Nb-isau [tweede blad Wanneer het Pinkstervuur brandt |52ste Jaargang "Zaterdag 2 7Mei 1^39 Bezieling en vertroosting. m PINKSTERFEEST. WEEST WELKOM, VREEMDELING Bezieling en vertroosting behoeft ie- Ifff mensch, die gesteld is voor een taak. «Bezieling heeft hij noodig om te durven Iondernemen en vertroosting om te Ikunnen volhouden. Bezieling om vveer- litand te bieden aan de moeilijkheden, lltrtroosting om macht te hebben tegen lile ontgoochelingen en teleurstellingen, l»ïlke hem bij het volvoeren zijner taak liullen overvallen. Be/ielmg en vertroosting: zijn het niet Ifoe twee krachten, welke onze tijd bie- tonder behoeft? Terwijl in verschillende ■luiden der wereld de geloovigen wegens Ifcet geloof worden vervolgd, ziet men in luidere landen de geestdrift verflauwen Int de middelmate sleur van het alle- Idaagsche. I Zijn er, zoo vraagt men zich onwille keurig af, nog mannen en vrouwen, die (geheel worden bezield door die cnver- (.■ettelijke geest van het geloof, waartegen O enkele macht ter wereld iets ver laag? Of leven wij in een maatschappij, (zoodanig vermaterialiseerd, dat er voor |de hoogere bezieling en de hoogere ver- troosting zelfs geen plaats meer over blijft? - Het Pinksterfeest geeft antwoord op I deze angstige vraag. Ja, daar zijn nog Ialtijd krachten in het leven, die alles over- Imogen, daar zijn nog altijd de bezieling I en vertroosting, waardoor de zwaksten Lorden verheven tot de sterksten. En deze Ikrachten der genade zijn te verwerven I door een ieder. Aan niemand worden I iij ontzegd. Laat ons dus niet wantrouwen. Dage iijks gaan onze bekommerende gedachten naar het lot van menschen en volkeren in de samenleving onzer dagen. Alle na tuurlijke middelen van herstel schijnen te falen Men krijgt soms de indruk, als ware deze wereld tot nabije ondergang gedoemd. Maar daar is een duif, die vertroos- I ting brengt. Diaar is een vuur, dat de be zieling doet ontbranden, niet alleen in de harten van weinige uitverkorenen, maar in ieder hart, dat zich willig en bereid opent voor de komst des Heiligen Gees- I tes. ZONDAG De lach is een kracht in de wereld, tenminste als men alleen lacht, om het- geen belachelijk is. MAANDAG Er is een liefdeloosheid, die zich tooien wil met de naam van waarheidsliefde. DINSDAG Zoo we ons niet gevleid gevoelden, wanneer iemand onze raad vraagt, zouden wij ons waarschijnlijk niet beleedigd ach ten, wanneer iemand dat nalaat. WOENSDAG Hoe dikwijls gebeurt het in het leven, dat we, als we aan ervaring rijker wor den, aan vriendschap verarmen. DONDERDAG De zedelijke kracht van de mensch Wijkt eerst dan, als de omstandigheden» hem uit zijn gewone sfeer bebben gerukt. VRIJDAG Laat ons trachten in het gezellLg ver keer elkaar beter en dieper te leeren ken nen, dan zullen wij elkaar zeker meer waardeeren en liefhebben. ZATERDAG Wie anderen niet vertrouwt, vindt zelt °ok weinig of geen vertrouwen. KENT U TEXEL? s®®®®®®®® y y s®®®®®®®®®®®®®®®®® y y as®»®®®»® ES SB ES BB BB BB BB gB ffl ES m De Pinksterbruid houdt weer, met bloemen getooid, Haar intocht met wenkende hand, De pereboom heeft er zijn bloesems gestrooid, De heestertjes hebben hun blaadjes ontplooid, Rondom in het feest'lijke land. De pralende boomen in tinten van groen, In eind'looze, wiss'lende stoet, Staan wijd tot een wacht in dit heerlijk seizoen, En ver in het rond schalt de levensklaroen, De Pinksterbruid brengt ons haar groet. Een geest van ontwaakte, bezielende kracht, Doortrekt de verjongde natuur, Het levend beginsel, vol stuwende macht, Ontvouwt zich in waarlijk bezielende pracht, En straalt uit het blauwe azuur. Het dringt en het spruit naar het koesterend licht, Van knellende banden bevrijd, 't ls alles omhoog naar de hemel gericht, Dit Pinksterfeest tot een wonder-gezicht, Dat wijd langs de velden zich spreidt. Bezielende geest, die dit alles vermag, O Pinksterfeest, sterkend en groot, Hergeeft ons maatschapp'lijk Uw hooge gezag, Dan nadert uiteind'lijk de reddende dag: Verlossing uit stoff'lijke nood! ffiffiffisfflfflfflffisi y y a®®®®®®®®®®®®®®®®® y y mmmmmiimmmimiimmmiimimimiimiiimimiiiimiimiiiiiil ZOMER-IMPRESSIE. Ik heb een tuintje aan de straat, Waarlangs de laatste mode gaat. En als ik naar die mode zie, Dan lach ik, of ik wil of nkt< En is er bij de mode Voorzichtigheid geboden Ik kan er eerlijk niets aan doen, Maar 'k spot met mode en seizoen Ik sta versteld en sta verstomd, En snap maar niet, hoe of het komt, Dat, wat meneer Parijzenaar, 't Zij heel of half, of gansch niet gaar Als laatste mode openbaart, Ook dadelijk maar wordt aanvaard. t. Ik kijk eens naar mijn tu,intje, Dan naar een hoed (zoo'n schuintje), Het is een wonderlijk geval», Maar 'k zie verwantschap overal, Daar wat er in mijn tuintje groeit, Ook on de dameshoedi.es bloeit, Precies dezelfde kleuren, E11 ook dezelfde geuren. Maar dat kan ook wel parfum zijn, Doch niettemin: het ruikt toch fijn. Hier hangt een tros seringen, Te schoon om te bezingen En daar een bos vergeet-mij-niet, Omdat-ie 'n blauwtje l'oopen liet? Een ander draagt voor het gemak Haast een complete bloemenbak, Die bij m'n grootje voor het raam Gewis geen gek figuur zou slaan E11 daar het er zoo bij behoort, Vitrage mee 't gezicht bekoort...... Om kort te gaan, de b'oemempracht, Thans overal je tegenlacht. Ja, ied're straat, welk unicum, Schijnt thams wel een rosarium. Ik hoop en wensch voor ied're man, En daarmee, lezer, stop ik dan, Dat voor die soorten hoeden, De mode óns behoede. Bij mijn dorp bevindt zich een stuk grasland, de Pinksterweide genaamd. Naar mensChenheugenis behoort het aan de gezamenlijke inwoners; iedereen heeft er evenveel recht op. Waarschijnlijk denkt het kadaster er anders over, maar daar trekt niemand zich wat van aan en nooit komt er uit deze _nractijk eenige moeilijkheid voort. De een weidt er etn koe; de ander snijdt er gras voor zijn konijnen; een derde vindt er aas voor zijn hengel, maar nooit zal iemand er een zode steken of er afval neerwerpen. Als bij onderlinge afspraak houdt men het land in eere, en als de Hemelvaartsdag voorbij is, gaat de jeugd er niet langs zonder er een armvol dor hout achter te Laten. De tweede Pinksteravond, zoo dra het donker is, steekt niemand minder dan de burgemeester de stapel in brand, ffl O, Geestdrift, 's Hemels doch- ter. Laat u op aarde neder, en zwaai om onze hoofden Uw zege- vendel weder. Verban den onver- laat, den duivel van dees tijd, dat slaap'rig lam gedrocht, de onver- schiiligheid. de veldwachter staat er bij, maar zijn aanwezigheid heeft uitsluitend decora tieve waarde, want nooit komt er bij het Pinkstervuur een onbetamelijkheid voor. Zelfs wordt er niet, naar alge meen Nederlandsch gebruik, wanneer twee menschen bijeen zijn, zoo hard gepraat en luid geschreeuwd lis zelfs in een gezelschap van dooven onnoodig zou jijn. i>e liedertafel laat zich hooren; het vuur órandt uit, en de traditie wil, Jat er na een maand van de asch niets meer te zien is. Ongetwijfeld heeft onze predikant veel bijgedragen tot het merkwaardige verschijnsel, dat bij hooge uitzondering een openbare gebeurtenis niet wordt aan gegrepen als motief voor zinneloos ge hos en gejoel. Met e'ke Pinksteren weet hij des Zondagsmorgens weer op aan schouwelijke wijze te vertellen van de apostelen en hoe zij bezield werden met de heilige geest 0111 het evangelie dei- liefde te verspreiden; hij schildert hen als eenvoudige lieden, onder wie er zijln die hetzelfde handwerk uitoefenen als zoovele dorpelingen hier, en zoo komt hun geschiedenis de luisteraars nader. Dan verzuimt hij nooit, de Pinksterweide in zijn toespraak te betrekken en de tra ditie ervan hoog te houden, en hij spreekt er met zooveel eerbied over, dat er iets van blij'ft hechten bij zijn gehoor; misschien ook daarom doet niemand ooit schade aan dat stuk land. En als hij het Pinkstervuur zal gaan noemen, vraagt hij eerst: „Zijt gij zelf nooit voor iets in vuur geraakt? Hebt gij nooit met vuur over iets gesproken? ls er niets in uw leven, waarvoor gij door liet vuur zoudt gaan?" En hij antwoordt voor ons:,.Na tuurlijk wel. Hoe zou een mensch waar lijk kunnen leven, als hij slechts uitge brande ascli ware. Gij allen kunt warm worden voor een meening, een overtui ging, een geloof; de een meer, de ander min der. Maar niemand kan bij alles, wat hij be'eeft, koud en naangedaan blijven. Aldus brandde in de apostelen liet vuur der begeerte, alom de blijde boodschap te verkondigen Het vuur, dat gij weldra naar oud gebruik op onze weide zult ont steken, is daarvan iiet symbool. Het zal uitbranden, maar gij zult het nimmer weer doen opvlammen Zonder vuur in de haard en in het hart, kan de mensch niet leven". Zoo spreekt onze goede predikant met tal van variaties telken jare, en als ik met Pinksteren door het dorp in gedachteloOze luidruchtigheid de uitgelaten drommen wandelaars en wielrijders zie trekken, voor wie de dag geen, enkele diepere be- teekenis heeft, dan wilde ik wel, dat zij ons Pinkstervuur konden bijwonen en het in sommige oogen zien weerglanzen. Op dat zij zich een enkele maal bezinnen op zichzelf, op de "wereld en op wat daarbuiten is. Dit is de 14-jarige Finsche vi oolvirtuoos Heimo Haitto, die de Gioote-Engelsche Muziekprijs 1939 \yon; hij mag in Engeland drie jaar kosteloos een Conservatorium be zoeken. TEXELSCHE COURANT PINKSTEREN 1939. lllllliiiiiiiiiiiiiniiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiniMiiiiiillllli ■Hl VOOR HOOFD EN HART. illinium.mum m ES ES ES ES ES ES ES EB ES ffl ffl ES ES ES ffl .ES SI LS SI Si Si ES ES S3 R1JMELARIJTJE. Illlljiiimimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiillllll HU1B DE RIJMELAAR (Voor nadruk toestemming te vTagei aan de auteur.» HEIMO HAITTO HEEFT HEM....

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1939 | | pagina 1