De herdenking er van is zinvol De Gemeentewet 100 jaar Kapitein Klakkebos gaat naar Amerika Parlementair Overzicht OPOFFERING Op 5 Juli was het 100 jaar geleden dat de Gemeentewet, of zoals de officiële ti tel luidt: „Wet, regelende de samenstel ling, inrichting en bevoegdheid der ge meentebesturen" in werking trad. Is dit een feit van zodanig gewicht, dat daaraan ook in ons blad bijzondere aandacht dient te worden gewijd? Of zijn er niet belangrijker dingen te ver melden? Wanneer in de plaatselijke ge meenschap dan al niet zulke schokkende gebeurtenissen plaats vinden, dan zijn er in ons land, of nog ruimer gezien in de wereld, toch wel dingen aan de hand, die ons meer bezig houden dan het simpele feit, dat een wet 100 jaar be staat. En toch zijn wij van oordeel, dat het zin heeft om een enkel ogenblik stil te staan, en ons de vraag te stellen, hoe zou de gemeente er uit zien, indien deze wet eens NIET was tot stand gekomen, zo als zij nu eenmaal luidt, en wij onder het régime van een anders luidende wet werden geregeerd? Want ook in onze gemeente wordt die honderd jaar op de wijze als in de Ge meentewet is aangegeven, bestuurd. Nog steeds in onze gemeente een zelf standige gemeente, en neemt het in ons Koninkrijk een eigen plaats in. Nog wordt onze gemeente niet vanuit een andere gemeente geregeerd. Nog blijft het zaak hiervoor ons in te spannen dat wij een eigen gemeenschap blijven vormen, en niet opgaan in het grotere gebied van de stadsgemeen schap of grote centralisatie waar de ei gen plaatselijke belangen uiteraard niet die aandacht kunnen hebben, die zij nu krijgen. Daarom alleen al, is een herdenking van het 100-jarig bestaan van de ge- J meentewet zinvol. Het is nog slechts enkele jaren geleden dat door de bezettende macht de Raad werd uitgeschakeld, en dat de Burge meester „uitoefende de taak van de Raad of van Burgemeester en Wethou ders" als het ware 'n dictatoriale macht uitoefende A Enige invloed van de burgerij op het bestuur der gemeente bestond niet meer en alleen degenen, die dit „dictator schap in hun hart nog zo gek niet vin den, kunnen rustig overgaan tot de orde van de dag. Maar al de anderen, die op de 5e Mei 1945 hebben meegeju cht dat Nederland weer vrij was, en dat wij onze vrijhe den weer teruggewonnen hadden, heb ben reden, ook op de 5e Juli zoal niet de vlag uit te steken, dan toch een ogenblik er aan te denken.dat wij onze voorouders dankbaar mogen zijn, dat zij in 1851 onder de bezielende leiding van de grote Staatsman Thorbecke, een wet tot stand hebben kunnen brengen, die reeds een eeuw lang de grondslagen van het gemeentebestuur aangeeft. Want dat is de grote verdienste van de Gemeen tewet, dat in deze grondslagen geduren de al die jaren geen noemenswaardige wijzigingen aangebracht behoefden te worden. Hoe immers was de toestand vóór 1851? Er was een sterk onderscheid tussen de steden en de dorpen. Deze werden naar verschillende regelen bestuurd en vele gemeenten werd vanuit de steden bestuurd. Aan dit recht van de steden kwam een eind, doordat na de omwenteling de Staatsregeling van 1798 dit afschafte. De gemeentebesturen werden „admini stratieve lichamen, ondergeschikt en verantwoordelijk aan het Uitvoerend Bewind". Een ver doorgevoerde centra lisatie sprak uit deze regeling waarbij de gemeenten elke zelfstandigheid werd onthouden. Bij de nieuwere regelingen van 1801 en 1805 kregen zij echter een grotere vrijheid, en kregen zij „de vrije beschik king over deszelfs huishoudelijke belan gen en bestuur." De constitutie voor het Koninkrijk Holland van 1806 ademde echter weer meer een geest van centralisatie, terwijl na de inlijving in 1810 het Franse stelsel van centralisatie met een indeling van het land in departementen, arrondisse menten, kantons en gemeenten (mariën) werd ingevoerd. Na het herstel van onafhankelijkheid werden in de Grondwet van 1814 de ge meenten als zelfstandige onderdelen van de Staat opgenomen, doch zelfstandig heid konden zij slechts bezitten, voorzo ver de Grondwet deze toekende. Men wilde bewust met terug naar de toestand van vóór 1795, doch aan de andere zijde een streng doorgevoerde centralisatie ook vermijden. Verschillende reglementen kwamen tot stand, doch die van 1824 en 1825, respectievelijk betrekking hebbende op het bestuur van de steden en op dat ten plattelande was nog het langste leven beschoren. In de dorpen hadd ?n de inwoners nog geen eigen kiesrecht. De leden van de Raad werden door de Staten der Pro vinciën benoemd, na het plaatselijk be stuur gehoord te hbben. Deze regeling gold dus óók onze ge meente. Centralisatie beheerste het plaatselij ke bestuur, zowel in de stad als op het platteland in sterke mate. Alles werd van boven af geregeld. Hiermede ging gepaard een geheime behandeling van de gemeentezaken, zodat de belangstelling van de burgerij niet bepaald werd aan gemoedigd. Openbaarheid van behande ling, was iets wat onze voorouders nog niet kenden. Was het te verwonderen, dat steeds meer stemmen opgingen van hen, die voelden, dat het de verkeerde kant op- door G. TH ROTMAN. (Nadruk verboden). 95. Steeds verstikkender werden de rookwolken. Een schroeiende hitte sloeg kapitein Klakkebos door de tralies heen in zijn gezicht. Hij hoorde het scheeps volk tieren en een goed heenkomen zoe ken in de sloepen, die daarop te water werden gelatenZou niemand aan hém denken7 Ja, toch.... daar kwam tante Ophelia half bewusteloos van de rook aanstrompelende kapitein van het schip had bij zijn vlucht geluk kig de sleutels laten hangen! 96 „Gauw, gauw!" gilde Ophelia, „de bemanning is weg. met al de boten!" Meteen viel de brave vrouw in zwijm. Kapitein Klakkebos nam haar in zijn ar men en klom één, twee, drie weer langs een der touwladders naar boven Daar boven in de mast waren ze ten minste voorlopig zo ver mogelijk van de brand af. Maar waar waren de twee jongens? ging, dat wilde men de gemeenten een eigen plaats in het geheel van het ko ninkrijk doen innemen, de koers radi caal moest worden gewijzigd. We herinneren ons nog uit onze ge schiedenisles het revolutiejaar 1848. Ook voor ons land had dit belangrijke gevol gen. De Grondwet verlangde een regeling van samenstelling, inrichting en be voegdheid der gemeentebesturen door de wet, in plaats van als tot dusver door de Koning alleen. Voortaan werd uitsluitend gesproken van „gemeenten", waardoor werd uitge sproken, dat alle eenheden volkomen ge lijkwaardig waren, en onderscheid tus sen steden en besturen ten plattelande kwam te vervallen. De Grondwet stelde aan het hoofd der gemeente de Raad. De leden van de Raad zouden door de ingezetenen geko zen worden en met meer door de Staten terwijl periodieke aftreding werd voor geschreven. Het systeem van „laat zit ten, wat zit" werd gelukkig op zij ge schoven. Er was mogelijkheid van nieuw bloed in de bestuurscolleges. Van grote betekenis was, dat de Raadsvergadering voortaan in de regel openbaar zouden zijn. De belangstelling van de bevolking voor wat er in de Raad besproken werd, werd hierdoor ten zeer ste bevorderd, terwijl de afgevaardig den wisten, dat de kiezers op hun hande lingen letten. De wet nu, die de Grondwet verlang de, werd „De Gemeentewet van 1851. En het is deze wet, die het een eeuw lang heeft uitgehouden, ondanks alle veranderingen, die in de afgelopen eeuw in het staatkundige, politieke en maat schappelijke leven hebben plaats gevon den. Ingrijpende wijzigingen zijn in deze wet niet nodig geweest. Zonder de struc tuur der wet te veranderen, kon zij steeds aan veranderde omstandigheden worden aangepast. Het is hiér niet de plaats om op de in houd der wet wat nader in te gaan, al zou het wel goed zijn, indien iedere kie zer daarvan iets wist, zodat men ook meer oog kreeg voor de plaats, die on derscheidenlijk de Raad, het college van Burgemeester en Wethouders en de Bur gemeester in het bestuursstelsel inne men en de taak, die zij te verrichten hebben. Hierom alleen al zou het van het ge meentebestuur van wijs beleid getuigen een jaarlijkse officiële bijeenkomst te houden voor alle jonge mannen en jon ge vrouwen die in lit jaar de kiesge rechtigde leeftijd hebben bereikt, om dat zich dan een ongezochte gelegen heid voordoet deze op de grote beteke nis hiervan kunnen wijzen. In zijn verdediging van het ontwerp- Gemeentewet op 13 Mei 1851 in de Tweede Kamer der Staten-Generaal zei Thorbecke over de plaats van de ge meente in ons staatsbestel het volgende: „De gemeente is in de eerste plaats on derdeel van de Staar, vervolgens een zelfstandig geheel, een zelfstandig li chaam in de Staat", woorden, die ook nu nog volkomen actueel zijn, wanneer een pleidooi voor de autonomie der ge meenten wordt gehouden. „Ik ben overtuigd", merkte Thorbecke in het begin van zijn rede op, „dat de herziene Grondwet geen gewichtiger on derwerp kent dan deze wet: ik ben over tuigd, dat er nauwelijks een groter wel daad aan de natie bewezen kan worden, dan door hetgeen de^e wet tracht te be reiken". Al zullen wij deze ietwat gezwollen taal nu niet meer gebruiken, toch is het waar, dat de tot standkoming van de gemeentewet een weldaad voor ons volk is geweest, en dat een eerbiedige herin nering aan hem, die daartoe de grote stoot heeft gegeven, zeker op zijn plaats is. Het is dan ook niet dwaas om hon derd jaar later, in 1951, ons hierop een ogenblik te bezinnen, en ons de vraag te stellen, hoe zou het zijn geweest, indien er in 1851 niet iemand was geweest, die met heldere blik vooruitzag welke taak de gemeenten hadden en de wettelijke re geling voorbereidde, die het vervullen hiervan mogelijk moest maken. Laten wij besluiten met de woorden van H. M. de Koningin uit haar toe spraak op 7 Juni te Utrecht tijdens het Congres van de Vereniging .van Neder landse Gemeenten: „Wij kunnen waarlijk dankbaar zijn, De Tweede Kamer is in een groot de bat gewikkeld. Dagenlang voert zij strijd met de meest besproken Nederlandse Minister, Prof. Lieftinck. Het kan in de politiek eigenaardig gaan. Verleden jaar behandelde de Kamer 6 wetsontwerpen om de belastingen te verlagen en nau welijks 12 maanden .ater zit zij te zwoe gen op zes ontwerpen om deze te ver hogen. De tijden zijn slechter geworden. De Koreaanse oorlog doet zich gevoe len in ons land. Dat wil niet zeggen, dat we er vóór de oorlog buitengewoon goed opstonden. Dat zeker niet, maar er werd een industrialisatie politiek ge voerd om op de lange duur de Neder lander aan het werk te kunnen houden. Nu moesten de investeringen weer be perkt worden, evenals de consumptie. Dit is nodig, want onze defensie-uitga- ven vergen veel geld Een deel van deze extra kosten wil de Minister van Finan ciën uit leningen halen, een ander deel uit belastingverhogingen. De voornaam ste voorstellen van de bewindsman zijn in acht punten onder te verdelen: een verhoging van de vennootschapsbelas ting, van de bedrijfswinsten, van de vermogensbelasting, van het successie recht, van de omzetbelasting, van de motorrijtuigenbelasting, terwijl even eens maatregelen werden genomen om het percentage van de vervroegde af schrijving op de jaarwinst te beperken en enige ongunstige bepalingen inzake de kinderaftrek bij de inkomstenbelas ting. Dat was dus niet mis en de Minis ter vertelde er bij, dat al deze verhogin gen f 225 millioen in de schatkist zullen brengen. Nu kan men begrijpen, dat der gelijke voorstellen niet zonder meer de hamer van Voorzitter Kortenhorst pas seren. Niet velen zuilen echter hebben verwacht, dat de critiek zo fel zou zijn. Zij kwam eigenlijk van alle fracties, van die der socialisten in het minst. Maar de andere grote Regeringspartij, de K.V.P., bij monde van dr. Lucas, trok onvervaard ten strijde, gesteund door de a.r„ c.h„ v.v.d. en s.g.p. De grote bezwaren. De grootste bezwaren waren gericht tegen de verhoging van de vermogens belasting, van de omzetbelasting, de be drijfswinsten en de kinderaftrek. Om met dit laatste te beginnen: dit was al leen een bezwaar van de k.v.p. Belang rijk, omdat deze fractie reeds eerder het loodje heeft moeten leggen toen het ging om de progressieve kinderbijslag. Het verwijt dat zij toen maakte, dat het regeringsprogram niet uitgevoerd wordt deed nu in veel sterkere mate opgeld. De grote gezinnen worden van deze maatregel de dupe. Dit is stellig waar, want alleen voor kinderen beneden de 16 jaar zal men nog maar automatisch aftrek kunnen krijgen. Voor kinderen van 16-25 jaar alleen als zij studerend zijn. Verder krijgt men aftrek van de inkomsten- en vermogensbelastingen voor alle gebrekkige kinderen beneden de 21 jaaf. De verwijdering van de k.v. p. met de andere fracties is op dit punt weer iets groter geworden. De heren v.d. Heuvel (a.r.), v. Dis (s.g. p.), Ritmeester (v.v.d.), Lucas (k.v.p.) en v.d. Wetering (c.h.) maakten bezwaren tegen de verhoging van de vermogens belasting. Zij stelden zich op het stand punt dat het vermogen een natuurlijk iets was. Daarvan moet men geen belas ting heffen. Dat kan alleen maar ge schieden uit de inkomsten. Het feit, dat men een kapitaal bezit, is geen grond om daarvan extra belasting te heffen, Dat maakt alle mensen op de duur ge lijk en dat is onnatuurlijk. De socialist Hofstra dacht daar heel anders over. Men moet het geld balen waar het zit, zo redeneerde hij. De kapitaalbezitters komen best aan hun trek. Zij moesten nu maar eens extra belast worden. De zelfde argumenten werden gebruikt te gen de verhoging van het successie recht. In wezen geldt dit ook voor de verhoogde belasting op de bedrijfswin sten. Daar waren vooral de heren v.d. dat de Gemeentewet reeds honderd jaar lang de mogelijkheid tot ontwikkeling van het eigen plaatselijk leven in zo ho ge mate heeft gestimuleerd door aan haar overheid een zo grote zelfstandig heid te geven. Zo wordt de democratie door het gehele volk gedragen, niet in kleurloze eenheid, maar in rijke harmo- Heuvel (a.r.), v.d. Wetering (c.h.) en Rit meester (v.v.d.) zeer op tegen. Wat is rechtsgrond? zo vroegen zij. Waarom moet een ondernemer extra betalen omdat hij ondernemer is? Waar om moet dus een bakker onder precies gelijke omstandigheden meer betalen dan een dokter, die geen bedrijf heeft? De heer Hofstra gaf daar een antwoord op: omdat de ondernemers geprofiteerd hebben van de goede tijden. In ieder geval meer dan zij die moeten leven van een vast inkomen. De bedoeling van Mi nister Lieftinck was om de bedrijfswin sten boven de f 8000 extra te belasten. De heer Lucas (k.v.p.), die ook wel be zwaren tegen dit voorstel had, wilde de ze grens verhogen tot f 12000. De heer v. d Heuvel was echter veel radicaler. Hij wilde liever voor iedereen, die meer dan f 8000 verdient, de belasting verhogen. Dat vond hij billijker dan alleen de on dernemer daarvoor te laten opdraaien. De wijziging van de omzetbelasting vond de grootste tegenstander in de heer v.d. Heuvel. De Minister wilde een „super de luxe" tarief instellen. Op ver schillende artikelen zal in plaats van 15 nu 30 pet. weeldebelasting worden gehe ven, terwijl de lijst van artikelen die be last zijn met 15 pet., uitgebreid zal wor den. Het percentage voor leveringen door grossiers aan de kleinhandel zal verhoogd worden van een half op één. De a.r. afgevaardigde begreep, dat de Minister op de een of andere wijze aan zijn geld moet komen. Maar deze metho de vond hij zeer onbillijk. De industrie- en, die zgn. weelde-artikelen fabrice ren, zullen door deze maatregel zwaar worden getroffen. Afgezien nog van het feit, dat verschillende artikelen, die op deze lijst voorkomen, helemaal geen weelde-artikelen zijn, zoals bv. scheer kwasten. Daarom wilde de heer v. d. Heuvel en hij vond hiervoor enkele medestanders het percentage van de omzetbelasting dat de fabrikant moet betalen, iets verhogen. Dat zou beteke nen, dat de last dan zou worden uitge smeerd over heel het volk Ook hier vond Minister Lieftinck weer een verde diger in de heer Hofstra (arb.) die van mening was, dat het arbeidersbudget dit onmogelijk kan dragen. Dure auto's. Tot slot de verhoging van de motorrij tuigenbelasting. Het is de bedoeling van de Minister om gedurende vijf jaar de belasting voor vrachtauto's, autobussen, taxi's en ambulance auto's met 30 pet. te verhogen, terwijl voor rijwielen met hulpmotor, motorrijwielen en driewie lers een verhoging van 40 pet. in over weging wordt gegeven. Het tarief voor personenauto's stijgt echter het meest en wel gemiddeld met 75 pet. Dat hangt af van de zwaarte van de wagen. Van de zijde der Kamer is het meeste bezwaar gemaakt tegen de extra belasting van het wegvervoer en de taxibedrijven, die dit nog maar moeilijk kunnen dragen. Wat de Kamer bereikt heeft, zullen we in een volgend artikel vertellen. Zij heeft haar best gedaan. Niet minder dan 43 amendementen lagen op de Minister te wachten. Sommige waren van zeer in grijpende aard. Men kon niet zonder meer tot een oplossing komen. Daarvoor was een overleg binnenskamers met de Minister nodig. Dit kwam eigenlijk doordat de meeste afgevaardigden be twijfelden of Minister Lieftinck het ge vraagde geld wel nodig had. Volgens hen was hij iets te vroeg met deze voor stellen gekomen. Het is nl. een feit, dat onze financiële positie weer iets beter wordt Nu willen de tegenstanders eerst eens even aankijken of deze toestand voortduurt. Zo ja, dan heeft de Minister minder geld nodig. Althans behoeven de voorstellen dan niet vijf jaar lang van kracht te zijn. De Minister bezwoer de Kamer echter geen cent te kunnen mis sen. Zou men een bepaalde post verla gen, dan moet een andere verhoogd worden. Wij beleven dus een debat in grote stijl, waarin de Kamer het sterkst staat. Dit bleek uit het feit, dat Minister Lieftinck een drietal nota's van wijzi gingen indiende, en wel op de omzetbe lasting, de vermogensbelasting en de in komstenbelasting. De Kamer trok er een hele dag voor uit om die wijzigingen te bestuderen. Er bleef echter verschil van mening bestaan, doch de Minister had nauwkeurig berekend op welke wijze hij voor de wetsontwerpen een meerder heid zou kunnen krijgen. (Nadruk verboden). FEUILLETON 30.) Ja, het is zo, zei Lore. Maria heeft daarop goede nacht gezegd, alsof zij naar bed ging de valserik! Maar ik had wel gedacht, dat dit maar een foef je was. Natuurlijk, knikte Lydia. En ik kan je ook vertellen, wie er voor het huis op haar wachtte: de beeldhouwer. Was Riet moeilijk te raden, zei Lo re geringschattend. Ja dan, natuurlijk de beeldhouwer. Die heeft 't verschrik kelijk van Maria te pakken. En zij van hem7 vroeg Frieda. Een ogenblik, kalmeerde Lore haar. Dat komt. Alles komt. Ik zie dus Maria van het terras verdwijnen en ik doe niets. Ofschoon mijn voeten jeukten om haar na te gaan, dat begrijpen jullie. Ik had mij niet kunnen bedwin gen, verzekerde Lydia. Maar ik wel, triomfeerde Lore Want ik stelde belang in iets heel an ders. Raad eens wat? Lo! -O ja, Lo! Frieda boog zich in span ning voorover. Wat zal Lo er van zeggen, vraag ik mij af. Want hij heeft waarschijnlijk eveneens bemerkt, dat Andrea Maria naar buiten riep. En ik, weet je, liet geen oog van Lo meer af. Lore lachte onder drukt. O, het was zo grappig! Lo zit te lezen in zijn dikke detectiveroman, die hij van Liese geleend heeft. Liese leest immers alleen maar boeken van min stens drie kilo. Hahaha. Maar aan Lo's gezicht merk ik, dat hij helemaal niet meer leest, begrijp je. En Hunziger vraagt hem iets en hij antwoordt niet eens. Dat gaat zo misschien een kwar tier lang. Plotseling legt hij het boek weg en staat op. Ha, denk ik, nu komt het hoogtepunt. En ik kijk naar Lo als een leeuwentemster naar haar leeu wen. Wat zal hij doen? Lore wachtte om dc spanning te laten stijgen en Lydia, die van nieuwsgierig heid bijna barstte, spoorde haar aan: Nou, wat heeft hij gedaan? Hij verlaat het terras. Ongezien zoals hij zich verbeeldt. Maar ik heb geen oog van hem afgelaten. En na eni ge tijd sluip ik hem na. Kolossaal! moest zelfs Frieda de moed en de vastberadenheid van Lore bewonderen. Maar Lydia, die zich niet zo goed kon beheersen als Frieda, drong aan: Verder! verder! Het is zo ongeloof lijk spannend! Buiten keek Lo zo een beetje om zich heen, vervolgde Lore haar verhaal. Jullie weet hoe hij dat doet wanneer hij wantrouwig is. Zij imiteerde hem zo voortreffelijk, dat Lydia en Frieda moesten lachen. Dan slaat hij de weg naar de laan in. En in die laan staat hij plotseling voor Maria en de beeldhou wer stel jullie je dat eens voor! en zegt: Wil je naar huis gaan? tegen Maria. Wat een brutaliteit! wond Frieda zich op. Wat gaat hem ons privé-leven aan? En Maria? vroeg Lydia in ademlo ze spanning. Maria maakte inderdaad rechtsom keert als een gehoorzame recruut en gaat het huis binnen. Och die Maria....! Frieda schudde wanhopig haar hoofd. Dat had hij eens tegen mij moeten zeggen! Je vergeet, wierp Lydia tegen, dat Maria ook op Lo een beetje verliefd is. Enfin, Maria gaat naar de albergo terug, zet Lore haar verhaal voort, en de beide heren der schepping staan nu tegenover elkaar. Ik achter een bosje, opdat ik er vooral geen woord van mis. O, het was verschrikkelijk opwindend! En let nu op: grote scène tussen Stauf- fer en Lo. Stauffer schreeuwt: Wat ver meet u zich, mijnheer? Lo vraagt bibbe rend: Pardon? En dan zegt Stauffer hem zijn mening. Heerlijk! verkneukelt Lyria zich, dat eindelijk eens iemand hem de waar heid zegt! Nou, je had het moeten horen! ging Lore weer door. Zij imiteerde achtereen Lorenz en Luigi. Ik ben de door de school aangestelde begeleider.... Och hemel, spreekt u toch niet zo zal vend. Ik ben u heel dankbaar, wan neer u als man tegen mij spreken wilt.... Ik weet, dat u eveneens verliefd op haar bent.En zo voort. En ten slotte? vroeg Lydia met in gehouden adem. Gingen zij onverzoend uiteen. Wij kunnen op onze reis nog op heel wat verdacht zijn! Lydia en Frieda zaten rechtop in haar bedden, geheel vervuld van de sensatie van deze avond. Beiden voelden zij met een huivering, dat dit eindelijk een heel andere liefdesaffaire was dan die tus sen de domme Verena en haar Hans, die elkander uit louter angst voor de ouders alleen maar uit de verte smachtend aan keken en met elkander telefoneerden en ook verder hun gehele zakgeld naar de post brachten. Hier stonden twee mannen in een strijd om een meisje te genover elkaar, twee werkelijke man nen, en er vlogen vonken af, echte von ken, en geen kinoerachtig Bengaals vuurwerk zoals bij Verena en Hans. En hoe de strijd tussen de beide mannen moest aflopen, was nog onzeker. Tot Lydia, als het resultaat van zwaar nadenken, plotseling uitriep: Er moet iets gebeuren! Wat moet er dan gebeuren? vroeg Frieda. Maria moet gewroken worden, be sliste Lydia bijna piechtig. En tot Lore: Vind jij ook niet? Wraak is zoet, citeerde Lore. Ten slotte is het een belediging voor ons allemaal, wanneer een van ons als een klein kind door Lo naar bed gestuurd wordt. Heel juist! zei Lydia, blij met Lore's instemming. Hij heeft in Maria de hele klas beledigd. Alleen de klas? wond Frieda zich op. Alle meisjes van achttien en negen tien jaar. Nog beter, knikte Lydia haar toe. We zullen een mooie wraak op Lo uit denken. Zij zette een commandotoon op: Lore! Roep alle meisjes bij elkaar! Ze moeten hier komen. Direct. De wraak wordt uitgebroed. Prachtig! riep Lore uit. Nachtelijke samenzwering. Er wordt recht gespro ken over Lo. Enkele minuten later verdrongen de veertien meisjes zich in het kleine ka mertje. Er waren slechts twee stoelen, maar zij bevolkten de randen van de bedden en daar Lore bij haar uitnodi ging, om bij Lydia en Frieda te komen, heel geheimzinmg gedaan had en slechts had laten doorschemeren, dat het over Lo ging, heerste er een echte samen zweerderssfeer. Ten slotte moest ook, met het oog op diezelfde Lo en jijffrouw SANAPIRIN keert pijn en onbehaaglijk gevoel Hunziger alles gefluisterd worden en konden zij de hoofden niet dicht genoeg bij elkaar steken. Frieda vertelde waar het om ging en dat eindelijk, midden in de schoolreis, de lang verbeide wraak op Lo genomen zou worden. De meisjes reageerden al naar haar temperament en aard, doch met uitzondering van Maria reageerden zij allemaal positief. Want dat Lo een poets gebakken moest worden, daar was ieder het over eens. De levendige Herma bijvoorbeeld nep: Wij moeten hem daar treffen, waar hij óns altijd getroffen heeft: in zijn ijdelheid. Lo moet zo diep vernederd worden, als hij ons in de wiskunde-uren altijd vernederd heeft met zijn bloedige ironie. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1951 | | pagina 4