r
Verlies en Winst op het eiland Texel
O.L. School Oosterend
ging op reis
V.
Kapitein Klakkebos gaat naar Amerika
OPOFFERING
Met het vrolijke lied van „Oosterend dat
is een stipje", vertrokken we Woensdag
morgen de 6de Juni al om 7 uur. Een
groepje Oosterenders wuifde ons met
een vrolijk gebaar na. Het was schitte
rend weer, dus we troffen het. We reden
langs De Waal naar Den Burg en van
daar naar Oudeschild. In ieder dorp, dat
we tegenkwamen, moesten we het lied:
„Oosterend dat is een stipje", zingen. Ik
zelf vond dat wel een beetje opscheppe
rig van meester Fielmich. We stapten
de bus uit, of liever, we sprongen de
bus uit en stapten op de boot. We kwa
men op dek 2de klas toevallig de school
van Oudeschild tegen. Ongeveer 10 mi
nuten later vertrok de boot naar mijn
geboorteplaats Den Helder. Op zee wa
ren veel kotters en botters die vermoe
delijk op weg naar huis waren. Op de
boot zaten we achteraan, dus konden we
dat allemaal mooi bekijken. Het was een
machtig mooi gezicht om al die kleine
bootjes vanuit de verte te zien aan ko
men tuffen.
Drie kwartier later stonden we op de
kade van Den Helder. De chauffeurs
gingen op een drafje naar de garage en
haalden de bussen. We stapten in de
mooie touringcar en daarom scholden de
jongens en meisjes ons uit voor „Gort-
buuken", dat waren natuurlijk de Ou
deschilders weer, die ons uitscholden..
We reden langs de kust van Noordhol
land en zagen daar verscheidene solda-
tenkampen en rode vlaggen. Om half 12
waren we in Amsterdam. We stapten bij
de St. Nicolaaskerk uit en wandelden
naar een stel rondvaartbootjes. Meester
kocht 25 kaartjes en we sprongen in een
bootje dat ons geschikt leek. Twee minu
ten later vertrokken we met nog twee
Franse mensen. We gingen door grach
ten en konden vandaar de echte Amster
damse drukte eens cp ons gemak bekij
ken. Toen we ongeveer onder 12 brug
gen waren doorgevaren, zagen we het
oude huis van de admiraal Maarten Har-
pertzoon Tromp en het stadhuis. Daar
na gingen we nog onder een paar grote
bruggen door en toen waren we in de
haven. Daar zagen we mooie grote sche
pen, o.a. de Oranje en de Borneo. Het
bootje draaide en ging onder een brugje
door en meerde even later weer aan de
juiste steiger. We stapten uit en liepen
weer naar de St. Nicolaaskerk. Het ver
wonderde mij dat er niet een motor of
auto eens te veel vaart had en zo'n ver
keersagent voor de vlakte reed. Alle
mensen stopten als hij het teken gaf en
er was niemand die toch nog door durf
de te rijden. Alles gebeurt daar bijna
zonder ongelukken. We stapten de bus
weer in, reden de stad uit en sloegen de
richting van Schiphol in. We troffen het
want toen we daar aan kwamen land
de daar juist een Dakota. Toen gingen
we de Dakota van prins Bernhard eens
van buiten bekijken, want we mochten
er natuurlijk niet in.
Dat de reis van de od. school te
Oosterend goed geslaagd is kun
nen wij wel concluderen uit het
verslag, dat Theo Dijt (exclusief
voor ons blad) heeft geschreven
en hiernaast is afgedrukt.
Nadat we daar alles hadden bekeken,
gingen we naar een speeltuin in Anna's
Hoeve. Daar hebben we heerlijk ge
speeld, alleen vonden we het jammer,
dat de boksauto'tjes, de zweef- en de
draaimolen, net als de koffie, op de bon
waren. Die bonnen kon je kopen voor 5
cent per stuk in een loketje dat ook in
de speeltuin aanwezig was.
Toen we uitgespeeld waren, zijn we
naar de jeugdherberg gegaan.
We moesten ons eerst wat opkalefate
ren en toen gingen we eten. De sla
smaakte best en de aardappelen al net
zo. Na het eten mochten we in het bos
je, dat achter de jeugdherberg lag, spe
len. Daar hebben we heerlijk gespeeld
van „tikkie", samen met de schoolkinde
ren. Ze liepen me tweemaal voorbij, om
dat ik me af en toe verschool achter een
struikje. Om half tien moesten we naar
kooi. Het waren twee bedden boven el
kaar. Gerard Smit lag onder mij en die
gaf een trap onder dat goedverende bed
boven hem, zodat ik bijna mijn bed uit
rolde. Om tien uur sliep iedereen, be
halve ik. Ik sliep pas tegen half elf.
's Morgens om kwart voor zeven werd
ik wakker en om 7 uur ging de bel ten
teken dat we moesten opstaan. Om half
8 zaten we kant en klaar aan tafel. We
aten zoveel mogelijk, omdat we niet wil
den onderdoen voor de schoolkinderen
van Oost-Voorne. Na het eten hadden
we corvee. Een paar jongens en meisjes
moesten bedden opmaken, anderen
moesten de wasgelegenheid schoonma
ken. Weer anderen moesten afwassen en
de rest die nog geen v/erk hadden, moes
ten aardappelen pitten. Ik was zo stom
om me in m'n vingers te snijden en dat
vond ik verre van leuk. Gelukkig bloed
de het maar even. Wè waren nogal
gauw klaar, want we werkten met ruim
35 man.
Een uur later stapten we de bus in en
sloegen de richting Soest in. In Soest
heeft bijna ieder huis een naam en we
genoten van de heerlijke natuur en ik
dacht: „Ik wou dat ik hier woonde".
We waren nogal gauw door dit dorp
heen en sloegen de richting Soestdijk in.
Ook daar heeft ieder huis een naam.
Toen we een kleine 50 huizen voorbij
door G. TH. ROTMAN.
(Nadruk verboden).
HOOG WATER TER REDE VAN TEXEL
18 Juli 8,37 en 9,01. 19 Juli 9,39 en
9,57. 20 Juli 10,36 en 10,47.
Aan het strand is het ongeveer 1 uur
eerder hoog water.
99. Achthonderd meter verder viel het
stuk mast, waar de kapitein en zijn drie
lotgenoten nog steeds aanhingen, met de
punt omlaag in zee. Het was een reuze-
duik, maar ze kwamen ongedeerd weer
boven, waarna ze door 'n zeesleepboot
kapitein, die juist voorbijkwam, opge
pikt werden. Maar de grootste verras
sing moest nog komen: kapitein Klakke
bos herkende namelijk in de sleepboot
kapitein alwéér 'n goeie kennis!
100. De begroeting was allerhartelijkst.
De twee kapiteins sloegen elkaar op de
schouders en schudden elkaar heen en
weer. De sleepbootkapitein vertelde, dat
hij op de thuisreis was uit Zuid-Ameri-
ka, waarheen hij een droogdok gebracht
had. Evenwel bij deze hartelijke ont
moeting dacht kapitein Klakkebos op
eens aan een andere ontmoeting: name
lijk die met professor Knalgas! Die ar
me man hadden ze zowaar helemaal ver
geten!
FEUILLETON
32. Frieda scheen deze beide argu
menten in te zien en zei:
Blijven er dus nog elf over. Dat is
genoeg. Zij scheurde enige blaadjes uit
haar zakboekje en verdeelde deze onder
de elf overgebleven meisjes. Daar schrij
ven jullie ieder je naam op. Nadat dit
gebeurd was, haalde Frieda een gummi
zakje te voorschijn, dat zij anders ge
bruikte voor haar wasgerei, en deed daar
de elf met namen beschreven briefjes in.
Toen schudde zij het zakje, haalde diep
adem en zei: Silentium! Het grote ogen
blik is aangebroken. Platti als onpartij
dige trekt.
Ook Platti ademde diep, voor zij in
het zakje greep. Maar toen trok zij er
een briefje uit.
Eerst durfde niemand te kijken. Maar
de nieuwsgierige Margrit verdroeg de
onzekerheid niet langer en keek over
Platti's schouder.
Lydia, Lydia Frossard, las zij her
ademend voor.
Met voldoening in haar stem zei Frie
da: Een betere keus was niet mogelijk.
Op Lydia kunnen wij ons verlaten.
Wanneer wordt de brief geschre
ven? vroeg Lydia.
Morgenavond in alle rust, ant
woordde Frieda. Voor we naar Locarno
gaan.
De meisjes stonden de een na de ander
op. De stemming was geladen. Haar ge
zichten stonden heel ernstig. Een ogen
blik stonden zij nog besluiteloos in het
kamertje, toen gingen zij heen. En het
was inderdaad, alsof een troep samen
zweerders na volbracht werk uiteenging
De volgende dag had het gezelschap
in Cademario middagrust gehouden en
was toen met een postauto naar Novag-
gio gereden. Van Novaggio ging het te
voet naar Astano. De stemming was na
de samenzwering van de vorige avond
uitstekend en zelfs Lo werd door de
meisjes in het gevoel, dat zij spoedig van
haar wraak op hem zouden genieten,
met een zekere vriendelijkheid behan
deld. In ieder geval veel, veel aardiger
dan anders. En het viel haar in het ge
heel niet op, hoe blij dr. Lorenz over de
ze wending van haar houding jegens
hem was. Niet eens Liese Grossmann,
de „psychologe", bemerkte het. Slechts
Maria ontweek Lo; maar dat scheen
hem, na wat er gistei avond gebeurd was,
niet vreemd.
Juffrouw Hunziger was bij Verena
gaan lopen. Zij wandelde op de weg van
Novaggio naar Astano een poosje zwij
gend naast haar. Toen vroeg zij plotse
ling: Wat is er met jou, Verena?
Wat zou er met mij zijn? vroeg Ve
rena schuw.
Waarom ben je zo zuinig? Allemaal
hebben ze in Cademario wat bij haar bo
terham gekocht, een glas most, melk of
limonade. Alleen jij koopt nooit iets.
O, ik heb nooit dorst, verzekerde
Verena snel.
Waarom wil je me de waarheid
niet zeggen? Juffrouw Hunziger hield
haar onderzoekende blik op Verena ge-
waren, zagen we het begin van de
prachtige paleistuin. Daarna de poort,
waar een schildwacht voor stond. De
chauffeur liet de bus even langzaam rij
den en toen konden we het paleis zien.
Op het stoepje stond toevallig een lakei,
daardoor konden we op ons gemak zien,
hoe deftig zo'n man er uit zag. Hij had
een zwarte broek en pandjesjas en een
wit overhemd aan. Jammer genoeg wa
ren we er weer zo gauw voorbij. Met
een flinke vaart reden we naar Rhenen.
Onderweg stopten we nog even bij de
begraafplaats van de Nederlandse sol
daten op de Grebbeberg. We hebben
daar een paar onbekende graven ge
vonden en ook het graf van de soldaat
P. Kikkert, die in De Cocksdorp heeft
gewoond, gezien. Om 12 uur waren we
in Rhenen. We stapten uit en liepen
naar het „Ouwehands Dierenpark".
Meester kocht weer 25 kaartjes en ging
ons voor naar de controle. Daarna za
gen we papegaaien en stonden even la
ter bij een ander groepje kinderen. Ton
Boogaard trok, (zoals ie altijd doet)
een rare snuit en zei: „wè, wè, wè", de
papagaai had daar ook zin in en zei ook
„wè, wè, wè wè". Daar moesten we
hartelijk om lachen. De papegaai had
daar blijkbaar ook zin in en begon zo
luid mogelijk te krijsen. Na een tijdje
vonden we, dat we maar weer verder
moesten en toen kwamen we bij de leeu
wen. Het waren er vier. Er was ook een
oude bij en die had zulke lange manen,
dat de Texelaars zouden zeggen, dat hij
met de centen van de kapper in z'n zak
liep. Daarna gingen we aan een paar ta
fels even zitten eten en drinken. Toen
we gegeten hadden, gingen we langs de
wandelpijltjes en daardoor zagen we de
volgende dieren: Apen en aapjes, al
lerlei insecten, bisonstieren en -koeien,
dwergbokken en -geiten, ezeltjes waar
je voor een dubbeltje een rondje op
mocht rijden, kamelen, kangeroes, kal
koenen, ossen, een olifantje, dat zo hoog
was dat als een man een kind op zijn
schouders liet staan, het kind er dan net
overheen kon kijken, ooievaars, ponny's,
papegaaien, tijgers, vissen, wolven, ijs
beren, zebra's, zwanen, wilde zwijnen,
enz. enz. Toen we eindelijk alles beke
ken hadden, stapten we weer in de bus
en reden langs dezelfde route naar de
jeugdherberg terug. Daar aangekomen,
gingen we eten. De sla smaakte deze
keer lang zo lekker niet als de vorige
dag. Na het eten gingen we naar de ta
felberg want we hadden geen corvée.
Daar hebben we vlaggenroof gespeeld.
Het stond gelijk spel toen we naar de
jeugdherberg teruggingen. Toen we daar
binnen waren, wasten we ons vlug,
kleedden ons uit en kropen onder de
wol. 's Morgens werden we, zover ik
weet, allemaal door de bel gewekt. We
sprongen vlug uit bed en gingen ons
wassen en daarna bedden opmaken en
toen naar de eetzaal om te helpen met
het eten opdienen. Dat was gauw ge
beurd en we konden dus gaan eten. De
bruine suiker, de muisjes en de kaas
smaakten best en het brood al net zo.
Na het eten hadden we geen corvée,
dus stapten we in de bus en reden in de
richting Oud Valkeveen. Daar aangeko
men stapten we de bus uit en liepen een
speeltuin in. Daar hebben we een paar
uur gespeeld met draaimolen, een rad
van avontuur, een schommel, wippen,
rolton, enz. Toen hoorden we het beken
de fluitje en liepen naar de uitgang van
de speeltuin. Daar stond meester al te
wachten en we liepen naar een zoetwa-
terbad. Ik vond het daar maar erg zwaar
zwemmen en er waren er meer die daar
van wisten mee te piaten. Trouwens, ik
ik ben als de dood van zoet water, ten
minste, met zwemmen, want ik ben er
een keer bijna in verdronken.
Daarna gingen we door Amsterdam
en Alkmaar naar Den Helder en met de
boot van half 8 naar Texel. Om kwart
voor negen waren we weer Thuus.
THEO DIJT.
Let op de Letteractie voor
Texels Fanfarecorps.
Eiland Texel, Juni - Texel, eerste en
grootste van de Waddeneilanden is va-
cantie-oord voor duizenden, aldus „De
Gelderlander". Dank zij de spreiding is
het zo, dat de eerste gasten al weer weg
zijn. Zij werden uitgeleid door honder
den meeuwen, die van de broedplaatsen
waren gekomen om de Texelse boot tot
aan het Marsdiep te omfladderen. Maar
vacantiegangers blijven slechts korte
tijd op dit eiland. Zij weten er niet veel
méér van, dan dat dit oord een rijke na
tuur bezit, dat de beroemde schapen
aan Texel een volkslied op de wijze van
„Bèè-bèè" hebben geschonken en dat
het duinvermaak zo levendig is, als aan
de zuidelijker gelegen kuststroken.
Texel eiland van 18,355 ha. en waar en
kele maanden geleden de tienduizend
ste werd geboren, betekent veel meer.
Het heeft zijn eigen karakter. Texels ze
ven dorpen hebben hun eigen geschiede
nis, waarin de totale bevolking deelt.
De namen „Heisdeur" en „Razende
Bol" geven duidelijk aan, dat het kan
spannen in de zee-engten tussen Texel
en de kop van N.-Holland. Geen wonder
dus dat het zuidelijkste deel van het
eiland „Onrust" werd gedoopt.
Het had steeds de elementen van het
water te trotseren; maar toen de be
volking in 1941 op een kwade morgen
wakker werd, bleek een voorjaarsstorm
het kleine complex duinen te hebben
weggeslagen. „Onrust" was verdwenen.
En thans is elke storm» raak in het
duingebied aan het Eijerlandse gat, ten
noordwesten van de vuurtoren bij De
Cocksdorp. Telkens verdwijnt een strook
van een paar meter land in zee. Daar
is niets meer aan te doen, want de
stroom is hier zeer sterk, sterker dan
de goudstroom, die nodig zou zijn om
verdere afbrokkeling te keren.
Verlies en winst.
Maar men is vindingrijk op Texel.
Wat men aan de kop kwijt laakt, tracht
men in het zuiden, bij de bekende
broedplaats „De Geul", te veroveren.
Hier vormt men nl. nieuwe polders en
hoopt men, dat een nieuwe vegetatie zal
ontstaan. Trouwens dit gebied is er
toch al een van grote schoonheid. Heeft
men in de Zuiderzeepolders land ge
wonnen na vermetele strijd, waarbij de
moderne techniek een grote rol speelde,
op Texel bereikt men eenzelfde effect,
enkel en alleen door het plaatsen van
rietschermen. Het werk zelf wordt ver
richt door de natuur. Bij felle zuid-wes
ten winden wordt het duinzand over de
hors, een kilometers lange zandplaat,
tegen die rietschermen gejaagd, waar
door een flinke zanddijk ontstaat. Door
helmbeplanting wordt het zand vastge
legd. In de poldertjes, die hier zijn ont
staan, kwam in de afgelopen maanden
met haar grote regenval een behoorlij
ke hoeveelheid zuiver zoet water te
staan, hetgeen van groot belang is voor
de vegetatie.
Texel als natuurmonument.
Wat die vegetatie betekent, kan men
zien op de Texel-film, die door Herman
van der Horst is gemaakt en waarin
hulde wordt gebracht aan dr. Jac. P.
Thijssen, ontdekker van de schoonheden
op dit eiland. Maar deze film, die in het
kleine bioscoopje van Den Burg zoveel
publiek trekt, laat cok genieten van het
vogelleven. Wie al dit moois met eigen
ogen wil gaan zien, kan gebruik maken
van een „Jan Plezier", dat is een platte
wagen met in de lengte twee grote tuin
banken, die ruggelings zijn geplaatst, het
geheel op autowielen en bespannen met
twee Ardenner-paarden. Met dit voertuig
kan men doordringen tot de historische
bossen en hoge duinenreeksen.
De schapen van Texel, over gans de
wereld bekend, maken een goede prijs
op dit ogenblik. Men betaalt grif f 60.
voor een lam.
Nog geen 20 jaar geleden moest de fok
ker vaak tevreden zijn met f 2,75. Hoe
zeer de bevolking met de schapenteelt
is verbonden, blijkt o.a. op een tegel
tableau in de katholieke kerk van Ou
deschild laag achter de zeedijk, waarop 't
evangelisch verhaal van de Goede Her
der staat verbeeld en ook de wonder
bare visvangst, als herinnering aan het
vissersbedrijf, dat op Texel vanouds
wordt uitgeoefend. Het stoomschip
„Dokter Wagemaker" dat ons naar het
vasteland terug bracht en dat een ca
paciteit heeft van duizend passagiers,
vervoerde ook nog een lading vis, zo
juist buiten de haven gevangen.
Aan de rede van Oudeschild liggen
nog slechts de laatste bottertjes, waar
mee ook uitstapjes met toeristen wor
den gemaakt op de Waddenzee. Maar
men heeft ons gezegd, dat die botters
het spoedig zullen moeten afleggen te
gen motor-kotters. Dat is de moderne
tijd, zoals de moderne tijd ook emigra
tie op het eiland heeft teweeg gebracht
Toch is het vertrek van de oude bur
gerij naar andere werelddelen niet iets
nieuws. Bittere armoede op Texel noop
te reeds 50 jaar geleden menigeen, naar
Amerika te verhuizen. Wie er heen gin
gen, onderhouden nog steeds relaties
met het jongere geslacht.
Nationale kleding in de kamfer.
Dat jonge geslacht heeft intussen niet
veel meer op met de nationale dracht
van voorouders. Er zijn nog slechts zes
vrouwen op het hele eiland, die de be
roemde kap dragen en de schilderachti
ge kledij komt slechts bij gelegenheden
uit de kamfer. Met name is dat op 12
December, als „Ouwe Sunderklaas" (niet?
te verwarren met onze Goed-heiligman)
wordt gevierd. Dan ziet men de drach:
van het eiland, even in ere hersteld, zcj
goed passend bij de oude geveltjes en de
ganse sfeer van het eiland.
Terwijl in Den Burg de historische
kerk uit haar verwoesting wordt her
steld, is men vooral in de badplaats De
Koog druk bezig met nieuwbouw, voor
al ten behoeve van meer hotel- en pen-
siongelegenheid. Als men daarbij be
denkt, dat al de nodige bouwmaterialen
evenals trouwens de voorraden, die men
in de vele winkels tegen niet-verhoogde
prijzen kan kopen, van het vasteland
moeten komen, kan men zo ongeveer
nagaan, welk een druk beweeg de enige
haven van het eiland oplevert.
Wie Texel bezoekt, zal meestal over
Den Helder terug moeten. Hoewel op
het eiland natuurlijk geen trein is te be
kennen, liggen in de winkel van VVV
nochtans de spoorboekjes hoog opgetast
en kan men er bij voorbaat zijn trein
kaartje kopen.
WV geeft bovendien een tijdschrift'
uit over Texel „Het Vogelparadijs". En
wie met kennersblik de Texelse Courant,
leest, die reeds haar 64ste jaargang be
leeft, met een behoorlijke oplage, tot
ver buiten het eiland, zal moeten toe
geven, dat men er geen pieuwtje onge
bruikt laat.
Vogelwachters zijn ook gidsen.
Het is ons opgevaLlen, dat men op
Texel de overheden de eer geeft, die
hun toekomt. Men kan bv. op de dienst
regeling op de boot en op de kaartjes
van de autobusdienst lezen, dat de ver-
voersvoorwaarden zijn gedeponeerd ter
griffie van de Amsterdamse rechtbank
en dat verschillende terreinen zijn be
schermd zowel door Staatsbosbeheer als
de Vereniging tot behoud van Natuur
monumenten.
Op die terreinen bloeien duizenden
schone bloemen onbelemmerd en kun
nen tienduizenden vogels ongestoord
nestelen en broeden. De vogelwachter
die alle terreinen k.jnt, wijst het nestje
van een graspieper aan, of het fazan
tennest, waaruit de vogel snel weg
vluchtte toen wij aankwamen. Daar zijn
ook de nesten van reigers en lepelaars
van leeuwenken en torenvalken, ook
van de asgrauwe kiekendieven en ck
imposante lepelaar, die in Europa
zeldzaam is.
Elders huppelen duizenden lammetje
rond de wollige moeders. In volle prach'
spreiden in dit jaargetijde de orchidee-
en een tapijt van kleuren. Weer ergeru
anders, in de uitgestrekte poldergebie
den, zagen we de boer aan het werk, 11
het vooruitzicht van de hulp van jonge
lui der middelbare scholen uit verschil
lende plaatsen van Noordholland, eer
hulp, die ook in de komende vacantu
prettige afwisseling en een weikon
weekgeldje zal opleveren.
Op de wiebelende ïug van de Texel
stroom zijn we weggekomen van di
mooie eiland, waar de natuur van he
volk geen dromers neeft gemaakt, maai
mensen met zin voor realiteit. Hetgeer
ook de vacantieganger van straks we
zal merken.
richt.
Ikik zeg toch de waarheid
werd Verena steeds onzekerder.
Neen, dat doe je beslist niet. Ik
neem namelijk aan, dat je ouders je
van voldoende zakgeld voor de reis
voorzien hebben. Je spaarzaamheid moet
dus een andere reden hebben. Toen Ve
rena nog steeds niets antwoordde, zei
juffrouw Hunziger en haar stem
klonk plotseling heel anders dan ge
woonlijk, bijna zacht en teer:
Je kunt eerlijk tegen mij zijn, Ve
rena. Ik heb voor alles menselijk be
grip. Ookook al denken ze dat niet
van me.
Toen vulden Verena's ogen zich plot
seling met tranen.
Ik houd zo verschrikkelijk veel van
hem! stamelde ze. Zozover
schrikkelijk veel!
Aha! Juffrouw Hunziger knikte,
maar in haar ogen siond verwijt noch
verbazing. Integendeel, zij scheen zo'n
♦bekentenis verwacht te hebben. De lief
de dus.... Dat verklaart veel. Alleen
zie ik niet recht in, waarom je in het
stadium van de liefde geen limonade
mag kopen. Ik zou daar graag een ver
klaring voor willen hebben.
Verena nam juffrouw Hunziger met
een twijfelende blik op.
Ik weet wel, dat je niet al te veel
vertrouwen in mij hebt. Maar misschien
wil je eens nadenken over het verschil
dat er is tussen het bijbrengen van de
Engelse taal aan tegenstribbelende meis
jes of met haar op een schoolreis zijn in
Tessino.
Maar Verena kon slechts weer onder
tranen fluisteren: Ik houd zoveel van
hem
Juffrouw Hunziger zag in, dat zij meer
gedetailleerde vragen moest stellen.
Hoe heet hij dan? vroeg zij heel be
hoedzaam.
En Verena antwoordde inderdaad
aarzelend, nadat zij juffrouw Hunziger
nog eens met een onzekere blik opgeno
men had: Hans.Hans Siegrist.
Hm. Juffrouw Flunziger aanvaard
de het noemen van die naam als een ge
schenk. Het deed haar kennelijk goed,
zich langzamerhand het vertrouwen van
een leerlinge te kunnen verwerven.
Toen zei ze, en het was, alsof niet meer
die oude lerares sprak, die in voortdu
rende strijd tegen schoolmeisjes fossiel
geworden was: Weten je ouders er van?
Het antwoord kostte Verena moeite:
Zij weten er wel iets van, maar zij
zijn het er niet mee eens.
Waarom niet?
Omdat zij zeggen, dat het te vroeg
is.En dat Hans eerst iets moet wor
denEn ik ookEn zo lang mo
gen wij elkander niet ontmoeten
Wat doet hij dan, je Hans?
Hij studeert. Philosophie. Hoofd
vak philosophie. Arabische talen Maar
hij studeert natuurlijk niet. U moet dat
begrijpen, juffrouw Hunziger. Wanneer
je ongelukkig liefhebt, heb je lak aan
Arabische taten.
Ja, dat begrijp ik.
's Morgens stond Hans altijd voor
het lyceum, omdat hij mij tenminste in
de pauzes wilde zien. Daar moest hij na
tuurlijk alle colleges voor laten lopen.
En de rest van de dag zat hij in een
lunchroom om mij te kunnen opbellen
omdat hij thuis geen telefoon heeft. Er
daartussen moest hij steeds brievei
aan mij schrijven of brieven van mij le
zen. Wanneer had hij dan tijd voor Ara
bische talen?
Heel ernstig antwoordde juffrouw
Hunziger: Neen, daar is werkelijk nie
veel tijd meer voor over. En na enige
tijd vroeg zij toen: Maar ik weet noj
steeds niet, wat dat niet je geldverlegen
heid te maken heeft!
Verena sprak nu volkomen openhar
tig-
Heel eenvoudig. Omdat ik al mijr
geld vertelefoneer en verschrijf. Ook te
legrammen kosten erg veel. En ik eet
liever niet, dan dat ik Hans twee uuj
zonder bericht van mij laat. Veren»
huilde nu niet meer, integendeel, he
scheen dat deze gelegenheid om zich ui
te spreken haar opgewekter en lichte
maakte. En met haar nieuw-ontdekt
vertrouwen in de lerares zei zij plotse
ling: Ik wilde zelfs vragen, of ik morge
al naar huis zou mogen.
Morgen al? schrök juffrouw Hun
ziger. Kun je dan die vijf dagen nie
meer afwachten?
Verena liet haar lioofd zakken.
O, dat zou wel gaan. Want in d
stad kan ik toch ook alleen maar me
hem telefoneren. Maar weet u, mijn gel
is op. Het was allemaal al van te vore
ingedeeld.
(Wordt vervolgd/