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1935 | | pagina 1