mwi
Carla
De verschillende bedrijven op Texel
mm
wint de grote prijs
van Rome
Wij zagen in de voorgaande hoofd
stukken, dat sinds 1935 de Texelse
landbouw zich wat bet grondgebruik
betreft ontwikkelt in de richting van
meer bouwland en minder grasland en
dat bjj de veestapel het accent in toe
nemende mate van schapen op rundvee
komt te liggen.
Voor de periode 19391947 werd de
ze verandering in productie richting
met vele cijfers in détails aangetoond.
Het blijkt dus, dat de meeste boeren
op Texel reeds uit eigener beweging
van het eenzijdige schapenbedrijf zijn
'afgestapt, wel inziende, dal bij de hui
dige economische ontwikkeling het zui
vere schapen bedrijf op Texel geen be
staansmogelijkheid meer biedt. Het
schaap is nu eenmaal een in alle op
zichten weinig eisend dier, gesohikt om
zeer extensief in grote kudden te wor
den geweid; alleen op deze wijze kan
liet schaap nog een bestaan opleveren
en gemengd met rundvee.
Maar ook gezien vanuit het standpunt
der bedrijfsvoering, zowel technisch als
economisch, verdient iiet nieuwe be-
drjjfstype met bouwland en rundvee de
voorkeur boven het eenzijdige schapen-
bedrijf. Het gemengde bedrijf, waarbij
naast koeien, schapen worden gehouden
levert de voor het bouwland onontbeer
lijke stalmest. De gecombineerde bewei
ding van koeien met schapen heeft een
gunstige invloed op de weide en maakt
het mogelijk, dat de melkkoeien altijd
jong eiwitrijk gras ter beschikking
staat, de melkproductie op Texel is dan
ook hoog. De bouwlandproducten en de
omstandigheid, dat gedurende de stal-
periode de schapen al het weiland tot
hun beschikking hebben, leiden tot een
aanzienlijk lagere kostprijs der lamme
ren.
Wat zijn nu de bezwaren bij deze
ontwikkelingsrichting van de landbouw
op Texel? De volgende bezwaren wor
den meestal naar voren gebracht:
1. Voorziening met werktuigen voor
het bouwland.
2. De geringe regenval op Texel spe
ciaal in de zomermaanden.
3. Het verloren gaan van de uitste
kende fokkern van het Texelse schaap.
4. Het gebrek aan stalruimte voor het
rundvee.
5. Het zoute water.
(i. Geldgebrek voor de omzetting van
het zuivere schapenbedrijf in een be-
drljfst.vpe met bouwland en rundvee.
ad. 1. Natuurlijk is het niet rendabel
on voor een kleine oppervlakte bouw
land 'albe benodigde werktuigen zelf
aan te schaffen. Voor ettelijke boeren
is dit onder meer oen reden om bij de
omzetting van grasland tot bouwland
vrij ver te gaan, zelfs tot de helft van
de oppervlakte cultuurgrond.
Maar ook alwil men mot het scheuren
niet zo ver gaan, dan nog behoeft de
werktuigenvoorziening geen bezwaren
op te leveren. Men kan immers door
middel van een werktuigencombinatie
of coöperatie op een goedkope wijze
van de nodige werktuigen gebruik ma
ken. De ene thans reeds functioneren
de werktuigencombinatie levert hier
voor heit bewijs.
ad. 2. De droogte op liet eiland is
geen argument tegen het scheuren van
grasland. Integendeel. Het is bekend,
dat grasland veel meer water nodig
heeft dan akkerbouwgewassen. Een bij
zonder voordeel voor Texel is nog, dat
de meeste akkerbouwgewassen juist in
de zomermaanden heel weinig vocht óe-i
hoeven. Voor de droogste gronden,
waarop ook het stuit'gevaar het grootst
is, zal zoete lupine zeer op zijn plaats
zijn, terwijl ook de wisselbouw voor
Texel van groot belang is. Op de ver
bouw van stoppelgewassen werd reeds
de aandacht gevestigd,
ad. 3. In hoofdstuk III werd, uitgaan
de van de voor de beweidingstechniek
meest gunstige verhouding fokooien
melkkoeien, globaal oerekend, dat de
schapenstapel zonder bezwaar nog ge
halveerd kan worden,
in hoofdstuk I werd aangetoond, dat
een dergelijke vermindering voor de
schapenstapel voor het handhaven van
de fokkern op Texel generlei bezwaar
behoeft op te leveren,
ad. 4. Aan de nodige slalruimte voor
liet rundvee zal bij een verdere uitbrei
ding van de rundveestapel zeker aan
dacht besteed moeten worden. Nu is
ook dit bezwaar o.i. niet zo ernstig als
het zich op bet eerste gezicht laat aan
zien.
In 3910 waren op Texel 1157 melk
koeien en in 1930 werden 2343 koeien
gestald, terwijl in 1947 Texel bijna 2100
melkkoeien telde. Er is dus in de stal-,
ruimte wel enige speling en met enige
moeite kan ook dikwijls stalruimte ge
maakt worden. Voor het bereiken van
een rundveestapel van 3000 a 3500 st.
en hoger zal deze rundveestapel, zelfs
bij de meest gunstige ontwikkeling, in
de eerste jaren zeker niet. worden, kan
de nodige stalruimte wel gemaakt wor
den.
In dit verband is ook nog van belang,
dat er op Texel in 1947 120 bedrijven
waren met 5-8 melkkoeien en 72 met 8
en meer, terwijl 4S bedrijven 2 melk
koeien of minder hadden en 52 bedrij
ven 3 en 4. De eerstgenoemde bedrij
ven is liet dus gelukt om zoveel melk
koeien te stallen en waarom zouden nu
de laatstgenoemden het niet kunnen.
En de uitbreiding van de rundveesta
pel zal toch in de eerste plaats op deze
laatste 100 bedrijven moeten plaatsvin
den. Eerst bij verdere uitbreiding van
de rundveestapel, dus op de bedrijven
waar reeds meerdere melkkoeien ge
houden worden, zal het tekort van stal
ruimte zich doen gelden en de nodige
aandacht opeisen.
De Watervoorziening
ad. 5. Men klaagt in Texel over het
zoute water. Speciaal voor rundvee is
dit bezwaarlijk, schapen nemen nog met
brakkig water genoegen. Inderdaad
MIJNHEER PIMPELMANS GAAT PAARDRIJDEN.
Plaatjes en versjes door G. TH. ROTMAN.
i J 5
0 5?
41. Gelukkig kwam er gauw hulp op
dagen. Een winkelier van de overkant
van de straat kwam met 'n ladder aan
dragen. die hij tegen 'n boom aanzette.
Mijnheer Pimpelmans; zwaaide metz'n
benen, maar kon er niet bij. Toen kwam
meneer Bonemeijer erbij. „Dat moetje
anders aanleggen!" zti hii, „laat het
maar eens aan mij over!"
42. Op aanwijzing an meneer Bones
meijer werd de ladder nu vlak onder
meneer Pimpelmans' voeten gefet. De
winkelier strekte z'n amen omhoog en
ondersteunde de ladder, terwijl meneer
Bonemeijer op de onderste sport gimg
staan bij wijze van tegenwicht, als mijn
heer Pimpelmans er z'n voeten op zou
zetten
vraagt in droge zomers het drenken
van het. rundvee met zoet water op
sommige plaatsen nogal enige moeite
en het zou daarom reeds nu gewenst
zijn om aan dit vraagstuk aandacht te
schenken. Bij een uitbreiding der rund
veestapel zal zeer zeker dit vraagstuk
nader onderzocht moeten worden.
In beginsel is dit vraagstuk zeker op
losbaar. Texel heeft een grote opper
vlakte duinen, waarin aanwezig een zak
met zoet water. De jaarlijkse aanvulling
van deze zoetwatérzak is zeker vol
doende om de 10.(100 bewoners van
Texel en de enkele duizenden stuks
rundvee van zoet water te voorzien.
Thans lopen vanuit de duinen naar het
Oosten reeds twee wateringen met zoet
water, die voor de in de omgeving lig
gende bedrijven van grote betekenis
zijn.
Waarom zou het niet mogelijk zijnon-
der langs de duinen een vangsloot te
maken, waar vandaan bijv. vijf wa
teringen naar het Oosten lopen?
De practische oplossing van dit vraag
stuk valt echter buiten het raam van
dit rapport. Bij de in uitvoering zijnde
ruilverkaveling zal dit vraagstuk zeker
nader bezien worden,
ad. 6. Men is op Texel van mening,
dat er ettelijke boeren zijn, die niet
over de nodige contanten beschikken
om het nieuw bedrijfstype te verwerke
lijken. Ongetwijfeld zullen er enkele
boeren zijn, die geholpen moeten wor
den, maar dit aantal lijkt ons niet zo
groot. In 1947 waren op Texel 22 100°/o
graslandbedrijven waarvan 2 zuivere
sehapenbedrijven, en 13 zuivere seha-
penbedrijven; verder 43 bedrijven met
90-100% grasland en 35 bedrijven met
1 of 2 melkkoeien. Aangezien voor het
scheuren van grasland gebruik ge
maakt kan worden van de reeds opge
richte en nog op te richten werktui
gencombinaties, eist deze bedrijfsver-
andering geen hoge geldelijke uitgaven
de uitgaven ineens, welke voor enkele
boeren bezwaarlijk kunnen zijn, komen
dus alleen neer op 't kopen van melk
koeien en het eventueel maken van de
stalruimte. Nu zijn er, zoals reeds op
gemerkt, op Texel nog slechts 13 be
drijven, welke geen enkele koe bezitten
en enkele bedrijven hiervan zijn er in
derdaad slecht aan toe. Dit luttel aan
tal bedrijven zou dus op een of andere
manier financieel geholpen moeten
worden.
Richtlijnen
Afgezien van een geringe financiële
hulp, komt het ons voor, dat het eiland
Texel het meest gebaat zal zijn met de
geleidelijke uitvoering van de volgende
richtlijnen.
Uit dit rapport is gebleken, dat deze
richtlijnen niet het inslaan van een
nieuwe weg betekenen, maar slechts 't
bewust doorzetten van de ontwikkeling
der laatste 15 jaar.
1. Voor een efficiënte bedrijfsvoering
is het gewenst het aantal fokooien ge
leidelijk te verminderen. Dit geldt in
de eerste plaats voor de bedrijven met
een groot aantal fokooien per melkkoe.
Het blijkt, dat er nog 176 bedrijven
zijn met 7 en meer fokooien per melk
koe en 90 met 15 en meer.
Om van de schapen met hun „gouden
bekjes" nog voldoende profijt te trek
ken voor de beweidingstechniek is een
aantai van 3 a 4 fokooien per melkkoe
voldoende.
Zonder enig bezwaar, ook niet voor de
fokkern, kan de huidige schapenstape]
van 20336 fokooien geleidelijk aan tot
de helft teruggebracht worden.
2. Gelijktijdig zal bet aantal melk
koeien op Texel moeten worden opge
voerd. Dit geldt in de eerste plaats
voor de bedrijven zonder melkkoeien
(13), de bedrijven met 1 en 2 melk
koeien (35) en voorts voor de 52 hedrii-
ven met 3 en 4 melkkoeien.
De melkveestapel zal in de eerstvol
gende Jaren van ruim 2000 tot 3000 a
3500 stuks opgevoerd kunnen worden.
3. Op vele bedrijven is nog te weinig
grasland gescheurd.
In 1947 waren op Texel nog 22 zui
vere graslandbedrijven, 43 bedrijven
met 90—100°'o grasland en 56 bedrijven
met 8090% grasland. Op deze bedrij
ven zal in de eerste plaats de aandacht
gericht moeten worden bij het omzetten
van grasland in bouwland.
4. Het is voor de Texelse bedrijven
van groot belang meer aandacht te be
steden aan de verbouw van groenvoe-
dergewassen, als hoofdgewas en stop
pelgewas. Speciaal worden hier ge
noemd, de wisselbouw (met kunstweid<0
zoete lupinen en de stoppelknollen.
5. In verband met 3 en 4 is het van
het grootste belang de oprichting van
werktuigencoöperaties zoveel mogelijk
te bevorderen.
6. In verband niet bovenstaande pun
ten komt het ons niet gewenst voor de
Texelse bedrijven te blijven steunen in
de vorm van een bepaald bedrag per
fnkooi, aangezien deze hulp de bestaan
de ontwikkelings-tendenzen doorkruist
en de bewuste doorzetting van deze
ontwikkeling in de toekomst zou kun
nen remmen. Wel zal overwogen wor
den op welke wijze in de overgangs
periode de enkele hiervoor in aanmer
king komende bedrijven, geholpen kun
nen worden.
7. Gezien de punten 15 zal het ge
wenst zijn, dat door de Voorlichtings
dienst bijzondere aandacht wordt ge
schonken aan het eiland Texel.
8. Een vervroegde uitvoering van de
in voorbereiding zijde ruilverkaveling
zal vooral in verband met de
mogelijke drinkwatervoorziening van
het vee en de verbetering van de lig
ging der percelen, de omzetting van de
Texelse bedrijven sterk bevorderen,
L.E.I.
MEER KOLEN IN EEN GROTER
NEDERLAND.
De oorlog heeft Nederland verarmd.
Binnen onze enge grenzen beschikken
wij niet over voldoende grondstoffen om
een heropbouw van onze industrie met
eigen hulpmiddelen mogelijk te maken.
Kostbare deviezen, verworven door een
schaarse export, zijn telkens al bij voor
baat uitgegeven voor de import van de
meest noodzakelijke levensbehoeften...
Maar néést ons, onmiddellijk voor het
grijpen, liggen rijke energiebronnen, die
ons met één slag uit vele moeilijkheden
kunnen redden. Grenzend aan de pro
vincie Limburg strekken zich schier on
uitputtelijke kolenvelden uit, die door
een simpele grenscorrectie binnen Ne
derlands bereik zijn te brengen.
Als straks de Westerse mogendheden
het eens kunnen worden over de scha
devergoeding, welke wij van Duitsland
vorderen, zal in de eerste plaats aan de
delfstoffen gedacht worden.
De kans op een spoedige verwezenlij
king der grenscorrectie is deze laatste
dagen weer zeer vergroot, omdat het
durende conflict met Rusland de gealli
eerden van het Westen nader tot elkaar
gebracht heeft. Amerika en Engeland
zijn thans meer geneigd om de knoop in
hun bezettingszones maar door te hak
ken en de aaneensluiting met de Bene
lux in het Pact van Vijf had tot direct
gevolg, dat Nederland en België aan
hun eisen enige kracht konden bijzetten.
Daar ook Frankrijk voorstander is van
verzwakking van liet Duitse industrie
wees: oorlogs-) potentieel, beihoeven wij
aan toewijzing van de verlangde land-
strook niet meer te twijfelen.
Behalve aanzienlijke verbeteringen
van waterbouwkundige aard, aanwinst
van enig achterland bij verkommerende
plaatsen langs de Maas, Nijmegen, Lo-
bitli en Drente, bestaat de belangrijkste
aanwinst uit oliebronnen, zwavelgas en
garenspinnerijen bij Overijssel en de
kolenbekkens rond Limburg.
Vooral het zwarte goud is voor Ne
derland onmisbaar, omdat wij in eigen
bodem slechts over een reserve van 600
millioen ton beschikken, terwijl voor een
industrie van enige betekenis reeds 20
millioen ton steenkool per jaar ver
bruikt worden. Wordt de industrie nog
uitgebreid, dan kunnen wij niet eens 30
jaar met onze kolen toe.
Wij kunnen er niet bij!
Met de kolenlagen in Nederland is het
altijd droevig gesteld geweest. Het bek
ken, waar de Limburgse niijnen uit put
ten sinds de eerste monniken op die
plaats het brandbare zwarte gesteente
opdolven, bestaat feitelijk slechts uit 'n
smalle verbindingsstrook tussen de ko
lenlagen in de Belgische Kempen en die
van West-Duitsland. Een tweede be
langrijk bekken, dat zich van Duitsland
door België (Luik, Charleroi!) uitstrekt
tot ver in Noord-Frankrijk, heeft geen
enkele uitloper naar ons gebied. De
daartussen» eens aanwezige kolenlag
zijn zo ver weggezakt, dat er niet i
mijnbouw gedacht kan worden in
streken.
Over het algemeen wordt aange:
men, dat diep onder ons gehele la
grote steenkoolformaties aanwezig z
maar vrijwel alle zijn totaal onbere
baar, terwijl zij daarentegen buiten oi
grenzen weer hoog genoeg liggen, om
worden geëxploreerd. Op sommige pla
sen heeft de funeste invloed van het
ten zijn sporen achtergelaten en zo kc
het bv. dat bij Maastricht niets meer v
de vroegere kol enafzetting terug te v
den is.
Breuken en storingen waren oorza
dat uitgestrekte kolenafzettingen sii
de eeuwen van hun bestaan zijn af
gleden en in onbereikbare diepten v
dweuen. Drukverschillen in de aard
gen beneden ons land hebben bewet
dat de lagen waaruit onze bodem is
gebouwd gingen buigen en plooien. 0
hierdoor zijn onze kolenlagen naar
Noordwesten toe weer dieper komen
liggen.
Reserves onder de peel
Een tot nog toe niet in gebruik gei
men kolenveld bevindt zich onder
Peel. Ook de voortzetting daarvan ni
het Noorden verliest zich echter do
verzakkingen in onbereikbare diept»
Om een lonende exploitatie van dit
getwijfeld rijke steenkoolgebied mogel
te maken, zouden de mijnen op de rii
ter Maasoever aangelegd moeten w
den. Ook dan is uitbreiding van het 1
derlar.dse grondgebied noodzakelijk o
dat de Duitse grens nu te dicht langs
rivier loopt om ruimte te geven aan z
ke uitgestrekte productie-terreinen
Gaan de grenscorrecties door,
komt ook liet Westelijk gedeelte van 1
Ruhr-kolenbekken binnen ons land
liggen (Krefeld) en hier zijn de lag
zeer gemakkelijk bereikbaar. Gedeel
lijk kan dan gebruik gemaakt word
van de reeds bestaande Duitse mj
bouw .alhoewel hieraan veel verbete
zal moeten worden.
Daar al deze kolenlagen gevormd z
uit hetzelfde moerassige lagunengebi
dat zich in het zgn. Boven-Karboonti
vak van Zuid-Rnsland door Silezië. I
Falen, de lage landen, Engeland en ze
Noord-Amerika uitstrekte, zullen zi
geen verschillen voordoen.
Gas en olie
Een vraagstuk blijft het gasgehal
dat soms opmerkelijke verschillen vi
toont. De Zuid-Oostelijke mijnen
Limburg die vnl. oude lagen ontginm
delven gasarme brandstof (Dominii
mijn, Willielmina, Willem-Sophia, Ora
je-Nassau II) alleen de staatsmijnen
het N.W. kunnen uit de jongere la
vette kool ophalen (Emma Maurits).
mijnen daartussen (Laura, Julia, On
je-Nassau T. ITT, IV en Staatsmijn H<
drik) geven in meer of mindere mate
overgang tc zien. Welke waarde
Peelkolen zullen hebben, moet. nog wi
den afgewacht.
Dan zijn er, vooral ten Oosten
Drente, nog de uitgestrekte oliegeb
den, welke ons voldoende brandstof!
kunnen opleveren. Reeds verricht de
P.M. ontelbare proefboringen door hl
ons land, maar de resultaten daan-
zijn povertjes. De grote aders blijk
ook juist over de grens te schuilen.
Nog redden wij ons met Marsha
hulp en een overigens kostbare impi
aan steenkool cn olie. Delfstoffen,
met één pennestreek binnen ons berf
kunnen komen. Wanneer zal de grei
correctie ons eindelijk die oplossi
brengen?
GREPEN UIT 'T RADIOPROGRAMS
Een keur van pianoconcerten
Hoorspelen:
Wo. 11,15 Erfgenamen v. Redclyffe
Wo. 20,50 Het eiland van Ara I
Klassieke muziek:
Wo. 20,15 Britten's pianoc. d. Henri
te Bosman II
Wo. 21,30 Claudio Arrau speelt Be
liovens 5e pionoc. I
Do. 20,16 Alex. Uninskv in ProkofieJj
3de pianoc. I
Vr. '23,15 Moussorgsky programma
Populair genre: g
Wo. 12,38 Kilima's I
Do. 12,38 Zigeunerorkesten I 3;
Do. 17,35 Johnny Meier's ensemble 1
Do. 23,15 Zangfavorieten I
Vr. 22,15 Todd Duncan zingt I
door HIDDA LINDNER
48.) Haar vader had haar geschreven
dat hij in Juli naar Duitsland zou ko
men om haar te bezoeken en om zijn
schoonzoon te leren kennen en dan
moesten zij beiden met hem meegaan
om de Nieuwe Wereld eens te bekijken.
Het leek toch wel, dat hij een gevoel
had of alles niet was zoals het behoor
de te zijn, want hij schreef en telegra
feerde de laatste tijd méér dan anders.
Carla lachte bitter.
O ja, ze zou meegaan met haar vader,
maar.... alleen.
En dan zou ze bij aam blijven, bij de
enige mens, die ze nóg in de wereld
had en niet meer dat gevoel aan vol-i
komen verlatenheid nebben
Stephan maakte haar dat plan niet
moeilijk. Zij zag ham maar zelden in
deze dagen en als hij bij haar was, was
hij hoffelijk en voorkomend.
Dat hij achter deze hoffelijkheid als
achter een sohild zijn onrust en ver
warring verboi-g, dat wist Carla niet.
En evenmin wist zij, waar hij de uren
doorbracht, die hij niet bij haar was en
zij was veel te trots er naar te vragen.
Misschien zou ze heel wat minder be
drukt zijn geweest als ze haar man had
kunnen zien, hoe hij vaak na lange om
zwervingen op een rots kon gaan zit
ten en, in gedachten verzonken naar
zee staren.
Hij voelde zich precies zo eenzaam
als Carla. Niet omdat Lilian en de
Lanval liet in de laatste tijd zo goed
samen konden vind-a. O neen, Lilian
was voor hem afgedaan. Ja, als hij er
nu over nadacht, vond hij het wonder
lijk, dat hij die vrouw zulk eén invloed
op zijn leven had laten hebben, dat hij
zich door haar had laten brengen tot
dit huwelijkJa, dit huwelijk
lijj wist niet meer wat bij daarmee aan
moest. Zó kon het niet verder gaan.
Hij kon met Carla niet meer op Ivern-
liof igaan leven, zoals zij vroeger ge
daan hadden.
Zo gingen de dagen voorbii.
De mensen trokken zich volkomen
van Carla terug.
Ze keken een anders kant uit als zij
haar tegenkwamen cn als ze op het
terras ontbeet, was de hoek, waarin zij
zat, als uitgestorven.
Het was waar, zij ontbeet altijd laat,
want 's nachts lag ze urenlang wakker
en luisterde naar voetstappen in de
gang, naar het geluid van deuren, die
open en dicht gingen en pas tegen de
morgen viel ze in slaap.
De veranderde houding der gasten
bemerkte ke nauwelijks, maar langza
merhand begon het gedrag van het ho
telpersoneel haar op tc vallen. Niet dat
de mensen onbeleefd tegen haar wer
den, maar haar wensen werden altijd
met een zekere aarzeling uitgevoerd,
net alsof de piccolo of de kellner even
nadacht of hij het wel zou doen.
Als ze 's morgeus oer.eden kwam in
de hal zag ze daar i ltijd een heer in
een blauw pak zitten en toen zij giste-,
ren haar post van de portier haalde,
bad ze duidelijk gezien, dat die een
blik met de man in het blauwe pak
wisselde. En de brief, die zij in ont
vangst had genomen een schrijven
van haar Parijsen tailleur, waarin de
nieuwe zomermodellen werden aange
kondigd was toch werkelijk geen bij
zondere blikken van verstandhouding
waard.
Dat de brief geopend was geweest en
dat de zeer hoge rekening voor drie
voorjaarscostuums cn een badcostuum,
die er in zat, met ernstig hoofdknik
ken gelezen was door de meneer in het
blauwe pak, die er met zijn kale hoofd
als eer goedmoedig burgerman uitzag,
kwam natuurlijk niet in haar op.
Nu zat ze weer aan haar ontbijt, dat
de kellner met een ietwat bruusk ge
baar op tafel had gezet. Wat bezielde
de mensen toch?
Conohita had zich beklaagd over de
portier, die haar gisteren afgesnauwd
had, toen ze met „Happy end" door de
gang liep. Wat hij gezegd had, had ze
niet verstaan, want haar kennis in het
Frans was maar matig, doch dat het
geen complimentjes geweest waren had
ze wel gemerkt.
Carla keek niet erg vriendelijk.
Haar hoofd stond niet naar ruzietjes
en gekibbel, maar dit kon toch zó niet
voortgaan.
Overigens zat ze sedert een paar da
gen niet meer alleen bij het ontbijt.
Ze had een buurman gekregen, een
oude lieer met wit naar en een grijzen
baard, zeker ook een langslapei', want
hij zat ook nu weer ie ontbijten en ge
noot blijkbaar van zijn croquant gebak
ken ham. Die ham was de aanleiding
tot hun kennismaking gjweest, want
toen Happy End die verleidelijke geur
rook, was hij heimelijk van zijn mees
teres weggeslopen, wier ontbijt van ge
roosterd bi'ood met marmelade hem
weinig kon bekoren on even later stond
bij bij de oude heer en kwispelde erg
vriendelijk met zijn staartstompje.
Maar het strenge oog van zijn mees
teres ontdekte hem.
„Happy End, kom hier! Je moogt.
niet bedelen!" zei Carla en het hondje
gehoorzaamde schoorvoetend.
Maar toen hield een riendelijke hand
hem een stukje ham voor en een even
vriendelijke stem zei tegen zijn mees
teres: „Mag ik hem dit stukje geven?
Anders is het zo'n vreselijke tegenval
ler voor hem."
„En hoe moet het dan met zijn op
voeding?" vroeg Carla lachend.
„Die begint weer als de ham op is",
gaf haar buurman ten antwoord en zo
begon de kennismaking. De oude heer
was professor in de geschiedenis te
Nancy. „Jean Leclerc uit Nancy" stel
de hij zich voor, met een ietwat ouder
wets hoffelijke buiging. Hij had in
Duitsland gestudeerd en sprak uitsl
kend Duits. Carla rand de, oude ln
sympathiek. j
Ook vanmorgen bad ze hem vrieni
lijk toegeknikt en Happy End had hi
in de beste verwachting begroet.
„Het is een aardig beest," zei hij,
hond op de rug kloppend.
„Ja, dat is bij,'' zei Cai'la. „Maar
is niet altijd zo vriendelijk als i
Gisteravond heeft hij net hele ho
op stelten gezet. Als ik hem thuis I:
sluit ik hem in de badkamer op da
heeft hij gisteren erg lawaai gemaa
Hij heeft de verf van de deur naar
slaapkamer gekrabd en toen de de
werd opengedaan, heeft hij als een
zende in de slaapkamer rondgelopi
en overal gesnuffeld en toen is hij
liet balcon gaan staan blaffen als e
bezetenen."
De professor had zijn vork en in
neergelegd en aandachtig geluisterd,
tinbrekers," zei hij.
„Dat was ook onze eerste gedacht
maar er is niets gestolen. Wij hebb
alles goed nagekeken. En hoe zou e
inbreker kunnen weten, dat Conch
net naar beneden was om te eten?
is anders altijd in de kleedkamer
laat nooit de deur openstaan."
De professor zweeg. Hij dacht bij
baar na en zijn geziclit verloor de ka
vriendelijke uitdrukking, die het
woonlijk had.
(Wordt vervolgd.)'