ONS FOTOHOEKJE. Zijn Kerstvrouwtje. HET LOOPT ADAMSON AL WzER TEGEN. EEN AARDIG WERPSPEL. l, naii cgb RECEPTEN. SP LITER WTENSOEP. Een pondsplit- erwten, anderhalve liter water, een pond sausijsjes, een halve witte kool (kleine), halve knolselderij, zout naar smaak. Zet de spliterwten een nacht in de week en kook ze in het weekvocht langzaam gaar. Leg er dan de sausijsjes in en laat deze plm. 15 min. zachtjes mee» koken. Schaaf of snijd de kool en knol selderij aan 'fijne reepjes, kook deze' groenten met een weinig water gaar en roer dit met kookvocht bij de spliterw tenspep. Breng de soep op smaak met wat zout en peper, bij het opdienen wat versch gehakte peterselie doorroeren. NUTTIGE WENKEN Eiwitvlekken. Het beste is ze met koud water te behandelen. - Gootsteen. Een gelijk mengsel van chloor en soda maakt de gootsteen in een minimum van tijd schoon. NIEUWE FOTO'S. In Januari worden weer foto's voor het Fotohoekje gemaakt. Wie komen wil, geeft in de Boekhandel naam, adres en leeftijd op. Later krijg je bericht, wan neer je verwacht wordt. No. 107. KEES WITTE JOHZ, Kees woont in De Westen 5 Dec. 1038 is hij 14 jaar ge worden. llllllliiiiiliiiiililiiiiiiiiin' lllllllllllt KORT VERHAAL. lllllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliiiiiiiillllll Het was bitter koud in de oude armelijke coupé, en de man in zijn ver sleten pak en dun overjasje schurkte zich huiverend in zijn hoek, beide handen in, de jaszakken. Met een droog knappend gerucht schoof de lange trein haastig, als onge duldig, door het bevroren land. Er wasi slechts wit en zilverig grijs;er waren' gouden vegen van de laagstaande zon., Met de man zat in de geelgeschilderde kille coupé nog enkel maar een paar' boerenmenschen, man en vrouw. Nie mand sprak. Het boerenpaar keek strak en onafgebroken naar buiten, waar een watten stilte, een allerzuiverste rust droomde. Dan haalde de boer een pak boterham- qje.n te voorschijn en de twee begonnen te eten, met gretige monden in het wit kruimelend brood happend. De man keek schuw hun kant uit. Hij volgde met, vermoeide oogen al hun bewegingen. Hij was koud, moe en hongerig. Maar al spoedig ging zijn blik weer naar het leege, blinkende land, Stilletjes! kreunde hij. Hij kon de goddelijke pracht schier niet meer dragen. Het was te) schoon. Vijftien jaren weg geweest en het land zóó terug te zien. Al die zuk verheid. Die rust. Dit, na vijftien jaren dwalen door de wereld. Na vijftien jaren van een ver schrikkelijke worsteling met een vijan dig -leven. In Canada geweest en ini Mexico, en in Hongkong gids voor tc gris ten en in Genua sjouwer aan de kade., Moordende hitte en helsche koude ver- illlllltllll IN DE LACHHOEK EEN BESTE. Is dat een eerste klas hond? Zeker, meneer, z'n vader hoorde aan een baron en z'n moeder is overreden door een Rolls-Royoe. duurd. Gestreden, gestreden. En verlo ren. Te hebben verloren en vernederd te zijn. Een wrak, een nutteloos, ziek, on tijdig oud geworden, uitgeput schepsel Een zwervende straathond, mager en uil- gehongerd terugkeerend naar het oud: huis. En alles eigen verkiezing, eigen schuld. Een ondragelijke bitterheid zwol in zijn hart en verstikte hem. Het was de wild i lieid van zijn jong bloed geweest, die hem wegdreef, aan de zijde van een on waardige, van de vrouw, die hem \er- trouwd had, die hem had liefgehad bo ven alles ter wereld. Else. Zijn Else. Hij prevelde zachtjes de zoete naam, telkens weer. Zijn kleine Else. Straks was het Kerst. Hij wilde niet. Hij verzette er zich tegen, maar hij, moest, móést er aan denken. Nog toen ze verloofd waren, noemde hij haar zijn Kerstvrouwtje. Want tegen de tijd der lichtjes in de geurende dennenpyramideni waren ze getrouwd. Een juichend feest. Een jubeltijd. Hoogtij van geluk. De zelfde blanke sneeuw had hun weg kerkwaarts belegd met een dik, donzen- kleed. De zon had geschenen..... Elsezijn Kerstvrouwtje De groote stad ontving hem norsch en met kille vijandigheid. Hier was de sneeuw tot ijskoude modder vermoord., De menschen liepen hem haastig en on verschillig voorbij. In de winkelkasten schitterden lichten en kerstversieringen: Hij slenterde als verbijsterd door de hel lichte straten, die hij niet meer herkende., Als in een booze droom. Wat deed hij hier eigenlijk? Waarom terug te keeren? Wat zocht hij hier? Else was voor hem immers dood, voorgoed verloren. Hij voelde zich ten doode vermoeid, duize lig en ziek. Zijn hoofd gonsde. Op eien» drukke straathoek greep hij eensklaps krampachtig naar de arm van een langs gaande heer, die zich verschrikt wilde, losrukken. Êen laaiend wiel begon met razende snelheid voor zijn verblinde oogen te wentelen. Toen sloeg hij zwaar voorover. Hij werd wakker in een sneeuwwit bed door zijn eigen, rauwe kuch. Hij lag n een groote zaal, overstroomd van koud, strak licht. Er waren nog meer bedden, Veel waren bezet. Hij sloot bijna acn stonds weer de oogen, machteloos tn slap. Maar de zuster had het gezien en kwam bedrijvig toeloopen. Zij was een groote, schrale vrouw van \eertig, me: een beenig, 'leelijk gelaat. Een stalen lorgnet stond stevig op haar dunne, bleeke neus. Maar over haar fletsblauvva oogen lag de dauw gespreid van een groote, sterke liefde voor was etn leed. Tegelijk kwam de dokter aan, in zijn witte jas. Hij keek zakelijk even neer op de man in het bed: Die houden we nog drie, misschien vier dagen. Hij zal wel uitgaan als een nachtkaars. Geef hem maar alles waar hjj om vraagt. Geen redden meer aan En hij ging verder op zijn ronde door de zaal, waar alleen de heel armen neer-' gelegd werden. Een dag ging heen. En een nacht. En in de morgen had de vreemde zieke roode vlekken op de ingevallen wangen. Hij werd zwakker mét schitterende oogen. Hij had gedroomd van Else en nu ijlde hij en preveldé onophoudelijk onver staanbare woorden, die traag van zijn droge lippen gleden. Die middag reeds werd het schut o-m zijn bed heengezet. Ook die arme, een zame man had er recht op, onbespied te sterven. De avond kwam. De zon brandde nog even als een roode vlam hoog bovenaan een venster en toen daalde een grijs stof, schemeringspoeder, neer in de groote, zwijgende zaal. Een paar kleine lichten gingen aan. De zuster kwam geluidloos over het middenpad aangeloopen Toen ontwaakte de man. Hij haalde lang en diep adem en het deed pijn. Maar hij moest. Het was al te prachtig. Een zilveren poort ontsloot zich' zonder gerucht, en tot een oogverblin-, dende diepte drong zjjn blik door in eer* verblijf der zaligen. In zijn ooien ruisch- te verrukkende, zachtzingende muziek. Langs treden van puur goud schreed een vrouw aan. Haar gelaat leek verheerlijkt. Bovenaardsch licht ombeefde haar tril lend. Hij hief met groote inspanning beide armen boven het dek uit en fluis terde schor: Else, Else. Hier ben ik. Mijn Kerst vrouwtje.... Wil je wat hebben, jongen? vroeg de zuster, over hem heenbuigejide. - Dus je bent er. Je neemt me in ge nade aan. Else Else ik kom, ik kom terug. Kus me vergiffenis vergiffe nis De zuster schokte overeind. Een heete gloed overdekte haar mager gezicht. Haar lichaam beefde. Zij wilde zich afwenden, maar met de kracht der stervenden had! hij haar pols gevat. Zij keek naar hem en zag een uitdrukking van zulk een af schuwelijke wanhoop op zijn wasbleek gezicht, dat zij zich half snikkejhd, ver-' borgen achter het schut, naar hem toe boog. Geef hem maar alles, had de dokter gezegd.... En die vrouw, die nimmer door een man gekust was, onderging sidderend en weenend, met meelij de liefkozing van die man, die zich vergiste, en haar schraal lichaam wild tegen zich aan klemde. Hij viel met een schok terug. Over zijn wezen spreidde zich een waas van rust en blijde tevredenheid. Else had hem gekust en vergeven. De zuster kwam met onzeker bewe gen overeind en tastte onhandig op het dek naai- haar lorgnet, die door het wild- gebaar van de man was afgevallen. Dan liep zij met haar rustige stap op het tafeltje van de hoofdverpleegster toa en meldde met kalme stem beroepsmatig: Numero Zeventien is gestorven, chef. Illlllllllll HYGIENE EN VEILIGHEID TANDSTEEN. De bruine aans'ag, die zich aan de binnenkant van het gebit vormt, is de z.g. tandsteen. Men kan de ze zelf niet verwijderen. Dat moet de arts doen, die zich op de tandheelkunde toe gelegd heeft. Copyrlghf P. I. B. Box 6 Copenhog Je kunt het maken van b.v. een stuk triplex van 25 bij 36 cM. Je brengt daar-f in op regelmatige afstanden houten pen nen van b.v. 5 cM. lengte aan. Een deel verf je rood, een deel wit, een deel blauw. Dan maak je van stevig karton ringen, zo groot, dat ze op vier bij elkaar staande pennen kunnen rusten. Het is by dit spel n.l. de bedoeling de ringen niet OM de pennen te gooien, maar er OP. De rode pennen gelden b.v. voor één punt, de witte voor twee, de blauwe voor, drie. Bij het werpen moet er nu op gelet worden, op welke pennen de ring is te-, rechtgekomen. Wanneer een ring tussen de pennen valt, moet één strafpunt wor den afgetrokken. Iedere speler mag vijf maal werpen. Wie de meeste punten haalt, wint. 3* NIEUWE PRIJSRAADSELS. 87 Een meisjesnaam die met een A begint. Zet daarachter een woord, dat gooien betekent. Samen: een grote stad aan de Schelde. 88 Vul eens in: Heen lichaamsdeel. M -voor boodschappen. R niet in het midden S9 Maak hiervan een meubelstuk: KNAL PEN KOEB. WIN'»'""™"'"IIIIIIWWIIIIII VOOR DE JEUGD. ||||||||||||||||||iiiiiiiiiiiiiiminimimum 87. Met hevig gekraak kwam Bet boven op de auto terecht^ waardoor de kap als een lucifersdoosje in elkaar gedrukt werd. De apotheker wist zich door een koene sprong uit de auto te redden, waar door de auto echter, doordat ze nu door niemand bestuurd werd, uit de koersl raakte en regelrecht tegen een boom, vloog. 88. Boem! Krak! Als een harmonica schoof het hele bovenwerk van de auto in elkaar. Door de geweldige schok rol den zowel het paard als mijnheer Pim pelmans over de weg, waarbij echter Pimpelmans boven op z'n schimmel te recht kwam en zó weg had kunnen rij den, als Bet maar niet onderstboven ge legen had. 90 Een woord, dat „niet klein" bete kent. Neem er een O uit en ie houdt dan een hol, een overdekte ruimte in een rots, over. Welk woord bedoel ik? Nu de raadsels van 81 t.m. 90 inzenden jongelui (dus die uit de kranten van 26i Nov. en 1017 Dec.). Niet vergeten naam, voornaam, adres en leeftijd te noe men. En onderaan de brief allemaal deze vraag beantwoorden: „Wat doe je in de Kerstvacantie 't liefst?" (vóór 27 Dec.) Met vriendelijke groeien, Jullie OOM KO. TWEEDE TEKENWEDSTRIJD. Voor de 2e tekenwedstrijd moeten de tekeningen voor 7 Jan. 1939 zijn inge zonden. De tekeningen moeten betrekking heabe.i op Texel. Alleen zwarte inkt gebruiken, nooit een andere kleur of potlood. Ook niet schaduwen met pot lood. Allen beslist beginnen met eeni vierkant van precies 10x10 vk. cM. Daar in moet de tekening komen. Alle k,mie ren van abonné's kunnen meedingen, mits niet jonger dan 11 en niet ouder dan 14 jaar. De beste tekeningen komen in de krant. Bovendien krijg je daarvan 20 losse afdrukken en nog een prijs naar keus. Zet je beste beentje voor.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1938 | | pagina 4