De konijnen zijn schaars -1 Pepito's eerste grote avontuur Vervuld verlangen Op reis Dat de enige maanden geleden op Texel uitgebroken konijnenziekte ern stig en meedogenloos om zich heen heeft gegrepen (en nog steeds slachtoffers maakt) kan men goed constateren op een tocht door de dennenbossen en duinen. Zagen wij er anders tussen de Rozendijk en de laatste duinrichel talrijke konijnen kwiek wegschieten, ditmaal hebben wij niet één konijn ontdekt. Ze zijn dus praktisch allemaal gesneuveld. Wellicht zal er altijd nog wel een handje vol overschieten en dat is voor de jagers te hopen ook, want konijnen mag je nu eenmaal niet gaan poten, zo als patrijzen! Wat zijn nu de gevolgen van de myxo- matose? In de eerste plaats, dat het ko nijn zeldzaam geworden is en daaruit vloeit dus voort, dat de duinvegetatie nu volop gelegenheid krijgt tot een groei en bloei als nooit tevoren. Eén der bewo ners van de Westermient verklaarde, dat de konijnen het dan ook wel erg bont begonnen te maken. Hij noemde ons plaatsen, waar het duinterrein zo kaal was afgevreten, dat het er veel van weg had of een hongerige kudde schapen op het kruid was losgelaten. Bij alle ramp zalige gevolgen van de activiteit door de .Franse arts aan de dag gelegd, blijft dus nog een klein lichtpuntje aanwezig! Het konijn was voordien een zeer veel voorkomende gast, die vooral het Staatsbosbeheer grote schade veroor zaakte, want waar geknaagd en gegra ven wordt lijdt de natuur. Wij stoorden ons daar intussen nooit aan en misschien wel omdat wij nooit anders meegemaakt hebben Alles went, niet waar? In zijn boek „Texel" vertelt de heer J. A. v.d. Vlis ons, dat Texel van ouds een konijnenland is geweest. Toen hij zijn boek samenstelde en duizend-en-één vergeelde archiefbladen doorworstelde, viel het hem op, dat er zo dikwijls over konijnen gesproken werd. Reedst in tal rijke middeleeuwse rekeningen worden deze duinbewoners vermeld. In 1359 laat de rentmeester Jan van der Goude aan zijn heer in Schoonhoven konijnenvel len brengen en leest men, dat hij fretten houdt om konijnen mee te vangen. „Enen wive te Waal", betaalt hij „van conijnsnetten te breyden" een klein be drag. Jan van Poelgeest, die wat later schout en rentmeester van het eiland was, noemt enige natuurlijke vijanden van het konijn, die sedert lang uitge storven zijn. Alleen reeds in het jaar 1378 kocht hij de vellen van 29 bunzings en fretten en van negen „catten", die op Texel en Vlieland waren gevangen. Merkwaardig is de vermelding, dat veel konijnen ,,'s winters sterft van hongher want het niet te eten en heeft dan helm". In 1380 kocht de rentmeester niet min der dan 65 bunzings en 23 katten. De fretten schijnen al uitgeroeid te zijn, want drie worden er dan aangevoerd uit Engeland en vier zijn aangekocht in Holland. Vooral de Eierlandse duinen, waar 'n paar eeuwen later de kasteleins van het Gemenelandshuis de scepter zwaaiden, zijn een dorado voor konijnen geweest. Van Cuyck zegt, dat in zijn tijd (om streeks 1760) 1500 koppel konijnen per jaar door de kastelein naar Amsterdam gezonden werden en Prof. Ackersdijk bevestigde dit nog in 1830 door te schrij ven, dat men toen 2000 a 3000 konijnen 's jaars ving met grote netten. Ook toen jaagde men de konijnen met fretten, die men de bekken had „toegenaaid". Poe liers in Amsterdam betaalden er per stuk 40 cent voor, inclusief het vel. In de vellen dreven ze handel: het haar ging naar de hoedenmakerijen en van de geschoren vellen werd lijm ge kookt. Een paar eeuwen daarvoor droeg men de konijnen een beter hart toe: toen omstreeks 1600 de Texelaars de dieren op alle mogelijke manieren vervolgden - men schoot ze met pijl en boog, joeg er fretten achteraan en ving ze met netten - vaardigden de Staten een plakkaat uit om de „argentijne konijnen met booven maaten groote kosten geplaetst, om de Duynen daarmeede te peupleren" (bevol ken) in bescherming te nemen. Men was toen blijkbaar nog niet tot het inzicht gekomen, dat de konijnen vooral voor het onderhoud der duinen schadelijk waren. In 1756 - zo lezen wij nog in „Texel" - werd op Vlieland een plakkaat opgehan gen, waarbij de burgerij verlof kreeg ze met „allerhande" middelen te vervolgen, in 1808 jaagt men ze met „fretten, schietgeweren en stiklucht". BRIDGEN Uitslag competitieavond 11 januari: A.: Echtpaar Jouwersma 59,38 Mantje-Veenema 57,29 Mej. v. Heerwaarden-v. Lenten 56,25 °/o v. Heerwaarden-de Vries 55,21 v. Dam-Raven 43,75 °/o Backer-Broekman 41,67 °/o Echtpaar Beemsterboer 36,46 B.: Mevr v.d. Heerik-Kok 59,72 Echtpaar Bakker 54,86 Mevr. Kooijman-Wessels 54,17 Bruin-Boeder 52,78 Echtpaar Boersma 52,08 Mevr. De Graaf-mej. Hattuma 48,61 °/o P. C. Roeper-D. v.d Werf 45,14 Bos-Gieze 42,36 °/o Gebr. van Sambeek 40,28 °/o Volgende drive 25 januari. DE SCHAPENHOUDERIJ IN NIEUW-ZEELAND Zowel de „shepherd" als de „farm hand" bedienen zich bij het werk van honden, meestal een team van 5 of 6, die elk een speciale taak hebben. Het zijn een soort colli's, die speciaal voor dit doel worden gefokt. Het is slechts moge lijk om met een eigen team honden te werken. Voor de jcnge „farmhand" is het dus zaak dat hij na enige tijd jonge honden koopt en deze zelf africht. De Nederlandse „farmhand", die gaat werken op een schapenbedrijf moet er op rekenen, dat hij in het begin allerlei soorten werkzaamheden krijgt op te knappen. Het duurt zeker een half jaar of meer voordat men hem het eigenlijke schapenwerk laat doen. Op de schapenbedrijven, vooral die op het Zuid-Eiland, wordt enig bijvoer voor de wintermaanden verbouwd, zoals mergkool, knolrapen. De hieraan ver bonden werkzaamheden worden alle ma chinaal verricht en het verdient aanbe veling (en dit geldt ook voor „farm hands" op de zuivelbedrijven) dat men behoorlijk op de hoogte is met tractor- werk. Vooral de schapenbedrijven, die veelal in de heuvelachtige tot bergach tige streken liggen, vereisen een bijzon dere kundigheid van de tractorchauffeur. Jaarlijks verliezen in Nieuw-Zeeland 'n aantal „farmhands" hun leven doordat zij onoordeelkundig rijden op hellingen en met de tractor over de kop slaan. In tegenstelling met de zuivelbedrij ven is het werk op de schapenbedrijven minder regelmatig verdeeld. Daar kent men soms 2 3 weken van hard werken, waarbij men dan wel op Zaterdag en Zondag doorwerkt. Tijdens de kalmere perioden krijgt de „farmhand" vaak ge legenheid om op werkdagen de stad te gaan bezoeken of de nabije schapen- markt of landbouwtentoonstelling. De Zuivelindustrie Een aantal Nederlanders in Nieuw- Zeeland vond een werkkring op de boter en kaasfabrieken. Men moet er op re kenen, dat, indien men een dergelijke werkkring ambieert, men altijd als ar beider moet beginnen. Diploma's van b.v. de zuivelschool in Bolsward worden niet erkend, doch strekken wel tot aanbeve ling en de mogelijkheid om een meer leidende functie te krijgen, is niet uit gesloten. Het seizoen waarin de boter en kaasfabrieken werken, loopt ruwweg van de maand Juni tot en met Februari van het -daaropvolgende jaar. De ver diensten zijn hoog, speciaal wanneer men medewerkt in de Zondagsploegen, waar voor dubbel loon wordt betaald. Een in komen van 15 (f 158,per week is dan geen uitzondering. Gedurende de drie maanden, dat de productie stil ligt, wordt door de Nieuw- Zeelanders in de regel vacantie geno men, waarvoor de verdiensten van het afgelopen jaar dan ook gelegenheid bie den. Over het algemeen ziet men de Ne derlanders gedurende deze drie maan den werk zoeken in een andere be drijfstak, meestal bij de exportslachte- rijen, die dan juist hun hoogseizoen heb ben. Hier wordt ongeveer met overwerk inbegrepen 11 a 14 (f 116f 127) per week verdiend. Doordat de veelal kleine coöperatieve boter- en kaasfabriekjes op het platte land liggen, waar weinig gelegenheid is om geld uit te geven, is het zeer wel mogelijk om een behoorlijk bedrag per jaar naar de spaarbank te brengen. Dit heeft grote voordelen. Indien men in Nieuw-Zeeland voor zich zelf wil be ginnen, is het zeer gemakkelijk om geld te lenen tegen een redelijke rentevoet, zowel van de Staat als van particulieren. Het is dan gewenst dat men zelf beschikt over 1/3 van het benodigde bedrag, ter wijl het overige deel kan worden ge leend TEXELAARS NAAR DEN VREEMDE Zoals gemeld is de familie H. Spigt, Nieuwstraat, Den Burg, op 13 December met de Johan van Oldenbarneveld naar Tasmanië vertrokken. Het eiland ligt ten zuidoosten van Australië en is driehon derd kilometer lang en driehonderd ki lometer breed. Het is genoemd naar de Nederlandse zeevaarder en ontdekkings reiziger Tasman, die het eiland in 1642 ontdekte. Tasmanië heeft bergen van meer dan 1500 meter hoog en uitgestrekte meren, zoals het Great Lake, dat 113 vierkante kilometer beslaat. De meeste meren dan ken hun ontstaan aan de gletsjers. Het klimaat is door de ligging op ca. 42 gr. z.br. betrekkelijk zaoht. De ant arctische flora verbindt zich hier met de plantengroei van Z.O.-Australië. De westelijke bergketen is voor een deel met grasvlakten bedekt. Verder vindt men op de bergen dichte wouden. In 1950 werd dit eiland door 279.000 mensen bewoond. Ze zijn van Britse af komst. De bevolkingsdichtheid (4 per km2) en de klimaatgesteldheid maken dan ook, dat er voor immigranten in dit land nog wel ruimte is, al is er dan ook veel bergland, dat vestiging van beteke nis uitsluit. 53 Pet. van de bevolking behoort tot de Anglicaanse Kerk, 15 pet tot de rooms-katholieke, 14 pet is metho distisch en 7 pet presbyteriaans. Het la ger onderwijs is er kosteloos; 9/10 der scholen zijn staatsscholen. Bijna van het land is te bergachtig om anders dan voor bosbouw te worden gebruikt. De houtverwerking en de pa pierindustrie nemen er snel in betekenis toe. Door het sterke reliëf en de grote re genval is het westen niet geschikt voor landbouw, in het oosten en noorden heeft deze enige betekenis, men ver bouwt tarwe, haver, erwten, aardappe len en hooi. Van grote betekenis is ook 33. Het ijverige klapwieken van de vele vogels vervulde de lucht en op het dek verrichtten een uitgelaten Bloobeest en een zingende Pepito hun dagelijkse kar weitjes. Er stond een stevige bries, de zeilen stonden bol en de trekvogels trok ken trouw. Zo tegen koffietijd ver scheen de kapitein, die er ook al buiten gewoon opgewekt uitzag. En alles wees er op, dat er iets ging gebeuren, want hij had zijn beste lakense pak aange trokken, waarvan de gouden biezen jp z'n mouwen, glinsterden in de zon. En jawel hoor! „Eh.matroos Bloobeest!" riep kapitein Druppel en legde de na druk vooral op matróós," kom eens bij de kapitein!" en Bloobeest, die niet goed wist, of de kapitein boos of blij was, kwam schoorvoetend naderbij. „Zo, ben je daar", sprak kapitein Druppel ge wichtig, „uh, kijk zie je, om met de deur in het ruim te vallen, het is me een waar genoegen je te mogen bedanken voor de scherpzinnige wijze, waarmede je het voortbewegingsprobleem van ons schip hebt opgelost. Dooh dat is niet je enige verdienste. Gisteren nog was ik 'n gebroken Druppel, die zich badend in tranen in zijn bedompte kajuit opsloot, maar dank zij jouw geniale vogelplan mag ik me weer verheugen kapitein te zijn op een echt schip! Bloobeest, mijn beste helft van de bemanning, nu zullen we de race zeker winnen en daarom wil ik je uit dankbaarheid bevorderen tot kok-roerganger!" „Dank u, kapitein", prevelde Bloobeest verlegen. Kapitein Druppel zou z n innige dank baarheid omgezet hebben in toorn, als hij geweten had wat er boven zijn hoofd gebeurde! De leider van de vogels, die onder het vliegen steeds scherp naar beneden keek, hield plotseling zijn vaart in en krijste: „Duiken mannen!! Vis in zicht!! en als één man doken alle vogels in de golven. TERSCHELLING EN.... 'T GLAASJE In de rubriek „Lezers schrijven", meldt de Harlinger Courant 't volgende: Enkele ouderen onder de Terschellin- gers zullen zich herinneren, dat er in 1910 een afdeling is opgericht van de Ned Chr. Geheelonthoudersbond op Oost-Terschelling, waarvan velen lid geworden zijn. Met kracht werd er ge werkt voor een drankvrij Oost. Maar het mocht niet zo zijn. De „West Aletha" strandde. En met die stranding kwam de verleiding op het strand. Vaten wijn deden velen hun ge lofte vergeten en zij deden zich tegoed aan het heilloze vocht en maakten er winst mee wat volgens art. 2 der statu ten ook verboden was. Waartoe deze mededeling zult ge vra gen7 Is het naar aanleiding van oude jaarsavondviering? Heeft dat de gedach ten doen uitgaan naar de mislukte po ging om een drankvrij Oost te krijgen? Neen, deze herinnering werd opge wekt door het beangstigende feit, dat er vier nieuwe vergunningen zullen wor den uitgereikt op ons eiland, vier, zegge vier. Moet dat alles gebeuren ter wille van de badgasten? Gaan we daarmee de goede weg op? Neen, zo wordt ons eiland niet het rustige, veilige vacantieoord, waaraan zovelen in den lande behoefte hebben. Er zal gedanst worden, och dat kan een onschuldig vermaak zijn. Maar als de drank zijn invloed gaat doen gelden? Hoe wordt het dan? De drinkgewoonte neemt helaas in de gezinnen hand over hand toe. Ook de jongeren wordt een glaasje aangeboden bij de kleinste feestelijkheid. Denkt men dan werkelijk dat geen plezier, geen vrolijkheid mogelijk is zon der drank? Dat weten de geheelonthouders wel beter. Maar die weten ook hoeveel ellende, hoeveel misdaad en niet te vergeten hoe- ongelooflijk veel verkeersongelukken 't gevolg zijn van drankgebruik. Is dit alles niet genoeg om met angst en teleurstelling te zien dat er méér ver gunningen zullen komen? Er zijn er al ruim genoeg! En hoe staat het met de zedelijkheid als de drank is in de man? Ook van die zijde dreigt gevaar! Eilanders let op uw saeck! Terschellingse. de fruitteelt <(20.000 ha appelboon den), die aanleiding geeft tot belan fruitverwerkende industrie. De vej levert vooral wol en boter. Door de verscheidenheid, aan in het westen, is de mijnbouw bel rijk. De ontwikkeling van de in-M (metaal, papier, conserven) wordt be] derd door de goedkope hydro-elekti kracht. (Dus de kracht door stuw men in de meren). Door het gematigde klimaat en ft natuurschoon trekt Tasmanië y meer toeristen, er zijn 50 natuurr- vaten en de rivieren zijn rijk aanw, rellen. Tasman meende, dat het een deel^10 Australië was, maar eerst in 1799 iBu vastgesteld, dat Tasmanië door eei^ van de Nieuwste Wereld gescheiden De oorspronkelijke, thans uitgeston bevolking moet tot de oudste bewB van de Zuidzee hebben behoord.W leefden in kleine groepen met eenB kozen opperhoofd. Naar schatting iiM begin van de 19e eeuw ca. 8.000 tellend, werden zij na 1825 - toen 1 afzonderlijke kolonie werd - dooi kolonisten en door troepen naar het nenland gevluchte gestraften lett< afgeslacht. Tussen 1831 en 1836 we restant van 203 personen naar Flin Island ten noorden van Tasmanië, i gebracht. In 1865 stierf de laatste in 1877 te Londen de laatste vrouw HOLLANDS NOORDERKWARTIl IN 1955 Kaashandel en zuivclindi Door de ongunstige voederpositie het betrekkelijk late voorjaar melkproductie aanvankelijk aam lijk lager dan normaal. Later trad de gunstige grasgroei een herstel 0| dat in Mei de productie boven het jaar lag, doch daarna daalde de pri tie weer onder het peil van 1954, wi de droogte in Augustus en Septemb rol speelde. De lagere melkprod werd echter mede veroorzaakt dooi moeilijkheden op het gebied van de beidsvoorziening, waardoor verschi de veehouders de melkveehouderij krompen en zich meer op de vetwei toelegden. In ons gebied vertoont melkproductie in de eerste 10 maa van 1955 een daling van plm. 4% te over de overeenkomstige periode in De kaasproductie vertoonde een ging, een gevolg van de goede pnj die voor dit zuivelproduct konden den gemaakt, waarbij een verschuif01] optrad van volvet naar 40 Voor Hf heel Nederland was de productie i volvette kaas 6°/o hoger, van 40+ H hoger en van 20+ 12% lager. Tot half oktober lagen de kaasprjH vrijwel doorlopend en soms aanzieijjj, boven die van 1954. Nadien vertoornt de noteringen een dalende tendens.^; 3 het algemeen kunnen zowel de centen als de handelaren op een beft* digend jaar terugzien. ir De export van kaas was ook ditW( wederom bevredigend. Over de eers^n< maanden van 1955 bedroeg de rond f 193 miljoen tegenover rond flp miljoen in 1954. De aanvoer op de kaasmarkt te K maar bleef zich jammergenoeg ook^ 1955 in dalende lijn bewegen en bed?fc 677.785 kg tegenover 810.167 kg in 1-®' Het deed mij zeer veel genoegen te"€ zen, dat ook de Bond van op Coöpf®n tieve grondslag werkende zuivelfal^ ken onlangs tot haar leden de op m. elc heeft gericht de aanvoeren op de kjL markt te verhogen. Het is de medet"e king der producerende fabrieken, di}61 de toekomst bij het voortbestaan 'ar markt de doorslag zal geven. en De tendens tot concentratie in^1 zuivelindustrie zette zich verder v<8? niet alleen door de overgang van hti 'ui uu uvci gang v en - groot aantal particuliere fabrieker* coöperatieve handen, maar tevens PT. enkele concentraties in de exporthai^ zowel in de coöperatieve als in de F ticuliere sector. -1*® De boterproductie was in de eerstJ maanden van 1955 ongeveer 12% lia®. dan in de overeenkomstige periode!: 1954. In ons gebied was de prodr® voor de niet-magere melkpoeder o veer gelijk aan vorig jaar, die van f10 gere melkpoeder daalde echter aanzr lijk en was van geringe betekenis. Aldus de voorzitter van de Kamer'® Koophandel en Fabrieken te AlkmaaM* een beschouwing over de economic®1 toestand van Hollands Noorderkwar1® in 1955. ;s' FEUILLETON door W. ROELANT 19. Natuurlijk niet antwoordde Su zan minachtend. Daar bent u te vroom voor en te netjes. Maar altijd trekt u vader van ons weg. Altijd moet u met hem praten en nooit is vader zo opgewekt dan wanneer u er bent. Haar woorden troffen Sabina midden in het hart. Alles, wat zij voor zichzelf had willen verbergen, werd hier als een verwijt tegen haar uitgeschreeuwd. Ze wist, dat Suzan onrechtvaardig was, want nooit had ze opzettelijk getracht Leo bij zijn vrouw en kinderen weg te trekken. Maar ze wist ook, dat deze on rechtvaardige verwijten een grond van recht hadden. Ja, dat ze waar waren, al had zij bewust dit nooit gewild of ge weten. Al meer, door de jaren heen, was de vriendschap tussen Leo en haar ge groeid. Eerst door het gezamenlijk leed om Marianne, later door de eenzaamheid, waarin ze beiden leven moesten. Nooit had ze voor een andere man gevoeld, wat ze voor Leo voelde. Een toegenegenheid, die ze „vriendschap" noemde. Zo had ze het gesteld. Maar het juiste woord zou „liefde" geweest zijn. En nu op dit ogen blik, zag ze glashelder voor zich, waar de oorzaak lag van al haar onrust en haar vermoeidheid zo vaak.Leo, het was het verlangen naar hem, dat haar door de dagen heen dreef. En dit ver langen, dat geen vervulling kende, was een voortdurende uitputting geweest. Zij had dit nooit willen zien, nooit willen bekennen, maar nu kon zij er niet meer aan ontkomen. Je moet nu weggaan, zei ze zacht. Ik begrijp je wel, maar daar moet je niet bang voor zijn. Haar toon trof Suzan. De drift in haar was gezakt, nu zij alles gezegd had, wat haar zoveel maanden vervuld had. En tot haar eigen verwondering voelde zij, hoe zij toch deze vrouw niet haten kon. Ze zou haar willen haten, ze zou alle lelijke woorden voor haar willen bedenken en in het ge zicht willen schreeuwen. De ziekte en het leed van haar moeder, de eenzaam heid en het gemis op Sabina willen wre ken, maar ze kon het niet, omdat ze, er gens diep in haar hart, toch van Sabina hield. Ze stond op en zonder iets te j zeggen ging ze de kamer uit, de trap af. Haar hart was vol verwarde, opstandige gevoelens. Pijn, jaloersheid, liefde, trouw aan het verleden, bitterheid - alles mengde zich dooreen. En buiten, tegen een hek geleund, in het veilige donker van de avond, huilde ze. Het waren niet de tranen van een kind, maar van een volwassen mens. Voor 't eerst had ze iets gezien van de afgrond, die er kan zijn tussen liefde en geluk - tus sen verlangen en vervulling. Op dit ogenblik begreep ze Sabina, maar haar begrijpen maakte haar eigen leed en wantrouwen nog groter. Boven zat Sabina, verslagen en dood stil. Het bezoek van Suzan had maar enkele minuten geduurd, maar plotse ling was het leven anders geworden. Nooit zou het meer zijn zoals het was, voor het meisje hier binnen kwam. Werktuigelijk ging ze weer achter haar bureau zitten. Ze staarde voor zich uit. Haar gedachten waren versuft, of zij een slag op haar hoofd gekregen had. Al leen één beeld maakte zich los: Leo. Ze zag hem lopen, bewegen, gesticuleren. Ze zag, hoe hij even stilstond, om een sigaret op te steken. Zijn hoge voor hoofd, het donkere haar, dat hij met een ongeduldige beweging terugstreek. Elk gebaar van hem kende ze. Ze legde haar handen voor haar ogen. Deze beelden, ze wilde ze niet zien. Maar duidelijker nog zag ze hem voor zich. Zó keek hij, als hij blij was en zó als hem iets hinderde. En ze wist, dat haar leven met hem verbonden was. Dat zij met elke vezel van haar hart aan hem hing. Ze had dit nooit geweten, nooit willen weten. Elke gedachte, die ooit in haar boven gekomen was, had zij weggeduwd, bespot. Maar nu kon zij niet meer ont wijken. Ze kreunde zacht, als in een lichamelijke pijn. Die nacht lag zij wak ker, urenlang, roerloos in het donker voor zich uitstarend. Iets in haar was verstijfd van pijn. Als een donker, zwart ding lag het binnenin haar en belette haar om te denken, een besluit te nemen, zich te verweren. Pas tegen de morgen viel zij in een korte onrustige slaap. HOOFDSTUK V. Met onheilspellend geknars stopte de stoomtrein aan het kleine stationnetje. Sabina stapte uit en keek om zich heen. Ineens voelde ze twee armen om haar hals. O, wat fijn dat je er bent klonk een stem bij haar oor. Else, hoe is het met jou? vroeg Sabina. De begroeting had haar uit de halve verdoving doen ontwaken. Ik ben zo blij, dat je er bent ant woordde Else alleen. Ga gauw mee naar huis. De koffie is klaar. Hoe wist je dat ik met deze trein zou komen? vroeg Sabina verwonderd Dat had ik wel gedacht zei haar vriendin. Zoveel treinen stoppen hier niet. Als je niet met deze meekwam, kon je pas na de morgen komen. Temid den van de weinige reizigers liepen ze het perron af. Vertel nu eens, hoe het met je is drong Else. Ik vind dat je er slecht uitziet. Werk je te hard op die school van je? Nee. nee weerde Sabina af. Ik heb het alleen koud. Die stoomtreinen zijn soms zo slecht verwarmd. Ja kind, we wonen nu eenmaal in een klein plaatsje merkte Else op. Troost je maar, de kachel brandt lekker, je zult zo wel bijkomen. Vlug liepen zij de paar straten van 't dorpje door. Een paar mensen kwamen zij tegen, die vriendelijk groetten. Ziezo, we zijn er zei Else. Ze stonden voor een klein, aardig land huisje. Else haalde de sleutel uit haar tasje en maakte de deur open. In de gang trok Sabina haar mantel uit en liep toen meteen door naar binnen naar de kachel. Ze strekte haar handen uit naar de warmte; ze was door en door verkleumd. Hier, zei Else bedrijvig, terwijl ze de stoel, die toch al naast de kachel stond, nog dichter bij trok. Ga zitten, dan breng ik je een kop koffie. Sabina keek rond in de kamer. Er was weinig veranderd. Het was een gezellig vertrek, prettig en met smaak gei||j beid. In de vensterbank stonden plarB! Sabina ontspande en ze was blij, d«ff toch maar gegaan was. Vanmorgei® het opstaan, had het haar bijna or&u gelijk geleken om de hele dag bij H ander te moeten zijn. Maar nu deed' rp haar goed in een vreemde en toch pj0 trouwde kamer te zitten, verzorgd hartelijk ontvangen. Ze had zoveel fc tige herinneringen aan dit huis. Me', vakantie had zij er doorgebracht. jn kwam binnen met twee koppen k<||| Gauw uitdrinken, dan is het gs gloeiend, vermaande ze. Ze ging»pe de andere kant van de kachel bij Sa^ zitten en keek haar oplettend aan. - m trekt weer een beetje bij, constat^ de ze. Maar toch zie je er slechtje Wat scheelt er aan? Haar eerlijke bezorgdheid maakte n bina week. Met moeite dwong ze-^ tranen terug. Het liefst zou ze uiag huild hebben. Het leek haar een beiM ding, om alles te kunnen vertellen. wist dat Else haar begrepen zou heb®L maar ze kon en mocht dit geheim H prijsgeven. Ze zou het een verraad Br genover Leo voelen. Heb je zorgen? drong Else. j£ h (Wordt vervolgd) iCj( 'p e dan Uw spoorkaartje ge baald bij de V.V.V. „Texel"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1956 | | pagina 4