Wij danken U hartelijk, Texelaars
Afscheid van Dr. Alb. Vis
Illinium TER OVERDENKING.
mm:inillinium
OORDEEL VAN DESKUNDIGEN.
In een onderhoud, dat we met Ir. L.
de Vries hadden, gaf deze te kennen, dat
de ramlammenen hem niet meevielen. Na
tuurlijk speelde het slechte voorjaar hier
bij een groote rol, terwijl ook de regen,
welke op deze dag viel, de dieren niet
in hun voordeel deed uitkomen. De 2-j.
en de oudere rammen bevopd lr. De Vries
in goede conditie, in tegenstelling met
de dieren in de nieuwe rubriek 3-tallen
ramlammenen, welke hij als, beslist on
voldoende kwalifioeerde.
Jn aanmerking genomen de droevige
omstandigheden, waarin dit jaar het wol
vee grootgebracht moest wordenj dwingt
het onze bewondering af, dat de Texe
laars hun vee nog in zoo goede condi
tie konden vertoonen. Aldus het oor
deel van de heer E. Dz. Govers, de be
kende expert op het gebied van schapen
en wol. Jammer, zei hijdat liet bezoek
zooveel te vvens.chen overliet. Speciaal
de vaderdieren kwamen goed uit. Zelfs
konden de rubrieken 1-jarige en oudere
rammen in doorsnee zeer goed heeten.
Bij de 1-jarige rammen, aldus, de heer
Govers, werd voorkeur gegeven aan de
ram, welke verleden jaar ook het eenige
ramlam met een Texelsche premie was,
terwijl bij de 2-jarige rammen de eerste
prijswinner van vorig jaar thans met veel
beter wolvacht (1 Kg. meer dan als
1-jarige) volkomen zijn plaats handhaaf
de. Bij de oudere rammen moest de
preferente ram 1412 het door zichtbare
slijtage afleggen tegen meerdere ram
men, waarvan zeker 1512, een kind van
de eertijds tot kampioen uitgeroepen 1249,
de le prijs verdiende. Bij de ram Lammeren
(een bij een ooi) waren verscheidene
goede exemplaren. Daar /.al menige be-
oordeelaar wel 'n oogenblik bij hebben
stilgestaan. Wanneer danook de jury,
zoowel de B van de moeder als haar
wolproductie in aanmerking had genomen,
was het de vraag geweest, of hij wel op
die plaats was gekomen.
Het zou mij te ver voeren, aldus de
heer Govers, alle rubrieken uitvoerig te
bespreken, maar toch moet mij van het
hart, dat we helaas zooveel meer inzen
dingen van B- dan van F-ooien zagen,
al was danook het aantal prijzen, aan
deze wilde dieren toegekend, aan de lage
kant.
Een nieuw nummer was dat van de 3-
tallen ramlammeren van één vaderdier.
Terecht heeft de Texelaar gemeend, zoo
drukte de heer Govers zich uit, dat de
lammeren bij de moeder een beter col
lectie vormden, dan een drietal, waarvan
de moeder niet aangeboden werd. Het
is de vraag, of deze rubriek op Texel op
de duur succes zal kunnen hebben.
Wat het vrouwelijk materieel betreft:
dit was niet zoo ruim aangevoerd als
anders, maar het mocht, volgens de heer
Govers zeker gezien worden.
Het kerkgebouw was nagenoeg geheel
bezet, toen Dr. Alb. Vis Zondagmorgen
afscheid nam van de Doopsgezinde Ge
meente, Den Burg, De Waal en Ooster
end. Onder de aanwezigen merkten we
o.in. op Burgemeester en mevr. Kamp,
Ds. Tinholt, Ned. Herv. predikant te
Oudeschild en de leden van de kerkeraacj
der Doopsgez. Gemeente te Beverwijk.
Dr. Vis ging voor in gebed en las daar
na uit de Romeinenbrief XII het 2e deel
van vers 9 af: „De liefde zij onge
veinsd. Hebt een afkeer van het booze en
hangt het goede aan" (enz.)
Nadat de gemeente zich met haar lee-
raar in gebed had vereenigd werden ge
zongen de eerste twee verzen van Lied
143r „Nu klinkt, o Heer, ons alleramen;
het lied des lofs, LI toegewijd".
Vervolgens hield Dr. Vis zijn afscheids-
predicatie naar aanleiding van het woord
van de apostel Paulus uit de brieven aan
de Filippenzen, hoofdstuk 3, vs. 14: Maar
één ding doe ik, vergetende hetgeen ach
ter is en strekkende mij tot dat vóór is,
jaag ik naar het wit tot de prijs der roe
ping Gods, die van boven is in Christus
Jezus.
Het is heden voor de laatste maal, zoo
sprak Dr. Vis, dat ik hier op de kansel
sta om u het Evangelie te verkondigen.
Een schijnbaar belangrijk oogenblik voor
u en voor mij, maar hoe valt alles weg
tegen de donkere achtergrond van een
onberekenbare toekomst. Maai' zoolang
God het wil, zal ieder zijn weg gaan en
moeten wij onze plicht doen. Zoo ooit,,
dan hebben we nu behoefte aan levend
geloof en vertrouwen, opdat we ook in
deze tijd wegen vinden, waarlangs onze
voet kan gaan. Moge dat geloof, worden
gesterkt.
Voorbij is de tijd van het theoretisch
ongeloof. Wie gelooft er niet aan God?
Maar niet allen vatten het zoo op, dat
men het met God altijd durft te wagen.
Velen beschouwen Jezus als het groote,
edele voorbeeld, maar ze volgen het niet
na. Spr. zeide, onlangs gelezen te heb
ben „Het Christendom is nog niet be
gonnen op aarde. Tot nog toe hadden
BEVORDERING.
Onze plaatsgenoot, de heer P. Bak
ker werd dezer dagen bevorderd van
monteur tweede klas tot monteur eerste
klas in dienst van de P.T.T.
VREEMDE VLIEGTUIGEN
IN DE NACHT.
In de nacht van Zondag op Maandag
werd op ons eiland evenals op ver
schillende andere plaatsen van ons laöd
motorgeronk van vliegtuigen waargeno
men. Daar deze machines op groote
hoogte boven de wolken vlogen, konden
ze door de zoeklichten niet worden ont
dekt. Zeer vermoedelijk waren het En-
gelsche toestellen, op weg naar Duitsch-
land, waar zij pamfletten hebben uitge
strooid. Ook op Nederlandsoh gebied zijn
dergelijke strooibiljetten gevonden, waar
in gezegd werd, dat Duitsohland in een
oorlog heeft gedreven en dat Engeland
vrede wil en bereid is tot onderhande
len met een regeering, die vrede wensoht.
DE COCKSDORP.
DUITSCHE VRACHTBOOT
GESTRAND.
Dezelfde dag weer vlot.
Zondagmiddag omstreeks 1 uur is de
Duitsche vrachtboot Gizela in dè be
ruchte Eierlandsche Gronden gestrand.
De boot kwam van Emden, Duitschland,
met een groot aantal bussen melk. be
stemd voor Duisburg (Westfahlen, D.)
De Joan Hodshon voer terstond naai
de plaats van de stranding. Vlakbij he^
wrak van de Oakford bleek de boot aan
de grond te zijn geloopen. De zeven op
varenden deelden mee, aanboord te wil
len blijven. Zij waren zeer optimistisch
gestemd en dachten kans te zien, bij
vloed weg te kunnen komen. Degenen,
die in deze gevaarlijke buurt bekend zijn,
hielden evenwel hun hart vastEdogh,
dezelfde avond nog waren de vuurtoren-
post en de reddingboot-bemanning, voor
Je tweede maal uitgevaren, er getuigen
van, hoe het Duitsche schip na eenig ge
manoeuvreer er in slaagde, uit dei Gron
den te ontsnappen. Met volle kracht
stoomde het daarop het wijde water van
de Noordzee tegemoet.
De boot was nauwelijks een half jaar
in de vaart. Men schatte de grootte op
die van de Dokter Wagemaker.
Naar ons werd meegedeeld, was de ka
pitein benauwd geworden voor de eska
ders Engelsohe vliegtuigen, die zij het
buiten de territoriale wateren op angst
wekkend dichte afstand langs onze kust
voortjoegen. MenJ la.chtte liet toen be
paald raadzaam, zoo, dicht mogelijk on
der de kust te varen. Dat de kapitein
hierin niet is geslaagd, zal niemand ver
wonderen. De Gizela liep er in, als een
paling in een fuik
we alleen Christus, geen christenen". De
diepste nood van deze tijd is: Het Evan
gelie van Christus, (zooals we dat vinden
in de Bergrede, de Gelijkenissen, enz is
een utopie, is een onmogelijkheid gewor
den voor de moderne mensch. Zijn ver-
Langen gaat er nog wel naar uilt, maar
hij gelooft niet meer, dat het op aarde
mogelijk is. De nood van deze tijd is,
dat er gebrek is aan vaste maatstaven; de
mensCh vervreemdt van God. We hebben
behoefte aan een levend geloof, de brug
van onze ziel tot God. De wereld dreigt
in brand te raken, de toekomst is onzeker.
Thans vooral dienen we te beseffen, daj:
het vinden van God als de levende wer
kelijkheid, als de macht van liefde, 's
menschen hoogste geluk uitmaakt. Tot
God kunnen wij, trots onze zonden en
gebreken, ons wenden met ons leed en
met onze smart.
Onder ons, Doopsgezinden, vervolgde
spreker, is de vrijheid groot. De een
hoort liever deze, de ander die toon. De
rechtzinnigen komen alleen om het Evan
gelie te hooren verkondigen. Zoo moest
het altijd zijn. Dankbaar ben ik, dat in
de bijna 14 jaar van mijn arbeid hier 't
kerkbezoek niet verminderd is, maar het
kon en dus moest het beter.
Deze laatste morgen van mijn ambts
vervulling hier rijst bij mij op in de eerste
plaats een dankwoord aan Hem, die in
alle moeite en strijd mij de kracht gaf.
Verder dank ik allen, die mij het werken
licht maakten door hun betuiging van
trouw en door te toonen, dat mijn woord
hun niet leeg voorbij is gegaan.
Nadat gezamenlijk gezongen warende
verzen 1 en 4 van Lied 115 („Heer, tot
wie zou ik mij wenden") vervolgde Dr.
Vis zijn predicatie met te spreken over
zijn persoonlijke ervaring en verhouding
Bijna 14 jaar, zoo sprak hij, heb ik
hier mogen Leven en werken. Veel dingen
zou ik anders doen, zoo ik opnieuw be
ginnen moest. Heerlijk is het voor mij
daartoe in Beverwijk de gelegenheid te
krijgen. Maar ook gij, leden, kunt die ge
legenheid aangrijpen. Wat ik heb mogen
doen in dienst van God en zijn Kijk
blijft, ook nadat ik zal zijn heengegaan.
Ik denk terug aan de eerste jaren van
mijn arbeid hier. Het begin was mooi,
Een militair schrijft ons:
We leven wel in tijden waarin niet
alleen ontzettend veel van de Nederland-
sche burgers wordt geëischt, maar ook
van de Nederlandsche soldaat, die, nau
welijks eenigszins ingeburgerd op een be
paalde plaats, zich weer marsch- of reis
vaardig moet maken om nieuwe stellingen
te betrekken of om andere troepenonder-
deelen te vervangen. Och, er wordt wel
eens „gekankerd", maar onder en achter
dit alles schuilt toch het besef, dat hij
niet voor niets onder de wapenen is ge
roepen. Hij voelt, dat zijn plichten hem
hebben geroepen. Zoo zagen we dit ook
de vorige week, toen bepaalde troepen-
onderdeelen moesten vertrekken naar een
eiland, dat bekend is om zijn groote vo
gelrijkdom en waarover Strijbos op zoo
meesterlijke wijze weet te vertellen. Een
eiland, dat zijn vermaardheid heeft te
danken aan het beroemde schapenras
Drukte aan de haven, waar velen van de
burgerbevolking getuige willen zijn van
de aankomst der troepen Militaire auto's
suizen langs de goed onderhouden wegen,
gegroet en nagestaard door hen, die zich
naar buiten hebben begeven om al dit mi
litair bedrijvig gedoe gade te slaan. Het
was een ware invasie. Het eerste dorp
wordt als het ware militair bezet. Het
groote marktplein is het verzamelpunt
geworden. De veldkeukens worden uit
de wagens geladen de koks doen hun
werk en al spoedig kringelt de rook
onder de boomen omhoog. Lustig brandt
het vuur onder de ketels, waarin de kof
fie wordt klaar gemaakt. Burgers zien
vol belangstelling toe. Het is voor hen
een ongekend iets. Nog nooit heeft hun
dorp een dergelijke bezetting gekend.
Maar het zijn vooral de jongedames,
die van hun belangstelling blijk geven,
vooral jegens de soldaten Een belang
stelling, die kennelijk wederkeerig is en
zich vooral des avonds demonstreert in
gemeenschappelijke wandelingen naar stil
lere wegen en in gesprekken op de straalt.
En de bevolking? Zij ziet dit alles met
een vriendelijk en lachend oog aan. Zij
begrijpt volkomen de geschapen situatie.
Ik wil echter in het bijzonder schrijven
over wat mij en zooveel anderen in het
bijzonder heeft getroffen. Dat is de harte
lijke ontvangst bij de inkomste van de
troepen. Overal beijverden de huisvrou
wen zich, om koffie en thee, ja, zelfs
lekkernijen en brood, aan te bieden. Vekn
zullen hierbij gedreven zijn door de ge
dachte aan man of zoon. die ook onder de
wapenen is. geroepen, diep in het hart:
wensohende, dat ook zij op even vriende
lijke wijze zullen worden tegemoet getre
den door de burgerbevolking in de. ste
den en domen, waar zij hun intrek heb
ben moeten nemen; plaatsen, waar zij
zuiver, goed. Maar de gemeente is groot
en uitgestrekt en dan zijn de moeilijk
heden vele. Daarbij kwam de economisciie
crisis, die ook achteruitgang bracht in
onze Doopsgez. Gemeente, al neemt de
ze, bij andere gemeenten vergeleken, nog
steeds een gunstige positie in Dit bracht
ook voor de leeraar moeilijkheden mee.
Mijn opvolger zal in dit opzicht zijn weg
gebaand vinden Maak het de jonge man
niet zoo moeilijk, als ge het mij onbe
wust hebt gedaan. Door deze moeilijk
heden echter heb ik mij gestaald ge
voeld.
Allen, van wie ik persoonlijk nog geen
afscheid kon nemen, dank ik voor hun
warme trouw en genegenheid. Het gaf
mij de kracht en de" lust om mij nan mijn
taak te wijden. Altijd heb ik met u mee
geleefd, als mijn hart mij dat ingaf.
Mocht ik niet geven, wat u van mij ver
wachtte, in mijn hart was ik met u.
Onze vereenigingen kan ik niet alle noe
men, doch ik zieg u: Ga Voort met uw
eenvoudig, doch gezegend werk. De
Jongerenkring dank ik in 't biezonder
voor het genoten vertrouwen en de
vriendschap; ik zal dat nooit vergeten,
Ik denk ook aan de leden van de kerke-
niets en niemand kennen; waar ze zich
als een vreemde eend in de bijt gevoelen,
alleen aangewezen op de kameraadschap
van hun mede-soldaten.
Het is de warme hartelijkheid van deze
ontvangst, die mij en de anderen zoo in
het biezonder heeft getroffen Daarvoor
zijn wij erkentelijk en niet licht zal dat
vergeten worden. Van de Texelaar ging
reeds de roep uit, dat hij een hartelijk
en gastvrij mensch is. Deze faam is
thans op ondubbelzinnige wijze bevestigd.
De militairen zijn u allen hier dank
baar voor. K.
OUDESCHILD.
BENOEMING.
Onze plaatsgenoote ,mej. G. Krijnen,
leerares bij 't Nijverheidsonderwijs, werd
met ingang van 4 Sept. benoemd tot lee
rares aan de Vakschool voor Meisjes te
Coevorden.
Illllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiillllll
ONGELOOFLIJK, EN TOCH...
Als er één ding was, waarin ik met
ongetelde anderen heb geloofd, dan was
het, dat de groote oorlog van 1914-1918
zich in elk geval niet herhalen zou, vóór
het geslacht, dat de vorige had beleefd,
van de aardbodem zou zijn verdwenen.
Het was niet alleen de verdwaasde
menschensoort,. die men „idealisten"
neemt, voor wie dit als een zekerheid
gold. Vooral degenen, die in die vorige
oorlog zelf hadden meegevochten, en zijn
ellenden zelf hadden aanschouwd, wa
ren die overtuiging vast toegedaan.
Als men oud wordt, laat men zich niet
licht meer onder de indruk brengen van
welke betooging ook. Men heeft door
zooveel vernis en vertoon heen leeren
kijken. Maar als de oud-strijders van het
eene volk zich verbroederden met hun
voormalige vijanden, tegenover wie zij
in het veld hadden gestaan, dan geloof
de ik daarin en zei ik tot mezelf: „Dit
zal ons behouden".
Het is nauwelijks noodig te /.eggen, dat
dit geloof i n de laatste jaren wel uiterst
wankel was geworden Zagen wij het on
geluk niet groeien met de dag? En toch
blijft er altijd een schemer van hoop, dat
het ergste niet geschiedep zal.
Nu hebben wij, die nog over zijn van
de generatie van 1914, het ongeluk zich
zien voltrekken. Europa vecht weer. De
ervaringen van toen als voorbehoedmid
del zijn een waandenkbeeld gebleken
Nu kan ik alleen nog met de Prediker
zeggen: „Daarom prijs ik de dooden, die
reeds gestorven zijn, boven de levenden,
die nog in leven zijn".
(A.B.K. in „Het Volk".)
raad en de diakenen, met wie ik zoogoed
heb mogen samenwerken. De taak der
diakenen was niet gemakkelijk, maar met
kracht en lust hebben zij zich gewijd
aan hun vaak ondankbare taak. Ik bid
ihun de kracht en de wijsheid toe, die
noodig zullen zijn in de veeleischende
tijd, die komt. Ga zuiver in dezelfde
richting voort.
Afzonderlijk richtte spr. zich tot de
vier uit Beverwijk overgekomen leden van
de kerkeraad: Uw aanwezigheid stellen
mijn vrouw en ik zeer op prijs. Ze is
voor mij een bewijs van hartelijke gezind
heid; het sterkt mij teVens in het ver
trouwen, dat de samenwerking goed en
zuiver zal zijn.
Oorspronkelijk zou in de N.H. kerk
geen ochtenddienst worden gehouden,
maar, zei spr., in verband met de ge
spannen internationale toestand heeft men
hiervan afgezien, wat te billijken is. Noch
tans betuig ik aan de vertegenwoordiger;
van predikant en kerkeraad mijn harte
lijke dank voor de betoonde belangstel
ling. Gelieve mijn zegebede over te bren
gen.
Tenslotte betrok Dr. Vis in zijn dank
woord de organist alsmede de heer Vonk
en de hulp in de andere kerken; eerbie
dige hulde bracht hij aan de kosteres
sen van Oosterend en De Waal, die tot
hooger leven werden opgeroep.n; een
afzonderlijk woord van dank richtte Dz.
tot mw. Rika Schagen Boon: Je trouwe
vriendschap te raceten missen, stemt me
weemoedig lk bid je Gods zegen toe.
Reeds1 had ik het genoegen vriendschap
te sluiten met het kosterpaar te Bever
wijk Dit vergoedt veel.
Ik dank de leden voor hun trouw en
medewerking, besloot Dr. Vis. Uw lee
raar gaat heen, maar de Eeuwige Herder
blijft. Gaat werwaarts Hij wil dat ugaan
zult en geeft u in vol vertrouwen aan
Hem over.
Nadat gezamenlijk gezongen was vers
2 van Lied 62: („O mijn ziel, wat buigt
ge u neder? Waartoe zijt g' in mij ont
rust?") sloot Dr. Vis deze biezondene
dienst met dankgebed.
In de Kerkekamer maakten velen ge
bruik van de gelegenheid persoonlijk van
de heer en mevr. Vis afscheid te nemen.