L Twijnder's Manufacturen In 17de eeuw voeren 180 Nederlandse schepen ter walvisvangst Texelaars huwden in den vreemde Dirk de Vries en Cor van Zijp vonden een prima werkkring in Nieuw-Zeeland Machtig bergingswerk bij Vlieland „Virgo" nu in dok in Amsterdam Brief uit Canada Het is alweer zo'n homderdvijftig jaar geleden, dat een roemrucht hoofdstuk van de geschiedenis der Nederlandse Zeevaart voorgoed werd afgesloten. De walvisvaart op de Noord, die omstreeks 1600 plotseling tot bloei kwam, begon tegen het einde van d$ 18e eeuw door allerlei oorzaken te kwijnen. Het roeke loos en buitengewoon onverstandig ja gen, waardoor het jachtdier, de gewone Groenlandse walvis, schaars begon te worden, was hiervan beslist wel de hoofdoorzaak. Van de 180 Nederlandse schepen, die in het laatst van de 17de eeuw de Pool- zeeën bezochten, waren er in 1882 nog slechts 16 over, nadat tijdens de duur van de Bataafse Republiek de vangst geheel had stilgestaan. Na de val van Napoleon, in 1813, trachtte Koning Willem I de oude glo rie van de vaart opnieuw te doen her leven, doch zonder merkbaar resultaat. Wel voeren tot in de tweede helft van de 19e eeuw nog nu en dan enige sche pen naar de Noord, maar hun aantal was gering en de vangsten niet noe menswaard. Het bedrijf van de Groen landse visserij behoorde voorgoed tot het verleden. Dat de IJszee-visserij in de jaren van 1600 tot 1800 voor ons land economisch hoogst belangrijk was, valt niet te loo chenen. Het leven en de bedrijvigheid vóór het uitvaren van de vloot waren met gering. Scheepswerven, leveran ciers van visgereedschappen en scheeps artikelen, bakkers, smeden, kuipers, teerkopers en distillateurs hadden han den vol werk. En als de vloot terug was, konden de traankokers en de balein- werkers de handen geducht uit de mou wen steken. Vooral in de Zaanstreek bracht de vaart leven en vertier. Be kend is, dat de leergierige Czaar Peter de Grote juist tijdens die drukke dagen „geen ogen genoeg had om te zien en zijn mond niet stil stond van vragen". Toen, te zijner ere, in 1697 op het IJ een vertoning van een walvisvangst werd gegeven, kende zijn enthousiasme geen grenzen en verzocht hij om een herha ling van de demonstratie. In de Zaanlanden vooral waren de traankokerijen beroemd. Uit het door de vissers meegenomen spiek werd de traan bereid, die als lampolie dienst deed of werd gebruikt voor de fabricage van groene zeep. Vooral naar Frankrijk werden hier enorme hoeveelheden van die lampolie uitgevoerd. Gevaarlijk en ruw bedrijf. Er is met de walvisvaart dus wel geld gewonnen, maar meen niet dat het ge makkelijk verdiend werd. Het was een ruw en gevaarlijk bedrijf en alleen „de kloeksten uit de kloeken" konden sla gen. Voor de zeelieden was het noodza kelijk dat ze beschikten over grote moed, een krachtig gestel dat bestand was tegen felle kou en stevige zenuwen. Menig beroemd geworden zeeman heeft zijn opleiding genoten als Groen- landvaarder. In zijn jeugd voer ook Mi- ohiel de Ruyter ter walvisvaart. Als stuurman vertrok hij in 1633 naar Spits bergen en in zijn journaal vertelt hij „menigmaal groot gevaar gelopen te heb ben voor sohip en lijf". Meestal werd er ten Noorden van IJs land gevist of in de omgeving van Spits bergen en niet bij Groenland, zoals de naam van de walvis doet vermoeden. Door de Noordvaarders werd het eiland Spitsbergen ten onrechte Groenland ge noemd. Hoewel men in de zomer viste, was het toch nog een koude liefhebbe rij. Grote ijsvelden bedekten de zeeën en vormden altoos door een bedreiging voor de saheoen en een belemmering bij de jacht. In het blauwe water tussen het vele wit van het ijs zwommen de dieren als glinsterende heuvels. Zodra er een in de buurt van een schip kwam, begon het spel. De sloepen werden gestreken en snel, maar voorzichtig en zonder ge luid de riemen werden met stro om wonden werd het enorme dier „be slopen". De harpoeniers stonden gereed met hun van weerhaken voorzien wapen en zodra de stuurlieden de boten te weerszijden van de niets vermoedende dieren hadden gebracht, werd er gewor pen. De gewonde prooi schoot meestal als door de bliksem getroffen naar de diep te. De lijn, waarmee het dier nu met de boot verbonden was, werd vaak met zo grote snelheid over het boord getrok ken, dat zowel touw als hout konden vlam vatten. Iedere sloep had dan ook een „blusman" aan boord, die dat met emmers water moest voorkomen. Ter wijl de lijn voortdurend werd gevierd, vloog de sloep die „raak had" pijlsnel over de golven en zodra de katrol was afgewonden werd het touw snel met een zeemansknoop aan dat van een andere boot vastgemaakt en zo door soms als de prooi onder een groot ijsveld door zwom tot de lijnen van vijf, zes sloe pen toe. Hoe gevaarlijk zo'n wilde jacht was, kan blijken uit de volgende verhalen, overgenomen uit het boekje van Hen- riëtte Mooy: „Naar Groenland met de Frankendaal". Een jong harpoenier, die de lijn in palmde, was zo ongelukkig in een lus verward te raken. De vis nam onver wachts een sprong en de man werd zo woest uit de boot gerukt dat de (hecht- bevestigde knieplank'n plank waar tegen de harpoenier ziah met de knieën schrap zette uit de boot vloog. En de vis, die onder een groot ijsveld ver dween, is, gelijk de jonkman, nooit meer gezien. Ook is een verhaal bekend hoe in het jaar 1660 een sloep eens een klap van een walvisstaart kreeg, zo hard, dat de harpoenier met zijn wapen in de hand boven op de vis viel. De harpoen drong in de hiuid van het dier en hij zelf kwam tussen het lichaam en de staart te lig gen, terwijl in de val het touw twee maal om hem heen was geraakt. De vis zwom, getergd door pijn, als een razende heen en weer, de man met zich mee voerend. De sloepen deden intussen wat ze konden, maar het woedende dier was te snel. Nadat de harpoenier tot drie maal toe mee onder water was geweest, raakte de harpoen los, waardoor hij van zijn zeepaard in het water tuimel de en door de andere sloepen kon wor den geborgen. Als bijzonderheid meldt zijn comman deur er nog bij dat Jacob, de bewuste harpoenier, na droge kleren te hebben aangetrokken, opnieuw een tocht naar de vis maakte en het dier overmeester de. Het waren harde en ruige kerels, die vroegere Noordzeevaarders. En het wa ren knappe zeelieden ook. Niet voor niets werd de visserij in die rumoerige tijden op last van de regering stil ge legd, omdat men dit puikje van onze zeevaarders niet kon missen aan boord van de oorlogsbodems. Ontzettend jam mer is het alleen, dat ze zo onverstan dig hebben gejaagd en de Noorse wate ren hebben doodgevist. De tegenwoor dige vaart op de Zuidelijke Poolzeeën heeft niet veel te betekenen voor ons land en een bloeiende visserij op de Noord, die steeds voor velen „handen vol werks en monden vol eten" bracht, zouden we in deze tijd juist goed kun nen gebruiken. „De Noord-Oostpolder". Het is al lang geleden dat ik in de Texelaar geschreven heb en ik lees altijd graag de stukjes die anderen in de krant schrijven, laat ik het nu zelf ook nog eens proberen. Er is sinds de laatste keer dat ik heb geschreven zo het een en ander veran derd. Cor en ik zaten toen nog bij Ma son als kluizenaars, nu zijn we beiden getrouwd. Cor zit in Kaingawa en werkt op een zaagmolen, ik zit in Pe Awamuta en werk op de melkfabriek Het werk op de nurserie en het kluizenaar zijn stond Zo was de situatie van de „Virqo" noq op 17 Juni j.l. Na maandenlang werken en wachten, bij gunstig tij, weer of geen weer, dag of nacht, daar vragen de mannen van Doek- sen niet naar, wachten met het ge duld van de zee zelf op een hoog tij wa ter, was het Zaterdagmorgen in alle vroegte zo ver. De harde Noord-Westen wind gepaard met regenvlagen en somswijlen wolk breuken, dezelfde wind en regen die het plezier van de vacantiegangers bedor ven hadden, de kampementen overspoeld en de badgasten als een ontredderde stroom vluchtelingen het eiland deden verlaten, deze weersomstandigheden ont lokten een grimmige lach aan de man nen van het bergingswerk. Want er kwam een halve meter water boven het normale peil aan de zandige kust van de Vliehors waar de sleepboten gereed lagen om de saamgebundelde kracht uit hun zwarte romoen te persen tot de sleeptrossen krakend strak zouden staan. De „Virgo" de Zweedse 5000 tonner, zelf machteloos aan de grond, wachtte op deze watermassa, na moeizame ar beid in een geschikte positie gebracht Mensenkracht en mensenvernuft wa ren hier verder ontoereikend, hetzelfde water dat in de noodlottige Februari- nadht met een ontzettende kracht de stalen kolos op de zandrug had gezet, was ook weer nodig om het gevaarte van de bodem te lichten. Het was half zes in de morgen toen de vloot van Doeksen klaar was voor de beslissende slag. De Vliehors lag onder 'n inktzwarte lucht nog woester en af schrikwekkender dan anders in duister nis. Wild joegen de wolkenflarden en zeer fel striemden de regenvlagen, angstwelikend barstte een onweer los met felle bliksemflitsen en donder slagen die alle geluid overstemden. Klein en nietig leken de vier sleep boten in de grauwe golven met schuim koppen die in grote rollers op de kale glooiing uitliepen. De machtige „Hol land", de trots van Doeksens vloot, de „Zuidzee", 'n massieve gedrongen sleep boot, de kleine stevige „Stortemelk" en dan nog ter versterking de „Wadden zee", alle boten uit het bergingsbedrijf Doeksen. Zij leken haastverloren in de grauwe oneindigheid van zand en water in het vale morgenlicht. Maar grimmig zwijgend stonden de mannen op hun post, aan het roer, bij de zware sleepkabels, bij de motoren of op de stookplaten van de gloeiende vuurmuilen der stoommachines. Met vereende krachten werden de ka bels bespannen en het moet een triom faal gevoel van de in spanning wach tende mannen aan boord van de „Virgo" geweest zijn toen er een schok door het schip voer en de kiel langzaam langs het zand schuurde, ichterwaarts de ru we, maar toch verlossende zee in! Het sahiinbaar onmogelijke was ge lukt, langzaam verwijderde het schip zich van de barre zandwoestijn die bij na zeven maanden haar verblijfplaats was geweest! Een spectaculair stuk bergingswerk kan in de annalen van de rederij Doek sen worden opgeschreven. mij al lang niet meer aan en we spraken er over wat dan te doen. Wel, Cor hoor de van de zaagmolen en daar zou goed geld te verdienen zijn en we besloten (dat was begin Juli verleden jaar) om op een Zondag eens over te gaan. Het was 100 mijl hiervandaan, het moest dus een beetje knap weer zijn. Ik ben er echter nooit geweest. We hadden in het begin samen een auto, maar samen goed is armoed, dus we kochten er ieder één. Cor een Ford en ik een Morris. Beimaal niet precies nieuw. Ik ging op een Zon dagmiddag aan de rij, haalde de girl- vriend op en haar broer en zuster gingen mee en we zouden naar de Arapuni-dam gaan kijken. Ik was er één keer geweest met Mason en Cor en vond het er prach tig, maar we gingen toen te laat en het werd al gauw donker. Maar dit kwam nu niet veel beter af. Het is altijd 40 mijl over een weg die met al te best is. Maar het is wel de moeite waard. De dam is een machtig bouwwerk in de rivier, aan de ene kant het water zowat aan de top en aan de andere kant is het oude rivier bed een dertig meter lager. Zulke dingen moet je werkelijk zien om het naar waarde te schatten. Er is ook een dam dicht bij Cambridge en hoger op de rivier z"n ze er nog een aan het bou wen, dat wordt de grootste van allemaal. Afijn we hadden het gezien en weer terug. Maar het begon al donker te wor den en ik had gehoord dat je beter over Cambridge kon, maar wist de weg niet. Toch proberen. Maar dat valt in donker niet mee. We raakten de weg kwiit en kwamen in de bergen. Heuvel op en af, korte en soms scherpe bochten en geen erg geruststellende gedachten er bij dat de motor warm zou lopen, want de radi- ateur was behoorlijk lek. Maar aan al les komt een eind en onverwacht ston den we op de grote weg welke van Cambridge naar Rotarua loopt. Alles ging toen gesmeerd tot dat we tussen Cambridge en Te Awamuta aan een prachtige rechte teerweg van de weg afraakten. De oorzaak was een defect in de stuurinrichting en het was misschien een geluk dat het daar gebeurde, maar het resultaat was op dat moment niet erg schitterend. Ik kwam weer een beetje bij toen er een man van de ambulance aan me stond te trekken en kon me weinig her inneren wat er gebeurd was. Wat ik wel voelde was dat mijn voeten steenkoud waren, want ik was uit de auto en met de voeten in het water gevallen. De girl- vriend had een zeer been en de andere waren er vrij goed af gekomen. Ik was blij dat alles zo af gekomen was en nie mand kan zich herinneren wat er ei genlijk gebeurd is. Het laatste wat ik wist was dat ik nog eens makkelijk ging zitten, maar waar het precies gebeurd is, is me nog onbekend. Een betonnen bali, waar ze drinkwater voor de koeien in hebben, had dienst gedaan als schokbre- ker waar de auto niet op vooruit was gegaan. Hazel (de girl-vriend) en ik wer den naar het hospitaal gebracht waar zij drie dagen en ik vier weken geweest ben. Ik had een behoorlijke klap m mijn gezicht gehad, waarvan de 'littekens nog zichtbaar zijn. De verpleging in het hos pitaal was best. Dat zal voor een Hol lands ziekenhuis wel niet onderdoen en het kostte niets. Na het hospitaal ben ik bij Hazels ouders in de kost geraakt en heb daar eens rond gekeken. (W. verv.) De sleepboot Holland I van Doeksen heeft de „Virgo" veilig bij de Amster damse Droogdok Mij. afgeleverd. Maandagmiddag om vijf uur heeft de stoere Terschellinger sleper het Zweed se vrachtschip, dat bijna 7 maanden muurvast op de Vliehors zat, een laat ste fluitsignaal gebracht. Meteen ging de „Virgo", uiterlijk on beschadigd, in dok II van de A.D.M. om grondig onder handen genomen te wor den. Zo eindigde het hachelijke avontuur van het schip, dat zo lang de beziens waardigheid van de Waddeneilanden was, maar tegelijkertijd de mannen van de rederij Doeksen een nog nooit eer der vertoond staaltje bergingswerk gaf uit te voeren. Het valt moeilijk te zeggen aldus een Grietje en Netta Ellen, voorheen Wil- helminalaan, thans Waupoos Picrton RR 4 Ontario, Canada, zonden ons vanuit haar nieuwe vaderland de volgende brief: Geachte redactie, Wij weten niet of u dit de moeite waard acht om te plaatsen, maar mis schien vindt u het tooh wel leuk om te weten hoe het ons gaat in den vreemde. We wonen nu al een paar maanden in Canada en het bevalt ons goed.. 14 Maart zijn we van Texel vertrok ken, uitgeleide gedaan door vrienden en bekenden, waaronder klas A la van de LandbouwhuiShoudsdhoolToen hebben we tien dagen door ons schone land ge zworven, maar er weinig van gezien door het afscheid nemen van familie en kennissen, een akelig karwei. 24 Maart de dag van vertrek is aange broken. We gaan met een taxi naar de H. A. Lijn. Daar moeten we in de passa giershal. O, wat was het daar verschrik kelijk druk. En eindelijk, als vader door alle controle's is (ik meen van 24), kun nen we aan boord. Om half 5 varen we af. 's Avonds rollen we doodmoe in bed. Maar de volgende morgen hadden ze ons mooi tuk, de klok is die nacht een uur terug gezet, hetgeen wel is omgeroepen maar toen waren we al in dromenland. We hebben een fijne reis gehad, wel met een paar kleine stormpjes, maar we hadden gelukkig «reen last van zeeziek te, hoewel de boot soms rare schuivers maakte. Vooral beneden bij de kok, daar gleden stapels borden tegelijk over de grond. 31 Maart kwamen we in Halifax aan. Maar de volgende dag 's avonds om zes uur mochten we pas van boord. Daar moesten we weer door controle's, maar niet zoveel. Om 11 uur gingen we met de trein naar Ontario. Vrijdag 3 April (Goede Vrijdag dus), kwamen we in Bel- VEUILLETON door T. LODEWIJK (Slot) Kevelaar? vroeg de oude heer met alle blijken van blijde verwonde ring. Wel, wel, dat is aardig. Die wil ik wel eens spreken. Daar ga ik even naar toe. Ik heb hem in geen tijd gezien. Hier, hou jij juffrouw Taal even gezel schap, zoon. Ik ben zo terug, kinderen. En hij strompelde met opvallende haast de deur uit, door Rolf stomverbaasd na- gestaard. Wat bezielt de oude heer vandaag? mompelde hij halfluid. Anders laat die Kevelaar hem ijskoud en nu doet hij of het zijn doodgewaande broer was. Rudi begon iets te begrijpen, maar dat maakte haar nerveus en onzeker. Rolf zei ze. Hij schrok toen ze hem bij zijn voor naam noemde, keek haar aan, afweer in zijn blik. Rolf ging Rudi moedig verder en slikte iets in haar keel weg ik moet je iets zeggen. Ik heb je lelijk be handeld, Rolf. Ik heb gedaan of ik mach tig was en het recht had op je neer te zien. En in plaats daarvan had je ten slotte het recht mij te verachten. Ik heb je nooit veracht begon Rolf te stotteren. Maar toen je me sprak, daar in Amsterdam, Rolf, toen had ik het al uitgemaaktmet Johan. Ik durfde het niet aan. Het was mijn fout, ik had het zover niet moeten laten komen. Maar ik weet niet hoe het allemaal kwamik was verblindik dacht maar aan één ding.... haar woorden kwamen haperend, ze had de ogen neer geslagen. Zeg dat toch allemaal niet barst te Rolf uit je hoeft hier toch niet te zittenbiechten? Ik eh Ze sloeg haar ogen op en zag hem ge spannen aan. Ik ehik heb het altijd wel ge weten ging hij gejaagd voort te gen alles in. Ik was woest op je, ik kon je niet meer zien, ik beloofde mezelf, dat ik je alles betaald zou zetten maar ik heb het altijd wel geweten.... Wat heb je altijd wel geweten? Dat ik geen hekel aan je had. Dat ik. Een bijna breekbare stilte hing een ogenblik tussen de beide jonge mensen. Rolf was opgestaan van zijn stoel. Rudi zat, de handen in de schoot, te luisteren, haar ogen onafgebroken op de jongeman gericht. Dat jij het was en niemand anders, die Rudi sprong op en ging naar hem toe. Toe Rolf, zeg het dan. Wat moet ik ze^en? Opeens grepen zijn handen haar armen en zag verslaggever van „Het Vrije Volk", wie er gelukkiger was bij de aankomst van de Virgo in de Amsterdamse haven: de bemanning van de Holland I of die van het Zweedse schip. In ieder geval waren kapitein Herbert Sjöheim en zijn jonge Canadese vrouw opgelucht, dat hun wittebroodsmaanden op de Vliehors voorbij waren. Korte tijd voordat de Virgo op 1 Februari bij Vlie land strandde, trouwde de Zweedse ka pitein in Montreal. De reis die op de Vliehors abrupt werd afgebroken, was dus zijn huwelijksreis. Toen hij en zijn vrouw gistermiddag in de Amsterdamse haven arriveerden, zeiden zij nog nooit zo blij geweest te zijn bij het binnenlopen van een haven. „Het begon ons daarginds wel een beet je te vervelen," zei kapitein Sjöheim. Tijd om verder nog iets te zeggen had hij niet, want terwijl het dok leegge pompt werd, kwamen één voor één al lerlei bedrijvige heren aan boord: de vertegenwoordiger van de verzekerings maatschappij, de agent van de rederij, tedhnici van de werf en iemand van een scheepsvictualiënhandel. Na de maan denlange rust op het wad was de wer kelijke rust dus nog niet aangebroken. Zodra de Virgo helemaal droog stond, gingen deskundigen van de werf de schade opnemen. Het is nog niet be kend, hoe lang de Virgo in het Amster damse schepenziekenhuis onder dokters handen moet blijven. Voorlopig blijft de Virgo, de maagd die maanden in de Vliehors-badkuip zat, een heel gewone patiënte van de A. D.M. Met een eigen nummer en een ei gen droogdok, zoals alle andere schepen die er liggen. En niet langer een be zienswaardigheid. Want die tijd is voorbij! leville aan, waar Mr. en Mrs. Koger al stonden te wachten. We hebben een goeie baas en een mooi huis. Met 14 da^en kwam de eerste kist. Nu, de verzender heeft wel een pluim verdiend, er was niets maar dan ook niets kapot. De omgeving is hier prachtig. Van uit huis kijk je op 't Lake Ontario. De baas komt, omdat hij alleen is, 's avonds nogal eens bij ons. En we I. kunnen al aardig met hem praten. Hij f heeft een kippen- en fruitfarm. Een car |- hebben we ook al, want daar kan je F naet buiten. Picton ligt hier 10 mijl en de kerk 15 mijl vandaan. Met een fiets kun je hier niet veel beginnen, want het is j hier erg glooiend. We denken nog wel I eens terug aan Texel. En we missen de 0 Texelse bakker echt hoor. Want de koek I en gebaksoorten zijn hier lang niet zo t lekker. Moeder bakt zelf veel want de t gekneusde eieren zijn allemaal voor ons. De baas is gek op mijn broer Cor. „He is mine boy" zegt hij. Nu ik zal maar eindigen met de groeten van allemaal. hij haar in de ogen, zijn mond vertrok nerveus. Rudiik durf niet. Durf het toch maar zei ze zacht en haar handen kropen op naar de re vers van zijn jas. Rudi gooide hij er uit ik hou van je. Dat heb ik altijd wel geweten, glimlachte het meisje. En jij? Ik wist het ook al heel lang. Maar k ik wou het niet weten. Het is de schuld K van.van die gekke vader van je.I Die gekke vader kwam juist binnen en H de omstandigheden waren zodanig, dat' g geen van de twee hem hoorde binnen- I komen. Hij schraapte zijn keel zeer luidrudh- I tig en toen lieten de beiden elkaar los. Vader.zei Rolf met 'n kleur I als een boei. Rudi zweeg. De oude heer Twijnders ging in zijn fi stoel zitten. Beste jongen zei hij plechtig B ik heb eens met mezelf overlegd. Je hebt 1 gelijk. Die fa. Taal kunnen wij niet dul- L den. Ik offer mijn geld wel op. Concur- u reer met ze op leven en dood. Begin fi vandaag nog! Goed lachte Rolf, opeens van de spanning bevrijd doet u dat dan maar. Ik associeer me dan wel met de firma Taal. Ja, daar ben je blijkbaar al hard mee bezig stelde Twijnders Senior vast hoe zit dat, juffrouw Taal? Ik dacht dat u onafhankelijk wilde zijn van de ehconcurrentie? Rudi zag hem blozend aan en vond geen woorden op zijn plagerijen. De ou- I de heer stond weer op en trad op de bei- de jonge mensen toe. Hij greep hun handen in de zijne. Lieve kinderen zei hij jullie vader is niet blind. Ik wist wel hoe Rolf over Rudi dacht en ik hoopte alleen maar dat Rudi net zo over Rolf dacht. Ik hoop te werkelijk, dat jullie het nog eens ééns zoudt worden met elkaar. Daarom ook besloot ik tot die dwaze daad, Rolf, mijn geld te steken in de zaak van de concurrentie. En zeg nu eens eerlijk: is n het geen goede belegging geweest? Het levert u de liefste schoondoch- ter op, die u zich maar wensen kunt! lachte Rolf. En we zullen nu niet de 9 zaak maar de woning moeten uitbrei- 9 den! O riep Rudi opeens met een blik naar de klok o Rolf, echt, ik moet nu heus weg: Ze kunnen niet sluiten! Ze I wachten op me! Nou zei Rolf gelaten, dat moet dan maar. Weet je wat? Ik breng 9 je zo ver! Mevrouw Mijnders stond toevallig in r9 de zaak, toen het paar binnen kwam. i Hun gezichten vertelden alles. En die waardige dame zakte, voor het f eerst van haar leven, sprakeloos in een stoel. EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1953 | | pagina 4