r Verlies en Winst op het eiland Texel O.L. School Oosterend ging op reis V. Kapitein Klakkebos gaat naar Amerika OPOFFERING Met het vrolijke lied van „Oosterend dat is een stipje", vertrokken we Woensdag morgen de 6de Juni al om 7 uur. Een groepje Oosterenders wuifde ons met een vrolijk gebaar na. Het was schitte rend weer, dus we troffen het. We reden langs De Waal naar Den Burg en van daar naar Oudeschild. In ieder dorp, dat we tegenkwamen, moesten we het lied: „Oosterend dat is een stipje", zingen. Ik zelf vond dat wel een beetje opscheppe rig van meester Fielmich. We stapten de bus uit, of liever, we sprongen de bus uit en stapten op de boot. We kwa men op dek 2de klas toevallig de school van Oudeschild tegen. Ongeveer 10 mi nuten later vertrok de boot naar mijn geboorteplaats Den Helder. Op zee wa ren veel kotters en botters die vermoe delijk op weg naar huis waren. Op de boot zaten we achteraan, dus konden we dat allemaal mooi bekijken. Het was een machtig mooi gezicht om al die kleine bootjes vanuit de verte te zien aan ko men tuffen. Drie kwartier later stonden we op de kade van Den Helder. De chauffeurs gingen op een drafje naar de garage en haalden de bussen. We stapten in de mooie touringcar en daarom scholden de jongens en meisjes ons uit voor „Gort- buuken", dat waren natuurlijk de Ou deschilders weer, die ons uitscholden.. We reden langs de kust van Noordhol land en zagen daar verscheidene solda- tenkampen en rode vlaggen. Om half 12 waren we in Amsterdam. We stapten bij de St. Nicolaaskerk uit en wandelden naar een stel rondvaartbootjes. Meester kocht 25 kaartjes en we sprongen in een bootje dat ons geschikt leek. Twee minu ten later vertrokken we met nog twee Franse mensen. We gingen door grach ten en konden vandaar de echte Amster damse drukte eens cp ons gemak bekij ken. Toen we ongeveer onder 12 brug gen waren doorgevaren, zagen we het oude huis van de admiraal Maarten Har- pertzoon Tromp en het stadhuis. Daar na gingen we nog onder een paar grote bruggen door en toen waren we in de haven. Daar zagen we mooie grote sche pen, o.a. de Oranje en de Borneo. Het bootje draaide en ging onder een brugje door en meerde even later weer aan de juiste steiger. We stapten uit en liepen weer naar de St. Nicolaaskerk. Het ver wonderde mij dat er niet een motor of auto eens te veel vaart had en zo'n ver keersagent voor de vlakte reed. Alle mensen stopten als hij het teken gaf en er was niemand die toch nog door durf de te rijden. Alles gebeurt daar bijna zonder ongelukken. We stapten de bus weer in, reden de stad uit en sloegen de richting van Schiphol in. We troffen het want toen we daar aan kwamen land de daar juist een Dakota. Toen gingen we de Dakota van prins Bernhard eens van buiten bekijken, want we mochten er natuurlijk niet in. Dat de reis van de od. school te Oosterend goed geslaagd is kun nen wij wel concluderen uit het verslag, dat Theo Dijt (exclusief voor ons blad) heeft geschreven en hiernaast is afgedrukt. Nadat we daar alles hadden bekeken, gingen we naar een speeltuin in Anna's Hoeve. Daar hebben we heerlijk ge speeld, alleen vonden we het jammer, dat de boksauto'tjes, de zweef- en de draaimolen, net als de koffie, op de bon waren. Die bonnen kon je kopen voor 5 cent per stuk in een loketje dat ook in de speeltuin aanwezig was. Toen we uitgespeeld waren, zijn we naar de jeugdherberg gegaan. We moesten ons eerst wat opkalefate ren en toen gingen we eten. De sla smaakte best en de aardappelen al net zo. Na het eten mochten we in het bos je, dat achter de jeugdherberg lag, spe len. Daar hebben we heerlijk gespeeld van „tikkie", samen met de schoolkinde ren. Ze liepen me tweemaal voorbij, om dat ik me af en toe verschool achter een struikje. Om half tien moesten we naar kooi. Het waren twee bedden boven el kaar. Gerard Smit lag onder mij en die gaf een trap onder dat goedverende bed boven hem, zodat ik bijna mijn bed uit rolde. Om tien uur sliep iedereen, be halve ik. Ik sliep pas tegen half elf. 's Morgens om kwart voor zeven werd ik wakker en om 7 uur ging de bel ten teken dat we moesten opstaan. Om half 8 zaten we kant en klaar aan tafel. We aten zoveel mogelijk, omdat we niet wil den onderdoen voor de schoolkinderen van Oost-Voorne. Na het eten hadden we corvee. Een paar jongens en meisjes moesten bedden opmaken, anderen moesten de wasgelegenheid schoonma ken. Weer anderen moesten afwassen en de rest die nog geen v/erk hadden, moes ten aardappelen pitten. Ik was zo stom om me in m'n vingers te snijden en dat vond ik verre van leuk. Gelukkig bloed de het maar even. Wè waren nogal gauw klaar, want we werkten met ruim 35 man. Een uur later stapten we de bus in en sloegen de richting Soest in. In Soest heeft bijna ieder huis een naam en we genoten van de heerlijke natuur en ik dacht: „Ik wou dat ik hier woonde". We waren nogal gauw door dit dorp heen en sloegen de richting Soestdijk in. Ook daar heeft ieder huis een naam. Toen we een kleine 50 huizen voorbij door G. TH. ROTMAN. (Nadruk verboden). HOOG WATER TER REDE VAN TEXEL 18 Juli 8,37 en 9,01. 19 Juli 9,39 en 9,57. 20 Juli 10,36 en 10,47. Aan het strand is het ongeveer 1 uur eerder hoog water. 99. Achthonderd meter verder viel het stuk mast, waar de kapitein en zijn drie lotgenoten nog steeds aanhingen, met de punt omlaag in zee. Het was een reuze- duik, maar ze kwamen ongedeerd weer boven, waarna ze door 'n zeesleepboot kapitein, die juist voorbijkwam, opge pikt werden. Maar de grootste verras sing moest nog komen: kapitein Klakke bos herkende namelijk in de sleepboot kapitein alwéér 'n goeie kennis! 100. De begroeting was allerhartelijkst. De twee kapiteins sloegen elkaar op de schouders en schudden elkaar heen en weer. De sleepbootkapitein vertelde, dat hij op de thuisreis was uit Zuid-Ameri- ka, waarheen hij een droogdok gebracht had. Evenwel bij deze hartelijke ont moeting dacht kapitein Klakkebos op eens aan een andere ontmoeting: name lijk die met professor Knalgas! Die ar me man hadden ze zowaar helemaal ver geten! FEUILLETON 32. Frieda scheen deze beide argu menten in te zien en zei: Blijven er dus nog elf over. Dat is genoeg. Zij scheurde enige blaadjes uit haar zakboekje en verdeelde deze onder de elf overgebleven meisjes. Daar schrij ven jullie ieder je naam op. Nadat dit gebeurd was, haalde Frieda een gummi zakje te voorschijn, dat zij anders ge bruikte voor haar wasgerei, en deed daar de elf met namen beschreven briefjes in. Toen schudde zij het zakje, haalde diep adem en zei: Silentium! Het grote ogen blik is aangebroken. Platti als onpartij dige trekt. Ook Platti ademde diep, voor zij in het zakje greep. Maar toen trok zij er een briefje uit. Eerst durfde niemand te kijken. Maar de nieuwsgierige Margrit verdroeg de onzekerheid niet langer en keek over Platti's schouder. Lydia, Lydia Frossard, las zij her ademend voor. Met voldoening in haar stem zei Frie da: Een betere keus was niet mogelijk. Op Lydia kunnen wij ons verlaten. Wanneer wordt de brief geschre ven? vroeg Lydia. Morgenavond in alle rust, ant woordde Frieda. Voor we naar Locarno gaan. De meisjes stonden de een na de ander op. De stemming was geladen. Haar ge zichten stonden heel ernstig. Een ogen blik stonden zij nog besluiteloos in het kamertje, toen gingen zij heen. En het was inderdaad, alsof een troep samen zweerders na volbracht werk uiteenging De volgende dag had het gezelschap in Cademario middagrust gehouden en was toen met een postauto naar Novag- gio gereden. Van Novaggio ging het te voet naar Astano. De stemming was na de samenzwering van de vorige avond uitstekend en zelfs Lo werd door de meisjes in het gevoel, dat zij spoedig van haar wraak op hem zouden genieten, met een zekere vriendelijkheid behan deld. In ieder geval veel, veel aardiger dan anders. En het viel haar in het ge heel niet op, hoe blij dr. Lorenz over de ze wending van haar houding jegens hem was. Niet eens Liese Grossmann, de „psychologe", bemerkte het. Slechts Maria ontweek Lo; maar dat scheen hem, na wat er gistei avond gebeurd was, niet vreemd. Juffrouw Hunziger was bij Verena gaan lopen. Zij wandelde op de weg van Novaggio naar Astano een poosje zwij gend naast haar. Toen vroeg zij plotse ling: Wat is er met jou, Verena? Wat zou er met mij zijn? vroeg Ve rena schuw. Waarom ben je zo zuinig? Allemaal hebben ze in Cademario wat bij haar bo terham gekocht, een glas most, melk of limonade. Alleen jij koopt nooit iets. O, ik heb nooit dorst, verzekerde Verena snel. Waarom wil je me de waarheid niet zeggen? Juffrouw Hunziger hield haar onderzoekende blik op Verena ge- waren, zagen we het begin van de prachtige paleistuin. Daarna de poort, waar een schildwacht voor stond. De chauffeur liet de bus even langzaam rij den en toen konden we het paleis zien. Op het stoepje stond toevallig een lakei, daardoor konden we op ons gemak zien, hoe deftig zo'n man er uit zag. Hij had een zwarte broek en pandjesjas en een wit overhemd aan. Jammer genoeg wa ren we er weer zo gauw voorbij. Met een flinke vaart reden we naar Rhenen. Onderweg stopten we nog even bij de begraafplaats van de Nederlandse sol daten op de Grebbeberg. We hebben daar een paar onbekende graven ge vonden en ook het graf van de soldaat P. Kikkert, die in De Cocksdorp heeft gewoond, gezien. Om 12 uur waren we in Rhenen. We stapten uit en liepen naar het „Ouwehands Dierenpark". Meester kocht weer 25 kaartjes en ging ons voor naar de controle. Daarna za gen we papegaaien en stonden even la ter bij een ander groepje kinderen. Ton Boogaard trok, (zoals ie altijd doet) een rare snuit en zei: „wè, wè, wè", de papagaai had daar ook zin in en zei ook „wè, wè, wè wè". Daar moesten we hartelijk om lachen. De papegaai had daar blijkbaar ook zin in en begon zo luid mogelijk te krijsen. Na een tijdje vonden we, dat we maar weer verder moesten en toen kwamen we bij de leeu wen. Het waren er vier. Er was ook een oude bij en die had zulke lange manen, dat de Texelaars zouden zeggen, dat hij met de centen van de kapper in z'n zak liep. Daarna gingen we aan een paar ta fels even zitten eten en drinken. Toen we gegeten hadden, gingen we langs de wandelpijltjes en daardoor zagen we de volgende dieren: Apen en aapjes, al lerlei insecten, bisonstieren en -koeien, dwergbokken en -geiten, ezeltjes waar je voor een dubbeltje een rondje op mocht rijden, kamelen, kangeroes, kal koenen, ossen, een olifantje, dat zo hoog was dat als een man een kind op zijn schouders liet staan, het kind er dan net overheen kon kijken, ooievaars, ponny's, papegaaien, tijgers, vissen, wolven, ijs beren, zebra's, zwanen, wilde zwijnen, enz. enz. Toen we eindelijk alles beke ken hadden, stapten we weer in de bus en reden langs dezelfde route naar de jeugdherberg terug. Daar aangekomen, gingen we eten. De sla smaakte deze keer lang zo lekker niet als de vorige dag. Na het eten gingen we naar de ta felberg want we hadden geen corvée. Daar hebben we vlaggenroof gespeeld. Het stond gelijk spel toen we naar de jeugdherberg teruggingen. Toen we daar binnen waren, wasten we ons vlug, kleedden ons uit en kropen onder de wol. 's Morgens werden we, zover ik weet, allemaal door de bel gewekt. We sprongen vlug uit bed en gingen ons wassen en daarna bedden opmaken en toen naar de eetzaal om te helpen met het eten opdienen. Dat was gauw ge beurd en we konden dus gaan eten. De bruine suiker, de muisjes en de kaas smaakten best en het brood al net zo. Na het eten hadden we geen corvée, dus stapten we in de bus en reden in de richting Oud Valkeveen. Daar aangeko men stapten we de bus uit en liepen een speeltuin in. Daar hebben we een paar uur gespeeld met draaimolen, een rad van avontuur, een schommel, wippen, rolton, enz. Toen hoorden we het beken de fluitje en liepen naar de uitgang van de speeltuin. Daar stond meester al te wachten en we liepen naar een zoetwa- terbad. Ik vond het daar maar erg zwaar zwemmen en er waren er meer die daar van wisten mee te piaten. Trouwens, ik ik ben als de dood van zoet water, ten minste, met zwemmen, want ik ben er een keer bijna in verdronken. Daarna gingen we door Amsterdam en Alkmaar naar Den Helder en met de boot van half 8 naar Texel. Om kwart voor negen waren we weer Thuus. THEO DIJT. Let op de Letteractie voor Texels Fanfarecorps. Eiland Texel, Juni - Texel, eerste en grootste van de Waddeneilanden is va- cantie-oord voor duizenden, aldus „De Gelderlander". Dank zij de spreiding is het zo, dat de eerste gasten al weer weg zijn. Zij werden uitgeleid door honder den meeuwen, die van de broedplaatsen waren gekomen om de Texelse boot tot aan het Marsdiep te omfladderen. Maar vacantiegangers blijven slechts korte tijd op dit eiland. Zij weten er niet veel méér van, dan dat dit oord een rijke na tuur bezit, dat de beroemde schapen aan Texel een volkslied op de wijze van „Bèè-bèè" hebben geschonken en dat het duinvermaak zo levendig is, als aan de zuidelijker gelegen kuststroken. Texel eiland van 18,355 ha. en waar en kele maanden geleden de tienduizend ste werd geboren, betekent veel meer. Het heeft zijn eigen karakter. Texels ze ven dorpen hebben hun eigen geschiede nis, waarin de totale bevolking deelt. De namen „Heisdeur" en „Razende Bol" geven duidelijk aan, dat het kan spannen in de zee-engten tussen Texel en de kop van N.-Holland. Geen wonder dus dat het zuidelijkste deel van het eiland „Onrust" werd gedoopt. Het had steeds de elementen van het water te trotseren; maar toen de be volking in 1941 op een kwade morgen wakker werd, bleek een voorjaarsstorm het kleine complex duinen te hebben weggeslagen. „Onrust" was verdwenen. En thans is elke storm» raak in het duingebied aan het Eijerlandse gat, ten noordwesten van de vuurtoren bij De Cocksdorp. Telkens verdwijnt een strook van een paar meter land in zee. Daar is niets meer aan te doen, want de stroom is hier zeer sterk, sterker dan de goudstroom, die nodig zou zijn om verdere afbrokkeling te keren. Verlies en winst. Maar men is vindingrijk op Texel. Wat men aan de kop kwijt laakt, tracht men in het zuiden, bij de bekende broedplaats „De Geul", te veroveren. Hier vormt men nl. nieuwe polders en hoopt men, dat een nieuwe vegetatie zal ontstaan. Trouwens dit gebied is er toch al een van grote schoonheid. Heeft men in de Zuiderzeepolders land ge wonnen na vermetele strijd, waarbij de moderne techniek een grote rol speelde, op Texel bereikt men eenzelfde effect, enkel en alleen door het plaatsen van rietschermen. Het werk zelf wordt ver richt door de natuur. Bij felle zuid-wes ten winden wordt het duinzand over de hors, een kilometers lange zandplaat, tegen die rietschermen gejaagd, waar door een flinke zanddijk ontstaat. Door helmbeplanting wordt het zand vastge legd. In de poldertjes, die hier zijn ont staan, kwam in de afgelopen maanden met haar grote regenval een behoorlij ke hoeveelheid zuiver zoet water te staan, hetgeen van groot belang is voor de vegetatie. Texel als natuurmonument. Wat die vegetatie betekent, kan men zien op de Texel-film, die door Herman van der Horst is gemaakt en waarin hulde wordt gebracht aan dr. Jac. P. Thijssen, ontdekker van de schoonheden op dit eiland. Maar deze film, die in het kleine bioscoopje van Den Burg zoveel publiek trekt, laat cok genieten van het vogelleven. Wie al dit moois met eigen ogen wil gaan zien, kan gebruik maken van een „Jan Plezier", dat is een platte wagen met in de lengte twee grote tuin banken, die ruggelings zijn geplaatst, het geheel op autowielen en bespannen met twee Ardenner-paarden. Met dit voertuig kan men doordringen tot de historische bossen en hoge duinenreeksen. De schapen van Texel, over gans de wereld bekend, maken een goede prijs op dit ogenblik. Men betaalt grif f 60. voor een lam. Nog geen 20 jaar geleden moest de fok ker vaak tevreden zijn met f 2,75. Hoe zeer de bevolking met de schapenteelt is verbonden, blijkt o.a. op een tegel tableau in de katholieke kerk van Ou deschild laag achter de zeedijk, waarop 't evangelisch verhaal van de Goede Her der staat verbeeld en ook de wonder bare visvangst, als herinnering aan het vissersbedrijf, dat op Texel vanouds wordt uitgeoefend. Het stoomschip „Dokter Wagemaker" dat ons naar het vasteland terug bracht en dat een ca paciteit heeft van duizend passagiers, vervoerde ook nog een lading vis, zo juist buiten de haven gevangen. Aan de rede van Oudeschild liggen nog slechts de laatste bottertjes, waar mee ook uitstapjes met toeristen wor den gemaakt op de Waddenzee. Maar men heeft ons gezegd, dat die botters het spoedig zullen moeten afleggen te gen motor-kotters. Dat is de moderne tijd, zoals de moderne tijd ook emigra tie op het eiland heeft teweeg gebracht Toch is het vertrek van de oude bur gerij naar andere werelddelen niet iets nieuws. Bittere armoede op Texel noop te reeds 50 jaar geleden menigeen, naar Amerika te verhuizen. Wie er heen gin gen, onderhouden nog steeds relaties met het jongere geslacht. Nationale kleding in de kamfer. Dat jonge geslacht heeft intussen niet veel meer op met de nationale dracht van voorouders. Er zijn nog slechts zes vrouwen op het hele eiland, die de be roemde kap dragen en de schilderachti ge kledij komt slechts bij gelegenheden uit de kamfer. Met name is dat op 12 December, als „Ouwe Sunderklaas" (niet? te verwarren met onze Goed-heiligman) wordt gevierd. Dan ziet men de drach: van het eiland, even in ere hersteld, zcj goed passend bij de oude geveltjes en de ganse sfeer van het eiland. Terwijl in Den Burg de historische kerk uit haar verwoesting wordt her steld, is men vooral in de badplaats De Koog druk bezig met nieuwbouw, voor al ten behoeve van meer hotel- en pen- siongelegenheid. Als men daarbij be denkt, dat al de nodige bouwmaterialen evenals trouwens de voorraden, die men in de vele winkels tegen niet-verhoogde prijzen kan kopen, van het vasteland moeten komen, kan men zo ongeveer nagaan, welk een druk beweeg de enige haven van het eiland oplevert. Wie Texel bezoekt, zal meestal over Den Helder terug moeten. Hoewel op het eiland natuurlijk geen trein is te be kennen, liggen in de winkel van VVV nochtans de spoorboekjes hoog opgetast en kan men er bij voorbaat zijn trein kaartje kopen. WV geeft bovendien een tijdschrift' uit over Texel „Het Vogelparadijs". En wie met kennersblik de Texelse Courant, leest, die reeds haar 64ste jaargang be leeft, met een behoorlijke oplage, tot ver buiten het eiland, zal moeten toe geven, dat men er geen pieuwtje onge bruikt laat. Vogelwachters zijn ook gidsen. Het is ons opgevaLlen, dat men op Texel de overheden de eer geeft, die hun toekomt. Men kan bv. op de dienst regeling op de boot en op de kaartjes van de autobusdienst lezen, dat de ver- voersvoorwaarden zijn gedeponeerd ter griffie van de Amsterdamse rechtbank en dat verschillende terreinen zijn be schermd zowel door Staatsbosbeheer als de Vereniging tot behoud van Natuur monumenten. Op die terreinen bloeien duizenden schone bloemen onbelemmerd en kun nen tienduizenden vogels ongestoord nestelen en broeden. De vogelwachter die alle terreinen k.jnt, wijst het nestje van een graspieper aan, of het fazan tennest, waaruit de vogel snel weg vluchtte toen wij aankwamen. Daar zijn ook de nesten van reigers en lepelaars van leeuwenken en torenvalken, ook van de asgrauwe kiekendieven en ck imposante lepelaar, die in Europa zeldzaam is. Elders huppelen duizenden lammetje rond de wollige moeders. In volle prach' spreiden in dit jaargetijde de orchidee- en een tapijt van kleuren. Weer ergeru anders, in de uitgestrekte poldergebie den, zagen we de boer aan het werk, 11 het vooruitzicht van de hulp van jonge lui der middelbare scholen uit verschil lende plaatsen van Noordholland, eer hulp, die ook in de komende vacantu prettige afwisseling en een weikon weekgeldje zal opleveren. Op de wiebelende ïug van de Texel stroom zijn we weggekomen van di mooie eiland, waar de natuur van he volk geen dromers neeft gemaakt, maai mensen met zin voor realiteit. Hetgeer ook de vacantieganger van straks we zal merken. richt. Ikik zeg toch de waarheid werd Verena steeds onzekerder. Neen, dat doe je beslist niet. Ik neem namelijk aan, dat je ouders je van voldoende zakgeld voor de reis voorzien hebben. Je spaarzaamheid moet dus een andere reden hebben. Toen Ve rena nog steeds niets antwoordde, zei juffrouw Hunziger en haar stem klonk plotseling heel anders dan ge woonlijk, bijna zacht en teer: Je kunt eerlijk tegen mij zijn, Ve rena. Ik heb voor alles menselijk be grip. Ookook al denken ze dat niet van me. Toen vulden Verena's ogen zich plot seling met tranen. Ik houd zo verschrikkelijk veel van hem! stamelde ze. Zozover schrikkelijk veel! Aha! Juffrouw Hunziger knikte, maar in haar ogen siond verwijt noch verbazing. Integendeel, zij scheen zo'n ♦bekentenis verwacht te hebben. De lief de dus.... Dat verklaart veel. Alleen zie ik niet recht in, waarom je in het stadium van de liefde geen limonade mag kopen. Ik zou daar graag een ver klaring voor willen hebben. Verena nam juffrouw Hunziger met een twijfelende blik op. Ik weet wel, dat je niet al te veel vertrouwen in mij hebt. Maar misschien wil je eens nadenken over het verschil dat er is tussen het bijbrengen van de Engelse taal aan tegenstribbelende meis jes of met haar op een schoolreis zijn in Tessino. Maar Verena kon slechts weer onder tranen fluisteren: Ik houd zoveel van hem Juffrouw Hunziger zag in, dat zij meer gedetailleerde vragen moest stellen. Hoe heet hij dan? vroeg zij heel be hoedzaam. En Verena antwoordde inderdaad aarzelend, nadat zij juffrouw Hunziger nog eens met een onzekere blik opgeno men had: Hans.Hans Siegrist. Hm. Juffrouw Flunziger aanvaard de het noemen van die naam als een ge schenk. Het deed haar kennelijk goed, zich langzamerhand het vertrouwen van een leerlinge te kunnen verwerven. Toen zei ze, en het was, alsof niet meer die oude lerares sprak, die in voortdu rende strijd tegen schoolmeisjes fossiel geworden was: Weten je ouders er van? Het antwoord kostte Verena moeite: Zij weten er wel iets van, maar zij zijn het er niet mee eens. Waarom niet? Omdat zij zeggen, dat het te vroeg is.En dat Hans eerst iets moet wor denEn ik ookEn zo lang mo gen wij elkander niet ontmoeten Wat doet hij dan, je Hans? Hij studeert. Philosophie. Hoofd vak philosophie. Arabische talen Maar hij studeert natuurlijk niet. U moet dat begrijpen, juffrouw Hunziger. Wanneer je ongelukkig liefhebt, heb je lak aan Arabische taten. Ja, dat begrijp ik. 's Morgens stond Hans altijd voor het lyceum, omdat hij mij tenminste in de pauzes wilde zien. Daar moest hij na tuurlijk alle colleges voor laten lopen. En de rest van de dag zat hij in een lunchroom om mij te kunnen opbellen omdat hij thuis geen telefoon heeft. Er daartussen moest hij steeds brievei aan mij schrijven of brieven van mij le zen. Wanneer had hij dan tijd voor Ara bische talen? Heel ernstig antwoordde juffrouw Hunziger: Neen, daar is werkelijk nie veel tijd meer voor over. En na enige tijd vroeg zij toen: Maar ik weet noj steeds niet, wat dat niet je geldverlegen heid te maken heeft! Verena sprak nu volkomen openhar tig- Heel eenvoudig. Omdat ik al mijr geld vertelefoneer en verschrijf. Ook te legrammen kosten erg veel. En ik eet liever niet, dan dat ik Hans twee uuj zonder bericht van mij laat. Veren» huilde nu niet meer, integendeel, he scheen dat deze gelegenheid om zich ui te spreken haar opgewekter en lichte maakte. En met haar nieuw-ontdekt vertrouwen in de lerares zei zij plotse ling: Ik wilde zelfs vragen, of ik morge al naar huis zou mogen. Morgen al? schrök juffrouw Hun ziger. Kun je dan die vijf dagen nie meer afwachten? Verena liet haar lioofd zakken. O, dat zou wel gaan. Want in d stad kan ik toch ook alleen maar me hem telefoneren. Maar weet u, mijn gel is op. Het was allemaal al van te vore ingedeeld. (Wordt vervolgd/

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1951 | | pagina 4