Over de ambtsketen van Vlieland, een wandeling door de Waddenzee en lobben-kijken De man uit Chicago Pepito's eersts grote avontuur Op reis Toen wij in Oudeschild aan wal wa ren gestapt, aldus schrijft Auke Ruben in de rubriek „Voor Jong en Oud" van het Algemeen Handelsblad, kwamen wij op de kade de ex-kapitein van de Texel se boot tegen, de hoog-bejaarde Cornells Duinker. Hij leunde op zijn stokje en keek belangstellend toe, hoe de ontsche ping verliep. Iedere dag wandelt de krasse, ouwe baas ten minste eenmaal naar de haven toe om de Dokter Wage- maker te zien binnengekomen. Dat is wel begrijpelijk. Want gedurende 25 jaar was hij kapitein op de boot, die Texel met het vasteland verbindt. Voor die 25 dienstjaren kreeg hij de orde van Oran je Nassau, die hij iedere dag op zijn jas draagt. Maar hij wilde ons ook graag iets anders laten zien. Hij haalde voorzichtig een koperen tabaksdoos te voorschijn en daar kwamen medailles uit, die hij voor „menslievende hulp" had ontvangen. Over die reddingen wilde hij niet meer praten. Wèl over de tijd, toen hij nog ka pitein was. Hij voer nog niet op de Dok ter Wagemaker, maar op de Dageraad en later op de Marsdiep. In die dagen was het aantal toeristen dat naar Texel trok nog maar klein. „Het was allegaar zo anders", zegt de krasse oude heer. „In die dagen kwamen er voornamelijk be roemdheden naar het eiland, baronnen en zo," verduidelijkt hij. „Die kwamen voor de jacht en naar de vogels kijken". „Prins Hendrik is hier ook een paar maal geweest", gaat hij door, „en als ik d'r niet geweest was, had Vlieland nog zijn ambtketen niet gehad". Hij lacht olijk, omdat hij best begrijpt, dat wij het verband niet zien. Maar dat wil hij ons wel vertellen. „Het was in negentienhonderdacht toen Prins Hendrik een bezoek aan Ter schelling bracht. Hij wilde ook naar Vlie land, maar op Terschelling zeiden ze dat het te gevaarlijk was. Het weer was nogal stormachtig. Maar de prins wilde toch varen. „Hoe denk jij erover Duin ker?" vroegen de Vlielanders, en ik zei: „Ik kom de Prins halen als hij in volle zee op een vletje wil overstappen". En zo zijn wij naar Vlieland gevaren. De burgemeester van Vlieland liet de Prins het eiland zien, maar terwijl ze door het dorp stapten, zei de Prins: „Burgemeester, waarom draagt U geen ambtsketen?" „Omdat ik er gien heb", zei de burgemeester. De oude Duinker verzet even zijn stok je. Hij veegt met zijn zakdoek over zijn ogen, want die willen nog wel eens tra nen als hij naar de zee staat te turen. Dan vervolgt hij zijn verhaal. „Een jaar daarna was er een groot hofbal in het paleis op de Dam. De burgemeester van Vlieland had ook een uitnodiging gekre- gerh-Hijwerd voorgesteld aan de Konin gin. Zij zei: „Ik heb gehoord dat u geen ambtsketen hebt", en toen legde zij hem de keten om de hals. Misschien is het 2. Pepito straalde van werklust en ver borg zich achter ingewikkelde tekenin gen, temidden van stoffige boeken, waar in de meest vreemdsoortige schepen werden beschreven en die vol stonden met vreselijk ingewikkelde berekenin gen. Pepito werd er duizelig van. Einde lijk vond hij- na lang en diep nadenken een zeewaardig, goedkoop en prettig mo del. De boot mocht niet veel kosten, want het enige bezit van Pepito bestond uit een gestreepte zeemanstrui en zijn speelgoedbootje. En hij rekende en hij cijferde en moest bij elke worteltrekking watertanden. Eindelijk was hij gereed en FEUILLETON: Een verhaal vol verwikkelingen door T. LODEWIJK 19. Als een bom viel deze mededeling in de, kamer en Kruiderink en de jonge B>om zaten als versteend in hun fau- tuils, maar hier toonde mevrouw Boom har zeldzame tegenwoordigheid van pest. Zie je wel? riep ze dat ik ge- ;jk had? Ik zei al meteen: die mr. Cla- enbough is geen doodgewone Ameri- raanse winkelier. Hij houdt ons maar 'n neet je voor 't lapje. Hij is een diplomaat of iemand met een hoge functie, die wel eens wil zien, hoe wij hier in Meeldam Amerikanen weten te ontvangen. Is het niet, meneer.'kom, laten we nou dat geKlarenbos maar afschaffen. Jongejans zei Will plechtig, stond moeizaam op en boog naar alle zijden. Willem Jongejans, om u te die nen, alias mr. Clarenbough. Netjes opge knapt niet? Plannetje van De Gooyer en mijOp het horen van de laatste woorden kon Kruiderink de triomf in zijn blik maar nauwelijks bedwingen. Kanny zal als versuft naar zijn moeder te staren, wier meerderheid en vernuft hij deze avond onbetwist erkende. Zoals ze 'm dat in vijf minuten had gelapt. Nu was de kat uit de zak. Hij begreep, dat dit de fundering was van het plannetje, waarover ze gesproken had. Maar nu toonde ook Kruiderink, dat hij zijn zout waard was. Alles verliep volgens de plannen, hij zou zijn aandeel wel een beetje anders gegaan, maar toch, as ik d'r niet was geweest, was ie er nooit gekomen", besluit hij zijn verhaal. Oh, hij zou nog veel meer kunnen ver tellen uit de tijd, toen het allegaar zo heel anders was, maar hij moet eens verderop, want de kotters kunnen bin nenkomen en daar moet hij ook bij zijn. Anders, heel anders, was het ook in de jeugd van Dijkei", de vogelwachter van de moerassige Schorren. Toen de vogels nog niet beschermd werden, ving hij op diezelfde Schorren de vogels met een slagnet. De gevangen vogels waren voor de consumptie bestemd of moesten als hoedenversiering dienst doen. Nu Is Dijker een toegewijde vogelwachter, die ongewenste gasten uit de Schorren houdt en tezamen met zijn jongere collega Jan sen de bezoekers rondleidt. Vogelwach ter Jansen kan zich niets meer herinne ren van de tijd, dat de vogelvangers „aan het vinkentouw" zaten. Als jongen zwierf hij wel over de Schorren om de vogels in hun doen en laten te bestude ren. Hij stamt uit een vissersfamilie en daarom werkte hij ook een paar jaar in het visserijbedrijf. De vangst is echter niets meer; een waddenvisser heeft een hard bestaan en de vissers gaan tegen woordig ver van huis voor de vangst. Daarom verkoos hij het boerenbedrijf, totdat hij het aanbod kreeg om in dienst te treden bij de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Dat aanbod accepteerde hij graag, 's Zomers leidt hij bezoekers rond en 's winters snijdt hij riet op de eigendommen van de Vereni ging- Dat vertelt hij ons allemaal, terwijl wij met hem door de Waddenzee lopen; het water reikt ons tot aan de knieën en de grond is af en toe verraderlijk 1 glad. „Als wij deze brede kreek zijn over gestoken, kunnen wij verder wel land houden, het is er alleen erg drassig", zegt onze gids. Maar de bezoeker die een nat pak durft trotseren wordt ruim- sch -ots beloond. Want nergens zal hij zo dicht bij de broedplaatsen van de kleine en grote sterns kunnen komen. En waar zou hij de jonge zeemeeuwen voor zijn voeten kunnen zien trippelen en de bru tale scholeksters zo dichtbij verontwaar digd horen roepen? Zelfs een lepelaar stapt argeloos in het smalle kreekje rond en klappert met de zwarte lepel- vormige snavel. Wie zou er dan aan de weg terug denken? Maar die weg terug komt! Dan is het water flink geste gen. Het water reikt in sommige kleine kreekjes tot ver over de knieën en de genen, die lange benen bezitten hebben een voorsprong op de kleintjes. Trou wens, „die met lange benen" worden niet in het bootje toegelaten, dat ons over de brede kreek naar de vaste wal moet brengen. „Die ken wel lopen", met een hoofd zwaar van de cijfers, en een buik, rond van de wortels, kroop hij in zijn slaapholletje en sliep tevreden in. Héél vroeg stond hij op, waste zijn oren en poetste zijn tanden en toog wel gemoed naar de Knaagdorpse vuilnis belt, waar volgens welingelichte kringen van alles te halen viel. Nu die kringen bleken geen jokkebrokkers te zijn en Pe pito dacht er zelfs nog even over een handel in oude metalen te beginnen. Doch toen viel zijn blik op een zich in goede staat bevindende oude teil. Ver heugd liet hij zijn oude plan varen en sjouwde als een gelukkig knaagdier de leveren. Hij stond op, keek mevrouw Boom nij dig aan en zei: „Vind jij dat zo lollig, Anna, dat we hier met z'n allen voor gek hebben gezeten en ene meneer Klaren- bos hebben toegejuichd en gehuldigd en befuifd, die helemaal mr. Klarenbos niet was? En vindt U dat zelf zo leuk, me neer dat u hier een stel achtenswaardige burgers een figuur als een gieter hebt doen slaan? Dit is geen lolletje, meneer, dit is bedrog. Puur bedrog. Mevrouw Boom mag dat misschien leuk vinden, die heeft er niets bij te verliezen. Maar mijn naam gaat over de straat, mijn naam als zakenman, als notabele van deze gemeente. Wie zal me geloven, wanneer ik zeg, dat ik er part noch deel aan had? Wie zal niet denken, dat het allemaal doorgestoken kaart was? De gewaande Clarenbough was op deze plotselinge reactie niet voorbereid en staarde de spreker als versuft aan. Langzaam vormde zich in zijn geest een denkbeeld omtrent de ontzaggelijke stommiteit die hij had uitgehaald, om daar, notabene onder getuigen, zijn iden titeit te onthullen. Kruiderink zag wel de indruk die hij maakte en ging voort: „Het mag dan mijn naam kosten en m'n reputatie, maar ik zal dan tenminste redden wat er te redden valt. Ik zelf zal persoonlijk de ze ganse zaak onthullen. Ik zal u, me neer laten arresteren als een oplichter, die zich uitgeeft voor een Amerikaanse zakenman en in werkelijkheid een avon turier is. De politie moet dan maar eens uitzoeken of u verder een blanco straf- vindt Dijker en boomt het roeibootje naar de overkant, terwijl vogelwachter Jansen de lopers moet begeleiden. Want het is niet gemakkelijk, om de juiste weg te blijven volgen. Hoewel „die met lange benen" moeten lopen, kan Dij ker toch niet voorkomen dat ons bootje af en toe een flinke plomp water binnen krijgt, maar hij moet lachen om die landrotten, „die altijd zo gauw denken., dat ze verzupe Met de buitenlanders is het nog erger. Er komen erg veel buitenlanders en velen voelen de moed in de schoenen zinken, wanneer zij naar die stukken land kijken, die door de zee werden aangeslibt en die ze slechts kunnen be reiken, wanneer ze de schoenen uittrek ken en de broek of rokken in de hoog te hijsen. Ze durven het bijna niet aan. Dat vertellen de vogelwachters van de Schorren dan! Dijker kan ook nog vertellen uit de tijd, toen de robben nog niet werden beschermd en toen voor iedere gevangen rob drie gulden premie werd betaald. Maar ook de robben worden tegenwoor dig beschermd. Ja, je kunt ze nu zelfs gaan bekijken. In de buurt van De Cocksdorp vind je een groot bord met de richtingsaanduiding: Naar de robben platen! Wij gaan er heen met de Zeemeeuw, die sinds kort weer een vaste dienst op Vlieland heeft. De Zeemeeuw vaart dicht langs de Vliehors, waarop de rob ben liggen te zonnen bij laag tij. Die lange strook zand van ongeveer vijftien kilometer lengte biedt de robben een ideale ligplaats. De kapitein gelooft, dat wij ze daar zeker zullen zien. Maar zij zijn nog wat schuw. Over een maand gaat het beter, dan blijven ze rustig liggen als de Zee meeuw passeert. Nu zullen ze nog wel wat angstig zijn. En de robben deden orecies wat van hen werd verwacht. Ze hièven hun grappige ronde kopjes, za gen het schip naderen en schoven het lenige gladde lijf snel in zee. Vlak bij de boot stak er eentje zijn ronde bol even boven water, maar hij schrok blijk- Vraagt Uw leverancier: pas verworven teil naar de slootkant. Daar opende hij zijn scheepsatelier en weldra daverde de lucht van roest op roest. Af en toe kwam Grootvader Wor- telschrokker eens vragen wat al dat la waai moest beduiden! Maar Pepito lach te geheimzinnig en zei, dat hij zijn eigen wortels ging verdienen. Grootvader kon echter niet begrijpen hoe het mogelijk is wortels te verdienen, door aanhoudend en erg hard op een ouwe roestige teil te slaan. Enfin, dat begreep Pepito zelf ook niet helemaal! (Wordt vervolgd) blad hebt. Ik bel nu meteen de politie op en in één moeite mr Colverton, de Ame rikaanse journalist. Die zal ik de zaak haarfijn uit de doekjes doen en al zal ik zelf hangen, ik zal zorgen dat u mee- hangt, meneer Klarenbos of Jongejans of misschien hebt u nog wel meer namen. Ik zal zorgen dat de kranten in Amerika en hier u aan het publiek vertonen als wat u bent, een oplichter, een bedrieger, een fantast, een warhoofd, een gevaar lijke avonturier. Anna, waar is de tele foon? Ik bel meteen de politie. Maar nu stond mevrouw Boom op en greep hem bij de arm. „Nee, dat moet je niet doen zei ze. Ik heb vanavond de hele avond met meneer.eh. Jongejans zitten praten, ik ben hier de gastvrouw en het is tenslotte eigenlijk mijn schuld dat hij zijn mond voorbij gepraat heeft. Meneer Jongejans, ik kan het wel begrijpen. Ze wendde zich met een sympathieke glimlach tot de uit de koets gevallen Amerikaan. Ik kan het me allemaal heel goed begrijpen. Mijn zoon is jarenlang student geweest en ik ken de jongelui. Wat hier gebeurd is, zullen we zelf onder elkaar uitzoeken, maar ik wil niet dat u de dupe daarvan wordt. U bent hier niet de schuldige. Dat zijn anderen. Jaja, - raasde Kruiderink, die nu door het dolle heen scheen spreek jij hem maar vóór! Wou je hem er uit la ten tre*kken, zonder dat hem een haar van z'n hoofd gekrenkt wordt, en ons voor de brokken laten opdraaien? Ja, dat wou ik zei mevrouw Boom ferm en greep bemoedigend Will's baar dat wij zó dichtbij waren en ver dween met grote haast. Wij vergaten de robben, toen wij Vlie land naderden: het bewoonbare gedeelte dan. Hoewel, van dat bewoonbare ge deelte zouden wij weinig zien. Want onze enige passagier ontscheepte zich aan de houten steiger, die in een een zame zandwoestijn lag. Een autobusje wachtte op passagiers. Ook op één pas sagier. En het hobbelde door de zand vlakte naar de bewoonbare wereld. Het leek alsof wij een passagier illegaal aan land hadden gezet, want de Zeemeeuw koos ogenblikkelijk zee en voer op De Cocksdorp aan.En wij keken weer uit naar de robben. De meeste hadden de schrik blijkbaar nog „in de benen' en bleven ondergedoken, maar enige moedi gen hadden de zon opgezocht en keken vrijmoedig naar de voorbij puffende boot. Het komt je onbegrijpelijk voor, dat men die grappige dieren eens graag doodde om drie gulden premie te ont vangen. Omdat, naar men ons vertelde, de robben schadelijk voor de visstand zijn. De kapitein van De Zeemeeuw kon zich de tijd nog wel herinneren, dat het bij die vangst soms afschuwelijk toeging. De buitenkant van het schip werd met platen voorzien van lange ijzeren pun ten „bekleed". De jagers schoten een paar maal in het wilde weg in de kudde en de dieren vlogen verschrikt het wa ter in. Het schip was dicht genoeg bij om hen in de ijzeren punten te laten vliegen. Zo konden vele premies ineens worden geïncasseerd. „Maar een rob ben jager, die de ogen van een rob een maal heeft gezien kan het dier niet meer doden", vertelt een van de lichtwachters van de Texelse vuurtoren ons. Vroeger ging hij wel eens als gids mee met de plezier jagers en dan schoot hij ook wel eens een rob. Maar sinds hij de fluwe len ogen van deze dieren heeft gezien, kan hij ze niet meer schieten. Liever is hij lichtwachter op de vuurtoren. Maar het bezoek aan de vuurtoren is een verhaal op zichzelf! NEDERLANDE MEISJES IN ENGELAND Vroeger, vóór Wereldoorlog II, bracht het Nederlandse meisje voor de voltooi ing van haar opvoeding vaak een jaar door in een Engels gezin, meestal als „paying guest". In de democratische we reld van nu, gaan de meisjes meer en meer als hulp in de huishouding naar Engeland, om zo haar verblijf aldaar zelf te verdienen en tevens de taal goed te leren. Er zijn verschillende manieren waarop men zo'n betrekking kan aanvaarden. De ervaringen, welke men van de meisjes hoort, zijn dienovereenkomstig. Men kan op een geadverteerd particulier adres in Engeland schrijven of men kan ingaan op het aanbod van een bevriende relatie. Bii alles wat men op dit gebied wenst te ondernemen, is het echter verstandig tevoren inlichtingen in te winnen bij een der volgende adressen: Nederlandse Ver eniging ter behartiging van de belangen van jonge meisjes (UNION), p.a. Maat schappelijk Advies- en Inlichtingenbure au (M.A.I.-bureau) Centraal Station (bij ingang) Amsterdam-C., telefoon K 20- 46223; Centraal Bureau der R.K. Meis- jerbcscherming, Lomanstraat 9b, Am sterdam Z. telefoon K 20-713104. Het is aan te bevelen deze inlichtingen vooral tijdig in te winnen; er wordt slechts een geringe vergoeding van kosten gevraagd. Het is echter verreweg het beste, zich bij een bureau te laten inschrijven. Tot op heden kent Nederland nog slechts één particulier bureau op dit gebied, dat met vergunning van de overheid werkt. Het is gevestigd te Amsterdam, Singel 360, telefoon K 20-32304. Aan het hoofd daarvan staat mevrouw H. Miller, die dit werk tezamen met haar Engelse col lega, mrs J. Rolt te Boxmoor doet. Met ieder meisje, dat van plan is naar Engeland te gaan, heeft het bu reau een persoonlijk onderhoud, alvorens men haar inschrijft en haar gegevens op zendt naar mrs. Rolt in Engeland. Dit onderhoud is wel gewenst, omdat net meisje dan volledig haar verlangens kenbaar kan maken en er voor kan wor- dan Uw spoorkaartje ge- haald bij de V.V.V. „Texel" arm. En zo zal het gebeuren ook. Meneer Jongejans vertrekt hier vandaan, natuurlijk met de meest mogelijke spoed, maar hij laat een schriftelijke uiteenzet ting achter. In die uiteenzetting moet duidelijk uitkomen, dat hijzelf niet de auctor intellectuales van dezekwa jongensstreek is. Hij moet hier buiten blijven, hij is alleen maar gebruikt, of liever gezegd misbruikt. U wist mis schien niet, meneer Jongejans, wat de eigenlijke bedoeling van dit bedrog was en dat men uw komst gebruikte om hier in de gemeente enkele maatregelen door i te drijven, waartegen anders veel ver- zet verrezen was? Nee, dat wist U niet, hè? Dat heeft uw vriend De Gooyer u niet verteld en dat heeft de burgemees ter u ook niet verteld? Die deed zeker net of hij nergens van wist? Als u praat van een goed toneelspeler, m'n hoed af voor burgemeester Dikkenburg en z'n charmante dochter! Overstelpt door die gloed van be schuldigingen, bewijzen en onthullingen, zat Will versuft in zijn stoel en staarde glazig voor zich uit. Kon hij nu maar vijf minuten rustig en nuchter denken, zich zijn positie realiseren. Maar dat was hem onmogelijk. Slechts één ding zag hij glashelder: als dit uitkwam, was het gedaan met zijn carrière. Dan stond hij te kijk als oplichter en bedrieger. En al kon hij aantonen dat hij te goeder trouw geweest was, de publiciteit zou haar werk gedaan hebben. Men zou hem beleefd in overweging geven, naar een ander baantje om te zien, een baantje dat iemand, die op die manier bekend den gezorgd, dat zij zoveel mogelijk betrekking krijgt, waarop zij het me geschikt is. Zij wordt dan ingelicht O' hetgeen zij dient te weten voordat naar het buitenland gaat. Voorts wo zij geheel geholpen met haar sollicita waartoe behoort het vertalen van dip ma's, getuigschriften, brieven, die zij u Engeland ontvangt, het antwoord aan c familie, dat met haar samen wordt op gesteld, enz. Van de minderjarigen (vanaf 18 jaar) verlangt men tevens een verklaring van accoord van de ouders of wel men stelt als voorwaarde, dat de ouders bij het on derhoud aanwezig zijn. De gegeven^ welke het bureau moet hebben, zijn on der meer: genoten onderwijs, ervaring oï huishoudelijk gebied, godsdienst, maalr schappelijke positie van de vader, refe renties en eventueel een opgave waar het meisje het liefst geplaatst wil wei den. Dat laatste houdt in: plaatsing ih of dichtbij een stad of op het platteland. Het gebeurt ook vaak, dat twee of mïêr vriendinnen samen gaan en dan, zo mo gelijk, in eikaars nabijheid worden ge plaatst. Mrs. Rolt zorgt voor eerste klas Engel se families. Zij controleert die op haar betrouwbaarheid e.d. en draagt laar voor de volle verantwoordelijkheid. Zij regelt met de Engelse families de huis vesting, het loon, de vrije tijd en de over tocht. De verdiensten bedragen •'an 2.O.Ó. tot 3.0.0. per week, waarv#* 4 sh. 6 d. wordt afgehouden voor wat ydj hier te lande het ziekenfonds zouden oemen. Kan het meisje haar heenreis net zelf betalen, dan zorgt de Engelse familie hiervoor. Wekelijks wordt dan eö klein bedrag van haar verdiensten afgehuden, waarvan het totaal bedrag (dus een jaar) aan haar wordt teruggegeve> zo dat in feite de Engelse familie denver- tocht betaalt. Vaak informeert de Engelse fair,ie of er bij haar in de buurt reeds Nedeimdse meisjes werkzaam zijn, zodat het eisje, dat zij verwacht, spoedig vriennnen kan maken. Ieder meisje krijgt v-^oen- de vrije tijd om zich te verpozeien te studeren, terwijl het vanzelf spre<t> dat zij in de gelegenheid wordt geste haar kerkelijke plichten te vervullen, 'borts bestaat in Engeland de „All itions Club", waarvan vele Nederland.nieis- jes lid zijn. Ook kan men z voor weinig geld voor allerlei cursuss, laten inschrijven. Mocht het voorkomen, dat h'bieisje en de betrokken familie niet h^onië- ren, dan kan zij altijd op de P van mrs. Rolt rekenen. In het en§eval praat mrs. Rolt met de betrokkfami- lie immers het niet geheel jhtig zijn van de Engelse taal kan eensm- mcring in de omgang zijn in ^an- lere geval bewerkstelligt mrs. Roiat het meisje bij een ander gezin wordt plaatst. Het spreekt van zelf, dat het Neder landse meisje in Engeland zich bij de gewoonten van het land heeft aan te passen, ook al zou zij van mening zijn, dat bepaalde dingen in eigen omgeving beter of prettiger worden gedaan. Vaak wordt het zeer gewaardeerd, als zij voor stelt eens iets „in the Dutch way" te be reiden en het gezin bijvoorbeeld vergast op spekpannekoeken of echte Hollandse erwtensoep o.d. De meeste meisjes, die in huishoudelijk verband naar Engeland gaan mini maal zes maanden, meestal één jaar komen zo van school, van het kantoor, het atelier of de fabriek. Haar huishou delijke ervaring is dus vrijwel nihil. In het gunstigste geval hebben zij thuis een handje geholpen. Dit vormt geen be- zwa ir voor de te aanvaarden betrekking als „mother's help" (assistente van de huisvrouw). Het meisje helpt dan met de verzorging van de kinderen en met het huishoudelijke werk, met extra hulp voor het ruwe werk. De Engelse huisvrouw leert haar in zo'n geval van alles, zoals ook de Engelse bereidingswijze van de maaltijden. Meisjes, die een diploma kraam- of kinderverzorging hebben, ko men in aanmerking om als „Nannie" '(kinderverzorgster) te worden uitgezon den. Zij moeten dan wel reeds een be hoorlijke kennis van de Engelse taal hebben. Als geheel genomen is een dusdanig verblijf in Engeland niet alleen heel goed om de Engelse taal meester te worden, maar draagt een verblijf in het buiten land er ook toe bij om de zelfstandigheid en de persoonlijkheid van het meisje te ontplooien. (Nadruk verboden) was geworden zeker niet opgeschept zou vinden. Toen schoof er binnen zijn gezichts kring een papier. Hij kon ternauwer nood de letters onderscheiden. Maar aan zijn oor klonk de vriendelijke moedge vende stem van mevrouw Boom. Ik zal u voorlezen wat hier staat zei ze goedhartig, ik denk dat u er mee accoord zal gaan. - Ik, William Jongejans, heb gedu rende enkele dagen de rol vervuld van een Amerikaans zakenman, mr. Claren- i bough, en heb gehandeld als was ik deze man in persoon. Ik heb dit gedaan op aandringen en met medeweten van de burgemeester der gemeente Meeldam en de gemeente-opzichter De Gooyer, die mij verzekerden, dat zulks slechts ge schiedde om hen uit een impasse te red den. Ik heb generlei beloning hiervoor aangenomen en was niet bekend met de motieven, die genoemde heren leidden tot deze handelwijze. Zodra ik van enke le notabelen der gemeente inlichtingen ontving omtrent deze motieven, heb ik mij terstond teruggetrokken en gewei gerd langer mij voor dit doel te laten gebruiken. Hier staat uitdrukkelijk in, dat u- zelf part noch deel aan de historie hebt, meneer Jongejans bevestigde Kruide rink, die aanzienlijk was gekalmeerd. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1955 | | pagina 4