3{
4-
h
I'll: 'N.
Kerstmis
De Tuinwallen en de
Dertig Polders
ershnis
1947
r'
Licht in een duistere Wereld
V.
Verkoudheid
Kerstfeest
WOENSDAG 24 DECEMBER 1947.
61e JAARGANG. No. 6179
TEXELSCHE COURANT
GEESTELIJK LEVEN
Mensen hebben diep in zich een won
derlijke eigenschap. We hebben allen be
hoefte aan een mogelijkheid om de din
gen die binnen in ons leven, uit te druk
ken. Als wij jong zijn, dan vechten we
graag tegen stroom en regen op de lan
ge wandeling, alleen ol met een verwan
te ziel aan onze zijde. Immers van binnen
is het dan onrustig en we herkennen ons
zelf in de natuur rondom ons. De ouder
dom vindt zijn innerlijk uitgedrukt door
de herfst, als de oogst is binnengehaald
en de hartstochten zijn geblust. Het leven
is gerijpt en herkent zichzelf in de stilte
en de weemoed die dan over het eiland
kan hangen Dit is een levenswet, die we
in de Bijbel zo mooi vertolkt vinden in
de profeet Elia, die zijn spijt en wrevel
en het grommen van zijn ziel langs zich
heen ziet trekken in de storm en het vuur
en de aardbeving. Hij is hier als de revo-
lutionnair, die zich pas lekker voelt tus
sen de barricades en de puinhopen. Hoe
groter de chaos, hoe veel te meer hij zijn
onvrede met het leven en de toestanden
ziet uitgedrukt. Een ontspoorde trein, een
gezonken schip waren eens ook balsem
voor onze opstandige zielen.
Wat deze algemeen menselijke eigen
schap betreft valt het ons moeilijk om in
deze tijd het Kerstfeest te vieren. Bij de
korte dagen en het gedempte licht past
ons verlangen, onze heimwee, en 't Kerst
feest, als feest van licht en warmte ran
geert soepel en zonder schok aan de trein
van de steeds korter wordende dagen,
waarin dat verlangen begon te groeien.
En zo rollen we dan weer, getrokken
door deze locomotief van onder de duis-
termakende overkapping van de winter
het licht van de lengende dagen in.
Er is echter een vraag, die niet onder
drukt mag worden. Hij moet op Kerst-
worden uitgesproken tegenover hen, die
in deze dagen zich niet onttrekken aan
de feestvreugde, omdat zij langs deze weg
ook een betekenis kunnen geven aan de
oude verkondiging van het evangelie. Die
vraag is: wat blijft er van dit alles over
als men in Indië is, of, nog beter, als wij
eens op het Zuidelijk halfrond geboren
waren, waar de zon in deze dagen juist
haar hoogste punt bereikt heeft, in plaats
van haar laagste, zoals bij ons? Dan mis
sen wij de steun van onze natuurlijke
omgeving, die tot ons spreekt van dood
en inkeer, van het niet terugtrekken van
het leven binnen de vezels van het aard
se vat waarin het ligt besloten. Die om
geving spreekt daar van de felle brand
van 't middagleven, als de krachten zijn
uitgegroeid en jubelend uitgaan ten he
mel. overmoedig en onbezorgd
Maar is dit ook niet het beeld van het
leven der mensen, van hun lot, dat zo on
eindig verscheiden is, arm en rijk, ge
zond en ziek. mensen met vragen en
mensen zonder vragen?
Wat verbindt hen, als toch niet allen
aangesproken worden door 't feit, dat er
weer warmte en licht op komst is. Een
jaar van nieuwe of van dezelfde zorgen,
die eerder woorden van Job omhoog per
sen dan de blijde zangen van Kerstmis.
We zijn verbonden in de stille nacht van
ons eigen ik, dat hetzelfde is, of wij nu
dagelijks langs de straat gaan, of dat we
gedwongen zijn het bed te houden, of
we deze wereld bewonen ten Noorden
van de evenaar of ten Zuiden.
Kerstmis houdt ons voor, dat in deze
stille nacht een geluid de stilte verbreekt
Een kind is geboren. Het kwam op de
aarde voor ons allemaal. De zwakke
kan zich niet onttrekken, want dit kind
is zwakker. De arme kan zich niet ver
ontschuldigen Ook zijn lot wordt hier
aangeraakt. Dit kind is armer. De mach
tige, hoe moeilijk het ook moge zijn voor
hem om de stille nacht bij zichzelf te
ontdekken, ook hij wordt in dit gebeuren
-opgesloten. Immers, die gekomen is, is
machtiger dan hij, want dit kindis de val
on opstanding voor velen. Het is Immo-
uël: God met ons.
Elia mocht reeds weten, dat God in de
stilte was. In de Kerstnacht is daar weer
de stilte, maar nu met een heilig teken
van Gods nabijheid. Veel te spreken valt
er nog niet. We mogen komen met ons
zelf, met ons goud, onze wierook en on
ze myrre en we mogen aanbidden, zwij
gen, ontspannen zwijgen en dan zingen.
Want er is een heilige plaats op deze
wereld, de stal van Bethlehem. Komt la
ten wij aanbidden en verbonden zijn in
dit Kind.
Een zalig Kerstfeest!
TH. VAN VEEN.
VERTROKKEN PERSONEN.
Johan G. Brandsteder v. De Koog 70
n. Oostburg, Wijk Vie Grietje Wassenaar
v. Warmoesstr. 38 n. Leeuwarden, Lek-
kiimerweg 40rd.- Roelof Schuiling en gez.
v. Kogerweg n. Zaandijk,-Lijsterbeslaan
16 D. H. Brans, wed. Munk, v. Schoon
oord weg le n. Den Helder, Ruyghweg 61.
A. C. Brans, wed. Geertzema, idem.
Gert je v.d. Wal, idem Hendnkus Witte,
v Weverstraat 20 n. Alkmaar, Payglop 2.
Dirk J Drijver, v. Den Hoorn 75 naar
Bloemendaal, N Stationsweg 17. Dirk J.
Engel en gez. v. Schildereind 54 n. Den
Haag, Duivelandesestr 19. Alberta C.
Bruins, v. Groeneplaats 11 n Amstelveen,
K. Karelweg 475. Leendert Dijker, v. Mo-
lenstr. 48, n. Den Helder, Schagenstr. 102.
ZON, MAAN EN HOOGWATER.
De zon komt 27 Dec. op om 8,49; onder
om 4,33 Maan: 3 Jan. L.K., 11 Jan. N.M.
Hoog water ter rede van Texel: 27 Dec.
8.56 en 9,20. 28 Dec. 9,44 en 10,48. 29
Dec. 10,32 en 10,57 30 Dec. 11,20 en 11,46.
31 Dec en 0,12. 1 Jan. 1948 0,30 en
0,35. 2 Jan. 1,15 en 1,45.
Etn van de weinige schrijvers over
Text's geschiedenis, die zich ernstig re
kenschap heeft gegeven over specifiek
Texel-, e verschijnselen is dhr Dr C S.
Pongex In het Westfnesch Jaarboek van
1942 schrijft hij in een artikel over ons
eiland: „Op Texel heeft men een soort
overgangsvorm tussen terp en de dijk in
de zgn tuinwallen. Deze uit plaggen op
gestapelde landscheidingen zijn uiterst
karakteristiek voor het eiland en hebben
een grote rol gespeeld in de vorming van
het oude TexelEen blik op de staf
kaart laat zien hoe het oude Texel, weid-
je voor weidje aan de zee onttrokken is.
Tenslotte heeft men in het begin van de
middeleeuwen het gehele complex met
een dijk omgeven.
Dr. Ponger tracht hiermede een verkla
ring over het ontstaan der tuinwallen te
geven, maar omdat hij niet op de hoogte
was met enkele belangrijke bronnen der
Texelse geschiedenis, kon hij slechts theo
retiserend tot een verklaring komen. In
dien hij het rapport had gekend, dat op 22
Mei 1562 aan de Staten van Holland werd
uitgebracht, een rapport, waaraan menig
overheidsorgaan van deze tijd een voor
beeld nemen kan, zou hij zeker anders
geschreven hebben. Omdat bij mijn weten
nog nimmer in de laatste twee eeuwen
de aandacht op dit rapport gevestigd
werd, meen ik goed te doen om een deel
van de inhoud nadere bekendheid te ge
ven, De tuinwallen en het oude Texel
staan op het ogenblik nu eenmaal in het
centrum der belangstelling.
Texel is tot de toepassing van de kunst
mest een arm land geweest. De betrekke
lijke welvaart, of liever de betrekkelijke
rijkdom, heeft in hoofdzaak zijn ontstaan
té danken aan de sterke waardevermeer
dering van de grond sedert het laatste
decennium der voorgaande eeuw. Kon
daarvoor, bij de zoveelste crisis, die de
aarde economisch teisterde, waren nog
honderden Texelaars geëmigreerd naar
Amerika. Voordat de Nieuwe Wereld
evenwel een tweede Beloofde Land ge
worden was, moest men in materiële el
lende trachten zichzelf te redden. Alleen
hierover zou een uitvoerig artikel te
schrijven zijn. Er werd, zij het zeer be
knopt aA eens in dit blad geschreven
over de spin- of werkhuizen in de Fran
se tijd, eens was voor behoeftigen op
Texel een soephuis, men kende er een
bank van lening in wat later tijd En aan
de Kogerstraat staat zowaar nog arm
huis, dat zelfs dateert uit het midden der
16e eeuw. Nog ouder zijn de meeste „Ar-
menkamers", oorspronkelijk in Nieuw-
straat, Molenstraat en Waalderslraat ge
sticht
De schrale, armelijke Texelse bodem
heeft eeuwenlang met moeite zijn bewo
ners een karig bestaan moeten verschaf
fen. Slechts met moeite kon het eiland
zijn belastingen betalen. In een rapport
uit het jaar 1514 leest men, dat vroeger
(dus vóór 1514) .wel 5 of 6 luyden.
elc 100 's jaers hadden (verdienden) ende
3 of 4 die 2 cf 300 gulden tsjaers hadden
ende nu esser niet een, die 25 gulden
heeft int geheel lant". Men klaagde over
de oorlogen en de veelvuldige dijkbreu
ken, waardoor alleen al in 1509 5000
schapen en bovendien nog veie koeien en
paarden waren verdronken. Verder leest
men, dat toen een vierde gedeelte van 't
oude Texel woest en braak lag „alsoet
verstoven es metten sande ende bevloyt
metten zouten watere".
Is het een wonder, dat men zijn belas
tingen aan het gewest niet op kon bren
gen, is het een wonder, dat de Staten van
Holland jaar op jaar moeten manen om
de achterstallige belastingen aan te zui
veren? Bovendien was de belasting in het
begin der 16e eeuw danig verhoogd.
Moest Texel eerst 1/90 opbrengen van het
totale bedrag, dat de Staten vast
stelden, dit werd opgevoerd tot 1/64. In
aanmerking nemende, dat op Texel vrij
wat grond in handen van de kerken was
zelfs de kerk van Vlieland had hier be
zittingen dat de instellingen van lief
dadigheid vrij wat grond in hun bezit
hadden en dat al deze grond van belas
ting was vrijgesteld,men ziet dat de „do
de hand" niets nieuws is, kan men be
grijpen, dat onze voorvaderen zo'n eeuw
of vier geleden met hun handen in het
haar hebben gezeten. Het is wel interes
sant om de excuses te lezen, die men aan
voerde, als men niet betalen kon. In
hoofdzaak beriepen de Texelaars er zich
op, dat het eiland nog nooit goed gemeten
was en dat het daarom practisch ondoen
lijk was om vast te stellen, hoe groot ïe-
deis aandeel in de belasting moest zijn.
Lang hadden de Staten geduld, maar in
1561 werd het hun te gortig en de heren
besloten een commissie naar het eiland te
zenden om daar orde op zaken te gaan
stellen. Letterlijk heet het in de notulen
der Statenvergadering „omme te meten
ende te eximeeren de Margenthalen van
dat geheel Eylandt van Texel, bij ramin-
ge na hare jaarlycksche valeur"
De commissie, die Texel bezocht, be
stond uit twee Statenleden, een deur
waarder en een landmeter. Ik zal u een
beschrijving van de reis naar Texel
sparen, men dééd er enige tijd over, om
van Haarlem uit. het gehucht Den Burcht
te bereiken Laat ik u mogen vertellen,
dat de schout van Texel, een zekere Bos-
huysen, stom verbaasd was, dat hij ge
heel onverwacht zulk een hoog gezel
schap op bezoek kreeg. De heren schou
ten hadden wel eens redenen om een on
derzoek te vrezen! Terstond werden de
schepenen bijeengeroepen en in het
schoutshuis, (waar nu Hotel Texel staat),
-
„Er is uit 's werelds duist're wolken
Een licht der lichten opgegaan.
Komt tot zijn schijnsel alle volken
En gij, mijn ziele, bidt het aan".
Wie kent het schone kerstlied niet, dat
onze tekenaar tot de fraaie plaat inspi
reerde, welke wij hierbij reproduceren?
De herders in het veld -overweldigd
door het Licht.
Nog enkele dagen en dan zal in onze
duistere wereld het Licht van de Kerst
nacht, het Vredeslicht, weer schijnen
Onder de overmacht van dit licht zullen
millioenen hun knieën en het hoofd bui
gen; zij zullen de handen vouwen en dee
moedig gebogen, de weldadige warmte
van dat licht laten nederdalen in de stille
diepte van hun ziel.
Het is dan Kerstmis en er zou vrede op
aarde moeten zijn!.
Kerstmis!.... Wij zaten bij het horen
van dal woord onze fantasie de vrije
loop Wij denken daarbij aan een vlekke
loos, wit kleed over een winters, grauwe
en sombere aarde; wij horen beierende
klokkeklanken met de nodigende roep
van huis tot huis, van dorp tot dorp, van
stad tot stad, van land tot land en van
werelddeel tot werelddeel; wij geloven
in een wereld, welke die roep verstaat
en die begrijpt, dat de stil-stralende nacht
van Efrata's veld de volkeren de vrede
verkondigt.
Kerstmis Christmas, Weihnacht,
Noël vier klanken, honderd klanken,
doch één feest.
Het heidendom mocht feestvieren over
over de Zon der Natuur het Kerst
feest werd voor ons het feest van een
Sol Invictus een Onoverwinnelijke
Zon. Daarom mogen wij vertrouwen, dat
de grote .eindoverwinning niet zal komen
aan de kant van de afbrekende machten ir
onze duistere wereld, maar zal zijn voor
de opbouwende krachten, voor hen, die
geloven in het Licht der Gerechtigheid.
Heeft eens niet het licht der bevrijding
gegloord? Het licht, dat veel te spoedig
was uitgedoofd?
Nu zitten we wéér in een diepe duis
ternis zij het dan ook in een nationaal
en internationaal, een economisch en so
ciaal donker.
Onderwijl zoeken en tasten wij echter
in dit donker voort. Wij verwachten het
heil der wereld van een rij kleine zon
nen": van toenemende ontwikkeling dei-
mensen; van steeds nauwer wordende
handelsbetrekkingen; van de goede wil
der volkeren en van hun regeringen; van
een oplevend idealisme voor alles wal
edel is of heet; van de trek naar het goe
de, dat toch in ieder mens moet wonen
Wat voor nut hebben echter al deze
„kleine zonnen", zolang zij stralen over
mensen met de duistere haat in hun ziel?
De zon der Liefde moge van jaar tot
jaar een paar uren van innigheid brengen
in deze donkere wereld zolang Haar
stralen het duister niet geheel verdreven,
zal de door egoïsme en hebzucht aange
grepen mensheid, onze wereld verande
ren in een hel.
Kerstnacht Nacht van het Grote
Licht!
Mogen wij worden tol kinderen van dat
Licht tot lichtdragers in deze duistere
wereld!
deelde Van Alckemade, Statenlid voor
Amsterdam, mede, wat het doel van het
bezoek was. Enigszins naief doet het aan
om in het rapport te lezen: „waarop
schout en schepenen teistont gerust wae-
ren."
Men mat in die tijd met de Texeise
roede, het eerste werk van de'landmeter
was om vast te stellen of de maat, die
men gebruikte, inderdaad wel juist was.
Dit bleek niet het geval te zijn! Daarop
toog het gezelschap met twee van de no-
tabelste Texelaars naar de kerk van de
Westen, waar in het koor van de kerk de
roede „perfectelyk geëikt" bevonden
werd.
Wekenlang zijn de commissieleden op
Texel gebleven, het is de moeite waard
om het rapport, dat werd opgesteld en
dat niet minder dan 152 paragrafen telt,
in zijn geheel door te lezen, oud Texel
wordt er uitvoerig in beschreven. Er
staat precies van welke grond in de pol
der Het Kley goed is en welke slecht, zo is
de kwaliteit van de gronden in alle pol
ders beschreven.
In paragraaf 25 komt een uiterst merk
waardige mededeling voor. Daar blijkt,
dat op Texel in die tijd het recht van
„overal" gold, d.w.z. gedurende 9 maan
den van het jaar mocht iedere Texelaar,
óók de gewone man, „die geen goed en
heeft", zijn vee over het hele eiland laten
weiden. Drie maanden in het jaar, van 1
Mei tot 1 Aug., had iedere Texelaar
slechts recht op zijn eigen grond. Het
oude Texel was nog een land, waar de
mens maar weinig aan veranderd had.
Hier en daar liep een sloot een vroegere
kreek uit het wad ze zijn er nog zul
ke sloten afscheidingen, tussen de
percelen mochten juist met het oog op
de overal-weidinge niet worden gemaakt.
Niemand kon in 1561 aan de commissie
vertellen uit welke tijd het recht van
„overal" afkomstig was. Desgevraagd
antwoordden de Texelaars, dat het sinds
mensenheugenis had bestaan. J. H. Zijm
Czn., die 18 jaar lang bij dezelfde boer
op Ongeren heeft gewerkt, het pleit
voor de boer en zijn knecht die het zo
gemakkelijk vindt, als de tuinwallen
worden afgegraven, vooral bij het om-
weiden, had eigenijk 4 eeuwen eerder ge
boren moeten worden Toch moet hij be
denken, dat men toen zijn schapen onmo
gelijk op Ongeren alleen kon houden,
daar ze vandaar liepen tot Den Hoorn
UITGAVE
v h Fa LANGEVELD DE ROOIJ
Boekhandel - Drukkerij en Bibl.
Den Burg Texel Postbus 11
Telefoonnr. 11 Postgiro 652
Bankrekening: Rotterd. Bankver
en Coöp. Eoerenleenbank.
Verschijnt Woensdags en Zaterdags
Postabonnementen f 2,25 p. half j
Verantw. Redacteur: J. ZEEMAN,
Emmalaan 92, tel 157 Den Burg.
van neus, keel of borst,
snuift en wrijft U weg met
MIJNHARD!
naar het zuidwesten en tot voorbij Oos-
terend in het noordoosten. Overigens ben
ik Zijm erkentelijk voor zijn aardig in
gezonden stukje in dit blad. En enige an
dere Texelaars, die mij brieven schreven,
zeg ik ook gaarne dank voor hun sym
pathieke betuigingen.
De commissie achtte de overal-weiding
een nadeel voor het eiland.
In ae maanden Mei. Juni en Juli kon
het gewas, hoofdzakelijk gerst, soms niet
tot volle rijpheid komen, men was met 't
oog op de „overal" dan gedwongen de
gerst te oogsten, terwijl deze nog groen
was Als men óók nog in het rapport
leest, dat er op Texel „twintig waranden
van Conynen (waren) wel voorsien van
Voetsters om altoos meer te multiplice
ren", waardoor het gewas nauurlijk ook
veel te lijden had, dan wordt het wei
duidelijk, dat er wezenlijke en gegronde
oorzaken voor de armoede en het niet be
talen der belastingen waren
Uitdrukkelijk wordt vermeld, dat de
landen op Texel „onbekroft en onbeslo
ten" liggen, dat zij dikwijls met hemel
water zijn bezwaard en dat er ook veel
„afgeroofde" landen zijn, waarvan men
onoordeelkundig de grond had afgegra
ven voor versterking van de dijken.
Verder leest men, terwijl tientallen na
men van landen worden genoemd, dat
„de naebeschreven Landen niet en leg
gen by forme van Polders, maar tusschen
Binnenwegen en de Sloten verdeelt".
Hier vindt men de verklaring van het
ontstaan der naam De Dertig Gemeen
schappelijke Polders. Duidelijk wordt
hier, dat er van dertig afzonderlijke pol
ders nooit sprake was, dat maar een deel
der landen, die tot het waterschap be
horen de echte kenmerken van 'n polder
had.
Aan het einde van het rapport leest
men- Het Texelse land is niet verkaveld
het verkeert nog in de staat, waarin hel
was na de bedijkingen in de 14e eeuw.
Het was ondoenlijk om in de korte tijd.
dat men op het eiland vertoefde, met
succes het gehele terrein op te meten.
Veel land was „verdolven", krom en on
schikkelijk" En het advies aan de Sta
ten van Holland luidde Laten de Texe
laars hun landen bewallen en besloten,
dwing hen om de conynenbergen uit te
graven en maak een einde aan het recht
van de overal-weiding „Opdat", zo
vervolgt de rapporteur de „Koninglycke
EEN VERZOEK.
Dc correspondenten en ook de besturen
van de Zondagsscholen verzoeken wij be
leefd ons van de gehouden
KERSTFEESTVIERINGEN
tijdig hun berichten te willen insturen,
cpdat wij deze nog op kunnen nemen in
ons OUDEJAARSNR. VAN 31 DEC.
Opgave van Nieuwjaarsgroeten e.a.
adv., alsmede predikbeurten l.m. Maan
dag 29 December.
Redactie en Administratie.
God, laat toch nimmer ons qezicht
Verblinden door het vele licht,
Dat, als de vroege avond daalt.
Uit talloos vele bomen straalt
Want achter al die lichte pracht
Hangt zwart de schaduw van de nacht
En wat er overblijft is dit:
Een vieze, zwartwalmende pit.
Dit ishet enig ware licht:
Het Kind dat in de kribbe ligt.
Dat van de nacht maakt dageraad,
Dat straalt en nimmer ondergaat.
Hier is het Heil èn het gericht,
Hier is het dat het antwoord ligt,
De oplossing voor elke vraag
Van gans de wereld van vandaag.
Geen krijgsgeweld, geen grote vier,
De were vrede slechts is hier,
In Hemwiens woning was een stal,
De Heer, de Vorst van het heelal.
Kerstmis 1947.
HUIB DE RIJMELAAR.
1
helper
bij de meeste pijr
Doos 6 cachot* aoTTTM
ien
INGEKOMEN PERSONEN.
Theodorus Verduin v. Schagep, E 166
n. E 58. Greta N Duinker v.Castricum, j
Torenstr. 23 n. Oudeschild 384. Grietje
de Jong, v. A'dam, vd Pekstr 81boven
n. Oudeschild 33.
Majesleyts Thienden ongelvk meerder
gelden zullen" Er achter staal nog „ende
sal ook wesen tot beter welvaert van de
eygenaars"
Hoewel ik mij veel moeite heb ge
troost om na te speuren, wanneer het
echt van „overal" werd afgeschaft en
wanneer het dus zin kreeg om zijn land
van tuinwallen te voorzien, liet vooral
het onvolledige gemeente-archief mij hier
in de steek. In een ander archief trof ik
en plakaat (een verordenende waarschu
wing) aan uit 1609, Waarin met straf ge-
dreigd wordt tegen het „quat gebruick, 1
genaemt overal, dat elc, die het gelieft,
op zekeren tyt des jaers, zijne beesten
jaegt in de landen, die andere Lieden
toebehooren."
Ik kan mij niet voorstellen, dat toen
pas een maatregel was genomen naar
aanleiding van een voorstel, dat een hal-
ve eeuw oud was en ik meen dan ook mcf
grote zekerheid te mogen schrijven, dat
dc tuinwallen, na de afschaffing van dc
overal-weiding, in de tweede helft van
de 16e eeuw op Texel zijn ontstaan.
Ponger's theorie en de oppervlakkige
napraterij' van velen, die over Texel's
verleden „zulke aardige stukjes" schrij- 1
ven, zijn met het bovenstaande weer
legd. Al zou een oppervlakkige beschou
wer Kunnen denken, dat het Gerritslan-
derdijkje, of zelfs het Oude dijkje, eens -
tuinwallen waren!
A'dam, 8 Dec. 1947. j
J. A. VAN DER VLIS.
Copyrecht. j
Nadruk in welke vorm ook, slechts ge
oorloofd na toestemming van de schrijver, j
DAMPROBLEEM No. 44.
Zwart: 8 sch. op 7, 8. 14, 19, 21, 23, 24 j
en 26. Dammen op 1, 4, en 16.
Wit 13 sch op 22, 25. 27, 28 30, 32, 33,
34, 36, 38, 42, 45 en 49. Dam op 48.
Een echt Canadees probleem, waarin de
dammen voor een verrassend effect zor
gen. De oplossing verschijnt in een vol-
gend nummer C
RUNDERTUBERCULOSE.
Op Maandagavond 29 Dec. a.s. te 19,45
zal over de zender Hilversum I de heer
D. Rempt, dir. van de Prov. Gezondheids
dienst v. Dieren in N.-Holland, spreken
over het onderwerp: „Rundertuberculo- 1
se". Deze uitzending wordt voorbereid
in samenwerking met de Afd. Voorlich-
ting van het Min v. L., V. en V. _l