n.
9
JIÉÉ
H
Carla
Carnaval der Desperado's
fmm
-
-
INDONESIË
Oud Nieuws
wint de grote prijs
van Rome
Het onderstaande is het voorwoord
in verkorte vorm weergegevenvan
de schrijver A. den Doolaard, voorko
mende i.d. eerstdaags uit te geven ro
man van Noël de Gaulle: „Carnaval dei-
Desperado's. Dit boek zal het zg Eng-
land-Spiel behandelen. De prijs zal f 6,90
bedragen.
A. J. Noël de Gaulle is geen alledaags
figuur: dat merkte ik dadelijk toen ik
hem ontmoette. Hij had mij een brief ji
geschreven, of ik zijn manuscript wilde
lezen „Het Carnaval der Desperado's"
want hij was niet geheel zeker, of het
zo kon worden uitgegeven. Elke schrij
ver ontvangt regelmatig zulke verzoeken
die gewoonlijk even zovele bezoekingen
zijn. Als er geen postzegel voor ant
woord bij is, gooi ik ze in de prulleniand.
Is er wel een postzegel bij, dan voel ik
me zwaar bekooht, want mijn eigen
schrijverij kost me waarachtig al genoeg
gezweet en getob.
Maar Noël de Gaulle solireef, dat hij
mij uit Londen kende. Zijn handschrift
trok mij aan, snel, regelmatig en intelli
gent. Midden in de middag, tussen twee
en vier uur, als ik toch niet werken kan,
begon ik te lezen. Het werd vijf uur. Ik
las nog steeds. Mijn vrouw, verwonderd
een nieuwe hartstocht in mij te ontdek
ken, vroeg of ik eindelijk voor een de-
tectieveroman gevallen was. Ze pikte
meteen de blz. weg, die ik al uit had,
spoedig had ze mij ingehaald, en tot laat
in de avond trokken we elkaar de stuk
ken uit de hand.
Maar over één ding vochten we niet,
wat hier in stapeltjes rondom ons heen
lag, vormde een gewrocht van een onge
looflijke spanning. Maar het was eerder
een gewrocht dan een persklare roman.
De opbouw was uitstekend, en dat is
voor een beginneling een zeldzaamheid.
Nog meer was ik onder de indruk van
de karaktertekening, vooral de logge en
angstaanjagende figuur van de grote
mensensmokkelaar Pim de Gorilla, in
wie ik de later berucht geworden King
Iiong meende te herkennen, scheen mij
na te sluipen door het huis, toen ik de
deuren sloot om naar bed te gaan.
Eindelijk, dank zij Noël de Gaulle's
roman, begreep ik, hoe een strijder als
deze Gorilla door een onafwendbaar
noodlot de duistere weg opgedrongen-
kan worden van het verraad.
Juist deze rake ontleding van mense
lijke beweegredenen maakte het boek
tot veel meer dan enkel een super-spion-
nageroman, meer dan enkel een span
nend relaas van de operatie-Locust, di
door de geheime agent Jan Eerbeeok op
het vasteland werd uitgevoerd om o.a.
vast te stellen, waar de oorzaak lag van
het grote verraad, dat thans algemeen
bekend geworden is onder de naam:
„England-Spiel."
Ik schreef Noël de Gaulle, dat hij
volgens mij zijn boek direct moest laten
uitgeven, bewerking was volkomen on
nodig, want het boek stond, wat intrigue
en karaktertekening betrof, stevig op
zijn eigen benen.
Noël de Gaulle wasen ook dit bewees,
dat hij geen beroepsliterator kon zijn
over mijn raad noch verbaasd noch ver
bolgen. Hij verzocht mij, of ik contact
wilde leggen met de tegenwoordige uit
gevers, namens hemzelf, daar hij volko
men achter de schermen wenste te blij
ven.
Ik stribbelde legen: ik was net zelf
aan een nieuw boek bezig, moest op reis
enz. Maar Noël de Gaulle, die ik intus
sen had leren kennen als een sympathie
ke kerel, weigerde halstarrig met wie
anders dan ook in verbinding te treden.
Stylistische wijzigingen in bepaalde
passages zoals die, welke betrekking
hadden op het England-Spiel, maakten
de openhartige bespreking nodig van
de hier en daar verzwegen achtergrond,
en hjj wenste dit niet te doen met een
wildvreemde, terwijl ik, zoals hem ge
bleken was uit een enkel artikel, reeds
in grote lijnen op de hoogte was van de
spannende gebeurtenissen, die hij, zij
het dan in romanstijl en zelfs hier en
daar geromantiseerd had beschreven.
Inderdaad: Noël de Gaulle had het
England-Spiel in zijn roman zo uiteen
gezet, dat de aandachtige lezer zijn eigen
denkbeeld kon vormen over de achter
grond van deze grootste aller in de doof
pot gestopte spionnage-tragedies.
Hier lagen waarheid en verdichtsel
waarschijnlijk op elkaar als twee bladen
papier, met daartussen het donker car
bon der zwarte geheimen. Dat was ten
minste mijn sterke indruk. Het is een
indruk gebleven, want per slot was het
boek allereerst als roman bedoeld, en
niet als these. Bovendien behandelde
het boek veel meer dan het Engeland-
Spiel alleen.
Ik gaf ten slotte toe, maar beperkte
mij tot een ^ninimum aan stylistisohe
veranderingen. Onvermjjdelijkerwijs ben
ik echter ook 'hierdoor in de positie ge
drongen van tussenpersoon tussen de
schrijver en zijn lezers: en ik heb het
sterke vermoeden, dat de lezerskring
nogal uitgebreid zal worden. Want afge
zien van zijn verdienste zuiver en al
leen als roman, behandelt het boek een
stof, waarnaar „men" nieuwsgierig is.
Die nieuwsgierigheid zal natuurlijk
vele vragen tot gevolg hebben, voorzo
ver die op de schrijver betrekking heb
ben, moet het antwoord echter uitblijven.
Kortaf als hij is, heeft de schrijver te
'kennen gegeven, dat hjj volledig achter
de schermen blijft, in verband met dit
boek niemand wenst te ontmoeten en
niet in staat is welke vraag dan ook te
beantwoorden. Voor deze beslissing
heeft hij zijn eigen goede redenen. Tot
nader order blijft hij A. J. Noël de
Gaulle en daarmee uit.
Uit het boek zelf blijkt volkomen dui
delijk, dat de schrijver tijdens de oorlog
in het hol van de leeuw heeft gezeten.
Wat het werk der geheime agenten
betreft, is het met grote kennis van za
ken geschreven. Ongetwijfeld is „Carna
val der Desperado's" voor een deel een
sleutelroman. Of de gebeurtenissen
waarheidsgetrouw zijn weergegeven,
vermag ik alleen gedeeltelijk te beoor
delen, in zoverre zij het England-Spiel
betreffen. Volgens mijn overtuiging
heeft de schrijver de grote lijnen hier
juist getrokken.
Maar nog eens: het was hem er niet
om begonnen onthullingen te doen. Een
dergelijke opzet zou hem trouwens in
botsing hebben gebracht met zijn ambts
eed. Hij heeft een roman willen schrjj-
37 De schimmel kwam precies in de
vr: chtauto terecht; de bestuurder hoor
de evenwel tengevolge van het markt
lawaai niets van hetgeen er achteir hem
gebeurde en reed kalm door. „Ho, Ho!"
riep mijnheer Pimpelmans, maar het
hielp 'hem niets.
3S. Toen besloot hij de bestuurder
hoogstedgeahandig een btóoelc te gaan
brengen, om hem te waarschuwen. Voor
zichtig werkte hij zich op het paard naar
oren', zette allebei z'n handen op het
dak van de cabine en zat er even later
bovenop
ven, die nog niet geschreven was; de
roman van de geallieerde agentendienst
op het vaste land. Het is een boek ge
worden van verbijsterde spanning. Voor
mij is het waardevolste van dit boek, dat
het raadselen onthult van de eeuwig
raadselachtige mensenziel.
VOOR ONZE VROUWEN.
KLEIN, KLEIN KLEUTERTJE
Is ze niet om te stelen in zo'n fleurig
speelpakje? Hier is het patroontje; een
lapje stof vindt u nog wel ergens en
morgen bewondert men uw kleine schat
ook in zo'n pakje.
We vouwen de gestreepte delen -naar
binnen als belegje, zetten de schouder
eindjes aan de rugpandjes, stikken de
zijnaden dicht en naaien het broekje
ingerimpeld aan het lijfje. De onder
kantjes van het broekje en de achter
kantjes van het lijfje worden van
knoopsluiting voorzien. Langs de pijp-
pen maken we een schuifzoompje voor
elastiek (vooral niet te stijf). Dan boor
den we de hals en armsgaatjes met
schuine reepjes om ende kleuter
kan voor de dag komen.
v* -o
middenachter
PI '1
x
§s
u
HET KARTONNETJE UIT DE
MELKFLES
Er zijn vernuftige vrouwen die de
kunst verstaan van niets iets te makenl
Wij waren laatst bij een vriendin, die
een doosje vol kleine kartonnetjes had
waarmee de melk- en yoghurtflessen
afgesloten worden.
„Wat doe je daar mee?" vroegen wij
verbaast.
„Dat is ideaal speelgoed voor deklein-
tjes! De babies maken er kleine stapel
tjes van en gooien die dan om. Of ze
rollen ze door de box en rollen er zelf
achteraan. Voor de iets grotere kinderen
steek ik er een vleespinnetje of een dun
potlood door, dan wordt het een pracht
tol, die tijden achtereen kan draaien.
De kinderen van vijf leren er zichzi If
tellen, optellen, aftrekken, vermenigvul"
digen en delen mee. Of zij prikken er
een gaatje in, kleuren ze in vrolijke
tinten en rijgen er dan kettinkjes en
armbandjes van. Zijn ze nog wat ouder
dan teken ik letters op derondjes. Zo
leren zij spellen. Sommige kinderen die
kleuren ze en maken dan orginele figu
ren.
En knutselaars in de dop maken er
wielen van onder lucifersdoosjes, dan
hebben ze een kruiwagen. Of zij leggen
er een serie vanaan dat wordt een trein.
Daarbij komt natuurlijk de lijmpot te
pas. In ieder geval wordt er in mijn
huis niet één kartonnetje meer wegge
gooid. Wel was ik ze af en toe af en
leg ze 's nachts onder een zwaar boek
te drogen. De kinderen besohouwen het
als hun liefste speelgoed, en het kost.
niets!"
VOOR DE KLEINTJES
KLOPT DAT!
Een heer kocht voor zijn vrouw een
armband van f 100,.Hij had een nog
veel mooiere gezien van f 200,maar
vond dat toch wel wat teveel voor een
verjaringscadeau. Onderweg kreeg hij
echter spijt, hij had toch die dure
moeten nemen. Hij keerde terug naar
de juwelier en nam de armband van
Op het grote internationale pad-
vindersfeest hier in 1937 gehouden
hadden de IJslandse padvinders
bon'kige, rode lavastenen meegeno
men en ze voor hun tent opgesta
peld, met het doel de herinnering
aan hun vaderland levendig te hou
den.
Ingenieurs, die in streken van In-
dië met onontwikkelde bevolkingen
reizen, met het doel de bodem te
onderzoeken op de aanwezigheid
van ertsen en de loop van aardla
gen te belpalen, hakken daarbij
stukken van rotsen of zware keien
af. De bevolking stoot zich 'hieraan
komt er soms tegen in verzet.
Waarom? Omdat die rotsen en
stenen het geraamte zijn der hun
'heilige aarde, de aarde die haar
het onontbeerlijke voedsel levert.
Wat de beenderen zijn voor de
mens, dat zijn de rotsen voor de
aarde.
In de kinderen leven de ouders voort,
is de mens onsterfelijk, in de stenen en
rotsen is het de heilige aarde. Men
zondigt tegen de aarde door stenen af
te slaan.
U ziet, dat niet alleen de hoogontwik
kelde IJslanders, maar ook de eenvou
dige mensen aan hun bodem grote
waarde vaarde hechten, al uit zich dit
op verschillende wijze. Een treffend
voorbeeld levert ons de gevolking der
Minahassa (Noord Celebes). Daar kende
men de „Roepers". In elk dorp trof men
daar enige grote stenen aan, die als
een soort hunnebed midden in het dorp
lagen. Dat waren de heilige stenen.
Ze vormden „het heil en de kracht"
van het dorp. In die stenen huisde de
levenskracht van het dorp en zijn be
woners. Ze hadden de macht, de zielen
dei bewoners tot zich te roepen.
Bevond zich een Minahasser in de
zijn dorp, dan wist hij, dat de „Roe
pers" zijn ziel hadden geroepen en dat
deze reeds in de oude woonplaats was
aangekomen. Zijn lichaam bad nu een
onweerstaanbare lust te volgen. Voldeet
hij hieraan niet, dan zou hij volgens
zijn geloof onherroepelijk sterven. (Wij
noemen dit sterven, heimwee)). Hjj ging
dus, tenzij hij indertijd bij zijn vertrek
uit voorzorg een weinig aarde van de
grond waarop de „Roepers,, lagen had
meegenomen Die aarde was doortrok
ken van de levenskracht in en om de
„Roepers" opgehoopt.
Dan bezat bij 'n zichzelf voldoend
kracht om de aantrekkingskracht di
„Roepers" te kunnen weerstaan, zj
heimwee te kunnen overwinnen. W
denkt hierbij niet aan portretten
herinneringen aan dierbare famililede
die wij meenemen?
In het diepe binnenland van Borne
het geïsoleerde Apo-Kajan, (routekaa
no 88), bevindt zich voor de woning va
het Hoofd een omheining, gemaakt va
boomstammetjes. Hierin bevinden zit
de heilige stenen (zie tekening). Da:
huizen de geesten van de moed. D
geesten schonken de. stenen aan li
dorp. Ze bezitten grote levenskracht.
Bij het grote Nieuw-jaarfeest, eei
per jaar na de oogst gehouden, spek
ze een voorname rol. Ook waarschui
den ze vroeger de mensen als er geva:
dreigde van sluipende koppensneller
ze verrieden hun aanwezigheid in
buurt. De mensen zijn er vast van ove
tuigd, dat die stenen Jeven en groeie
(Ook in Gaasterjand meende men dit
mijn jeugd. Misschien nu nog wel).
De grote hoofden, de aristocraten d:
Dajakmaatsl'happij, voeren hun gi
slachtsboom tot die heilige stenen ten
beschouwen ze als hun zeer verre voo
ouders.
Dr. II. F. TILLEMA.
Tekeningen: J. G. SIN1A.
f 200.Toen rekende hij als volgt af
„Zoeven heb ik u f 100,betaald."
„In orde" zeli de juwelier.
„En nu geef ik de armband van f 100-
terug. Dat is tezamen f 200.- nietwaar?"
„In orde" zei de juwelier.
„Dan zijn we dus quite".
En de heer stapte verheugd de win
kel uit met de armband van f 200,—.
„In orde"hakkelde de oude juwe
lier en staarde 'hem in diepe gedachten
verzonken naDie redenering
klopte tochen toch klopte hij niet
(uit: Jongenszakboekje 1948)
DE WANDELAAR
Bij de uitgever A. G. Sohoonderbeek te
Laren verscheen een dubbelnummer van
het bekende maandschrift voor natuur
en volksleven: „De Wandelaar".
Het eerste deel van dit nummer staat
in het teken van de heide en opent met
een verrassend mooi geïllustreerde re
portage van Kees Hana over „Het won
der van de heide", de Nachtpauwoog-
vlinder, di or de schrijverfotograaf
nauwlettend bespied en boeiend beschre
ven. Van wijlen E. de Witt is een geest
driftig oöstiover „De feest-,n der hei"
gedurende een hele jaarkring opgeno
men en Jae. Gazenbeek blaa-t de nood
hoorn om het verdwijnen van de laatste
schaapskudde van de Veluwse heidevel
den te voorkomen. Wie zidh voor land
schap en bouwkunst interesseert moet
kennis nemen van S. J. van der Molen's
studie over oude huizen in Drenthe.
Floris Tiele dwaalt over de Hooge Velu-
we om wespendieven te leren kennen.
Jaap Kruizinga herinnert aan de oude
Hartjesdagdieven in de hoofdstad. De
jonge garde van natuurenthousiasten
(Bob Entrop, Frans Wegman, Frits
Hoogewerff) heeft het over ontdekkin
gen in het Westland, over de taak der
Natuurwaohten enz.
Bladert men zo eens in een paar num
mers van dit tijdschrift, dan valt hi
eens temeer op, welk een schatten er 1
de natuur voor het grijpen liggen e
welk een rust in een bewogen tijd a
de onze va:, kan uitgaan als men zit
wil verdiepen in de schoonheden, d
van alle tijden zijn.
uit de Texelaar van 6 October 1898
Texel 5 October. Een concert in het par
gegeven, door ons zo geliefd fanfavi
corps, wordt steeds op hoge prijs gi
steld, niet alleen dat tal van persone
aan Den Burg woonachtig, er gaarr
van profiteren, maar ook op de andet
dorpen ontbreekt het niet aan hen, di
er gaarne een tochtje naar Den Bur
hetzij te voet of per rijtuig, voor ov<
hebben, om maar te 'kunnen geniete
van de heerlijke muziek.
Ofschoon liet misschien voor sonunige
buiten Den Burg woonachtig, wel wi
laat bekend was, dat er nog een Volk
Concert zou worden gegeven in het pari
zeer waarschijnlijk wel het laatste, wi
ren Zondag j.l. toch nog tal van hoorder
ook van elders hierheen gekomen, biijl
baar alleen, of in hoofdzaak, ter wille'
bet concert. En zeker niemand zal zie
die tocht hebben behoeven tebeklagei
want evenals vroeger werden ook than
door het corps tal van muziek nrs. o
een vlotte wijze ten gehore gebracht.
Het wareu een paar genotvolle ure
door het fanfarecorps geboden en zek(
verdient het korps ten volle de steui
die het reeds zovele jaren in zo ruim
mate heeft mogen ondervinden.
Naar wij vernemen werd de Een
lieer Ruyter, kapelaan alhier, beinoen
tot kapelaan aan de H. Maria Magdali
nekerk, buiten de Haarlemmerpoort
Amsterdam, terwijl alhier zodanig wer
benoemd de Eerw. heer H. F. Heytveld
15 Augustus 1.1. als priester gewijd.
door HEDDA LINDNER
46) En Carla ziet hem een blik werpen
op zijn keurig gestreken witte strand-
broek.
Een nieuwe, angstig jankende kreet
klinkt op Carla, die zijn opmerking geen
antwoord waardig aolit, snelt het pad af
naar de klip.
„Maar madame! Wat een dwaasheid!
U zult vallen de rotsen zijn glad!"
roept de Lanval haar achterna.
Ze hoort het niet. Het pad is niet ge
makkelijk. Ze moet soms springen of
klauteren om bij de klip te komen. Een
stuk van haar japon blijft aan een scher
pe punt hangen, maar ze let er niet op.
Ze gaat voort en bereikt de klip. En
ze komt net op tijd. Want, als ze, zich
met één hand aan de rots vasthoudend,
over het water buigt, zinkt het diertje
weg en het merkt niet eens meer dt
kleine, sterke hand die hem grijpt on
hem niet zonder moeite, uit het water
tilt.
Carla trekt zich voorzichtig terug, het
hondje nog steeds in één hand houdend
tot zij vastere bodem voor haar voeten
vindt. Is het kleine dier dood? Hier be
neden kan ze niet voel voor hem doen.
Dus zo gauw mogelijk naar boven! En
ze neemt het dier in haar arm en klau
tert zo vlug mogelijk langs het pad om
hoog.
De Lanval heeft met gefronste wenk
brauwen het hele toneel gadegeslagen.
De hulp, die hij bij het einde van de
klimpartij aanbood, is koel van de hand
gewezen.
„Maar madameibegin hij. Doch de
blik, dien hij tot antwoord krijgt, doet
hem zijn mond houden. Hij loopt ont
stemd achter Carla aan, die haar be
schermeling op een zonnig grasveldje
neerlegt en bij hem neerknielt. Hij blijft
op enige afstand staan toekijken en be
gint kwaad te worden.
Maar Carla merkt het niet en als ze
liet gemerkt had, zon het haar koud ge
laten hébben. De invloed, die die man
tot nu toe op haar gehad heeft, is totaal
gebroken op het ogenblik, dat zij hem
gezien heeft in zijn ware gedaante'n
man zonder hart. Hjj heeft zo volkomen
voor haar afgedaan, dat zij zijn aanwe
zigheid vergeiet, terwijl ze voor het
hondje zorgt.
Ze voelt plotseling een angst voor dat
kleine leven, dat zij uit het water ge
red heeft. Het dier mag niet sterven,
haar moeite en toewijding niet teleur
stellen. Zij neemt, het op en legt helt op
e'en nieuwe warme piek en bij die bewe
ging braakt het een hoeveelheid water
uit, die het heeft ingekregen. Carla tilt
hem op en drukt voorzichtig op zijn
maag en weer komt er water en nu voelt
ze het kleine hart. Het klopt zwak, maar
voelbaar.,
Er komen mensen voorbij, die verbaasd
naar het toneeltje kijken. Een elegante
dame met een gescheurde en gevlekte
japon, die een kletsnat hondje in haar
arn: heeft en daar zachtjefe tegen
spreekt.
Carla let niet op hen. Zij merkt dat
het dier tot het leven terugkeert en dat
boeit al haar aandacht. Hij knippert met
zijn zwarte oogjes en het korte staar
tje begint al dank te betuigen aan de
nieuwe vriendin. Al gauw komt zijn
tong te voorschijn en tracht de hand te
likken, die hem streelt.
Als het zeker is, dat de hond herstelt
slaat Carla op, legt hem gemakkelijk
in ihaar arm en gaat weg.
„WSlt u zo over de promenade gaan?"
vraagt de Lanval verschrikt, „zo met
uw gescheurde japon en die vuilen hond
in uw arm.?"
Zij kijkt hem een ogenblik strak aan.
Ze verbaast zich, dat die man geduren
de een paar weken zo iets aks een rol
in haar leven heeft kunnen spellen.
„Als het u onaangenaam is kimt u
toch een andere weg nemen", zegt ze.
De Lanval bijt op zijn lip en loopt
zwijgend met haar mee. En dan begaat
hjj zijn tweede domheid. Hij neemt het
gesprek weer op, dat door de episode
met de hond afgebroken is.
Carla blijft staan en zegt koel: „Als
een dergelijk spionneren in een huwe
lijk overeenkomt met uw opvatting van
ieer, Vicomte dan heb ik u niets anders
te zeggen, dan dat ik elke poging van
u om er weer over te beginnen, als een
belediging opvatten.
„U bent vreselijk hard tegen mé"
zegt de Lanval „Hoe kan een vrouw zo
wreed zijn!"
Weer blijft ze staan. Deze man be
schuldigt haar van wreedheid. Ze kijkt
hem aan en begint te lachen. Het lachen
wordt schateren. Zij ziet hem rood wor
den. Dan breekt haar lachen plotseling
af en ze gaat verder.
De rode kleur van de Lanval's ge
zicht verdwijnt langzaam en maakt
plaats voor een vale bleekheid terwijl
hjj haar blijft nakijken.
Stephan van Tlumgern heeft juist de
post bij de portier afgehaald en wil het
hoteil uitgaan als hjj bijna tegen zijn
vrouw oploopt die net binnenkomt.
„Lieve hemel" zegt hij verbaasd, als
hij haar kleren en natte schoenen ziet,
„wat is eb' gebeurd? En wat heb je daar
in je arm?"
Carla kijkt hem uitdagend aan. „Durf
eens iets lelijks van die hond te zeggen!
zegt haar blik. „Ik ken jullie nu, jullie
mannen! Je) bent allemaal s!echt en
wreedtegen dieren en tegen vrouwen.
Stephan merkt weinig van die blik,
want zijn aandacht gaat naar hel hondje
dat Carla telgen zich aandrukt. „Het is
een hond geloof ik" zegt hij.
„Ja, 'het is een hond. Mijn hond, want
ik heb hem uit het water gehaald."
„Dat lijkt wel zo" zegt Stephan droog
jes. „En ik zou je raden, droge en scho
ne kleren te gaan aantrekken Geef hem
maar hier. Ik zal hem wel voor je naar
boven dragen."
Hij wenkt een piccolo en zegt „Bren
dadelijk wat warme melk en een schote
tje naar onze kamers."
De piccolo verdwijnt en Stephan strel
zijn hand naar de hond uit; maar Carl
schudt heftig haar hoofd en loopt (1
trap op.
Hij begrijpt niet veel van haar optr
den, maar het lijkt hem goed Conchit
te gaan zeggen, dat zij schone kiert
voor haar meesteres klaar moet leggei
Dus gaat hij ook de trap op. Carla
al niet meer te bekennen en „als hij b
de deur van haar kamer komt treft k
daar net de kellner met de melk.
„Geef maar hier," zegt hij en ga:
met de melk de kametr binnen.
Carla is met de hond bezig. Ze hee
hem op een reisdeken gelegd en obse
\eert hem nauwkeurig. Stephan giet
melk op een schoteltje en houdt die
hond voor, die er dadelijk van begit
te drinken en van blijdschap kwispe
met zjjn staartstonipje.
„Stephan," zegt Carla plotseling, e
haar hoon is zo ernstig, dat hij ve
baasd opkijkt. „Stephan zou jij een hor
laten verdrinken, als ie 'hem kon redde!
alleen om je kleren niet vuil te maken!
„Maar Carla! Ja schijnt een moo
mening van mij er op na te houden!"
Carla kijkt hem onderzoekend aan.
Plotseling herinnert zij zich het kos
bare paard, dat hü doodgeschoten hee
om het uit zijn lijden te helpen neen-1
hip zou nooitDank je Stephan"
zegt ze/en verdwijnt snel in de badkf
mer. (wordt vervolgd)