°p Een Texelaar in Amerika Ui steken en ichenten D het leven vergallen Pepito's eerste grote avontuur Een 'dichteres van liefde en dood reis Vervuld verlangen De heer Th. Reuvers vertelt verder: Wij reden toen langzamer, omdat de trein nog steeds aan het klimmen was; hij kreunde er bij op. Ik zag dat er drie grote locomotieven voor stonden en één er achteraan om te duwen. Om half vijf begon het al helemaal licht te worden, dus kon ik nu alles weer prachtig zien. Wij waren de bergen uit en reden nu door oneindige weilanden en ook hier en daar bouwland met kleine boerderijen. Overal laag loofhout, zoiets als rondom Doorn en Zeist. Midden in het weiland en ook in het bouwland staan bomen. Overal heel goede wegen; kippenfarms met hele dorpen van kippenhokken. Bij een boerderij zag ik een klein vliegtuig staan, 4-persoons (zakenvliegtuig) met 'n stuk weiland als vliegveld. Bij elk huis een auto en op het dak een televisie antenne en overal autokerkhoven. Het gehele landschap is één stuk na tuurschoon. Hollandse boeren zouden hier eerst raar staan te kijken en aan de situatie moeten wennen. Allemaal hoe kige stukken land, met bomen en grote stenen in het bouwland. Geen greppels of sloten, zodat het regenwater van de hoogste gedeelten naar het lager gele gen land stroomt en verder maar moet wegzakken. Zo bleef het tot Chicago en de eerste indruk van Chicago viel mij eerlijk gezegd heel erg tegen. Mijn nicht had dit ook steeds voorspeld, want, ver telde zij steeds, je hebt nu zulke pracht steden gezien, New York en Washington, maar Chicago is een fabrieksstad, alles lag in een nevel van rook en het regen de, wat alles echt somber maakte. Even als in Amsterdam reden we eerst door wijken van krotwoningen (maar later viel alles geweldig mee hoor). Er was boven Chicago een reuze on weersbui geweest met slagregens, van daar het gure weer. We reden ook nog een stuk langs het Michigan-meer, pre cies de Noordzee, grote golven met een branding welke op het strand rolde. Mijn neef Frank Moran kwam ons op het perron al tegemoet, toen we het grote station binnenreden. Van verre zag ik hem al aan komen; hij ontving ons heel gastvrij en was blij dat zijn vrouw weer terug was. Zijn auto, een grote Buick, stond buiten het station. Gauw de koffers en ingeladen en daar reed neef Frank ons met grote snelheid door het geweldige verkeer, want dat is in Chicago niet eenvoudig. We moesten ruim 20 mijl rijden voor we in Riverside en thuis waren. Wat een kastelen van huizen staan daar in deze villastad, brede wegen, en voor elk huis een breed gazon, dan een wandelpad en nog weer een gazonstrook. Rondom elk huis een grote tuin met heesters en bloemen. Onder elk huis is een grote kelder, waarin de centrale verwarming en 'koelapparaten staan op gesteld, een afdeling waar de was ver zorgd kan worden, een biljart, een bar en zo is het onder elk huis. De huizen zelf zijn één en al comfort, grote kamers, achter de ene kamer een grote serre, vanwaar men zo in de tuin kan afdalen. Achter de andere voorka mer een grote woonkeuken met van alles daarin: groot gasfornuis, ijskast (koelkast), diswasser, waar men alles maar vuil in roosters plaatst. Deur dicht en deze machine wast alles keurig schoon, spoelt het na en droogt het met warme lucht, zodat men het later zo maar in de kast kan opbergen. Broodrooster, waar het brood zelf uit komt als het voldoende is geroosterd, klutsmachines enz., te veel om op te noemen. Als men het oppervlakkig be kijkt, denkt men onwillekeurig: maar 't werk is zó af en wat moeten dan al die vrouwen verder de hele dag doen? Maar later begrijpt men, dat er evengoed nog een massa andere bezigheden zijn, want de Amerikanen zijn gewend veel met de auto er op uit te gaan, bovendien bakken zij veel lekkere taarten, koeken enz. enz. Bovendien zijn er veel vrouwen, die ook nog zelf een beroep uitoefenen. Er wordt hard gewerkt en als men dan ook al de luxe ziet, b.v. gezinnen met 2 tot 5 auto's, kan ik wel begrijpen, dat daar ook wel heel wat geld moet binnen komen, wil men niet achteruitzeilen. Bij de thuiskomst in Riverside 467 Kent Road konden wij ons eerst heerlijk verfrissen onder de warme douche en ons verkleden. Neef Frank had de koffie klaar en wat voor een koffie, heerlijke Braziliaanse koffie met echte room, dat smaakte geweldig en we begonnen ons meteen thuis te voelen. Na alle weder waardigheden alvast in het kort te heb ben verteld, reden we naar een grote zelfbedieningswinkel. Snel wordt alles uitgerekend en keurig in grote zakken verpakt, zodat men het zo achter in de autoklep kan leggen. Zodoende waren wij al weer gauw thuis, wat eten en na de middag gingen we meteen maar weer naar Down Town, want Frank wilde ons alvast wat meer van Chicago laten zien. We reden door mooie lanen van Ame rikaanse eiken; iepenbomen zie je hier niet, pracht heesters, blauwe regen, Ja panse sienkers, kastanjes. De vogels zijn ook anders dan in Holland; b.v. de lijs ters zijn veel meer gekleurd, ook de spreeuwen zijn anders, allen de mussen zijn als hier. Steeds valt het mij weer op, dat de Amerikanen heer in het verkeer zijn. Voor elke wegkruising stoppen de auto's en kijken dan eerst links en rechts of de weg vrij is. De auto's hebben hier heel wat te verduren met al dat stoppen en weer beginnen, maar ze rijden' allemaal met automatische schakeling en als men er eenmaal aan gewend is, rijdt het ge weldig. Men behoeft enkel maar gas te geven. We reden door prachtige straten en zagen nu, dat er in Chicago toch ook heel mooie gebouwen staan en er prach tige parken zijn; dat is heel wat anders dan toen we deze stad binnenkwamen. We reden uren door deze wereldstad. Thuis gekomen zijn we naar de tele visie gaan kijken. Prachtig komt de te levisie hier door met mooie programma's. Men heeft keuze uit 8 stations, 's Mor gens vroeg begint de uitzending al en dat gaat de hele dag door tot 12 uur n.m. 's Middags kinderuitzendingen tot 6 uur en van 6 tot 8 voor de rijpere jeugd. Van 8 tot 12 uur toneelstukken, weerberich ten, boksen en wedstrijden om geweldige prijzen. Wel lekker rustig zo thuis, want in hotels zit men altijd tussen vreemde mensen. We gingen eens echt ouderwets slapen, maar er gaan een groot aantal vliegtuigen over Riverside, omdat het grote vliegveld hier vlak bij ligt en de opstijgende toestellen komen laag over ons huis. Dat wende echter vlug en het was laat in de morgen voor ik werkelijk wakker werd. Gauw onder de douche, want er stond voor deze nieuwe dag al weer heel wat op het programma. Met onze nicht Bertha Moran zijn we weer een grote autorit gaan maken, weer door andere gedeelten van de stad en door de parken en die zijn hier nogal wat. Rondom de parken wonen echter allemaal negers, al die grote herenhuizen kopen zij zodra er één leeg komt en zij maken het de buren dan zo lastig, dat dezen ook gaan verhuizen en dan wordt dat huis ook weer door negers gekocht en zo verdringen zij de blanken. De negers werken hard en verdienen een massa dollars en hebben dit doel voor ogen: als de blanken ons dan in 'n hoek proberen te drukken, dan zullen wij tonen, dat we ook wat kunnen. Er zijn een massa geleerde snuiters onder diezelfde negers en die stoken de minder geleerden op om alzo een geweldige or ganisatie te krijgen en het zal heus zo veel jaren niet meer duren, dan is het geweldige Chicago een negerstad en wo nen de blanken in de buitenwijken of sleden rondom deze wereldstad, want in de geweldige fabrieken en hotels is alles reeds negerbedienden. Ook de grootste slachtplaats ter wereld ziet zwart van de negers. Maar hoe het ook zij, in de ho tels en treinen zijn de negers één en al vriendelijkheid. Men heeft een gloeiende hekel aan al deze kleurlingen, maar ik vraag me toch wel elke dag af, hoe alles gedaan moest worden als er geen negers waren, want al het vuile werk wordt door negers gedaan: stadsreiniging, spoorwegen, wegenbouw, overal ziet men negers sjouwen en hard werken en in bussen, trams en ondergrondse zijn 't de negers die het werk doen. De lucht begint erg zwart te worden, dus gaan we naar huis, want volgens de weerberichten krijgen we zwaar weer met misschien tornado's, dus is het dan thuis maar het beste. We waren nog maar net binnen of daar begon het al; een heel andere lucht dan in Holland. De wolken dwarrelden raar door elkaar en het weerlichtte soms met 4 stralen tegelijk en donderslagen als kanonschoten. Dat was je wat, de bliksem was niet van de lucht, zo had ik het nog nooit gezien en gehoord en re genen, het gonsde van de lucht. Dit maakte zoveel lawaai, dat we elkander bijna niet konden verstaan; de bomen begonnen geweldig heen en weer te slaan doog de opkomende storm, maar de radjlp,^cleelde mee, dat de orkaan ons zou passeren, dat viel dus nog al mee. (Wordt gevolgd) 41. De „Brul" sneed door de golven als een mes en had de wedstrijdvloot ver achter zich gelaten. Pepito, die klaar was met zijn werk, stond een beetje te flui ten aan de railing, toen zijn oor getroffen werd door een hevig geschreeuw in de verte. „Dat lijkt het Chinezenvlot wel", mompelde hij en warempel, toen de „Brul" dichterbij kwam, hoorde hij de Chinezen luidkeels schelden en zag, dat ze dreigend met bijlen en spiesen zwaai den. „Ah, dat is aardig", zei Bloobeest, die uit de okmbuis kwam, „die Chinezen willen spelletjes met ons doen". Maar dat geloofde Pepito niet erg en zag wan trouwend toe. Het vlot lag nu heel dicht bij de „Brul", zodat Pepito kon verstaan wat ze schreeuwden. „Wij wil blandhout hebben", riep er een. „Ons kolen is op. Wij wil sikp van blanke kappeltein stuk zage en stuk hakke om ons ketel te stook!" •n D geen raid meer weet van da tergende pijn, brengt Krnseben Salts uitkomst. De kleine, dagelijkse dosis Kruschen maakt korte metten met Uw rheumatiek. Zes minerale zouten, wetenschappelijk samengesteld, spannen in Kruschen samen om Uw bloedzuiverende organen krachtig te stimuleren. Met verjongde energie doen die dan hun heilzaam, bloedzuiverend werk. Onzuiverheden kunnen zich niet opnieuw ophopen en vastzetten in de gewrichten. Zo wordt U binnen korte tijd bevrijd van de pijnen die Uw humeur vergallen en Uw gestel slopen. „Ja maar", stotterde Pepito ontdaan, „da. dat mag toch niet, dat moet je eerst netjes aan de kapitein vragen!" „Jullie hebben zeker geen ondervoe ding gehad," riep Bloobeest stoer. „Je bedoelt „opvoeding", domoor", zei Pepito en trippelde vlug naar de kapitein om hem te waarschuwen voor de nieuwe ge varen, die de „Brul" bedreigden. Bij het verschijnen van Frouwien van der Vooren-Kuypers nieuwste dichtbun del zijn wij er ons van bewust, dat deze dichteres niet alleen om haar vroe gere werk al bij voorbaat onze genegen heid heeft, maar toch ook wel enigszins om het feit, dat zij hier op ons eiland werd geboren uit een geslacht van echte Texelaars. Wij stellen dit voorop om het verwijt te ontgaan, dat wij niet alle dichtbundels bespreken, maar tevens om er aan te herinneren, dat Frouwien Kuyper, al woont zij nu reeds jarenlang in Utrecht, nog geregeld naar Texel komt om er iets van haar jeugd te hervinden. Dat dit ook meermalen in haar poëzie tot uiting komt, is zeker Indertijd verraste zij in haar grote gedicht „Schip in nood", dat een Amsterdamse poëzieprijs ver wierf, wel in het bizonder met gedeelten, waaruit de gehele atmosfeer van Oude- schild ons tegenwoei. De schepen, de meeuwen, de grauwe zee. De geur van teer en touwen. En dan die éne meeuw - „als een verlaten bruid", haar nood uit- klagend aan het water. Ook haar bundel „Octoberrozen" bevat, behalve „Avond op Texel", menig gedicht waarin wordt gezinspeeld op diezelfde atmosfeer uit haar jeugd, mysterieus en vertrouwd te gelijk. Noch haar Amsterdamse jaren, noch de periode er na konden haar door nieuwe indrukken doen vergeten wat haar eenmaal door de ziel was gegaan. En misschien is dit ook wel het essen tiële bij deze dichteres dat zij dicht uit een herinnering. De werkelijkheid verin nigt tot een waas, die ons minder de beelden doet zien dan aanvoelen. Zelfs het steedse beeld, zoveel luider vaak en feller in het rumoer er om heen, tem pert tot iets wat uit het verborgene op ons toekomt, zoals de avond in staat is om de alledaagse dingen, zonder ze te vervormen of ze geheel uit te doven, toch als het ware een zekere wijding te geven. En deze wijding is dan haar herinnering - zeker niet enkel aan haar jeugd, maar veeleer aan haar gehele leven, ook al is het dan vooral de langzaam weer gene zen droefheid om de gestorven man, de blijhartige echtvriend, die dit herinne ringsleven in poëzie verankert. In „De kanten waaier" bundelde Frouwien van der Vooren-Kuyper een kleine veertig sonnetten, gevolgd door de afdeling Strophen, een aantal gedichten, waarvan alleen nog in „Nocturne" - een bizonder mooi gedicht - de pijn van dit verweduwd hart om de verloren geliefde doorklinkt. In de andere strophen is tel kens, schijnbaar objectiever, het gevoel bedwongen. Enkele zijn opgedragen aan zusters in de kunst zoals Dignate Rob- bertz, de Zeeuwse romanschrijfster, en Clare Lennart, haar bekende stadgenote; er staan poëtisch zeer treffende dingen in zoals b.v. deze prachtige zomerse aanhef: De rozen slapen in de tuin beneden als naakte nimfen in een eiqen rijk - Dat is wel het eerste wat ook degene die zelden poëzie leest of beweert „er geen verstand van te hebben", bij deze dichteres moet treffen: haar grote zui verheid, haar stille genegenheid tot het leven en het intuïtieve, echt vrouwelijke vermogen om hetgeen zij waarneemt, uit te spreken als behorende tot héér we reld. Schijnbaar is dan ook de plastiek haar zwakke kant; in werkelijkheid be wijst dit juist de echtheid van haar ta lent, omdat zij niet uitbeeldt, maar door- lééft. En wie alleen maar vluchtig deze bundel doorbladert, moet bemerken, hoe dikwijls er - ongewild - in de regels waar zij beschrijft, kinderen voorkomen. Stadskinderen die op het trottoir een hinkelbaan tekenen - wat geschrokken kinderogen - het kind dat zijzelf is In het sonnet „Kleine nachtmuziek" bloeit dit gevoel ten volle open. Ik voor mij acht het samen met „De droom" de twee grootste momenten uit deze bundel, maar dit blijft een strikt persoonlijke voorkeur; elke lezer zal weer iets anders als zijn keuze aanwijzen. In de sonnetten, misschien in het eer ste tiental het sterkst, vinden wij het grondthema, waaraan de bundel mede het overdrachtelijke beeld van de waaier dankt: „gespreid in enk'le sim pele gedichten binnen het strakke raam van liefde en dood" - „een weefsel van beheerste fantasie". Liefde en dood. Het blijft nog de vraag of ooit een sterveling er in kan slagen, een ander grondthema voor zijn poëzie te vinden dan liefde en dood. De ver borgenheden van het leven blijken altijd weer liefde en dood. Maar de variaties op dit thema zijn zo eindeloos verschei den als ook de mensen zelf verschillend zijn. Niet het thema is derhalve beslis send voor het al of niet tot stand komen van poëzie; evenmin trouwens die min of meer virtuoze beheersing van fanta sie, waarmee elke dichter de pen voert. Beslissend is de stem, het eigen geluid van de dichter. En juist omdat het zo moeilijk is om zo'n stem te definiëren, wordt er al te veel over poëzie geharre ward, alsof het een technische construc tie geldt. Daar komt dan in onze dagen nog het probleem bij, dat een dichter ongeacht of men leest of niet - vrijwel een psychopaat moet zijn om door de critici - alweer ongeacht of men die leest of niet - te worden geprezen. Ook om deze reden ben ik er dankbaar voor, dat een bundel als „De kanten waaier" van de pers is gekomen. Nu het er naar uitziet, dat de poëzie een soort ijstijdperk is ingegaan, verheugt ons het warme timbre van deze stem. Want - zo besluit de dichteres haar „Mei-nacht": Geen leed heeft zó vernietigend ons hart bezeten, dat het voorgoed 't verlangen van zich deed' Het verlangen, de vervoering om deel te hebben aan dit leven, niet enkel om het' als een onvermijdelijke ervaring te aanvaarden, maar om het te omhelzen en zich er aan weg te schenken - dit ver langen, dat triomfeert over de dood, be zielt haar zozeer, dat al haar werk er van getuigt. En wie deze gedichten „simpele gedichten" zoals de dichteres zelf zegt - aandachtig leest, wordt onge twijfeld gesterkt door het besef, dat het ware leven van de mens eerder van bin nenuit door vreugde en moed dan van buiten door gunstige omstandigheden wordt bepaald Tenslotte kunnen wij niet nalaten, hier „De dijk" voor U over te schrijven, om dat Frouwien van der Vooren-Kuyper er een herinnering aan Texel in vastlegt. Zelfs in een zo eenvoudige nacht-opname) als deze treft ons de welhaast be schroomde wijze, waarop zij toch nogl iets méér geeft dan alleen maar een af beelding. Een natuurdichteres is zij stel-| lig niet. Maar moraliseren doet zij even min. „Plagiaat" is ongeveer het enige gedicht, dat duidelijk uitgesproken wil) stichten. In weerwil van dit alle; stroomt uit haar vers een grote geloofs kracht op ons toe, heimelijk welhaast. Dode rethoriek, zoals men die bij zeker niet onverdienstelijk werk uit christe lijke kring nogal eens aantreft al: wrakhout uit zee, laat zij tussen haar regels niet meedrijven. En zo laten de slotregels van „De dijk" aan de rand van de nachtelijke zee iets van het grote mysterie raden - dat is haar genoeg, Maar juist daarom bevatten haar woor den een getuigenis even sterk als nachl en zee, die even onuitgesproken het met1 senhart van dit mysterie vervullen. Hier volgt dan „De dijk": De dijk ligt als een donker dier te wakei over de mensen en hun schrale baal, n terwijl de kanteling van 't lichtend bake: b' haar witte wieken langs de hemel slaat :el er: te kei led r g- 'ge Di Di RG leb W; Kt )nd O: Vanuit de nevelige velden maken ter zich enk'le schapen los: een dun geblaai stijgt langs de karteling der lage daken jnjtj dat, even, klagend in de stille staat. Hier wordt het leven tot een tragisch tasten van kleine mensen met te grote lasten, het voetpad langs de dijk is hard en nel 'k Z hel u De treden gaan er steil en stug naar bove- en slechts voor hen, die in een Doel gelovetE'^ schijnen de lichten van den Overwal. George Kettmann Frouwien van der Vooren-Kuyper, „D kanten waaier" - Uitgave J. H. Kok N.l Kampen 1956 - f 2,75. iat iieli aat\ ;ter< naa el d >dsj ïtra dan Uw spoorkaartje ge baald bij de V.V.V. „Texel" Za en B\ ïstar desc FEUILLETON door W. ROELANT 30. Van Dalen keek haar onzeker aan. Hij zag, hoe vastberaden haar ogen stonden en hij zag ook, hoe slecht zij er uit zag. De rector in hem maakte plaats voor de menS. Hij hield van Sabina en ineens begreep hij, dat zij erge moeilijk heden moest hebben, om hiertoe te ko men. In een flits schoot het door zijn gedachten: een liefdesaangelegenheid. Het gaf hem een gevoel van verwar ring. Sabina, de onaantastbare, Sabina, van wie iedereen dacht, dat zij een even wicht gevonden had in haar werk, nu zo vastgelopen in liefdesverlangen. Hij sloeg zijn ogen neer, om het medelijden, dat hij voelde, te verbergen. Sabina zag het en zij wist, dat hij begrepen had. Dit weten maakte haar beschaamd en verle gen. Het sloeg haar de rustige zekerheid uit handen. Zou iedereen straks weten, iedereen over haar praten, medelijdend en minachtend net naar het uitkwam? Denkt U er nog eens over? zei ze zacht. Ze wilde weggaan, maar Van Da len hield haar tegen. Ik hoef er niet meer over te denken, zei hij. I'k ben er zeker van, dat U ons niet nodeloos in de steek zou laten. Ik zal er met het bestuur over praten. We zullen meteen een oproep zetten. Maar in elk geval kunt U solliciteren. Mocht U nog op Uw besluit terugkomen, dan weet U wel, dat wij U graag hier houden. Zo niet, dan zal ik het wel in orde maken, dat U met 1 januari Uw ontslag kunt krijgen Sabina stak haar hand uit. Ik ben U erg dankbaar, zei ze zacht. Toen liep ze de rectorskamer uit, naar buiten. Het was zaterdagmiddag. De school was verlaten. Op haar verzoek was Van Dalen hier gekomen om haar te woord te staan. Buiten, terwijl ze vlug voortliep naar huis, verbaasde zij zich over Van Dalen. Nooit had ze hem zo menselijk gekend. Altijd had hij, meer dan de belangen van zijn docenten, de belangen van zijn school geteld. Maar hier was de werkelijke mens te voor schijn gekomen. Thuisgekomen, schreef ze haar sollicitatiebrief met nog een persoonlijke uiteenzetting aan haar stu die-genoot Frits Moorman. In korte woorden vertelde ze hem, dat ze graag veranderen wilde om redenen, die zij verder niet mee kon delen, maar die maakten, dat zij erg hoopte, de benoe ming te krijgen. Ze bracht meteen de brief op de post. Nu was het onherroe pelijk. Ze hoorde, hoe de brief in de bus viel. Even bleef ze stilstaan. Zo'n kleine, witte enveloppe, weggegleden uit haar hand. Zo was ook het leven, dat zij zich gebouwd had, weggegleden, zonder dat zij iets tegen had kunnen houden. Ze zuchtte. Dit was gebeurd. Nu moest zij voortgaan. Er was nog veel te regelen. De kerstvacantie stond al bijna voor de deur. Dan wilde zij weggaan uit deze plaats, om niet weer terug te keren. Het was haar, of ze reeds, deze mid dag alles verder in orde moest maken. Hoe eerder ze vertelde, dat ze weg zou gaan, hoe beter ze er nog tegenop ge wassen zou zijn. Elk uitstel zou het al leen maar moeilijker maken. Daarom vertelde ze ook, toen ze 's middags bij Jasje in het ziekenhuis zat, de verande ring die op komst was. Josje luisterde aandachtig naar haar korte en min of meer verwarde verhaal. Ze knikte toen Sabina zweeg. Alles, wat niet gezegd was, had ze begrepen. Ja, ze had het reeds aan voelen komen. Eerder dan Sabina had ze geweten, dat het eens komen moést. En hoewel Sabina Leo's naam niet noemde, slechts in vage ter men aanduidde, dat er een reden was voor deze verandering, wist Josje, wat er in haar schoonzusje omging. Het is goed, dat je dit besluit ge nomen hebt, zei ze. Het is de enige weg, die je gaan kunt. Sabina keek haar aan, verwonderd, verschrikt bijna. Je moet het niet erg vinden, dat ik het begrijp, zei Josje. Ik zal er met niemand over spreken, dat weet je wel. Maar och, Sabina, ik ken je al zolang en ik weet wel, wat er in je omgaat. Sabina's ogen schoten vol trainen. Dit meeleven maakte haar zwak. Zij had ge dacht, dat zij haar geheim alleen droeg en het was niet zo. Er was een ander naast haar, die mee wilde dragen, die begreep zonder woorden. Woorden uit de „Beatrijs" schoten haar te binnen; „Omdat wie zelve ziet en weet, Alleen begrijpen kan" Inderdaad, alleen wie zelf dit begreep, zonder dat zij had hoeven vertellen en uitleggen, kon met haar meeleven. Josje strekte haar hand uit. Weet je, vervolgde ze rustig, nu je dit beeluit eenmaal genomen hebt, zul je meer vrede krijgen van binnen. Het kost zoveel om alles op te geven, zelfs ons diepste verlangen. En toch kan het niet anders. Het leven laat zich niet straffeloos dwingen om ons te geven, wat het ons ontnomen heeft. Wanneer we dat zouden willen, wanneer we toch door willen gaan op het paadje, dat wij uit gestippeld hebben, in ónze wijsheid, dan gaan we nemen, wat ons niet toekomt. En alles wat we nemen en denken te winnen, wordt ons verlies, 't Erge is, dat 1 de meeste mensen pas aan het eind van de weg, die zij zo eigenwillig gegaan zijn, zien, dat zij alles daardoor verloren i hebben. I Maar ik heb het gevoel, óf ik nu alles verlies, wierp Sabina hartstoch telijk tegen. Ze vergat om voorzichtig te zijn met Josje, om haar opwinding te besparen Het hinderde niet, want Josje keek haar rustig aan en glimlachte even. Natuurlijk, zei ze. Dat lijkt ook zo. Maar later zie je, dat alles wat je verliest, alleen maar winst is. Omdat alle dingen medewerken ten goede. Hoe weet je dit zo zeker? vroeg Sabina dringend. Het was haar, of alles van Josje's antwoord afhing. Of zij de oplossing op alle vragen brengen kon. Toen ik zo erg ziek was en dacht, dat ik sterven ging, toen heb ik dit le ren begrijpen, zei Josje zacht. Pas als het om je leven gaatdan zie je het, want dan wordt alles zo anders. En nu gaat het om jou leven. Ja, knikte Sabina. Ze kon niets zeggen. Het ging inderdaad om haar leven. Stil bleef ze nog een poosje bij Josje zitten. Het was niet nodig verder te praten. Alle werkelijke dingen ware uitgesproken. Mag ik veel bij je komen, laatste weken, dat ik nog hier ben? vroeg Sabina, terwijl ze opstond. Zo vaak als je maar kunt, woordde Josje. En denk nooit, dat er nog eens over praten moet, omdat het nu weet. Ik begrijp het best, wai r),ner neer je verder hier liever over zwijg Ja, Sabina weifelde even. Toé vroeg ze: Wil jij het Rolf vertellen Alles? vroeg Jasje. Zoveel als je wilt, zei Sabina. Ik wil graag, dat hij mij begrijpt, ma ik kan er niet zelf over praten. Natuurlijk niet, stelde Josje rust. Ik zal het Rolf vertellen. Hij zo op je gesteld. Het is jammer, dat nog niet thuis ben, anders kon je bij komen logeren. UII1CI1 til. Wanneer zou je naar huis moge: nas\ vroeg Sabina. Het was vreemd, ma Josje kon iemand laten vergeten, dat ziek was. Haar belangstelling ging alti zo naar anderen uit. Sabina bedacht n> wroeging, dat zij als vanzelfspreke: had aangenomen, dat Josje vol dacht zou zijn. Ik weet het nog niet. De dokter heel tevreden, maar het zal nog wel paar weken duren in ieder geval. Ik hoop, dat het korter is, Sabina hartelijk. En ja. In# schoot haar de belofte aan Maarten binnen Ze vertelde Josje van hem. (Wordt vervolgd) en de: roed: A. vr. I Jtere ig- Dir descl 'g V; Wo n Bi ouwe n Bu %nd el. Doi Bu schir Bu 3eide Zat Bu rt o{ be twam ïrwin Tex rden. fandj De K ais te >eld boh

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1956 | | pagina 4