Haar Bekentenis. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin iiiiiiiiiiiiiiiiiiinii;iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii!!]iiiiiiiiiiiii iiiiii!iiiii:i!iii;::;;,.ii!!!:iiiiiiini!i VOOR DE JEUGD. MET DE POPPEh KAST OP REIS. Tekst en illustratie van H. KANNEGIETER. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIinillllllllllliniHIHIII llllllllllll UIT DE NATUUR. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIlll'IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlil HET VLIEGEN-KWAAD. De tijd is er weer, dat onze huis- ep slaapkamers druk bezoek krijgen van vliegplaaggeesten. Werkelijk, het zijn echte kleine plaaggeesten, de gonzende vliegen en muggen. De kamervlieg is over de geheele wereld verspreid en waar ook de menschein trekken, overal heeft zij zich in korte tijd aangepast en ingebur gerd. Vooral in de omgeving van boerde-i rijen en daar, waar stallen zn'n, komen vliegen gewoonlijk in groot aantal voor. De reden is, dat de dienen daar overwin teren, liefst op warme plaatsen, zooals hooizolders, stallen, waar vee overnacht, enz. Gewoonlijk is dan de mest ook niet ver uit de buurt, zoodat vliegen en mugv gen al in het voorjaar en later daar hun eieren kunnen leggen. Men ziet, de boeJ nenhoeve is een ideaal oord voor de vliegen. De kleine kamervlieg wordt dikwijls verward met de gewone kamervlieg. De kamervlieg is bruin-zwart en grijs, terwijl ze ook veel grooter is dan de kleine ka-, mervlieg, die" een grijs en geel achterlijf heeft. De vuile randen onder aan lampe- lcappen, de ronde stjppen op spiegels, vensters en demrkasten hebben we voor namelijk aam haar te danken. KORT VERHAAL. Des avonds halt acht; guur koud weer. Noodsignaal! Van de zes aanwezige doktoren reppen zich vier naar de lift. Buiten glijden auto's aan, het regent traag. Met de vrouwelijke dokter Pauline Volsiin krijg ik een plaats in de achterste taxi. De wagen schiet vooruit. Zeven kilometer oostelijk, waar de spoordijk als een grauwe rug boven het vlakke land uitsteekt en waar twee maal daags de internationale trein Oostende— Bazei langs dondert, heeft een verzakking dood en verderf gezaaid. De eerste bev richten zijn alarmeetnend genoeg. Vier wa gens gekanteld. Van alle kanten snelt hulp toe, we zijn wat nerveus. Pauline Volsim heeft haar mantel dicht geknoopt. Haar mooi koel gelaat is was bleek. At en toe werpt zij een blik naar buiten, doch er is niets te zien. Met volle vaart rijdt de auto de vochtige duisternis van een polder in. Het doet me denken aan '28, zegt] mijn gezellin. Haar stein is kalm. Flauw herinner ik mie, dat de toen drie en twintigjarige dr.' Pauline, zooals ze in het hospitaal genoemd werd, een der eersten was, die te hulp schoot, toen even1 ten zuiden van Brussel een goederen trein op de Fransche nachttrein liep. Was dat toen ook niet in September? Ja, een zelfde avond als nu. Het regende en de wind was ijzig koud. Ik nam het telefoontje aan en greep zooveel verbandmiddelen, als ik mee kon nemen. Ik had geluk. Een automobilist nam me rnee. Het was een helv daar bij de spoor dijk. Ik zal het nooit vergeten. Een mensch is een wonderlijk wezen. Toen ik door de sloot was gekropen en mij tus- schen de chaos van versplinterd hout, De steekvlieg kan ons, wanneer ze einde zomer de huizen binnenvliegt, soms pijn lijk verrassen door een steek, uwars door onze kleeren heen. Dan koersen des zomers nog rond de bromvlieg, die het liefst haar eieren op ons vleesch legt. De metaalgnoene grond- vlieg, de grauwe vleeschvlieg en de slijk- vlieg, allen even vies en daardoor ge vaarlijk. Want nog steeds wordt niet ge noeg beseft, hoe vies de vliegen wel zijn. En veel te weinig worden nog brood, suiker, vLeesch en andere spijzen afgedekt, zoodat de dieren zoo van rottende atvai en mest naar onze etenswaren vliegen en hier hun uitwerpselen achterlaten ot hun eieren leggen, waarbij zij dikwijls ziekte kiemen van allerlei aard overbrengen. Ook het slechte ververschen van de Tucht in sommige kamers, vooral in de winter, draagt bij tot een groot aantal plaaggees ten in de zomer. Hoe meer tfissche lucht, goed afgedekte spijzen, en minder atvai in de omgeving van het huis, des te min der vliegen ook. Dit ter voorkoming van de plaag. Is het eenmaal erg in huis geworden met die vliegen, dan kan men ze ook het best bestrijden dooir een strook vlie- genpapier op te hangen, ot door een ver gift meer te zetten, waar de dieren door de ,geur op afkomen. Wat glycerine en 4 pet. formaline op een schoteltje doet de vliegen snel verdwijnen. verbogen staal en gewonde passagiers bevond ,wend ik merkwaardig kalm. Ge lukkig schoten van verschillende kanten menscban toe met fakkels en lantaarns. Ik bevond mij tusschen de wrakstuk keu van de laatste wagen, een slaapwa gen. De aanblik was ontzettend. Van de veertien passagiers, die in hun slaap ver-' rast waren, bleken er dertien op slag ge-> dood te zijn. Ik was al besloten naar de volgen de wagen te klauteren, toen ik een zacht gekreun vennam. Bij het wapperende schijnsel van de fakkels in de verte z^g ik spoedig een menschelijke gestalte. Met inspanning van alle krachte uslaagde ik er in een zwaar stuk ijzer op te tillen, dat bieide beenen van de vrouw aan mijn voeten had verbrijzeld. Ze was bleek als marmer en opvallend mooi, die vrouw. Ik zag spoedig, dat hier niet imeer te helpen viel. Het lichaam was ook op andere plaatsen gekneusd, het ruggemerg was lievig beleedigd. Ondanks de pijnen, die zij moest lijden, was haar gelaat volkomen rustig. Zuster? vroeg ze in bet Fransch. Ik knielde naast haar neer en nam haar kleine witte handen. De linkermouw van de zijden pyania was rood en warm. Even vertrok haar' inonid. Zij haalde diep adem en begon snel te spieken. Doch naarmate haar krachten afnamen, kwamen er korte tussehenpoozan. Onderwijl was de lucht vervuld van het gekerm der gewonden en ihet lugubere geluid van bijlen en ha mers, die hun reddend werk dieden. Het zal spoedig atgeloopen zijn, zus ter, zei de jonge vrouw. Naast me moet mijn taschje ergens liggen, u zult er een portret in vinden. Het portret van mijn dochtertjeIJ zult haar vinden bij haar grootouders, Rue de Mérodebij de Gare du Midi in Brussel. Doe haar mijn.... groeten Even later ging ze moeilijk voort: Ik had Annette in geen maand gezien, ik zou haar morgen bezoeken. Verstaat u me, zuster? Goed luister dan naar me Ik moet ©en bekentenis doen Ik heb] lllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllll llllllllllll HYGIENE en VEILIGHEID. j||t|||||||) llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll ZWEMMEN BIJ NOORDENWIND. De heer A. J. Meyerink, hoofdconsul van de Ned. Bond tot het redden van drenkelingen, schrijft in zijn brochure „De gevaren der zee": Bij Noordenwind kan het baden en zwemmen op onbewaakte stranddeelen vaak noodlottige gevolgen hebben. Indien de wind lange tijd krachtig uit het Noorden heeft gewaaid, ontstaan dik wijls op 'de bodem der zee, groote on-J effenheden en diepe kuilen. Indien een bader onverwacht 111 een diepe kuil stapt, kan hij het evenwicht verliezen; de kans van verdrinken ïsdan groot. Een ander gevaar van de zeebodem is het volgende: Zoowel tusschen strand en eerste zand bank. als tusschen eerste en tweede zand bank. zijm meestal de glooiingen zeer ge baar vader gedood gisteravond. Ons huwelijk was ©en JieT, ik wist niet wat ik deed In mijin boudoir bewaarde ik sinds ©en jaar een Chineesdhe sierspeld vergiftigd Buiten mij zelf junkie ik mijn man in de hals en stopte de speld in mijin taschje. Ik luisterde ademloos naar haar zwak ker wordende stem. Ze had de oogen ge sloten en v0|Uwde de handen op de borst. René zakte dadelijk in elkaar ik legde hem voor zijn bureau wierp zijin stoel om de politie zal aan een be roerte denken hij had een zwak hart. Zuster,, gaat u morgen naar de re cherche zeg alles en en vergeet irne. Kus Annette van mie ze mag de waarheid nooit weten ze hie ld zoo van René. Ik drukte bemoedigend haar handen en opendie mijn koffertje om haar een in<- jectie toe te dienen, doch ze weer dp mijn hand at en glimlachte. Even later stierf, ze. En? vroeg ik, toen Pauline Volsin m gedachten verzonken zweeg. Ze keek me aan en knikte even. De volgende morgen begat ik mij aller eerst naar Brussel. Het was een schat van een meisje. Ik vertelde haar grootouders alles, en vertrok, niet in staat het kinc( zelt te vertellen, op welke manier zij haar, vader en moeder verloren had. 's Middags begat ik mij met de politie naar het huis, waar René Voute! woonde. Tot op dat oogenblik had men hein niet gemist. We vonden hem in zijn studeer kamer. Hij lag voor zijn bureau en we behoefden niet te twijfelen aan de doodsoorzaak. De vreemde blauwe kleur van het stoffelijk overschot vertelde ge noeg. Een snel werkend vergif had een einde aan zijn leven gemaakt. Die zelfde dag kwam ik in het zieken huis terug. Geestelijk geschokt. Telkens zag ik weer dat slanke gekneusde li chaam van de ongelukkige moeder liggen tusschen de verbogen rads en verbrij zelde wrakstukken van de slaapwagen. Tegen negen uur, juist toen ik doodmoe 127. De baas kjjkt het jmbliek eens aan en schiet dan in een luide lach. De jongens beginnen ook maar te lachen en te springen. Waarom weten ze niet. „Jongens", roept de baas. "Je zult zien,, het wordt hier goed. Kijk eens wat een kinderen en grote men sen. Dat is net goed, zoveel mensen bij elkaar. leidelijk; de zeezijde van de tweede zand bank is echter zeer steil, zoodat baders* die de eerste twee zwinnen doorwaden, op die grens plotseling in de diepte ver dwijnen. Gaarne wil ik ook wijzen op het groote gevaar van zwemmen in de nabijheid van pieren ot golfbrekers (aan Texels strand niet te vinden.) Velen hebben daar de dood gevonden. Er zit in de zee meestal 'n gevaarlijke trek, die gevaarlijker wordt door de aan wezigheid van pieren en z.g. golfbrekers. Deze verrichten hun werk zeer goed; zij breken de golfslag opmerkelijk, met het volg, dat in het midden van twee golf brekers een sterkere stroom ontstaat dan aan de punten van deze pieren. Dit beeft tot gevolg, dat de zee niet meer in een rechte lijn inaar het strand vloeit, maar wel in een cirkelboog, die als vaste pun ten de pieruiteinden heeft. Daardoor ont staat een biezondere trek, n.I. van liet midden der vakken naar de pieren. Hoe dichter men bij de pieren in zee gaat, hoe sterker die trek is. Wie eenmaal bui ten de pieren komt, is op zeer gevaarlijk terrein. mijn kamer wilde opzoeken, kwam een der doktoren mij halen. We begaven ons met een auto naar het gebouw, waar de Lijken der slachtoffers naast elkaar waren opgebaard, voor zoo ver hun verminkingen dit tenminste toe lieten. De volgende morgen zouden de familieleden een laatste groet kunnen brengen aan de dooden. Nu beerschte er een afschuwelijke stilte in de reeds met rouwfloers gehulde zaal. Bij een der kis ten standen twee mannen, politieschei- fcundigan. Ik werd voorgesteld. L' hebt deze vrouw het laatste ge sproken, wendde de oudste zich tot mij. Wilt u nog eens alles precies vertellen Ik vertelde en verzweeg niets. Toen ik klaar was, nam de scheikundige het laken van het gezioht weg. Ik deinsde ontzet terug. Ik had verwacht hetzelfde mooie vre dige gelaat te zullen zien van de jongd vrouw, die in de doodsstrijd baar misdaad bekend had. Ik zag een afschuwelijk op gezet gezicht van een blauwachtige teint Ik kon niet twijfelen vergif —'Dit vonden de hospitaalsoldaten on middellijk naast het lichaam, wendde de andere scheikundige zich tot mij en tus schen duim en vinger hield hij een vreemd gevormd vo,orvverp, een sierspeld van Oosterscbe afkomst. De vrouw is niet aan haar wonden bezweken, zei hij ernstig. Ongemerkt moet zij zichzelf een doodefijke prik bebbén ge geven. We achten ons verplicht u hier kennis van te geven Dr. Volsin zweeg. Onze auto remde. Ik wierp een blik langs de donkere ge stalte van de chauffeur ien zag een rossig schijnsel, waarin eenige tientallen men- schen over wrakstukken van treinwagons klauterden. De wagen stopte. Het kleine lampje in de kap gloeide aan. Hiet gelaat van mijn collega ontspande zich. Ze glimlachte moedig en terwijl ze haastig haar instrumententasch greep en mij voor ging, zei ze kalm; „De regen» is gelukkig opgehouden, maak voort beste vriend!" BIJ DE TEEKENINO. 1. Op een mesthoop worden eieren gelegd. 2. Een stel larven, uit de eitjes voortgekomen. 3. De larven zijn verpopt. 4. Jonge vliegen zien het levenslicht. 5. Poot van een vlieg, sterk vergroot. Tusschen de haartjes worden heel wat o n ge re c lit igheden meegeno me n De ontwikkeling van eitje tot vlieg duurt plm. 14 dagen, terwij 1 een vlieg reeds 10 dagen na de geboort tot eierenleggen in staat is. Tal van vliegen bezwijken in de nazomer aan de gevolgen van een schimmel ziekte. De schimmelplantjes groeien in en uit haar lichaam en bedekken de do ode vlieg als niet een witte stot. De Imisvliegen, die men 's winters ziet, zijn overblijvende wijfjes, welke in ide lente weer eieren Leggen. Maak daar vooral jacht op. 120. Zo komen ze aan het feestterrein. De poppenkast wordt door de mensen-' menigte heen gedragen en neergezet. „De poppenkast, de poppenkast". Iedereen verdringt zich om de kast. Een gejuich stijgt op van groot en klein. Maar baas Cobalt veegt zich wanhopig het voor hoofd af. „Jan en Plet", zegt hij, „Hoe vind ik een goed plaatsje om te spelen. Ik kom nooit door al die mensen heen". T7\

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1936 | | pagina 4