n. 9 JIÉÉ H Carla Carnaval der Desperado's fmm - - INDONESIË Oud Nieuws wint de grote prijs van Rome Het onderstaande is het voorwoord in verkorte vorm weergegevenvan de schrijver A. den Doolaard, voorko mende i.d. eerstdaags uit te geven ro man van Noël de Gaulle: „Carnaval dei- Desperado's. Dit boek zal het zg Eng- land-Spiel behandelen. De prijs zal f 6,90 bedragen. A. J. Noël de Gaulle is geen alledaags figuur: dat merkte ik dadelijk toen ik hem ontmoette. Hij had mij een brief ji geschreven, of ik zijn manuscript wilde lezen „Het Carnaval der Desperado's" want hij was niet geheel zeker, of het zo kon worden uitgegeven. Elke schrij ver ontvangt regelmatig zulke verzoeken die gewoonlijk even zovele bezoekingen zijn. Als er geen postzegel voor ant woord bij is, gooi ik ze in de prulleniand. Is er wel een postzegel bij, dan voel ik me zwaar bekooht, want mijn eigen schrijverij kost me waarachtig al genoeg gezweet en getob. Maar Noël de Gaulle solireef, dat hij mij uit Londen kende. Zijn handschrift trok mij aan, snel, regelmatig en intelli gent. Midden in de middag, tussen twee en vier uur, als ik toch niet werken kan, begon ik te lezen. Het werd vijf uur. Ik las nog steeds. Mijn vrouw, verwonderd een nieuwe hartstocht in mij te ontdek ken, vroeg of ik eindelijk voor een de- tectieveroman gevallen was. Ze pikte meteen de blz. weg, die ik al uit had, spoedig had ze mij ingehaald, en tot laat in de avond trokken we elkaar de stuk ken uit de hand. Maar over één ding vochten we niet, wat hier in stapeltjes rondom ons heen lag, vormde een gewrocht van een onge looflijke spanning. Maar het was eerder een gewrocht dan een persklare roman. De opbouw was uitstekend, en dat is voor een beginneling een zeldzaamheid. Nog meer was ik onder de indruk van de karaktertekening, vooral de logge en angstaanjagende figuur van de grote mensensmokkelaar Pim de Gorilla, in wie ik de later berucht geworden King Iiong meende te herkennen, scheen mij na te sluipen door het huis, toen ik de deuren sloot om naar bed te gaan. Eindelijk, dank zij Noël de Gaulle's roman, begreep ik, hoe een strijder als deze Gorilla door een onafwendbaar noodlot de duistere weg opgedrongen- kan worden van het verraad. Juist deze rake ontleding van mense lijke beweegredenen maakte het boek tot veel meer dan enkel een super-spion- nageroman, meer dan enkel een span nend relaas van de operatie-Locust, di door de geheime agent Jan Eerbeeok op het vasteland werd uitgevoerd om o.a. vast te stellen, waar de oorzaak lag van het grote verraad, dat thans algemeen bekend geworden is onder de naam: „England-Spiel." Ik schreef Noël de Gaulle, dat hij volgens mij zijn boek direct moest laten uitgeven, bewerking was volkomen on nodig, want het boek stond, wat intrigue en karaktertekening betrof, stevig op zijn eigen benen. Noël de Gaulle wasen ook dit bewees, dat hij geen beroepsliterator kon zijn over mijn raad noch verbaasd noch ver bolgen. Hij verzocht mij, of ik contact wilde leggen met de tegenwoordige uit gevers, namens hemzelf, daar hij volko men achter de schermen wenste te blij ven. Ik stribbelde legen: ik was net zelf aan een nieuw boek bezig, moest op reis enz. Maar Noël de Gaulle, die ik intus sen had leren kennen als een sympathie ke kerel, weigerde halstarrig met wie anders dan ook in verbinding te treden. Stylistische wijzigingen in bepaalde passages zoals die, welke betrekking hadden op het England-Spiel, maakten de openhartige bespreking nodig van de hier en daar verzwegen achtergrond, en hjj wenste dit niet te doen met een wildvreemde, terwijl ik, zoals hem ge bleken was uit een enkel artikel, reeds in grote lijnen op de hoogte was van de spannende gebeurtenissen, die hij, zij het dan in romanstijl en zelfs hier en daar geromantiseerd had beschreven. Inderdaad: Noël de Gaulle had het England-Spiel in zijn roman zo uiteen gezet, dat de aandachtige lezer zijn eigen denkbeeld kon vormen over de achter grond van deze grootste aller in de doof pot gestopte spionnage-tragedies. Hier lagen waarheid en verdichtsel waarschijnlijk op elkaar als twee bladen papier, met daartussen het donker car bon der zwarte geheimen. Dat was ten minste mijn sterke indruk. Het is een indruk gebleven, want per slot was het boek allereerst als roman bedoeld, en niet als these. Bovendien behandelde het boek veel meer dan het Engeland- Spiel alleen. Ik gaf ten slotte toe, maar beperkte mij tot een ^ninimum aan stylistisohe veranderingen. Onvermjjdelijkerwijs ben ik echter ook 'hierdoor in de positie ge drongen van tussenpersoon tussen de schrijver en zijn lezers: en ik heb het sterke vermoeden, dat de lezerskring nogal uitgebreid zal worden. Want afge zien van zijn verdienste zuiver en al leen als roman, behandelt het boek een stof, waarnaar „men" nieuwsgierig is. Die nieuwsgierigheid zal natuurlijk vele vragen tot gevolg hebben, voorzo ver die op de schrijver betrekking heb ben, moet het antwoord echter uitblijven. Kortaf als hij is, heeft de schrijver te 'kennen gegeven, dat hjj volledig achter de schermen blijft, in verband met dit boek niemand wenst te ontmoeten en niet in staat is welke vraag dan ook te beantwoorden. Voor deze beslissing heeft hij zijn eigen goede redenen. Tot nader order blijft hij A. J. Noël de Gaulle en daarmee uit. Uit het boek zelf blijkt volkomen dui delijk, dat de schrijver tijdens de oorlog in het hol van de leeuw heeft gezeten. Wat het werk der geheime agenten betreft, is het met grote kennis van za ken geschreven. Ongetwijfeld is „Carna val der Desperado's" voor een deel een sleutelroman. Of de gebeurtenissen waarheidsgetrouw zijn weergegeven, vermag ik alleen gedeeltelijk te beoor delen, in zoverre zij het England-Spiel betreffen. Volgens mijn overtuiging heeft de schrijver de grote lijnen hier juist getrokken. Maar nog eens: het was hem er niet om begonnen onthullingen te doen. Een dergelijke opzet zou hem trouwens in botsing hebben gebracht met zijn ambts eed. Hij heeft een roman willen schrjj- 37 De schimmel kwam precies in de vr: chtauto terecht; de bestuurder hoor de evenwel tengevolge van het markt lawaai niets van hetgeen er achteir hem gebeurde en reed kalm door. „Ho, Ho!" riep mijnheer Pimpelmans, maar het hielp 'hem niets. 3S. Toen besloot hij de bestuurder hoogstedgeahandig een btóoelc te gaan brengen, om hem te waarschuwen. Voor zichtig werkte hij zich op het paard naar oren', zette allebei z'n handen op het dak van de cabine en zat er even later bovenop ven, die nog niet geschreven was; de roman van de geallieerde agentendienst op het vaste land. Het is een boek ge worden van verbijsterde spanning. Voor mij is het waardevolste van dit boek, dat het raadselen onthult van de eeuwig raadselachtige mensenziel. VOOR ONZE VROUWEN. KLEIN, KLEIN KLEUTERTJE Is ze niet om te stelen in zo'n fleurig speelpakje? Hier is het patroontje; een lapje stof vindt u nog wel ergens en morgen bewondert men uw kleine schat ook in zo'n pakje. We vouwen de gestreepte delen -naar binnen als belegje, zetten de schouder eindjes aan de rugpandjes, stikken de zijnaden dicht en naaien het broekje ingerimpeld aan het lijfje. De onder kantjes van het broekje en de achter kantjes van het lijfje worden van knoopsluiting voorzien. Langs de pijp- pen maken we een schuifzoompje voor elastiek (vooral niet te stijf). Dan boor den we de hals en armsgaatjes met schuine reepjes om ende kleuter kan voor de dag komen. v* -o middenachter PI '1 x §s u HET KARTONNETJE UIT DE MELKFLES Er zijn vernuftige vrouwen die de kunst verstaan van niets iets te makenl Wij waren laatst bij een vriendin, die een doosje vol kleine kartonnetjes had waarmee de melk- en yoghurtflessen afgesloten worden. „Wat doe je daar mee?" vroegen wij verbaast. „Dat is ideaal speelgoed voor deklein- tjes! De babies maken er kleine stapel tjes van en gooien die dan om. Of ze rollen ze door de box en rollen er zelf achteraan. Voor de iets grotere kinderen steek ik er een vleespinnetje of een dun potlood door, dan wordt het een pracht tol, die tijden achtereen kan draaien. De kinderen van vijf leren er zichzi If tellen, optellen, aftrekken, vermenigvul" digen en delen mee. Of zij prikken er een gaatje in, kleuren ze in vrolijke tinten en rijgen er dan kettinkjes en armbandjes van. Zijn ze nog wat ouder dan teken ik letters op derondjes. Zo leren zij spellen. Sommige kinderen die kleuren ze en maken dan orginele figu ren. En knutselaars in de dop maken er wielen van onder lucifersdoosjes, dan hebben ze een kruiwagen. Of zij leggen er een serie vanaan dat wordt een trein. Daarbij komt natuurlijk de lijmpot te pas. In ieder geval wordt er in mijn huis niet één kartonnetje meer wegge gooid. Wel was ik ze af en toe af en leg ze 's nachts onder een zwaar boek te drogen. De kinderen besohouwen het als hun liefste speelgoed, en het kost. niets!" VOOR DE KLEINTJES KLOPT DAT! Een heer kocht voor zijn vrouw een armband van f 100,.Hij had een nog veel mooiere gezien van f 200,maar vond dat toch wel wat teveel voor een verjaringscadeau. Onderweg kreeg hij echter spijt, hij had toch die dure moeten nemen. Hij keerde terug naar de juwelier en nam de armband van Op het grote internationale pad- vindersfeest hier in 1937 gehouden hadden de IJslandse padvinders bon'kige, rode lavastenen meegeno men en ze voor hun tent opgesta peld, met het doel de herinnering aan hun vaderland levendig te hou den. Ingenieurs, die in streken van In- dië met onontwikkelde bevolkingen reizen, met het doel de bodem te onderzoeken op de aanwezigheid van ertsen en de loop van aardla gen te belpalen, hakken daarbij stukken van rotsen of zware keien af. De bevolking stoot zich 'hieraan komt er soms tegen in verzet. Waarom? Omdat die rotsen en stenen het geraamte zijn der hun 'heilige aarde, de aarde die haar het onontbeerlijke voedsel levert. Wat de beenderen zijn voor de mens, dat zijn de rotsen voor de aarde. In de kinderen leven de ouders voort, is de mens onsterfelijk, in de stenen en rotsen is het de heilige aarde. Men zondigt tegen de aarde door stenen af te slaan. U ziet, dat niet alleen de hoogontwik kelde IJslanders, maar ook de eenvou dige mensen aan hun bodem grote waarde vaarde hechten, al uit zich dit op verschillende wijze. Een treffend voorbeeld levert ons de gevolking der Minahassa (Noord Celebes). Daar kende men de „Roepers". In elk dorp trof men daar enige grote stenen aan, die als een soort hunnebed midden in het dorp lagen. Dat waren de heilige stenen. Ze vormden „het heil en de kracht" van het dorp. In die stenen huisde de levenskracht van het dorp en zijn be woners. Ze hadden de macht, de zielen dei bewoners tot zich te roepen. Bevond zich een Minahasser in de zijn dorp, dan wist hij, dat de „Roe pers" zijn ziel hadden geroepen en dat deze reeds in de oude woonplaats was aangekomen. Zijn lichaam bad nu een onweerstaanbare lust te volgen. Voldeet hij hieraan niet, dan zou hij volgens zijn geloof onherroepelijk sterven. (Wij noemen dit sterven, heimwee)). Hjj ging dus, tenzij hij indertijd bij zijn vertrek uit voorzorg een weinig aarde van de grond waarop de „Roepers,, lagen had meegenomen Die aarde was doortrok ken van de levenskracht in en om de „Roepers" opgehoopt. Dan bezat bij 'n zichzelf voldoend kracht om de aantrekkingskracht di „Roepers" te kunnen weerstaan, zj heimwee te kunnen overwinnen. W denkt hierbij niet aan portretten herinneringen aan dierbare famililede die wij meenemen? In het diepe binnenland van Borne het geïsoleerde Apo-Kajan, (routekaa no 88), bevindt zich voor de woning va het Hoofd een omheining, gemaakt va boomstammetjes. Hierin bevinden zit de heilige stenen (zie tekening). Da: huizen de geesten van de moed. D geesten schonken de. stenen aan li dorp. Ze bezitten grote levenskracht. Bij het grote Nieuw-jaarfeest, eei per jaar na de oogst gehouden, spek ze een voorname rol. Ook waarschui den ze vroeger de mensen als er geva: dreigde van sluipende koppensneller ze verrieden hun aanwezigheid in buurt. De mensen zijn er vast van ove tuigd, dat die stenen Jeven en groeie (Ook in Gaasterjand meende men dit mijn jeugd. Misschien nu nog wel). De grote hoofden, de aristocraten d: Dajakmaatsl'happij, voeren hun gi slachtsboom tot die heilige stenen ten beschouwen ze als hun zeer verre voo ouders. Dr. II. F. TILLEMA. Tekeningen: J. G. SIN1A. f 200.Toen rekende hij als volgt af „Zoeven heb ik u f 100,betaald." „In orde" zeli de juwelier. „En nu geef ik de armband van f 100- terug. Dat is tezamen f 200.- nietwaar?" „In orde" zei de juwelier. „Dan zijn we dus quite". En de heer stapte verheugd de win kel uit met de armband van f 200,—. „In orde"hakkelde de oude juwe lier en staarde 'hem in diepe gedachten verzonken naDie redenering klopte tochen toch klopte hij niet (uit: Jongenszakboekje 1948) DE WANDELAAR Bij de uitgever A. G. Sohoonderbeek te Laren verscheen een dubbelnummer van het bekende maandschrift voor natuur en volksleven: „De Wandelaar". Het eerste deel van dit nummer staat in het teken van de heide en opent met een verrassend mooi geïllustreerde re portage van Kees Hana over „Het won der van de heide", de Nachtpauwoog- vlinder, di or de schrijverfotograaf nauwlettend bespied en boeiend beschre ven. Van wijlen E. de Witt is een geest driftig oöstiover „De feest-,n der hei" gedurende een hele jaarkring opgeno men en Jae. Gazenbeek blaa-t de nood hoorn om het verdwijnen van de laatste schaapskudde van de Veluwse heidevel den te voorkomen. Wie zidh voor land schap en bouwkunst interesseert moet kennis nemen van S. J. van der Molen's studie over oude huizen in Drenthe. Floris Tiele dwaalt over de Hooge Velu- we om wespendieven te leren kennen. Jaap Kruizinga herinnert aan de oude Hartjesdagdieven in de hoofdstad. De jonge garde van natuurenthousiasten (Bob Entrop, Frans Wegman, Frits Hoogewerff) heeft het over ontdekkin gen in het Westland, over de taak der Natuurwaohten enz. Bladert men zo eens in een paar num mers van dit tijdschrift, dan valt hi eens temeer op, welk een schatten er 1 de natuur voor het grijpen liggen e welk een rust in een bewogen tijd a de onze va:, kan uitgaan als men zit wil verdiepen in de schoonheden, d van alle tijden zijn. uit de Texelaar van 6 October 1898 Texel 5 October. Een concert in het par gegeven, door ons zo geliefd fanfavi corps, wordt steeds op hoge prijs gi steld, niet alleen dat tal van persone aan Den Burg woonachtig, er gaarr van profiteren, maar ook op de andet dorpen ontbreekt het niet aan hen, di er gaarne een tochtje naar Den Bur hetzij te voet of per rijtuig, voor ov< hebben, om maar te 'kunnen geniete van de heerlijke muziek. Ofschoon liet misschien voor sonunige buiten Den Burg woonachtig, wel wi laat bekend was, dat er nog een Volk Concert zou worden gegeven in het pari zeer waarschijnlijk wel het laatste, wi ren Zondag j.l. toch nog tal van hoorder ook van elders hierheen gekomen, biijl baar alleen, of in hoofdzaak, ter wille' bet concert. En zeker niemand zal zie die tocht hebben behoeven tebeklagei want evenals vroeger werden ook than door het corps tal van muziek nrs. o een vlotte wijze ten gehore gebracht. Het wareu een paar genotvolle ure door het fanfarecorps geboden en zek( verdient het korps ten volle de steui die het reeds zovele jaren in zo ruim mate heeft mogen ondervinden. Naar wij vernemen werd de Een lieer Ruyter, kapelaan alhier, beinoen tot kapelaan aan de H. Maria Magdali nekerk, buiten de Haarlemmerpoort Amsterdam, terwijl alhier zodanig wer benoemd de Eerw. heer H. F. Heytveld 15 Augustus 1.1. als priester gewijd. door HEDDA LINDNER 46) En Carla ziet hem een blik werpen op zijn keurig gestreken witte strand- broek. Een nieuwe, angstig jankende kreet klinkt op Carla, die zijn opmerking geen antwoord waardig aolit, snelt het pad af naar de klip. „Maar madame! Wat een dwaasheid! U zult vallen de rotsen zijn glad!" roept de Lanval haar achterna. Ze hoort het niet. Het pad is niet ge makkelijk. Ze moet soms springen of klauteren om bij de klip te komen. Een stuk van haar japon blijft aan een scher pe punt hangen, maar ze let er niet op. Ze gaat voort en bereikt de klip. En ze komt net op tijd. Want, als ze, zich met één hand aan de rots vasthoudend, over het water buigt, zinkt het diertje weg en het merkt niet eens meer dt kleine, sterke hand die hem grijpt on hem niet zonder moeite, uit het water tilt. Carla trekt zich voorzichtig terug, het hondje nog steeds in één hand houdend tot zij vastere bodem voor haar voeten vindt. Is het kleine dier dood? Hier be neden kan ze niet voel voor hem doen. Dus zo gauw mogelijk naar boven! En ze neemt het dier in haar arm en klau tert zo vlug mogelijk langs het pad om hoog. De Lanval heeft met gefronste wenk brauwen het hele toneel gadegeslagen. De hulp, die hij bij het einde van de klimpartij aanbood, is koel van de hand gewezen. „Maar madameibegin hij. Doch de blik, dien hij tot antwoord krijgt, doet hem zijn mond houden. Hij loopt ont stemd achter Carla aan, die haar be schermeling op een zonnig grasveldje neerlegt en bij hem neerknielt. Hij blijft op enige afstand staan toekijken en be gint kwaad te worden. Maar Carla merkt het niet en als ze liet gemerkt had, zon het haar koud ge laten hébben. De invloed, die die man tot nu toe op haar gehad heeft, is totaal gebroken op het ogenblik, dat zij hem gezien heeft in zijn ware gedaante'n man zonder hart. Hjj heeft zo volkomen voor haar afgedaan, dat zij zijn aanwe zigheid vergeiet, terwijl ze voor het hondje zorgt. Ze voelt plotseling een angst voor dat kleine leven, dat zij uit het water ge red heeft. Het dier mag niet sterven, haar moeite en toewijding niet teleur stellen. Zij neemt, het op en legt helt op e'en nieuwe warme piek en bij die bewe ging braakt het een hoeveelheid water uit, die het heeft ingekregen. Carla tilt hem op en drukt voorzichtig op zijn maag en weer komt er water en nu voelt ze het kleine hart. Het klopt zwak, maar voelbaar., Er komen mensen voorbij, die verbaasd naar het toneeltje kijken. Een elegante dame met een gescheurde en gevlekte japon, die een kletsnat hondje in haar arn: heeft en daar zachtjefe tegen spreekt. Carla let niet op hen. Zij merkt dat het dier tot het leven terugkeert en dat boeit al haar aandacht. Hij knippert met zijn zwarte oogjes en het korte staar tje begint al dank te betuigen aan de nieuwe vriendin. Al gauw komt zijn tong te voorschijn en tracht de hand te likken, die hem streelt. Als het zeker is, dat de hond herstelt slaat Carla op, legt hem gemakkelijk in ihaar arm en gaat weg. „WSlt u zo over de promenade gaan?" vraagt de Lanval verschrikt, „zo met uw gescheurde japon en die vuilen hond in uw arm.?" Zij kijkt hem een ogenblik strak aan. Ze verbaast zich, dat die man geduren de een paar weken zo iets aks een rol in haar leven heeft kunnen spellen. „Als het u onaangenaam is kimt u toch een andere weg nemen", zegt ze. De Lanval bijt op zijn lip en loopt zwijgend met haar mee. En dan begaat hjj zijn tweede domheid. Hij neemt het gesprek weer op, dat door de episode met de hond afgebroken is. Carla blijft staan en zegt koel: „Als een dergelijk spionneren in een huwe lijk overeenkomt met uw opvatting van ieer, Vicomte dan heb ik u niets anders te zeggen, dan dat ik elke poging van u om er weer over te beginnen, als een belediging opvatten. „U bent vreselijk hard tegen mé" zegt de Lanval „Hoe kan een vrouw zo wreed zijn!" Weer blijft ze staan. Deze man be schuldigt haar van wreedheid. Ze kijkt hem aan en begint te lachen. Het lachen wordt schateren. Zij ziet hem rood wor den. Dan breekt haar lachen plotseling af en ze gaat verder. De rode kleur van de Lanval's ge zicht verdwijnt langzaam en maakt plaats voor een vale bleekheid terwijl hjj haar blijft nakijken. Stephan van Tlumgern heeft juist de post bij de portier afgehaald en wil het hoteil uitgaan als hjj bijna tegen zijn vrouw oploopt die net binnenkomt. „Lieve hemel" zegt hij verbaasd, als hij haar kleren en natte schoenen ziet, „wat is eb' gebeurd? En wat heb je daar in je arm?" Carla kijkt hem uitdagend aan. „Durf eens iets lelijks van die hond te zeggen! zegt haar blik. „Ik ken jullie nu, jullie mannen! Je) bent allemaal s!echt en wreedtegen dieren en tegen vrouwen. Stephan merkt weinig van die blik, want zijn aandacht gaat naar hel hondje dat Carla telgen zich aandrukt. „Het is een hond geloof ik" zegt hij. „Ja, 'het is een hond. Mijn hond, want ik heb hem uit het water gehaald." „Dat lijkt wel zo" zegt Stephan droog jes. „En ik zou je raden, droge en scho ne kleren te gaan aantrekken Geef hem maar hier. Ik zal hem wel voor je naar boven dragen." Hij wenkt een piccolo en zegt „Bren dadelijk wat warme melk en een schote tje naar onze kamers." De piccolo verdwijnt en Stephan strel zijn hand naar de hond uit; maar Carl schudt heftig haar hoofd en loopt (1 trap op. Hij begrijpt niet veel van haar optr den, maar het lijkt hem goed Conchit te gaan zeggen, dat zij schone kiert voor haar meesteres klaar moet leggei Dus gaat hij ook de trap op. Carla al niet meer te bekennen en „als hij b de deur van haar kamer komt treft k daar net de kellner met de melk. „Geef maar hier," zegt hij en ga: met de melk de kametr binnen. Carla is met de hond bezig. Ze hee hem op een reisdeken gelegd en obse \eert hem nauwkeurig. Stephan giet melk op een schoteltje en houdt die hond voor, die er dadelijk van begit te drinken en van blijdschap kwispe met zjjn staartstonipje. „Stephan," zegt Carla plotseling, e haar hoon is zo ernstig, dat hij ve baasd opkijkt. „Stephan zou jij een hor laten verdrinken, als ie 'hem kon redde! alleen om je kleren niet vuil te maken! „Maar Carla! Ja schijnt een moo mening van mij er op na te houden!" Carla kijkt hem onderzoekend aan. Plotseling herinnert zij zich het kos bare paard, dat hü doodgeschoten hee om het uit zijn lijden te helpen neen-1 hip zou nooitDank je Stephan" zegt ze/en verdwijnt snel in de badkf mer. (wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1948 | | pagina 4