De herdenking er van is zinvol
De Gemeentewet 100 jaar
Kapitein Klakkebos gaat naar Amerika
Parlementair Overzicht
OPOFFERING
Op 5 Juli was het 100 jaar geleden dat
de Gemeentewet, of zoals de officiële ti
tel luidt: „Wet, regelende de samenstel
ling, inrichting en bevoegdheid der ge
meentebesturen" in werking trad.
Is dit een feit van zodanig gewicht,
dat daaraan ook in ons blad bijzondere
aandacht dient te worden gewijd? Of
zijn er niet belangrijker dingen te ver
melden? Wanneer in de plaatselijke ge
meenschap dan al niet zulke schokkende
gebeurtenissen plaats vinden, dan zijn
er in ons land, of nog ruimer gezien in
de wereld, toch wel dingen aan de hand,
die ons meer bezig houden dan het
simpele feit, dat een wet 100 jaar be
staat.
En toch zijn wij van oordeel, dat het
zin heeft om een enkel ogenblik stil te
staan, en ons de vraag te stellen, hoe zou
de gemeente er uit zien, indien deze wet
eens NIET was tot stand gekomen, zo
als zij nu eenmaal luidt, en wij onder
het régime van een anders luidende wet
werden geregeerd?
Want ook in onze gemeente wordt die
honderd jaar op de wijze als in de Ge
meentewet is aangegeven, bestuurd.
Nog steeds in onze gemeente een zelf
standige gemeente, en neemt het in ons
Koninkrijk een eigen plaats in. Nog
wordt onze gemeente niet vanuit een
andere gemeente geregeerd.
Nog blijft het zaak hiervoor ons in te
spannen dat wij een eigen gemeenschap
blijven vormen, en niet opgaan in het
grotere gebied van de stadsgemeen
schap of grote centralisatie waar de ei
gen plaatselijke belangen uiteraard niet
die aandacht kunnen hebben, die zij nu
krijgen.
Daarom alleen al, is een herdenking
van het 100-jarig bestaan van de ge- J
meentewet zinvol.
Het is nog slechts enkele jaren geleden
dat door de bezettende macht de Raad
werd uitgeschakeld, en dat de Burge
meester „uitoefende de taak van de
Raad of van Burgemeester en Wethou
ders" als het ware 'n dictatoriale macht
uitoefende A
Enige invloed van de burgerij op het
bestuur der gemeente bestond niet meer
en alleen degenen, die dit „dictator
schap in hun hart nog zo gek niet vin
den, kunnen rustig overgaan tot de orde
van de dag.
Maar al de anderen, die op de 5e Mei
1945 hebben meegeju cht dat Nederland
weer vrij was, en dat wij onze vrijhe
den weer teruggewonnen hadden, heb
ben reden, ook op de 5e Juli zoal niet
de vlag uit te steken, dan toch een
ogenblik er aan te denken.dat wij onze
voorouders dankbaar mogen zijn, dat zij
in 1851 onder de bezielende leiding van
de grote Staatsman Thorbecke, een wet
tot stand hebben kunnen brengen, die
reeds een eeuw lang de grondslagen van
het gemeentebestuur aangeeft. Want dat
is de grote verdienste van de Gemeen
tewet, dat in deze grondslagen geduren
de al die jaren geen noemenswaardige
wijzigingen aangebracht behoefden te
worden.
Hoe immers was de toestand vóór 1851?
Er was een sterk onderscheid tussen
de steden en de dorpen. Deze werden
naar verschillende regelen bestuurd en
vele gemeenten werd vanuit de steden
bestuurd.
Aan dit recht van de steden kwam
een eind, doordat na de omwenteling de
Staatsregeling van 1798 dit afschafte.
De gemeentebesturen werden „admini
stratieve lichamen, ondergeschikt en
verantwoordelijk aan het Uitvoerend
Bewind". Een ver doorgevoerde centra
lisatie sprak uit deze regeling waarbij
de gemeenten elke zelfstandigheid werd
onthouden.
Bij de nieuwere regelingen van 1801
en 1805 kregen zij echter een grotere
vrijheid, en kregen zij „de vrije beschik
king over deszelfs huishoudelijke belan
gen en bestuur."
De constitutie voor het Koninkrijk
Holland van 1806 ademde echter weer
meer een geest van centralisatie, terwijl
na de inlijving in 1810 het Franse stelsel
van centralisatie met een indeling van
het land in departementen, arrondisse
menten, kantons en gemeenten (mariën)
werd ingevoerd.
Na het herstel van onafhankelijkheid
werden in de Grondwet van 1814 de ge
meenten als zelfstandige onderdelen van
de Staat opgenomen, doch zelfstandig
heid konden zij slechts bezitten, voorzo
ver de Grondwet deze toekende. Men
wilde bewust met terug naar de toestand
van vóór 1795, doch aan de andere zijde
een streng doorgevoerde centralisatie
ook vermijden.
Verschillende reglementen kwamen
tot stand, doch die van 1824 en 1825,
respectievelijk betrekking hebbende op
het bestuur van de steden en op dat ten
plattelande was nog het langste leven
beschoren.
In de dorpen hadd ?n de inwoners nog
geen eigen kiesrecht. De leden van de
Raad werden door de Staten der Pro
vinciën benoemd, na het plaatselijk be
stuur gehoord te hbben.
Deze regeling gold dus óók onze ge
meente.
Centralisatie beheerste het plaatselij
ke bestuur, zowel in de stad als op het
platteland in sterke mate. Alles werd
van boven af geregeld. Hiermede ging
gepaard een geheime behandeling van de
gemeentezaken, zodat de belangstelling
van de burgerij niet bepaald werd aan
gemoedigd. Openbaarheid van behande
ling, was iets wat onze voorouders nog
niet kenden.
Was het te verwonderen, dat steeds
meer stemmen opgingen van hen, die
voelden, dat het de verkeerde kant op-
door G. TH ROTMAN.
(Nadruk verboden).
95. Steeds verstikkender werden de
rookwolken. Een schroeiende hitte sloeg
kapitein Klakkebos door de tralies heen
in zijn gezicht. Hij hoorde het scheeps
volk tieren en een goed heenkomen zoe
ken in de sloepen, die daarop te water
werden gelatenZou niemand aan
hém denken7 Ja, toch.... daar kwam
tante Ophelia half bewusteloos van de
rook aanstrompelende kapitein
van het schip had bij zijn vlucht geluk
kig de sleutels laten hangen!
96 „Gauw, gauw!" gilde Ophelia, „de
bemanning is weg. met al de boten!"
Meteen viel de brave vrouw in zwijm.
Kapitein Klakkebos nam haar in zijn ar
men en klom één, twee, drie weer langs
een der touwladders naar boven
Daar boven in de mast waren ze ten
minste voorlopig zo ver mogelijk van de
brand af. Maar waar waren de twee
jongens?
ging, dat wilde men de gemeenten een
eigen plaats in het geheel van het ko
ninkrijk doen innemen, de koers radi
caal moest worden gewijzigd.
We herinneren ons nog uit onze ge
schiedenisles het revolutiejaar 1848. Ook
voor ons land had dit belangrijke gevol
gen.
De Grondwet verlangde een regeling
van samenstelling, inrichting en be
voegdheid der gemeentebesturen door de
wet, in plaats van als tot dusver door de
Koning alleen.
Voortaan werd uitsluitend gesproken
van „gemeenten", waardoor werd uitge
sproken, dat alle eenheden volkomen ge
lijkwaardig waren, en onderscheid tus
sen steden en besturen ten plattelande
kwam te vervallen.
De Grondwet stelde aan het hoofd der
gemeente de Raad. De leden van de
Raad zouden door de ingezetenen geko
zen worden en met meer door de Staten
terwijl periodieke aftreding werd voor
geschreven. Het systeem van „laat zit
ten, wat zit" werd gelukkig op zij ge
schoven. Er was mogelijkheid van nieuw
bloed in de bestuurscolleges.
Van grote betekenis was, dat de
Raadsvergadering voortaan in de regel
openbaar zouden zijn. De belangstelling
van de bevolking voor wat er in de Raad
besproken werd, werd hierdoor ten zeer
ste bevorderd, terwijl de afgevaardig
den wisten, dat de kiezers op hun hande
lingen letten.
De wet nu, die de Grondwet verlang
de, werd „De Gemeentewet van 1851.
En het is deze wet, die het een eeuw
lang heeft uitgehouden, ondanks alle
veranderingen, die in de afgelopen eeuw
in het staatkundige, politieke en maat
schappelijke leven hebben plaats gevon
den. Ingrijpende wijzigingen zijn in deze
wet niet nodig geweest. Zonder de struc
tuur der wet te veranderen, kon zij
steeds aan veranderde omstandigheden
worden aangepast.
Het is hiér niet de plaats om op de in
houd der wet wat nader in te gaan, al
zou het wel goed zijn, indien iedere kie
zer daarvan iets wist, zodat men ook
meer oog kreeg voor de plaats, die on
derscheidenlijk de Raad, het college van
Burgemeester en Wethouders en de Bur
gemeester in het bestuursstelsel inne
men en de taak, die zij te verrichten
hebben.
Hierom alleen al zou het van het ge
meentebestuur van wijs beleid getuigen
een jaarlijkse officiële bijeenkomst te
houden voor alle jonge mannen en jon
ge vrouwen die in lit jaar de kiesge
rechtigde leeftijd hebben bereikt, om
dat zich dan een ongezochte gelegen
heid voordoet deze op de grote beteke
nis hiervan kunnen wijzen.
In zijn verdediging van het ontwerp-
Gemeentewet op 13 Mei 1851 in de
Tweede Kamer der Staten-Generaal zei
Thorbecke over de plaats van de ge
meente in ons staatsbestel het volgende:
„De gemeente is in de eerste plaats on
derdeel van de Staar, vervolgens een
zelfstandig geheel, een zelfstandig li
chaam in de Staat", woorden, die ook nu
nog volkomen actueel zijn, wanneer een
pleidooi voor de autonomie der ge
meenten wordt gehouden.
„Ik ben overtuigd", merkte Thorbecke
in het begin van zijn rede op, „dat de
herziene Grondwet geen gewichtiger on
derwerp kent dan deze wet: ik ben over
tuigd, dat er nauwelijks een groter wel
daad aan de natie bewezen kan worden,
dan door hetgeen de^e wet tracht te be
reiken".
Al zullen wij deze ietwat gezwollen
taal nu niet meer gebruiken, toch is het
waar, dat de tot standkoming van de
gemeentewet een weldaad voor ons volk
is geweest, en dat een eerbiedige herin
nering aan hem, die daartoe de grote
stoot heeft gegeven, zeker op zijn plaats
is.
Het is dan ook niet dwaas om hon
derd jaar later, in 1951, ons hierop een
ogenblik te bezinnen, en ons de vraag te
stellen, hoe zou het zijn geweest, indien
er in 1851 niet iemand was geweest, die
met heldere blik vooruitzag welke taak
de gemeenten hadden en de wettelijke re
geling voorbereidde, die het vervullen
hiervan mogelijk moest maken.
Laten wij besluiten met de woorden
van H. M. de Koningin uit haar toe
spraak op 7 Juni te Utrecht tijdens het
Congres van de Vereniging .van Neder
landse Gemeenten:
„Wij kunnen waarlijk dankbaar zijn,
De Tweede Kamer is in een groot de
bat gewikkeld. Dagenlang voert zij strijd
met de meest besproken Nederlandse
Minister, Prof. Lieftinck. Het kan in de
politiek eigenaardig gaan. Verleden jaar
behandelde de Kamer 6 wetsontwerpen
om de belastingen te verlagen en nau
welijks 12 maanden .ater zit zij te zwoe
gen op zes ontwerpen om deze te ver
hogen. De tijden zijn slechter geworden.
De Koreaanse oorlog doet zich gevoe
len in ons land. Dat wil niet zeggen, dat
we er vóór de oorlog buitengewoon
goed opstonden. Dat zeker niet, maar er
werd een industrialisatie politiek ge
voerd om op de lange duur de Neder
lander aan het werk te kunnen houden.
Nu moesten de investeringen weer be
perkt worden, evenals de consumptie.
Dit is nodig, want onze defensie-uitga-
ven vergen veel geld Een deel van deze
extra kosten wil de Minister van Finan
ciën uit leningen halen, een ander deel
uit belastingverhogingen. De voornaam
ste voorstellen van de bewindsman zijn
in acht punten onder te verdelen: een
verhoging van de vennootschapsbelas
ting, van de bedrijfswinsten, van de
vermogensbelasting, van het successie
recht, van de omzetbelasting, van de
motorrijtuigenbelasting, terwijl even
eens maatregelen werden genomen om
het percentage van de vervroegde af
schrijving op de jaarwinst te beperken
en enige ongunstige bepalingen inzake
de kinderaftrek bij de inkomstenbelas
ting. Dat was dus niet mis en de Minis
ter vertelde er bij, dat al deze verhogin
gen f 225 millioen in de schatkist zullen
brengen. Nu kan men begrijpen, dat der
gelijke voorstellen niet zonder meer de
hamer van Voorzitter Kortenhorst pas
seren. Niet velen zuilen echter hebben
verwacht, dat de critiek zo fel zou zijn.
Zij kwam eigenlijk van alle fracties,
van die der socialisten in het minst.
Maar de andere grote Regeringspartij,
de K.V.P., bij monde van dr. Lucas,
trok onvervaard ten strijde, gesteund
door de a.r„ c.h„ v.v.d. en s.g.p.
De grote bezwaren.
De grootste bezwaren waren gericht
tegen de verhoging van de vermogens
belasting, van de omzetbelasting, de be
drijfswinsten en de kinderaftrek. Om
met dit laatste te beginnen: dit was al
leen een bezwaar van de k.v.p. Belang
rijk, omdat deze fractie reeds eerder het
loodje heeft moeten leggen toen het
ging om de progressieve kinderbijslag.
Het verwijt dat zij toen maakte, dat het
regeringsprogram niet uitgevoerd wordt
deed nu in veel sterkere mate opgeld.
De grote gezinnen worden van deze
maatregel de dupe. Dit is stellig waar,
want alleen voor kinderen beneden de
16 jaar zal men nog maar automatisch
aftrek kunnen krijgen. Voor kinderen
van 16-25 jaar alleen als zij studerend
zijn. Verder krijgt men aftrek van de
inkomsten- en vermogensbelastingen
voor alle gebrekkige kinderen beneden
de 21 jaaf. De verwijdering van de k.v.
p. met de andere fracties is op dit punt
weer iets groter geworden.
De heren v.d. Heuvel (a.r.), v. Dis (s.g.
p.), Ritmeester (v.v.d.), Lucas (k.v.p.) en
v.d. Wetering (c.h.) maakten bezwaren
tegen de verhoging van de vermogens
belasting. Zij stelden zich op het stand
punt dat het vermogen een natuurlijk
iets was. Daarvan moet men geen belas
ting heffen. Dat kan alleen maar ge
schieden uit de inkomsten. Het feit, dat
men een kapitaal bezit, is geen grond
om daarvan extra belasting te heffen,
Dat maakt alle mensen op de duur ge
lijk en dat is onnatuurlijk. De socialist
Hofstra dacht daar heel anders over.
Men moet het geld balen waar het zit,
zo redeneerde hij. De kapitaalbezitters
komen best aan hun trek. Zij moesten
nu maar eens extra belast worden. De
zelfde argumenten werden gebruikt te
gen de verhoging van het successie
recht. In wezen geldt dit ook voor de
verhoogde belasting op de bedrijfswin
sten. Daar waren vooral de heren v.d.
dat de Gemeentewet reeds honderd jaar
lang de mogelijkheid tot ontwikkeling
van het eigen plaatselijk leven in zo ho
ge mate heeft gestimuleerd door aan
haar overheid een zo grote zelfstandig
heid te geven. Zo wordt de democratie
door het gehele volk gedragen, niet in
kleurloze eenheid, maar in rijke harmo-
Heuvel (a.r.), v.d. Wetering (c.h.) en Rit
meester (v.v.d.) zeer op tegen.
Wat is rechtsgrond? zo vroegen zij.
Waarom moet een ondernemer extra
betalen omdat hij ondernemer is? Waar
om moet dus een bakker onder precies
gelijke omstandigheden meer betalen
dan een dokter, die geen bedrijf heeft?
De heer Hofstra gaf daar een antwoord
op: omdat de ondernemers geprofiteerd
hebben van de goede tijden. In ieder
geval meer dan zij die moeten leven van
een vast inkomen. De bedoeling van Mi
nister Lieftinck was om de bedrijfswin
sten boven de f 8000 extra te belasten.
De heer Lucas (k.v.p.), die ook wel be
zwaren tegen dit voorstel had, wilde de
ze grens verhogen tot f 12000. De heer v.
d Heuvel was echter veel radicaler. Hij
wilde liever voor iedereen, die meer dan
f 8000 verdient, de belasting verhogen.
Dat vond hij billijker dan alleen de on
dernemer daarvoor te laten opdraaien.
De wijziging van de omzetbelasting
vond de grootste tegenstander in de
heer v.d. Heuvel. De Minister wilde een
„super de luxe" tarief instellen. Op ver
schillende artikelen zal in plaats van 15
nu 30 pet. weeldebelasting worden gehe
ven, terwijl de lijst van artikelen die be
last zijn met 15 pet., uitgebreid zal wor
den. Het percentage voor leveringen
door grossiers aan de kleinhandel zal
verhoogd worden van een half op één.
De a.r. afgevaardigde begreep, dat de
Minister op de een of andere wijze aan
zijn geld moet komen. Maar deze metho
de vond hij zeer onbillijk. De industrie-
en, die zgn. weelde-artikelen fabrice
ren, zullen door deze maatregel zwaar
worden getroffen. Afgezien nog van het
feit, dat verschillende artikelen, die op
deze lijst voorkomen, helemaal geen
weelde-artikelen zijn, zoals bv. scheer
kwasten. Daarom wilde de heer v. d.
Heuvel en hij vond hiervoor enkele
medestanders het percentage van de
omzetbelasting dat de fabrikant moet
betalen, iets verhogen. Dat zou beteke
nen, dat de last dan zou worden uitge
smeerd over heel het volk Ook hier
vond Minister Lieftinck weer een verde
diger in de heer Hofstra (arb.) die van
mening was, dat het arbeidersbudget
dit onmogelijk kan dragen.
Dure auto's.
Tot slot de verhoging van de motorrij
tuigenbelasting. Het is de bedoeling van
de Minister om gedurende vijf jaar de
belasting voor vrachtauto's, autobussen,
taxi's en ambulance auto's met 30 pet.
te verhogen, terwijl voor rijwielen met
hulpmotor, motorrijwielen en driewie
lers een verhoging van 40 pet. in over
weging wordt gegeven. Het tarief voor
personenauto's stijgt echter het meest en
wel gemiddeld met 75 pet. Dat hangt af
van de zwaarte van de wagen. Van de
zijde der Kamer is het meeste bezwaar
gemaakt tegen de extra belasting van
het wegvervoer en de taxibedrijven, die
dit nog maar moeilijk kunnen dragen.
Wat de Kamer bereikt heeft, zullen
we in een volgend artikel vertellen. Zij
heeft haar best gedaan. Niet minder dan
43 amendementen lagen op de Minister
te wachten. Sommige waren van zeer in
grijpende aard. Men kon niet zonder
meer tot een oplossing komen. Daarvoor
was een overleg binnenskamers met de
Minister nodig. Dit kwam eigenlijk
doordat de meeste afgevaardigden be
twijfelden of Minister Lieftinck het ge
vraagde geld wel nodig had. Volgens
hen was hij iets te vroeg met deze voor
stellen gekomen. Het is nl. een feit, dat
onze financiële positie weer iets beter
wordt Nu willen de tegenstanders eerst
eens even aankijken of deze toestand
voortduurt. Zo ja, dan heeft de Minister
minder geld nodig. Althans behoeven de
voorstellen dan niet vijf jaar lang van
kracht te zijn. De Minister bezwoer de
Kamer echter geen cent te kunnen mis
sen. Zou men een bepaalde post verla
gen, dan moet een andere verhoogd
worden. Wij beleven dus een debat in
grote stijl, waarin de Kamer het sterkst
staat. Dit bleek uit het feit, dat Minister
Lieftinck een drietal nota's van wijzi
gingen indiende, en wel op de omzetbe
lasting, de vermogensbelasting en de in
komstenbelasting. De Kamer trok er een
hele dag voor uit om die wijzigingen te
bestuderen. Er bleef echter verschil van
mening bestaan, doch de Minister had
nauwkeurig berekend op welke wijze
hij voor de wetsontwerpen een meerder
heid zou kunnen krijgen.
(Nadruk verboden).
FEUILLETON
30.) Ja, het is zo, zei Lore. Maria heeft
daarop goede nacht gezegd, alsof zij
naar bed ging de valserik! Maar ik
had wel gedacht, dat dit maar een foef
je was.
Natuurlijk, knikte Lydia. En ik kan
je ook vertellen, wie er voor het huis
op haar wachtte: de beeldhouwer.
Was Riet moeilijk te raden, zei Lo
re geringschattend. Ja dan, natuurlijk
de beeldhouwer. Die heeft 't verschrik
kelijk van Maria te pakken.
En zij van hem7 vroeg Frieda.
Een ogenblik, kalmeerde Lore haar.
Dat komt. Alles komt. Ik zie dus Maria
van het terras verdwijnen en ik doe
niets. Ofschoon mijn voeten jeukten om
haar na te gaan, dat begrijpen jullie.
Ik had mij niet kunnen bedwin
gen, verzekerde Lydia.
Maar ik wel, triomfeerde Lore
Want ik stelde belang in iets heel an
ders. Raad eens wat? Lo!
-O ja, Lo! Frieda boog zich in span
ning voorover.
Wat zal Lo er van zeggen, vraag ik
mij af. Want hij heeft waarschijnlijk
eveneens bemerkt, dat Andrea Maria
naar buiten riep. En ik, weet je, liet geen
oog van Lo meer af. Lore lachte onder
drukt. O, het was zo grappig! Lo zit te
lezen in zijn dikke detectiveroman, die
hij van Liese geleend heeft. Liese leest
immers alleen maar boeken van min
stens drie kilo. Hahaha. Maar aan Lo's
gezicht merk ik, dat hij helemaal niet
meer leest, begrijp je. En Hunziger
vraagt hem iets en hij antwoordt niet
eens. Dat gaat zo misschien een kwar
tier lang. Plotseling legt hij het boek
weg en staat op. Ha, denk ik, nu komt
het hoogtepunt. En ik kijk naar Lo als
een leeuwentemster naar haar leeu
wen. Wat zal hij doen?
Lore wachtte om dc spanning te laten
stijgen en Lydia, die van nieuwsgierig
heid bijna barstte, spoorde haar aan:
Nou, wat heeft hij gedaan?
Hij verlaat het terras. Ongezien
zoals hij zich verbeeldt. Maar ik heb
geen oog van hem afgelaten. En na eni
ge tijd sluip ik hem na.
Kolossaal! moest zelfs Frieda de
moed en de vastberadenheid van Lore
bewonderen.
Maar Lydia, die zich niet zo goed kon
beheersen als Frieda, drong aan:
Verder! verder! Het is zo ongeloof
lijk spannend!
Buiten keek Lo zo een beetje om
zich heen, vervolgde Lore haar verhaal.
Jullie weet hoe hij dat doet wanneer
hij wantrouwig is. Zij imiteerde hem zo
voortreffelijk, dat Lydia en Frieda
moesten lachen. Dan slaat hij de weg
naar de laan in. En in die laan staat hij
plotseling voor Maria en de beeldhou
wer stel jullie je dat eens voor!
en zegt: Wil je naar huis gaan? tegen
Maria.
Wat een brutaliteit! wond Frieda
zich op. Wat gaat hem ons privé-leven
aan?
En Maria? vroeg Lydia in ademlo
ze spanning.
Maria maakte inderdaad rechtsom
keert als een gehoorzame recruut en
gaat het huis binnen.
Och die Maria....! Frieda
schudde wanhopig haar hoofd. Dat had
hij eens tegen mij moeten zeggen!
Je vergeet, wierp Lydia tegen, dat
Maria ook op Lo een beetje verliefd is.
Enfin, Maria gaat naar de albergo
terug, zet Lore haar verhaal voort, en
de beide heren der schepping staan nu
tegenover elkaar. Ik achter een bosje,
opdat ik er vooral geen woord van mis.
O, het was verschrikkelijk opwindend!
En let nu op: grote scène tussen Stauf-
fer en Lo. Stauffer schreeuwt: Wat ver
meet u zich, mijnheer? Lo vraagt bibbe
rend: Pardon? En dan zegt Stauffer
hem zijn mening.
Heerlijk! verkneukelt Lyria zich,
dat eindelijk eens iemand hem de waar
heid zegt!
Nou, je had het moeten horen!
ging Lore weer door. Zij imiteerde
achtereen Lorenz en Luigi. Ik ben de
door de school aangestelde begeleider....
Och hemel, spreekt u toch niet zo zal
vend. Ik ben u heel dankbaar, wan
neer u als man tegen mij spreken wilt....
Ik weet, dat u eveneens verliefd op haar
bent.En zo voort.
En ten slotte? vroeg Lydia met in
gehouden adem.
Gingen zij onverzoend uiteen. Wij
kunnen op onze reis nog op heel wat
verdacht zijn!
Lydia en Frieda zaten rechtop in haar
bedden, geheel vervuld van de sensatie
van deze avond. Beiden voelden zij met
een huivering, dat dit eindelijk een heel
andere liefdesaffaire was dan die tus
sen de domme Verena en haar Hans, die
elkander uit louter angst voor de ouders
alleen maar uit de verte smachtend aan
keken en met elkander telefoneerden
en ook verder hun gehele zakgeld naar
de post brachten. Hier stonden twee
mannen in een strijd om een meisje te
genover elkaar, twee werkelijke man
nen, en er vlogen vonken af, echte von
ken, en geen kinoerachtig Bengaals
vuurwerk zoals bij Verena en Hans. En
hoe de strijd tussen de beide mannen
moest aflopen, was nog onzeker.
Tot Lydia, als het resultaat van zwaar
nadenken, plotseling uitriep: Er moet
iets gebeuren!
Wat moet er dan gebeuren? vroeg
Frieda.
Maria moet gewroken worden, be
sliste Lydia bijna piechtig. En tot Lore:
Vind jij ook niet?
Wraak is zoet, citeerde Lore. Ten
slotte is het een belediging voor ons
allemaal, wanneer een van ons als een
klein kind door Lo naar bed gestuurd
wordt.
Heel juist! zei Lydia, blij met Lore's
instemming. Hij heeft in Maria de hele
klas beledigd.
Alleen de klas? wond Frieda zich
op. Alle meisjes van achttien en negen
tien jaar.
Nog beter, knikte Lydia haar toe.
We zullen een mooie wraak op Lo uit
denken. Zij zette een commandotoon op:
Lore! Roep alle meisjes bij elkaar! Ze
moeten hier komen. Direct. De wraak
wordt uitgebroed.
Prachtig! riep Lore uit. Nachtelijke
samenzwering. Er wordt recht gespro
ken over Lo.
Enkele minuten later verdrongen de
veertien meisjes zich in het kleine ka
mertje. Er waren slechts twee stoelen,
maar zij bevolkten de randen van de
bedden en daar Lore bij haar uitnodi
ging, om bij Lydia en Frieda te komen,
heel geheimzinmg gedaan had en slechts
had laten doorschemeren, dat het over
Lo ging, heerste er een echte samen
zweerderssfeer. Ten slotte moest ook,
met het oog op diezelfde Lo en jijffrouw
SANAPIRIN keert pijn
en onbehaaglijk gevoel
Hunziger alles gefluisterd worden en
konden zij de hoofden niet dicht genoeg
bij elkaar steken.
Frieda vertelde waar het om ging en
dat eindelijk, midden in de schoolreis,
de lang verbeide wraak op Lo genomen
zou worden. De meisjes reageerden al
naar haar temperament en aard, doch
met uitzondering van Maria reageerden
zij allemaal positief. Want dat Lo een
poets gebakken moest worden, daar was
ieder het over eens.
De levendige Herma bijvoorbeeld
nep: Wij moeten hem daar treffen, waar
hij óns altijd getroffen heeft: in zijn
ijdelheid. Lo moet zo diep vernederd
worden, als hij ons in de wiskunde-uren
altijd vernederd heeft met zijn bloedige
ironie.
(Wordt vervolgd).