mwi Carla De verschillende bedrijven op Texel mm wint de grote prijs van Rome Wij zagen in de voorgaande hoofd stukken, dat sinds 1935 de Texelse landbouw zich wat bet grondgebruik betreft ontwikkelt in de richting van meer bouwland en minder grasland en dat bjj de veestapel het accent in toe nemende mate van schapen op rundvee komt te liggen. Voor de periode 19391947 werd de ze verandering in productie richting met vele cijfers in détails aangetoond. Het blijkt dus, dat de meeste boeren op Texel reeds uit eigener beweging van het eenzijdige schapenbedrijf zijn 'afgestapt, wel inziende, dal bij de hui dige economische ontwikkeling het zui vere schapen bedrijf op Texel geen be staansmogelijkheid meer biedt. Het schaap is nu eenmaal een in alle op zichten weinig eisend dier, gesohikt om zeer extensief in grote kudden te wor den geweid; alleen op deze wijze kan liet schaap nog een bestaan opleveren en gemengd met rundvee. Maar ook gezien vanuit het standpunt der bedrijfsvoering, zowel technisch als economisch, verdient iiet nieuwe be- drjjfstype met bouwland en rundvee de voorkeur boven het eenzijdige schapen- bedrijf. Het gemengde bedrijf, waarbij naast koeien, schapen worden gehouden levert de voor het bouwland onontbeer lijke stalmest. De gecombineerde bewei ding van koeien met schapen heeft een gunstige invloed op de weide en maakt het mogelijk, dat de melkkoeien altijd jong eiwitrijk gras ter beschikking staat, de melkproductie op Texel is dan ook hoog. De bouwlandproducten en de omstandigheid, dat gedurende de stal- periode de schapen al het weiland tot hun beschikking hebben, leiden tot een aanzienlijk lagere kostprijs der lamme ren. Wat zijn nu de bezwaren bij deze ontwikkelingsrichting van de landbouw op Texel? De volgende bezwaren wor den meestal naar voren gebracht: 1. Voorziening met werktuigen voor het bouwland. 2. De geringe regenval op Texel spe ciaal in de zomermaanden. 3. Het verloren gaan van de uitste kende fokkern van het Texelse schaap. 4. Het gebrek aan stalruimte voor het rundvee. 5. Het zoute water. (i. Geldgebrek voor de omzetting van het zuivere schapenbedrijf in een be- drljfst.vpe met bouwland en rundvee. ad. 1. Natuurlijk is het niet rendabel on voor een kleine oppervlakte bouw land 'albe benodigde werktuigen zelf aan te schaffen. Voor ettelijke boeren is dit onder meer oen reden om bij de omzetting van grasland tot bouwland vrij ver te gaan, zelfs tot de helft van de oppervlakte cultuurgrond. Maar ook alwil men mot het scheuren niet zo ver gaan, dan nog behoeft de werktuigenvoorziening geen bezwaren op te leveren. Men kan immers door middel van een werktuigencombinatie of coöperatie op een goedkope wijze van de nodige werktuigen gebruik ma ken. De ene thans reeds functioneren de werktuigencombinatie levert hier voor heit bewijs. ad. 2. De droogte op liet eiland is geen argument tegen het scheuren van grasland. Integendeel. Het is bekend, dat grasland veel meer water nodig heeft dan akkerbouwgewassen. Een bij zonder voordeel voor Texel is nog, dat de meeste akkerbouwgewassen juist in de zomermaanden heel weinig vocht óe-i hoeven. Voor de droogste gronden, waarop ook het stuit'gevaar het grootst is, zal zoete lupine zeer op zijn plaats zijn, terwijl ook de wisselbouw voor Texel van groot belang is. Op de ver bouw van stoppelgewassen werd reeds de aandacht gevestigd, ad. 3. In hoofdstuk III werd, uitgaan de van de voor de beweidingstechniek meest gunstige verhouding fokooien melkkoeien, globaal oerekend, dat de schapenstapel zonder bezwaar nog ge halveerd kan worden, in hoofdstuk I werd aangetoond, dat een dergelijke vermindering voor de schapenstapel voor het handhaven van de fokkern op Texel generlei bezwaar behoeft op te leveren, ad. 4. Aan de nodige slalruimte voor liet rundvee zal bij een verdere uitbrei ding van de rundveestapel zeker aan dacht besteed moeten worden. Nu is ook dit bezwaar o.i. niet zo ernstig als het zich op bet eerste gezicht laat aan zien. In 3910 waren op Texel 1157 melk koeien en in 1930 werden 2343 koeien gestald, terwijl in 1947 Texel bijna 2100 melkkoeien telde. Er is dus in de stal-, ruimte wel enige speling en met enige moeite kan ook dikwijls stalruimte ge maakt worden. Voor het bereiken van een rundveestapel van 3000 a 3500 st. en hoger zal deze rundveestapel, zelfs bij de meest gunstige ontwikkeling, in de eerste jaren zeker niet. worden, kan de nodige stalruimte wel gemaakt wor den. In dit verband is ook nog van belang, dat er op Texel in 1947 120 bedrijven waren met 5-8 melkkoeien en 72 met 8 en meer, terwijl 4S bedrijven 2 melk koeien of minder hadden en 52 bedrij ven 3 en 4. De eerstgenoemde bedrij ven is liet dus gelukt om zoveel melk koeien te stallen en waarom zouden nu de laatstgenoemden het niet kunnen. En de uitbreiding van de rundveesta pel zal toch in de eerste plaats op deze laatste 100 bedrijven moeten plaatsvin den. Eerst bij verdere uitbreiding van de rundveestapel, dus op de bedrijven waar reeds meerdere melkkoeien ge houden worden, zal het tekort van stal ruimte zich doen gelden en de nodige aandacht opeisen. De Watervoorziening ad. 5. Men klaagt in Texel over het zoute water. Speciaal voor rundvee is dit bezwaarlijk, schapen nemen nog met brakkig water genoegen. Inderdaad MIJNHEER PIMPELMANS GAAT PAARDRIJDEN. Plaatjes en versjes door G. TH. ROTMAN. i J 5 0 5? 41. Gelukkig kwam er gauw hulp op dagen. Een winkelier van de overkant van de straat kwam met 'n ladder aan dragen. die hij tegen 'n boom aanzette. Mijnheer Pimpelmans; zwaaide metz'n benen, maar kon er niet bij. Toen kwam meneer Bonemeijer erbij. „Dat moetje anders aanleggen!" zti hii, „laat het maar eens aan mij over!" 42. Op aanwijzing an meneer Bones meijer werd de ladder nu vlak onder meneer Pimpelmans' voeten gefet. De winkelier strekte z'n amen omhoog en ondersteunde de ladder, terwijl meneer Bonemeijer op de onderste sport gimg staan bij wijze van tegenwicht, als mijn heer Pimpelmans er z'n voeten op zou zetten vraagt in droge zomers het drenken van het. rundvee met zoet water op sommige plaatsen nogal enige moeite en het zou daarom reeds nu gewenst zijn om aan dit vraagstuk aandacht te schenken. Bij een uitbreiding der rund veestapel zal zeer zeker dit vraagstuk nader onderzocht moeten worden. In beginsel is dit vraagstuk zeker op losbaar. Texel heeft een grote opper vlakte duinen, waarin aanwezig een zak met zoet water. De jaarlijkse aanvulling van deze zoetwatérzak is zeker vol doende om de 10.(100 bewoners van Texel en de enkele duizenden stuks rundvee van zoet water te voorzien. Thans lopen vanuit de duinen naar het Oosten reeds twee wateringen met zoet water, die voor de in de omgeving lig gende bedrijven van grote betekenis zijn. Waarom zou het niet mogelijk zijnon- der langs de duinen een vangsloot te maken, waar vandaan bijv. vijf wa teringen naar het Oosten lopen? De practische oplossing van dit vraag stuk valt echter buiten het raam van dit rapport. Bij de in uitvoering zijnde ruilverkaveling zal dit vraagstuk zeker nader bezien worden, ad. 6. Men is op Texel van mening, dat er ettelijke boeren zijn, die niet over de nodige contanten beschikken om het nieuw bedrijfstype te verwerke lijken. Ongetwijfeld zullen er enkele boeren zijn, die geholpen moeten wor den, maar dit aantal lijkt ons niet zo groot. In 1947 waren op Texel 22 100°/o graslandbedrijven waarvan 2 zuivere sehapenbedrijven, en 13 zuivere seha- penbedrijven; verder 43 bedrijven met 90-100% grasland en 35 bedrijven met 1 of 2 melkkoeien. Aangezien voor het scheuren van grasland gebruik ge maakt kan worden van de reeds opge richte en nog op te richten werktui gencombinaties, eist deze bedrijfsver- andering geen hoge geldelijke uitgaven de uitgaven ineens, welke voor enkele boeren bezwaarlijk kunnen zijn, komen dus alleen neer op 't kopen van melk koeien en het eventueel maken van de stalruimte. Nu zijn er, zoals reeds op gemerkt, op Texel nog slechts 13 be drijven, welke geen enkele koe bezitten en enkele bedrijven hiervan zijn er in derdaad slecht aan toe. Dit luttel aan tal bedrijven zou dus op een of andere manier financieel geholpen moeten worden. Richtlijnen Afgezien van een geringe financiële hulp, komt het ons voor, dat het eiland Texel het meest gebaat zal zijn met de geleidelijke uitvoering van de volgende richtlijnen. Uit dit rapport is gebleken, dat deze richtlijnen niet het inslaan van een nieuwe weg betekenen, maar slechts 't bewust doorzetten van de ontwikkeling der laatste 15 jaar. 1. Voor een efficiënte bedrijfsvoering is het gewenst het aantal fokooien ge leidelijk te verminderen. Dit geldt in de eerste plaats voor de bedrijven met een groot aantal fokooien per melkkoe. Het blijkt, dat er nog 176 bedrijven zijn met 7 en meer fokooien per melk koe en 90 met 15 en meer. Om van de schapen met hun „gouden bekjes" nog voldoende profijt te trek ken voor de beweidingstechniek is een aantai van 3 a 4 fokooien per melkkoe voldoende. Zonder enig bezwaar, ook niet voor de fokkern, kan de huidige schapenstape] van 20336 fokooien geleidelijk aan tot de helft teruggebracht worden. 2. Gelijktijdig zal bet aantal melk koeien op Texel moeten worden opge voerd. Dit geldt in de eerste plaats voor de bedrijven zonder melkkoeien (13), de bedrijven met 1 en 2 melk koeien (35) en voorts voor de 52 hedrii- ven met 3 en 4 melkkoeien. De melkveestapel zal in de eerstvol gende Jaren van ruim 2000 tot 3000 a 3500 stuks opgevoerd kunnen worden. 3. Op vele bedrijven is nog te weinig grasland gescheurd. In 1947 waren op Texel nog 22 zui vere graslandbedrijven, 43 bedrijven met 90—100°'o grasland en 56 bedrijven met 8090% grasland. Op deze bedrij ven zal in de eerste plaats de aandacht gericht moeten worden bij het omzetten van grasland in bouwland. 4. Het is voor de Texelse bedrijven van groot belang meer aandacht te be steden aan de verbouw van groenvoe- dergewassen, als hoofdgewas en stop pelgewas. Speciaal worden hier ge noemd, de wisselbouw (met kunstweid<0 zoete lupinen en de stoppelknollen. 5. In verband met 3 en 4 is het van het grootste belang de oprichting van werktuigencoöperaties zoveel mogelijk te bevorderen. 6. In verband niet bovenstaande pun ten komt het ons niet gewenst voor de Texelse bedrijven te blijven steunen in de vorm van een bepaald bedrag per fnkooi, aangezien deze hulp de bestaan de ontwikkelings-tendenzen doorkruist en de bewuste doorzetting van deze ontwikkeling in de toekomst zou kun nen remmen. Wel zal overwogen wor den op welke wijze in de overgangs periode de enkele hiervoor in aanmer king komende bedrijven, geholpen kun nen worden. 7. Gezien de punten 15 zal het ge wenst zijn, dat door de Voorlichtings dienst bijzondere aandacht wordt ge schonken aan het eiland Texel. 8. Een vervroegde uitvoering van de in voorbereiding zijde ruilverkaveling zal vooral in verband met de mogelijke drinkwatervoorziening van het vee en de verbetering van de lig ging der percelen, de omzetting van de Texelse bedrijven sterk bevorderen, L.E.I. MEER KOLEN IN EEN GROTER NEDERLAND. De oorlog heeft Nederland verarmd. Binnen onze enge grenzen beschikken wij niet over voldoende grondstoffen om een heropbouw van onze industrie met eigen hulpmiddelen mogelijk te maken. Kostbare deviezen, verworven door een schaarse export, zijn telkens al bij voor baat uitgegeven voor de import van de meest noodzakelijke levensbehoeften... Maar néést ons, onmiddellijk voor het grijpen, liggen rijke energiebronnen, die ons met één slag uit vele moeilijkheden kunnen redden. Grenzend aan de pro vincie Limburg strekken zich schier on uitputtelijke kolenvelden uit, die door een simpele grenscorrectie binnen Ne derlands bereik zijn te brengen. Als straks de Westerse mogendheden het eens kunnen worden over de scha devergoeding, welke wij van Duitsland vorderen, zal in de eerste plaats aan de delfstoffen gedacht worden. De kans op een spoedige verwezenlij king der grenscorrectie is deze laatste dagen weer zeer vergroot, omdat het durende conflict met Rusland de gealli eerden van het Westen nader tot elkaar gebracht heeft. Amerika en Engeland zijn thans meer geneigd om de knoop in hun bezettingszones maar door te hak ken en de aaneensluiting met de Bene lux in het Pact van Vijf had tot direct gevolg, dat Nederland en België aan hun eisen enige kracht konden bijzetten. Daar ook Frankrijk voorstander is van verzwakking van liet Duitse industrie wees: oorlogs-) potentieel, beihoeven wij aan toewijzing van de verlangde land- strook niet meer te twijfelen. Behalve aanzienlijke verbeteringen van waterbouwkundige aard, aanwinst van enig achterland bij verkommerende plaatsen langs de Maas, Nijmegen, Lo- bitli en Drente, bestaat de belangrijkste aanwinst uit oliebronnen, zwavelgas en garenspinnerijen bij Overijssel en de kolenbekkens rond Limburg. Vooral het zwarte goud is voor Ne derland onmisbaar, omdat wij in eigen bodem slechts over een reserve van 600 millioen ton beschikken, terwijl voor een industrie van enige betekenis reeds 20 millioen ton steenkool per jaar ver bruikt worden. Wordt de industrie nog uitgebreid, dan kunnen wij niet eens 30 jaar met onze kolen toe. Wij kunnen er niet bij! Met de kolenlagen in Nederland is het altijd droevig gesteld geweest. Het bek ken, waar de Limburgse niijnen uit put ten sinds de eerste monniken op die plaats het brandbare zwarte gesteente opdolven, bestaat feitelijk slechts uit 'n smalle verbindingsstrook tussen de ko lenlagen in de Belgische Kempen en die van West-Duitsland. Een tweede be langrijk bekken, dat zich van Duitsland door België (Luik, Charleroi!) uitstrekt tot ver in Noord-Frankrijk, heeft geen enkele uitloper naar ons gebied. De daartussen» eens aanwezige kolenlag zijn zo ver weggezakt, dat er niet i mijnbouw gedacht kan worden in streken. Over het algemeen wordt aange: men, dat diep onder ons gehele la grote steenkoolformaties aanwezig z maar vrijwel alle zijn totaal onbere baar, terwijl zij daarentegen buiten oi grenzen weer hoog genoeg liggen, om worden geëxploreerd. Op sommige pla sen heeft de funeste invloed van het ten zijn sporen achtergelaten en zo kc het bv. dat bij Maastricht niets meer v de vroegere kol enafzetting terug te v den is. Breuken en storingen waren oorza dat uitgestrekte kolenafzettingen sii de eeuwen van hun bestaan zijn af gleden en in onbereikbare diepten v dweuen. Drukverschillen in de aard gen beneden ons land hebben bewet dat de lagen waaruit onze bodem is gebouwd gingen buigen en plooien. 0 hierdoor zijn onze kolenlagen naar Noordwesten toe weer dieper komen liggen. Reserves onder de peel Een tot nog toe niet in gebruik gei men kolenveld bevindt zich onder Peel. Ook de voortzetting daarvan ni het Noorden verliest zich echter do verzakkingen in onbereikbare diept» Om een lonende exploitatie van dit getwijfeld rijke steenkoolgebied mogel te maken, zouden de mijnen op de rii ter Maasoever aangelegd moeten w den. Ook dan is uitbreiding van het 1 derlar.dse grondgebied noodzakelijk o dat de Duitse grens nu te dicht langs rivier loopt om ruimte te geven aan z ke uitgestrekte productie-terreinen Gaan de grenscorrecties door, komt ook liet Westelijk gedeelte van 1 Ruhr-kolenbekken binnen ons land liggen (Krefeld) en hier zijn de lag zeer gemakkelijk bereikbaar. Gedeel lijk kan dan gebruik gemaakt word van de reeds bestaande Duitse mj bouw .alhoewel hieraan veel verbete zal moeten worden. Daar al deze kolenlagen gevormd z uit hetzelfde moerassige lagunengebi dat zich in het zgn. Boven-Karboonti vak van Zuid-Rnsland door Silezië. I Falen, de lage landen, Engeland en ze Noord-Amerika uitstrekte, zullen zi geen verschillen voordoen. Gas en olie Een vraagstuk blijft het gasgehal dat soms opmerkelijke verschillen vi toont. De Zuid-Oostelijke mijnen Limburg die vnl. oude lagen ontginm delven gasarme brandstof (Dominii mijn, Willielmina, Willem-Sophia, Ora je-Nassau II) alleen de staatsmijnen het N.W. kunnen uit de jongere la vette kool ophalen (Emma Maurits). mijnen daartussen (Laura, Julia, On je-Nassau T. ITT, IV en Staatsmijn H< drik) geven in meer of mindere mate overgang tc zien. Welke waarde Peelkolen zullen hebben, moet. nog wi den afgewacht. Dan zijn er, vooral ten Oosten Drente, nog de uitgestrekte oliegeb den, welke ons voldoende brandstof! kunnen opleveren. Reeds verricht de P.M. ontelbare proefboringen door hl ons land, maar de resultaten daan- zijn povertjes. De grote aders blijk ook juist over de grens te schuilen. Nog redden wij ons met Marsha hulp en een overigens kostbare impi aan steenkool cn olie. Delfstoffen, met één pennestreek binnen ons berf kunnen komen. Wanneer zal de grei correctie ons eindelijk die oplossi brengen? GREPEN UIT 'T RADIOPROGRAMS Een keur van pianoconcerten Hoorspelen: Wo. 11,15 Erfgenamen v. Redclyffe Wo. 20,50 Het eiland van Ara I Klassieke muziek: Wo. 20,15 Britten's pianoc. d. Henri te Bosman II Wo. 21,30 Claudio Arrau speelt Be liovens 5e pionoc. I Do. 20,16 Alex. Uninskv in ProkofieJj 3de pianoc. I Vr. '23,15 Moussorgsky programma Populair genre: g Wo. 12,38 Kilima's I Do. 12,38 Zigeunerorkesten I 3; Do. 17,35 Johnny Meier's ensemble 1 Do. 23,15 Zangfavorieten I Vr. 22,15 Todd Duncan zingt I door HIDDA LINDNER 48.) Haar vader had haar geschreven dat hij in Juli naar Duitsland zou ko men om haar te bezoeken en om zijn schoonzoon te leren kennen en dan moesten zij beiden met hem meegaan om de Nieuwe Wereld eens te bekijken. Het leek toch wel, dat hij een gevoel had of alles niet was zoals het behoor de te zijn, want hij schreef en telegra feerde de laatste tijd méér dan anders. Carla lachte bitter. O ja, ze zou meegaan met haar vader, maar.... alleen. En dan zou ze bij aam blijven, bij de enige mens, die ze nóg in de wereld had en niet meer dat gevoel aan vol-i komen verlatenheid nebben Stephan maakte haar dat plan niet moeilijk. Zij zag ham maar zelden in deze dagen en als hij bij haar was, was hij hoffelijk en voorkomend. Dat hij achter deze hoffelijkheid als achter een sohild zijn onrust en ver warring verboi-g, dat wist Carla niet. En evenmin wist zij, waar hij de uren doorbracht, die hij niet bij haar was en zij was veel te trots er naar te vragen. Misschien zou ze heel wat minder be drukt zijn geweest als ze haar man had kunnen zien, hoe hij vaak na lange om zwervingen op een rots kon gaan zit ten en, in gedachten verzonken naar zee staren. Hij voelde zich precies zo eenzaam als Carla. Niet omdat Lilian en de Lanval liet in de laatste tijd zo goed samen konden vind-a. O neen, Lilian was voor hem afgedaan. Ja, als hij er nu over nadacht, vond hij het wonder lijk, dat hij die vrouw zulk eén invloed op zijn leven had laten hebben, dat hij zich door haar had laten brengen tot dit huwelijkJa, dit huwelijk lijj wist niet meer wat bij daarmee aan moest. Zó kon het niet verder gaan. Hij kon met Carla niet meer op Ivern- liof igaan leven, zoals zij vroeger ge daan hadden. Zo gingen de dagen voorbii. De mensen trokken zich volkomen van Carla terug. Ze keken een anders kant uit als zij haar tegenkwamen cn als ze op het terras ontbeet, was de hoek, waarin zij zat, als uitgestorven. Het was waar, zij ontbeet altijd laat, want 's nachts lag ze urenlang wakker en luisterde naar voetstappen in de gang, naar het geluid van deuren, die open en dicht gingen en pas tegen de morgen viel ze in slaap. De veranderde houding der gasten bemerkte ke nauwelijks, maar langza merhand begon het gedrag van het ho telpersoneel haar op tc vallen. Niet dat de mensen onbeleefd tegen haar wer den, maar haar wensen werden altijd met een zekere aarzeling uitgevoerd, net alsof de piccolo of de kellner even nadacht of hij het wel zou doen. Als ze 's morgeus oer.eden kwam in de hal zag ze daar i ltijd een heer in een blauw pak zitten en toen zij giste-, ren haar post van de portier haalde, bad ze duidelijk gezien, dat die een blik met de man in het blauwe pak wisselde. En de brief, die zij in ont vangst had genomen een schrijven van haar Parijsen tailleur, waarin de nieuwe zomermodellen werden aange kondigd was toch werkelijk geen bij zondere blikken van verstandhouding waard. Dat de brief geopend was geweest en dat de zeer hoge rekening voor drie voorjaarscostuums cn een badcostuum, die er in zat, met ernstig hoofdknik ken gelezen was door de meneer in het blauwe pak, die er met zijn kale hoofd als eer goedmoedig burgerman uitzag, kwam natuurlijk niet in haar op. Nu zat ze weer aan haar ontbijt, dat de kellner met een ietwat bruusk ge baar op tafel had gezet. Wat bezielde de mensen toch? Conohita had zich beklaagd over de portier, die haar gisteren afgesnauwd had, toen ze met „Happy end" door de gang liep. Wat hij gezegd had, had ze niet verstaan, want haar kennis in het Frans was maar matig, doch dat het geen complimentjes geweest waren had ze wel gemerkt. Carla keek niet erg vriendelijk. Haar hoofd stond niet naar ruzietjes en gekibbel, maar dit kon toch zó niet voortgaan. Overigens zat ze sedert een paar da gen niet meer alleen bij het ontbijt. Ze had een buurman gekregen, een oude lieer met wit naar en een grijzen baard, zeker ook een langslapei', want hij zat ook nu weer ie ontbijten en ge noot blijkbaar van zijn croquant gebak ken ham. Die ham was de aanleiding tot hun kennismaking gjweest, want toen Happy End die verleidelijke geur rook, was hij heimelijk van zijn mees teres weggeslopen, wier ontbijt van ge roosterd bi'ood met marmelade hem weinig kon bekoren on even later stond bij bij de oude heer en kwispelde erg vriendelijk met zijn staartstompje. Maar het strenge oog van zijn mees teres ontdekte hem. „Happy End, kom hier! Je moogt. niet bedelen!" zei Carla en het hondje gehoorzaamde schoorvoetend. Maar toen hield een riendelijke hand hem een stukje ham voor en een even vriendelijke stem zei tegen zijn mees teres: „Mag ik hem dit stukje geven? Anders is het zo'n vreselijke tegenval ler voor hem." „En hoe moet het dan met zijn op voeding?" vroeg Carla lachend. „Die begint weer als de ham op is", gaf haar buurman ten antwoord en zo begon de kennismaking. De oude heer was professor in de geschiedenis te Nancy. „Jean Leclerc uit Nancy" stel de hij zich voor, met een ietwat ouder wets hoffelijke buiging. Hij had in Duitsland gestudeerd en sprak uitsl kend Duits. Carla rand de, oude ln sympathiek. j Ook vanmorgen bad ze hem vrieni lijk toegeknikt en Happy End had hi in de beste verwachting begroet. „Het is een aardig beest," zei hij, hond op de rug kloppend. „Ja, dat is bij,'' zei Cai'la. „Maar is niet altijd zo vriendelijk als i Gisteravond heeft hij net hele ho op stelten gezet. Als ik hem thuis I: sluit ik hem in de badkamer op da heeft hij gisteren erg lawaai gemaa Hij heeft de verf van de deur naar slaapkamer gekrabd en toen de de werd opengedaan, heeft hij als een zende in de slaapkamer rondgelopi en overal gesnuffeld en toen is hij liet balcon gaan staan blaffen als e bezetenen." De professor had zijn vork en in neergelegd en aandachtig geluisterd, tinbrekers," zei hij. „Dat was ook onze eerste gedacht maar er is niets gestolen. Wij hebb alles goed nagekeken. En hoe zou e inbreker kunnen weten, dat Conch net naar beneden was om te eten? is anders altijd in de kleedkamer laat nooit de deur openstaan." De professor zweeg. Hij dacht bij baar na en zijn geziclit verloor de ka vriendelijke uitdrukking, die het woonlijk had. (Wordt vervolgd.)'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1948 | | pagina 4