De konijnen zijn schaars
-1
Pepito's
eerste
grote
avontuur
Vervuld verlangen
Op reis
Dat de enige maanden geleden op
Texel uitgebroken konijnenziekte ern
stig en meedogenloos om zich heen heeft
gegrepen (en nog steeds slachtoffers
maakt) kan men goed constateren op een
tocht door de dennenbossen en duinen.
Zagen wij er anders tussen de Rozendijk
en de laatste duinrichel talrijke konijnen
kwiek wegschieten, ditmaal hebben wij
niet één konijn ontdekt. Ze zijn dus
praktisch allemaal gesneuveld.
Wellicht zal er altijd nog wel een
handje vol overschieten en dat is voor
de jagers te hopen ook, want konijnen
mag je nu eenmaal niet gaan poten, zo
als patrijzen!
Wat zijn nu de gevolgen van de myxo-
matose? In de eerste plaats, dat het ko
nijn zeldzaam geworden is en daaruit
vloeit dus voort, dat de duinvegetatie nu
volop gelegenheid krijgt tot een groei en
bloei als nooit tevoren. Eén der bewo
ners van de Westermient verklaarde, dat
de konijnen het dan ook wel erg bont
begonnen te maken. Hij noemde ons
plaatsen, waar het duinterrein zo kaal
was afgevreten, dat het er veel van weg
had of een hongerige kudde schapen op
het kruid was losgelaten. Bij alle ramp
zalige gevolgen van de activiteit door de
.Franse arts aan de dag gelegd, blijft dus
nog een klein lichtpuntje aanwezig!
Het konijn was voordien een zeer
veel voorkomende gast, die vooral het
Staatsbosbeheer grote schade veroor
zaakte, want waar geknaagd en gegra
ven wordt lijdt de natuur.
Wij stoorden ons daar intussen nooit
aan en misschien wel omdat wij nooit
anders meegemaakt hebben Alles went,
niet waar?
In zijn boek „Texel" vertelt de heer
J. A. v.d. Vlis ons, dat Texel van ouds
een konijnenland is geweest. Toen hij
zijn boek samenstelde en duizend-en-één
vergeelde archiefbladen doorworstelde,
viel het hem op, dat er zo dikwijls over
konijnen gesproken werd. Reedst in tal
rijke middeleeuwse rekeningen worden
deze duinbewoners vermeld. In 1359 laat
de rentmeester Jan van der Goude aan
zijn heer in Schoonhoven konijnenvel
len brengen en leest men, dat hij fretten
houdt om konijnen mee te vangen.
„Enen wive te Waal", betaalt hij „van
conijnsnetten te breyden" een klein be
drag. Jan van Poelgeest, die wat later
schout en rentmeester van het eiland
was, noemt enige natuurlijke vijanden
van het konijn, die sedert lang uitge
storven zijn. Alleen reeds in het jaar
1378 kocht hij de vellen van 29 bunzings
en fretten en van negen „catten", die op
Texel en Vlieland waren gevangen.
Merkwaardig is de vermelding, dat veel
konijnen ,,'s winters sterft van hongher
want het niet te eten en heeft dan
helm".
In 1380 kocht de rentmeester niet min
der dan 65 bunzings en 23 katten. De
fretten schijnen al uitgeroeid te zijn,
want drie worden er dan aangevoerd uit
Engeland en vier zijn aangekocht in
Holland.
Vooral de Eierlandse duinen, waar 'n
paar eeuwen later de kasteleins van het
Gemenelandshuis de scepter zwaaiden,
zijn een dorado voor konijnen geweest.
Van Cuyck zegt, dat in zijn tijd (om
streeks 1760) 1500 koppel konijnen per
jaar door de kastelein naar Amsterdam
gezonden werden en Prof. Ackersdijk
bevestigde dit nog in 1830 door te schrij
ven, dat men toen 2000 a 3000 konijnen
's jaars ving met grote netten. Ook toen
jaagde men de konijnen met fretten, die
men de bekken had „toegenaaid". Poe
liers in Amsterdam betaalden er per
stuk 40 cent voor, inclusief het vel.
In de vellen dreven ze handel: het
haar ging naar de hoedenmakerijen en
van de geschoren vellen werd lijm ge
kookt.
Een paar eeuwen daarvoor droeg men
de konijnen een beter hart toe: toen
omstreeks 1600 de Texelaars de dieren
op alle mogelijke manieren vervolgden -
men schoot ze met pijl en boog, joeg er
fretten achteraan en ving ze met netten
- vaardigden de Staten een plakkaat uit
om de „argentijne konijnen met booven
maaten groote kosten geplaetst, om de
Duynen daarmeede te peupleren" (bevol
ken) in bescherming te nemen. Men was
toen blijkbaar nog niet tot het inzicht
gekomen, dat de konijnen vooral voor
het onderhoud der duinen schadelijk
waren.
In 1756 - zo lezen wij nog in „Texel" -
werd op Vlieland een plakkaat opgehan
gen, waarbij de burgerij verlof kreeg ze
met „allerhande" middelen te vervolgen,
in 1808 jaagt men ze met „fretten,
schietgeweren en stiklucht".
BRIDGEN
Uitslag competitieavond 11 januari:
A.:
Echtpaar Jouwersma 59,38
Mantje-Veenema 57,29
Mej. v. Heerwaarden-v. Lenten 56,25 °/o
v. Heerwaarden-de Vries 55,21
v. Dam-Raven 43,75 °/o
Backer-Broekman 41,67 °/o
Echtpaar Beemsterboer 36,46
B.:
Mevr v.d. Heerik-Kok 59,72
Echtpaar Bakker 54,86
Mevr. Kooijman-Wessels 54,17
Bruin-Boeder 52,78
Echtpaar Boersma 52,08
Mevr. De Graaf-mej. Hattuma 48,61 °/o
P. C. Roeper-D. v.d Werf 45,14
Bos-Gieze 42,36 °/o
Gebr. van Sambeek 40,28 °/o
Volgende drive 25 januari.
DE SCHAPENHOUDERIJ IN
NIEUW-ZEELAND
Zowel de „shepherd" als de „farm
hand" bedienen zich bij het werk van
honden, meestal een team van 5 of 6,
die elk een speciale taak hebben. Het
zijn een soort colli's, die speciaal voor dit
doel worden gefokt. Het is slechts moge
lijk om met een eigen team honden te
werken. Voor de jcnge „farmhand" is
het dus zaak dat hij na enige tijd jonge
honden koopt en deze zelf africht.
De Nederlandse „farmhand", die gaat
werken op een schapenbedrijf moet er
op rekenen, dat hij in het begin allerlei
soorten werkzaamheden krijgt op te
knappen. Het duurt zeker een half jaar
of meer voordat men hem het eigenlijke
schapenwerk laat doen.
Op de schapenbedrijven, vooral die op
het Zuid-Eiland, wordt enig bijvoer voor
de wintermaanden verbouwd, zoals
mergkool, knolrapen. De hieraan ver
bonden werkzaamheden worden alle ma
chinaal verricht en het verdient aanbe
veling (en dit geldt ook voor „farm
hands" op de zuivelbedrijven) dat men
behoorlijk op de hoogte is met tractor-
werk. Vooral de schapenbedrijven, die
veelal in de heuvelachtige tot bergach
tige streken liggen, vereisen een bijzon
dere kundigheid van de tractorchauffeur.
Jaarlijks verliezen in Nieuw-Zeeland 'n
aantal „farmhands" hun leven doordat
zij onoordeelkundig rijden op hellingen
en met de tractor over de kop slaan.
In tegenstelling met de zuivelbedrij
ven is het werk op de schapenbedrijven
minder regelmatig verdeeld. Daar kent
men soms 2 3 weken van hard werken,
waarbij men dan wel op Zaterdag en
Zondag doorwerkt. Tijdens de kalmere
perioden krijgt de „farmhand" vaak ge
legenheid om op werkdagen de stad te
gaan bezoeken of de nabije schapen-
markt of landbouwtentoonstelling.
De Zuivelindustrie
Een aantal Nederlanders in Nieuw-
Zeeland vond een werkkring op de boter
en kaasfabrieken. Men moet er op re
kenen, dat, indien men een dergelijke
werkkring ambieert, men altijd als ar
beider moet beginnen. Diploma's van b.v.
de zuivelschool in Bolsward worden niet
erkend, doch strekken wel tot aanbeve
ling en de mogelijkheid om een meer
leidende functie te krijgen, is niet uit
gesloten. Het seizoen waarin de boter
en kaasfabrieken werken, loopt ruwweg
van de maand Juni tot en met Februari
van het -daaropvolgende jaar. De ver
diensten zijn hoog, speciaal wanneer men
medewerkt in de Zondagsploegen, waar
voor dubbel loon wordt betaald. Een in
komen van 15 (f 158,per week is
dan geen uitzondering.
Gedurende de drie maanden, dat de
productie stil ligt, wordt door de Nieuw-
Zeelanders in de regel vacantie geno
men, waarvoor de verdiensten van het
afgelopen jaar dan ook gelegenheid bie
den. Over het algemeen ziet men de Ne
derlanders gedurende deze drie maan
den werk zoeken in een andere be
drijfstak, meestal bij de exportslachte-
rijen, die dan juist hun hoogseizoen heb
ben. Hier wordt ongeveer met overwerk
inbegrepen 11 a 14 (f 116f 127)
per week verdiend.
Doordat de veelal kleine coöperatieve
boter- en kaasfabriekjes op het platte
land liggen, waar weinig gelegenheid is
om geld uit te geven, is het zeer wel
mogelijk om een behoorlijk bedrag per
jaar naar de spaarbank te brengen. Dit
heeft grote voordelen. Indien men in
Nieuw-Zeeland voor zich zelf wil be
ginnen, is het zeer gemakkelijk om geld
te lenen tegen een redelijke rentevoet,
zowel van de Staat als van particulieren.
Het is dan gewenst dat men zelf beschikt
over 1/3 van het benodigde bedrag, ter
wijl het overige deel kan worden ge
leend
TEXELAARS NAAR DEN VREEMDE
Zoals gemeld is de familie H. Spigt,
Nieuwstraat, Den Burg, op 13 December
met de Johan van Oldenbarneveld naar
Tasmanië vertrokken. Het eiland ligt ten
zuidoosten van Australië en is driehon
derd kilometer lang en driehonderd ki
lometer breed. Het is genoemd naar de
Nederlandse zeevaarder en ontdekkings
reiziger Tasman, die het eiland in 1642
ontdekte.
Tasmanië heeft bergen van meer dan
1500 meter hoog en uitgestrekte meren,
zoals het Great Lake, dat 113 vierkante
kilometer beslaat. De meeste meren dan
ken hun ontstaan aan de gletsjers.
Het klimaat is door de ligging op ca.
42 gr. z.br. betrekkelijk zaoht. De ant
arctische flora verbindt zich hier met
de plantengroei van Z.O.-Australië. De
westelijke bergketen is voor een deel
met grasvlakten bedekt. Verder vindt
men op de bergen dichte wouden.
In 1950 werd dit eiland door 279.000
mensen bewoond. Ze zijn van Britse af
komst. De bevolkingsdichtheid (4 per
km2) en de klimaatgesteldheid maken
dan ook, dat er voor immigranten in dit
land nog wel ruimte is, al is er dan ook
veel bergland, dat vestiging van beteke
nis uitsluit. 53 Pet. van de bevolking
behoort tot de Anglicaanse Kerk, 15 pet
tot de rooms-katholieke, 14 pet is metho
distisch en 7 pet presbyteriaans. Het la
ger onderwijs is er kosteloos; 9/10 der
scholen zijn staatsscholen.
Bijna van het land is te bergachtig
om anders dan voor bosbouw te worden
gebruikt. De houtverwerking en de pa
pierindustrie nemen er snel in betekenis
toe.
Door het sterke reliëf en de grote re
genval is het westen niet geschikt voor
landbouw, in het oosten en noorden
heeft deze enige betekenis, men ver
bouwt tarwe, haver, erwten, aardappe
len en hooi. Van grote betekenis is ook
33. Het ijverige klapwieken van de vele
vogels vervulde de lucht en op het dek
verrichtten een uitgelaten Bloobeest en
een zingende Pepito hun dagelijkse kar
weitjes. Er stond een stevige bries, de
zeilen stonden bol en de trekvogels trok
ken trouw. Zo tegen koffietijd ver
scheen de kapitein, die er ook al buiten
gewoon opgewekt uitzag. En alles wees
er op, dat er iets ging gebeuren, want
hij had zijn beste lakense pak aange
trokken, waarvan de gouden biezen jp
z'n mouwen, glinsterden in de zon. En
jawel hoor! „Eh.matroos Bloobeest!"
riep kapitein Druppel en legde de na
druk vooral op matróós," kom eens bij
de kapitein!" en Bloobeest, die niet goed
wist, of de kapitein boos of blij was,
kwam schoorvoetend naderbij. „Zo, ben
je daar", sprak kapitein Druppel ge
wichtig, „uh, kijk zie je, om met de
deur in het ruim te vallen, het is me een
waar genoegen je te mogen bedanken
voor de scherpzinnige wijze, waarmede
je het voortbewegingsprobleem van ons
schip hebt opgelost. Dooh dat is niet je
enige verdienste. Gisteren nog was ik 'n
gebroken Druppel, die zich badend in
tranen in zijn bedompte kajuit opsloot,
maar dank zij jouw geniale vogelplan
mag ik me weer verheugen kapitein te
zijn op een echt schip! Bloobeest, mijn
beste helft van de bemanning, nu zullen
we de race zeker winnen en daarom wil
ik je uit dankbaarheid bevorderen tot
kok-roerganger!" „Dank u, kapitein",
prevelde Bloobeest verlegen.
Kapitein Druppel zou z n innige dank
baarheid omgezet hebben in toorn, als
hij geweten had wat er boven zijn hoofd
gebeurde! De leider van de vogels, die
onder het vliegen steeds scherp naar
beneden keek, hield plotseling zijn vaart
in en krijste: „Duiken mannen!! Vis in
zicht!! en als één man doken alle vogels
in de golven.
TERSCHELLING EN.... 'T GLAASJE
In de rubriek „Lezers schrijven",
meldt de Harlinger Courant 't volgende:
Enkele ouderen onder de Terschellin-
gers zullen zich herinneren, dat er in
1910 een afdeling is opgericht van de
Ned Chr. Geheelonthoudersbond op
Oost-Terschelling, waarvan velen lid
geworden zijn. Met kracht werd er ge
werkt voor een drankvrij Oost.
Maar het mocht niet zo zijn.
De „West Aletha" strandde. En met
die stranding kwam de verleiding op het
strand. Vaten wijn deden velen hun ge
lofte vergeten en zij deden zich tegoed
aan het heilloze vocht en maakten er
winst mee wat volgens art. 2 der statu
ten ook verboden was.
Waartoe deze mededeling zult ge vra
gen7 Is het naar aanleiding van oude
jaarsavondviering? Heeft dat de gedach
ten doen uitgaan naar de mislukte po
ging om een drankvrij Oost te krijgen?
Neen, deze herinnering werd opge
wekt door het beangstigende feit, dat er
vier nieuwe vergunningen zullen wor
den uitgereikt op ons eiland, vier, zegge
vier.
Moet dat alles gebeuren ter wille van
de badgasten?
Gaan we daarmee de goede weg op?
Neen, zo wordt ons eiland niet het
rustige, veilige vacantieoord, waaraan
zovelen in den lande behoefte hebben.
Er zal gedanst worden, och dat kan
een onschuldig vermaak zijn. Maar als
de drank zijn invloed gaat doen gelden?
Hoe wordt het dan?
De drinkgewoonte neemt helaas in de
gezinnen hand over hand toe. Ook de
jongeren wordt een glaasje aangeboden
bij de kleinste feestelijkheid.
Denkt men dan werkelijk dat geen
plezier, geen vrolijkheid mogelijk is zon
der drank?
Dat weten de geheelonthouders wel
beter.
Maar die weten ook hoeveel ellende,
hoeveel misdaad en niet te vergeten hoe-
ongelooflijk veel verkeersongelukken 't
gevolg zijn van drankgebruik.
Is dit alles niet genoeg om met angst
en teleurstelling te zien dat er méér ver
gunningen zullen komen? Er zijn er al
ruim genoeg!
En hoe staat het met de zedelijkheid
als de drank is in de man?
Ook van die zijde dreigt gevaar!
Eilanders let op uw saeck!
Terschellingse.
de fruitteelt <(20.000 ha appelboon
den), die aanleiding geeft tot belan
fruitverwerkende industrie. De vej
levert vooral wol en boter.
Door de verscheidenheid, aan
in het westen, is de mijnbouw bel
rijk. De ontwikkeling van de in-M
(metaal, papier, conserven) wordt be]
derd door de goedkope hydro-elekti
kracht. (Dus de kracht door stuw
men in de meren).
Door het gematigde klimaat en ft
natuurschoon trekt Tasmanië y
meer toeristen, er zijn 50 natuurr-
vaten en de rivieren zijn rijk aanw,
rellen.
Tasman meende, dat het een deel^10
Australië was, maar eerst in 1799 iBu
vastgesteld, dat Tasmanië door eei^
van de Nieuwste Wereld gescheiden
De oorspronkelijke, thans uitgeston
bevolking moet tot de oudste bewB
van de Zuidzee hebben behoord.W
leefden in kleine groepen met eenB
kozen opperhoofd. Naar schatting iiM
begin van de 19e eeuw ca. 8.000
tellend, werden zij na 1825 - toen 1
afzonderlijke kolonie werd - dooi
kolonisten en door troepen naar het
nenland gevluchte gestraften lett<
afgeslacht. Tussen 1831 en 1836 we
restant van 203 personen naar Flin
Island ten noorden van Tasmanië, i
gebracht. In 1865 stierf de laatste
in 1877 te Londen de laatste vrouw
HOLLANDS NOORDERKWARTIl
IN 1955
Kaashandel en zuivclindi
Door de ongunstige voederpositie
het betrekkelijk late voorjaar
melkproductie aanvankelijk aam
lijk lager dan normaal. Later trad
de gunstige grasgroei een herstel 0|
dat in Mei de productie boven het
jaar lag, doch daarna daalde de pri
tie weer onder het peil van 1954, wi
de droogte in Augustus en Septemb
rol speelde. De lagere melkprod
werd echter mede veroorzaakt dooi
moeilijkheden op het gebied van de
beidsvoorziening, waardoor verschi
de veehouders de melkveehouderij
krompen en zich meer op de vetwei
toelegden. In ons gebied vertoont
melkproductie in de eerste 10 maa
van 1955 een daling van plm. 4% te
over de overeenkomstige periode in
De kaasproductie vertoonde een
ging, een gevolg van de goede pnj
die voor dit zuivelproduct konden
den gemaakt, waarbij een verschuif01]
optrad van volvet naar 40 Voor Hf
heel Nederland was de productie i
volvette kaas 6°/o hoger, van 40+ H
hoger en van 20+ 12% lager.
Tot half oktober lagen de kaasprjH
vrijwel doorlopend en soms aanzieijjj,
boven die van 1954. Nadien vertoornt
de noteringen een dalende tendens.^; 3
het algemeen kunnen zowel de
centen als de handelaren op een beft*
digend jaar terugzien. ir
De export van kaas was ook ditW(
wederom bevredigend. Over de eers^n<
maanden van 1955 bedroeg de
rond f 193 miljoen tegenover rond flp
miljoen in 1954.
De aanvoer op de kaasmarkt te K
maar bleef zich jammergenoeg ook^
1955 in dalende lijn bewegen en bed?fc
677.785 kg tegenover 810.167 kg in 1-®'
Het deed mij zeer veel genoegen te"€
zen, dat ook de Bond van op Coöpf®n
tieve grondslag werkende zuivelfal^
ken onlangs tot haar leden de
op
m.
elc
heeft gericht de aanvoeren op de kjL
markt te verhogen. Het is de medet"e
king der producerende fabrieken, di}61
de toekomst bij het voortbestaan 'ar
markt de doorslag zal geven. en
De tendens tot concentratie in^1
zuivelindustrie zette zich verder v<8?
niet alleen door de overgang van
hti
'ui uu uvci gang v en -
groot aantal particuliere fabrieker*
coöperatieve handen, maar tevens PT.
enkele concentraties in de exporthai^
zowel in de coöperatieve als in de F
ticuliere sector. -1*®
De boterproductie was in de eerstJ
maanden van 1955 ongeveer 12% lia®.
dan in de overeenkomstige periode!:
1954. In ons gebied was de prodr®
voor de niet-magere melkpoeder o
veer gelijk aan vorig jaar, die van f10
gere melkpoeder daalde echter aanzr
lijk en was van geringe betekenis.
Aldus de voorzitter van de Kamer'®
Koophandel en Fabrieken te AlkmaaM*
een beschouwing over de economic®1
toestand van Hollands Noorderkwar1®
in 1955. ;s'
FEUILLETON
door W. ROELANT
19. Natuurlijk niet antwoordde Su
zan minachtend. Daar bent u te
vroom voor en te netjes. Maar altijd
trekt u vader van ons weg. Altijd moet
u met hem praten en nooit is vader zo
opgewekt dan wanneer u er bent.
Haar woorden troffen Sabina midden
in het hart. Alles, wat zij voor zichzelf
had willen verbergen, werd hier als een
verwijt tegen haar uitgeschreeuwd. Ze
wist, dat Suzan onrechtvaardig was,
want nooit had ze opzettelijk getracht
Leo bij zijn vrouw en kinderen weg te
trekken. Maar ze wist ook, dat deze on
rechtvaardige verwijten een grond van
recht hadden. Ja, dat ze waar waren, al
had zij bewust dit nooit gewild of ge
weten. Al meer, door de jaren heen, was
de vriendschap tussen Leo en haar ge
groeid. Eerst door het gezamenlijk leed
om Marianne, later door de eenzaamheid,
waarin ze beiden leven moesten. Nooit
had ze voor een andere man gevoeld, wat
ze voor Leo voelde. Een toegenegenheid,
die ze „vriendschap" noemde. Zo had ze
het gesteld. Maar het juiste woord zou
„liefde" geweest zijn. En nu op dit ogen
blik, zag ze glashelder voor zich, waar
de oorzaak lag van al haar onrust en
haar vermoeidheid zo vaak.Leo, het
was het verlangen naar hem, dat haar
door de dagen heen dreef. En dit ver
langen, dat geen vervulling kende, was
een voortdurende uitputting geweest.
Zij had dit nooit willen zien, nooit
willen bekennen, maar nu kon zij er niet
meer aan ontkomen.
Je moet nu weggaan, zei ze
zacht. Ik begrijp je wel, maar daar
moet je niet bang voor zijn. Haar toon
trof Suzan. De drift in haar was gezakt,
nu zij alles gezegd had, wat haar zoveel
maanden vervuld had. En tot haar eigen
verwondering voelde zij, hoe zij toch
deze vrouw niet haten kon. Ze zou haar
willen haten, ze zou alle lelijke woorden
voor haar willen bedenken en in het ge
zicht willen schreeuwen. De ziekte en
het leed van haar moeder, de eenzaam
heid en het gemis op Sabina willen wre
ken, maar ze kon het niet, omdat ze, er
gens diep in haar hart, toch van Sabina
hield. Ze stond op en zonder iets te
j zeggen ging ze de kamer uit, de trap af.
Haar hart was vol verwarde, opstandige
gevoelens. Pijn, jaloersheid, liefde,
trouw aan het verleden, bitterheid -
alles mengde zich dooreen. En buiten,
tegen een hek geleund, in het veilige
donker van de avond, huilde ze. Het
waren niet de tranen van een kind, maar
van een volwassen mens. Voor 't eerst
had ze iets gezien van de afgrond, die
er kan zijn tussen liefde en geluk - tus
sen verlangen en vervulling. Op dit
ogenblik begreep ze Sabina, maar haar
begrijpen maakte haar eigen leed en
wantrouwen nog groter.
Boven zat Sabina, verslagen en dood
stil. Het bezoek van Suzan had maar
enkele minuten geduurd, maar plotse
ling was het leven anders geworden.
Nooit zou het meer zijn zoals het was,
voor het meisje hier binnen kwam.
Werktuigelijk ging ze weer achter haar
bureau zitten. Ze staarde voor zich uit.
Haar gedachten waren versuft, of zij een
slag op haar hoofd gekregen had. Al
leen één beeld maakte zich los: Leo. Ze
zag hem lopen, bewegen, gesticuleren.
Ze zag, hoe hij even stilstond, om een
sigaret op te steken. Zijn hoge voor
hoofd, het donkere haar, dat hij met een
ongeduldige beweging terugstreek. Elk
gebaar van hem kende ze. Ze legde haar
handen voor haar ogen. Deze beelden,
ze wilde ze niet zien. Maar duidelijker
nog zag ze hem voor zich. Zó keek hij,
als hij blij was en zó als hem iets
hinderde. En ze wist, dat haar leven met
hem verbonden was. Dat zij met elke
vezel van haar hart aan hem hing.
Ze had dit nooit geweten, nooit willen
weten. Elke gedachte, die ooit in haar
boven gekomen was, had zij weggeduwd,
bespot. Maar nu kon zij niet meer ont
wijken. Ze kreunde zacht, als in een
lichamelijke pijn. Die nacht lag zij wak
ker, urenlang, roerloos in het donker
voor zich uitstarend. Iets in haar was
verstijfd van pijn. Als een donker, zwart
ding lag het binnenin haar en belette
haar om te denken, een besluit te nemen,
zich te verweren. Pas tegen de morgen
viel zij in een korte onrustige slaap.
HOOFDSTUK V.
Met onheilspellend geknars stopte de
stoomtrein aan het kleine stationnetje.
Sabina stapte uit en keek om zich heen.
Ineens voelde ze twee armen om haar
hals.
O, wat fijn dat je er bent klonk
een stem bij haar oor.
Else, hoe is het met jou? vroeg
Sabina. De begroeting had haar uit de
halve verdoving doen ontwaken.
Ik ben zo blij, dat je er bent ant
woordde Else alleen. Ga gauw mee
naar huis. De koffie is klaar.
Hoe wist je dat ik met deze trein
zou komen? vroeg Sabina verwonderd
Dat had ik wel gedacht zei haar
vriendin. Zoveel treinen stoppen hier
niet. Als je niet met deze meekwam, kon
je pas na de morgen komen. Temid
den van de weinige reizigers liepen ze
het perron af.
Vertel nu eens, hoe het met je is
drong Else. Ik vind dat je er slecht
uitziet. Werk je te hard op die school
van je?
Nee. nee weerde Sabina af. Ik
heb het alleen koud. Die stoomtreinen
zijn soms zo slecht verwarmd.
Ja kind, we wonen nu eenmaal in
een klein plaatsje merkte Else op.
Troost je maar, de kachel brandt
lekker, je zult zo wel bijkomen.
Vlug liepen zij de paar straten van 't
dorpje door. Een paar mensen kwamen
zij tegen, die vriendelijk groetten.
Ziezo, we zijn er zei Else. Ze
stonden voor een klein, aardig land
huisje. Else haalde de sleutel uit haar
tasje en maakte de deur open. In de
gang trok Sabina haar mantel uit en
liep toen meteen door naar binnen naar
de kachel. Ze strekte haar handen uit
naar de warmte; ze was door en door
verkleumd.
Hier, zei Else bedrijvig, terwijl
ze de stoel, die toch al naast de kachel
stond, nog dichter bij trok. Ga zitten,
dan breng ik je een kop koffie.
Sabina keek rond in de kamer. Er was
weinig veranderd. Het was een gezellig
vertrek, prettig en met smaak gei||j
beid. In de vensterbank stonden plarB!
Sabina ontspande en ze was blij, d«ff
toch maar gegaan was. Vanmorgei®
het opstaan, had het haar bijna or&u
gelijk geleken om de hele dag bij H
ander te moeten zijn. Maar nu deed' rp
haar goed in een vreemde en toch pj0
trouwde kamer te zitten, verzorgd
hartelijk ontvangen. Ze had zoveel fc
tige herinneringen aan dit huis. Me',
vakantie had zij er doorgebracht. jn
kwam binnen met twee koppen k<|||
Gauw uitdrinken, dan is het gs
gloeiend, vermaande ze. Ze ging»pe
de andere kant van de kachel bij Sa^
zitten en keek haar oplettend aan. - m
trekt weer een beetje bij, constat^
de ze. Maar toch zie je er slechtje
Wat scheelt er aan?
Haar eerlijke bezorgdheid maakte n
bina week. Met moeite dwong ze-^
tranen terug. Het liefst zou ze uiag
huild hebben. Het leek haar een beiM
ding, om alles te kunnen vertellen.
wist dat Else haar begrepen zou heb®L
maar ze kon en mocht dit geheim H
prijsgeven. Ze zou het een verraad Br
genover Leo voelen.
Heb je zorgen? drong Else. j£
h
(Wordt vervolgd) iCj(
'p
e
dan Uw spoorkaartje ge
baald bij de V.V.V. „Texel"