°p
Een Texelaar in Amerika
Ui steken en ichenten
D het leven vergallen
Pepito's
eerste
grote
avontuur
Een 'dichteres van liefde en dood
reis
Vervuld verlangen
De heer Th. Reuvers vertelt verder:
Wij reden toen langzamer, omdat de
trein nog steeds aan het klimmen was;
hij kreunde er bij op. Ik zag dat er drie
grote locomotieven voor stonden en één
er achteraan om te duwen. Om half vijf
begon het al helemaal licht te worden,
dus kon ik nu alles weer prachtig zien.
Wij waren de bergen uit en reden nu
door oneindige weilanden en ook hier en
daar bouwland met kleine boerderijen.
Overal laag loofhout, zoiets als rondom
Doorn en Zeist. Midden in het weiland
en ook in het bouwland staan bomen.
Overal heel goede wegen; kippenfarms
met hele dorpen van kippenhokken. Bij
een boerderij zag ik een klein vliegtuig
staan, 4-persoons (zakenvliegtuig) met 'n
stuk weiland als vliegveld. Bij elk huis
een auto en op het dak een televisie
antenne en overal autokerkhoven.
Het gehele landschap is één stuk na
tuurschoon. Hollandse boeren zouden
hier eerst raar staan te kijken en aan de
situatie moeten wennen. Allemaal hoe
kige stukken land, met bomen en grote
stenen in het bouwland. Geen greppels
of sloten, zodat het regenwater van de
hoogste gedeelten naar het lager gele
gen land stroomt en verder maar moet
wegzakken. Zo bleef het tot Chicago en
de eerste indruk van Chicago viel mij
eerlijk gezegd heel erg tegen. Mijn nicht
had dit ook steeds voorspeld, want, ver
telde zij steeds, je hebt nu zulke pracht
steden gezien, New York en Washington,
maar Chicago is een fabrieksstad, alles
lag in een nevel van rook en het regen
de, wat alles echt somber maakte. Even
als in Amsterdam reden we eerst door
wijken van krotwoningen (maar later
viel alles geweldig mee hoor).
Er was boven Chicago een reuze on
weersbui geweest met slagregens, van
daar het gure weer. We reden ook nog
een stuk langs het Michigan-meer, pre
cies de Noordzee, grote golven met een
branding welke op het strand rolde.
Mijn neef Frank Moran kwam ons op
het perron al tegemoet, toen we het
grote station binnenreden. Van verre
zag ik hem al aan komen; hij ontving
ons heel gastvrij en was blij dat zijn
vrouw weer terug was. Zijn auto, een
grote Buick, stond buiten het station.
Gauw de koffers en ingeladen en daar
reed neef Frank ons met grote snelheid
door het geweldige verkeer, want dat is
in Chicago niet eenvoudig.
We moesten ruim 20 mijl rijden voor
we in Riverside en thuis waren.
Wat een kastelen van huizen staan
daar in deze villastad, brede wegen, en
voor elk huis een breed gazon, dan een
wandelpad en nog weer een gazonstrook.
Rondom elk huis een grote tuin met
heesters en bloemen. Onder elk huis is
een grote kelder, waarin de centrale
verwarming en 'koelapparaten staan op
gesteld, een afdeling waar de was ver
zorgd kan worden, een biljart, een bar
en zo is het onder elk huis.
De huizen zelf zijn één en al comfort,
grote kamers, achter de ene kamer een
grote serre, vanwaar men zo in de tuin
kan afdalen. Achter de andere voorka
mer een grote woonkeuken met van
alles daarin: groot gasfornuis, ijskast
(koelkast), diswasser, waar men alles
maar vuil in roosters plaatst. Deur dicht
en deze machine wast alles keurig
schoon, spoelt het na en droogt het met
warme lucht, zodat men het later zo
maar in de kast kan opbergen.
Broodrooster, waar het brood zelf uit
komt als het voldoende is geroosterd,
klutsmachines enz., te veel om op te
noemen. Als men het oppervlakkig be
kijkt, denkt men onwillekeurig: maar 't
werk is zó af en wat moeten dan al die
vrouwen verder de hele dag doen? Maar
later begrijpt men, dat er evengoed nog
een massa andere bezigheden zijn, want
de Amerikanen zijn gewend veel met de
auto er op uit te gaan, bovendien bakken
zij veel lekkere taarten, koeken enz. enz.
Bovendien zijn er veel vrouwen, die
ook nog zelf een beroep uitoefenen. Er
wordt hard gewerkt en als men dan
ook al de luxe ziet, b.v. gezinnen met 2
tot 5 auto's, kan ik wel begrijpen, dat
daar ook wel heel wat geld moet binnen
komen, wil men niet achteruitzeilen.
Bij de thuiskomst in Riverside 467
Kent Road konden wij ons eerst heerlijk
verfrissen onder de warme douche en
ons verkleden. Neef Frank had de koffie
klaar en wat voor een koffie, heerlijke
Braziliaanse koffie met echte room, dat
smaakte geweldig en we begonnen ons
meteen thuis te voelen. Na alle weder
waardigheden alvast in het kort te heb
ben verteld, reden we naar een grote
zelfbedieningswinkel. Snel wordt alles
uitgerekend en keurig in grote zakken
verpakt, zodat men het zo achter in de
autoklep kan leggen. Zodoende waren
wij al weer gauw thuis, wat eten en na
de middag gingen we meteen maar weer
naar Down Town, want Frank wilde ons
alvast wat meer van Chicago laten zien.
We reden door mooie lanen van Ame
rikaanse eiken; iepenbomen zie je hier
niet, pracht heesters, blauwe regen, Ja
panse sienkers, kastanjes. De vogels zijn
ook anders dan in Holland; b.v. de lijs
ters zijn veel meer gekleurd, ook de
spreeuwen zijn anders, allen de mussen
zijn als hier.
Steeds valt het mij weer op, dat de
Amerikanen heer in het verkeer zijn.
Voor elke wegkruising stoppen de auto's
en kijken dan eerst links en rechts of de
weg vrij is. De auto's hebben hier heel
wat te verduren met al dat stoppen en
weer beginnen, maar ze rijden' allemaal
met automatische schakeling en als men
er eenmaal aan gewend is, rijdt het ge
weldig. Men behoeft enkel maar gas te
geven.
We reden door prachtige straten en
zagen nu, dat er in Chicago toch ook
heel mooie gebouwen staan en er prach
tige parken zijn; dat is heel wat anders
dan toen we deze stad binnenkwamen.
We reden uren door deze wereldstad.
Thuis gekomen zijn we naar de tele
visie gaan kijken. Prachtig komt de te
levisie hier door met mooie programma's.
Men heeft keuze uit 8 stations, 's Mor
gens vroeg begint de uitzending al en
dat gaat de hele dag door tot 12 uur n.m.
's Middags kinderuitzendingen tot 6 uur
en van 6 tot 8 voor de rijpere jeugd. Van
8 tot 12 uur toneelstukken, weerberich
ten, boksen en wedstrijden om geweldige
prijzen.
Wel lekker rustig zo thuis, want in
hotels zit men altijd tussen vreemde
mensen. We gingen eens echt ouderwets
slapen, maar er gaan een groot aantal
vliegtuigen over Riverside, omdat het
grote vliegveld hier vlak bij ligt en de
opstijgende toestellen komen laag over
ons huis. Dat wende echter vlug en het
was laat in de morgen voor ik werkelijk
wakker werd. Gauw onder de douche,
want er stond voor deze nieuwe dag al
weer heel wat op het programma.
Met onze nicht Bertha Moran zijn we
weer een grote autorit gaan maken, weer
door andere gedeelten van de stad en
door de parken en die zijn hier nogal
wat. Rondom de parken wonen echter
allemaal negers, al die grote herenhuizen
kopen zij zodra er één leeg komt en zij
maken het de buren dan zo lastig, dat
dezen ook gaan verhuizen en dan wordt
dat huis ook weer door negers gekocht
en zo verdringen zij de blanken.
De negers werken hard en verdienen
een massa dollars en hebben dit doel
voor ogen: als de blanken ons dan in 'n
hoek proberen te drukken, dan zullen
wij tonen, dat we ook wat kunnen. Er
zijn een massa geleerde snuiters onder
diezelfde negers en die stoken de minder
geleerden op om alzo een geweldige or
ganisatie te krijgen en het zal heus zo
veel jaren niet meer duren, dan is het
geweldige Chicago een negerstad en wo
nen de blanken in de buitenwijken of
sleden rondom deze wereldstad, want in
de geweldige fabrieken en hotels is alles
reeds negerbedienden. Ook de grootste
slachtplaats ter wereld ziet zwart van de
negers. Maar hoe het ook zij, in de ho
tels en treinen zijn de negers één en al
vriendelijkheid. Men heeft een gloeiende
hekel aan al deze kleurlingen, maar ik
vraag me toch wel elke dag af, hoe alles
gedaan moest worden als er geen negers
waren, want al het vuile werk wordt
door negers gedaan: stadsreiniging,
spoorwegen, wegenbouw, overal ziet
men negers sjouwen en hard werken en
in bussen, trams en ondergrondse zijn 't
de negers die het werk doen.
De lucht begint erg zwart te worden,
dus gaan we naar huis, want volgens de
weerberichten krijgen we zwaar weer
met misschien tornado's, dus is het dan
thuis maar het beste.
We waren nog maar net binnen of
daar begon het al; een heel andere lucht
dan in Holland. De wolken dwarrelden
raar door elkaar en het weerlichtte soms
met 4 stralen tegelijk en donderslagen
als kanonschoten. Dat was je wat, de
bliksem was niet van de lucht, zo had ik
het nog nooit gezien en gehoord en re
genen, het gonsde van de lucht. Dit
maakte zoveel lawaai, dat we elkander
bijna niet konden verstaan; de bomen
begonnen geweldig heen en weer te
slaan doog de opkomende storm, maar
de radjlp,^cleelde mee, dat de orkaan ons
zou passeren, dat viel dus nog al mee.
(Wordt gevolgd)
41. De „Brul" sneed door de golven als
een mes en had de wedstrijdvloot ver
achter zich gelaten. Pepito, die klaar was
met zijn werk, stond een beetje te flui
ten aan de railing, toen zijn oor getroffen
werd door een hevig geschreeuw in de
verte. „Dat lijkt het Chinezenvlot wel",
mompelde hij en warempel, toen de
„Brul" dichterbij kwam, hoorde hij de
Chinezen luidkeels schelden en zag, dat
ze dreigend met bijlen en spiesen zwaai
den. „Ah, dat is aardig", zei Bloobeest,
die uit de okmbuis kwam, „die Chinezen
willen spelletjes met ons doen". Maar
dat geloofde Pepito niet erg en zag wan
trouwend toe. Het vlot lag nu heel dicht
bij de „Brul", zodat Pepito kon verstaan
wat ze schreeuwden.
„Wij wil blandhout hebben", riep er
een. „Ons kolen is op. Wij wil sikp van
blanke kappeltein stuk zage en stuk
hakke om ons ketel te stook!"
•n D geen raid meer weet
van da tergende pijn,
brengt Krnseben Salts uitkomst.
De kleine, dagelijkse dosis Kruschen
maakt korte metten met Uw rheumatiek.
Zes minerale zouten, wetenschappelijk
samengesteld, spannen in Kruschen
samen om Uw bloedzuiverende organen
krachtig te stimuleren. Met verjongde
energie doen die dan hun heilzaam,
bloedzuiverend werk. Onzuiverheden
kunnen zich niet opnieuw ophopen en
vastzetten in de gewrichten. Zo wordt U
binnen korte tijd bevrijd van de pijnen
die Uw humeur vergallen en Uw gestel
slopen.
„Ja maar", stotterde Pepito ontdaan,
„da. dat mag toch niet, dat moet je
eerst netjes aan de kapitein vragen!"
„Jullie hebben zeker geen ondervoe
ding gehad," riep Bloobeest stoer. „Je
bedoelt „opvoeding", domoor", zei Pepito
en trippelde vlug naar de kapitein om
hem te waarschuwen voor de nieuwe ge
varen, die de „Brul" bedreigden.
Bij het verschijnen van Frouwien van
der Vooren-Kuypers nieuwste dichtbun
del zijn wij er ons van bewust, dat
deze dichteres niet alleen om haar vroe
gere werk al bij voorbaat onze genegen
heid heeft, maar toch ook wel enigszins
om het feit, dat zij hier op ons eiland
werd geboren uit een geslacht van echte
Texelaars. Wij stellen dit voorop om het
verwijt te ontgaan, dat wij niet alle
dichtbundels bespreken, maar tevens om
er aan te herinneren, dat Frouwien
Kuyper, al woont zij nu reeds jarenlang
in Utrecht, nog geregeld naar Texel komt
om er iets van haar jeugd te hervinden.
Dat dit ook meermalen in haar poëzie tot
uiting komt, is zeker Indertijd verraste
zij in haar grote gedicht „Schip in nood",
dat een Amsterdamse poëzieprijs ver
wierf, wel in het bizonder met gedeelten,
waaruit de gehele atmosfeer van Oude-
schild ons tegenwoei. De schepen, de
meeuwen, de grauwe zee. De geur van
teer en touwen. En dan die éne meeuw
- „als een verlaten bruid", haar nood uit-
klagend aan het water. Ook haar bundel
„Octoberrozen" bevat, behalve „Avond
op Texel", menig gedicht waarin wordt
gezinspeeld op diezelfde atmosfeer uit
haar jeugd, mysterieus en vertrouwd te
gelijk.
Noch haar Amsterdamse jaren, noch
de periode er na konden haar door
nieuwe indrukken doen vergeten wat
haar eenmaal door de ziel was gegaan.
En misschien is dit ook wel het essen
tiële bij deze dichteres dat zij dicht uit
een herinnering. De werkelijkheid verin
nigt tot een waas, die ons minder de
beelden doet zien dan aanvoelen. Zelfs
het steedse beeld, zoveel luider vaak en
feller in het rumoer er om heen, tem
pert tot iets wat uit het verborgene op
ons toekomt, zoals de avond in staat is
om de alledaagse dingen, zonder ze te
vervormen of ze geheel uit te doven, toch
als het ware een zekere wijding te geven.
En deze wijding is dan haar herinnering
- zeker niet enkel aan haar jeugd, maar
veeleer aan haar gehele leven, ook al is
het dan vooral de langzaam weer gene
zen droefheid om de gestorven man, de
blijhartige echtvriend, die dit herinne
ringsleven in poëzie verankert.
In „De kanten waaier" bundelde
Frouwien van der Vooren-Kuyper een
kleine veertig sonnetten, gevolgd door de
afdeling Strophen, een aantal gedichten,
waarvan alleen nog in „Nocturne" - een
bizonder mooi gedicht - de pijn van dit
verweduwd hart om de verloren geliefde
doorklinkt. In de andere strophen is tel
kens, schijnbaar objectiever, het gevoel
bedwongen. Enkele zijn opgedragen aan
zusters in de kunst zoals Dignate Rob-
bertz, de Zeeuwse romanschrijfster, en
Clare Lennart, haar bekende stadgenote;
er staan poëtisch zeer treffende dingen in
zoals b.v. deze prachtige zomerse aanhef:
De rozen slapen in de tuin beneden
als naakte nimfen in een eiqen rijk -
Dat is wel het eerste wat ook degene
die zelden poëzie leest of beweert „er
geen verstand van te hebben", bij deze
dichteres moet treffen: haar grote zui
verheid, haar stille genegenheid tot het
leven en het intuïtieve, echt vrouwelijke
vermogen om hetgeen zij waarneemt, uit
te spreken als behorende tot héér we
reld. Schijnbaar is dan ook de plastiek
haar zwakke kant; in werkelijkheid be
wijst dit juist de echtheid van haar ta
lent, omdat zij niet uitbeeldt, maar door-
lééft. En wie alleen maar vluchtig deze
bundel doorbladert, moet bemerken, hoe
dikwijls er - ongewild - in de regels waar
zij beschrijft, kinderen voorkomen.
Stadskinderen die op het trottoir een
hinkelbaan tekenen - wat geschrokken
kinderogen - het kind dat zijzelf is In
het sonnet „Kleine nachtmuziek" bloeit
dit gevoel ten volle open. Ik voor mij
acht het samen met „De droom" de twee
grootste momenten uit deze bundel,
maar dit blijft een strikt persoonlijke
voorkeur; elke lezer zal weer iets anders
als zijn keuze aanwijzen.
In de sonnetten, misschien in het eer
ste tiental het sterkst, vinden wij het
grondthema, waaraan de bundel mede
het overdrachtelijke beeld van de
waaier dankt: „gespreid in enk'le sim
pele gedichten binnen het strakke raam
van liefde en dood" - „een weefsel van
beheerste fantasie".
Liefde en dood. Het blijft nog de vraag
of ooit een sterveling er in kan slagen,
een ander grondthema voor zijn poëzie
te vinden dan liefde en dood. De ver
borgenheden van het leven blijken altijd
weer liefde en dood. Maar de variaties
op dit thema zijn zo eindeloos verschei
den als ook de mensen zelf verschillend
zijn. Niet het thema is derhalve beslis
send voor het al of niet tot stand komen
van poëzie; evenmin trouwens die min
of meer virtuoze beheersing van fanta
sie, waarmee elke dichter de pen voert.
Beslissend is de stem, het eigen geluid
van de dichter. En juist omdat het zo
moeilijk is om zo'n stem te definiëren,
wordt er al te veel over poëzie geharre
ward, alsof het een technische construc
tie geldt. Daar komt dan in onze dagen
nog het probleem bij, dat een dichter
ongeacht of men leest of niet - vrijwel
een psychopaat moet zijn om door de
critici - alweer ongeacht of men die
leest of niet - te worden geprezen.
Ook om deze reden ben ik er dankbaar
voor, dat een bundel als „De kanten
waaier" van de pers is gekomen. Nu het
er naar uitziet, dat de poëzie een soort
ijstijdperk is ingegaan, verheugt ons het
warme timbre van deze stem. Want -
zo besluit de dichteres haar „Mei-nacht":
Geen leed heeft zó vernietigend
ons hart bezeten,
dat het voorgoed 't verlangen van zich
deed'
Het verlangen, de vervoering om deel
te hebben aan dit leven, niet enkel om
het' als een onvermijdelijke ervaring te
aanvaarden, maar om het te omhelzen en
zich er aan weg te schenken - dit ver
langen, dat triomfeert over de dood, be
zielt haar zozeer, dat al haar werk er
van getuigt. En wie deze gedichten
„simpele gedichten" zoals de dichteres
zelf zegt - aandachtig leest, wordt onge
twijfeld gesterkt door het besef, dat het
ware leven van de mens eerder van bin
nenuit door vreugde en moed dan van
buiten door gunstige omstandigheden
wordt bepaald
Tenslotte kunnen wij niet nalaten, hier
„De dijk" voor U over te schrijven, om
dat Frouwien van der Vooren-Kuyper er
een herinnering aan Texel in vastlegt.
Zelfs in een zo eenvoudige nacht-opname)
als deze treft ons de welhaast be
schroomde wijze, waarop zij toch nogl
iets méér geeft dan alleen maar een af
beelding. Een natuurdichteres is zij stel-|
lig niet. Maar moraliseren doet zij even
min. „Plagiaat" is ongeveer het enige
gedicht, dat duidelijk uitgesproken wil)
stichten. In weerwil van dit alle;
stroomt uit haar vers een grote geloofs
kracht op ons toe, heimelijk welhaast.
Dode rethoriek, zoals men die bij zeker
niet onverdienstelijk werk uit christe
lijke kring nogal eens aantreft al:
wrakhout uit zee, laat zij tussen haar
regels niet meedrijven. En zo laten de
slotregels van „De dijk" aan de rand
van de nachtelijke zee iets van het grote
mysterie raden - dat is haar genoeg,
Maar juist daarom bevatten haar woor
den een getuigenis even sterk als nachl
en zee, die even onuitgesproken het met1
senhart van dit mysterie vervullen.
Hier volgt dan „De dijk":
De dijk ligt als een donker dier
te wakei
over de mensen en hun schrale baal, n
terwijl de kanteling van 't lichtend
bake: b'
haar witte wieken langs de hemel slaat
:el
er:
te
kei
led
r
g-
'ge
Di
Di
RG
leb
W;
Kt
)nd
O:
Vanuit de nevelige velden maken ter
zich enk'le schapen los: een dun geblaai
stijgt langs de karteling der lage daken jnjtj
dat, even, klagend in de stille staat.
Hier wordt het leven tot een tragisch
tasten
van kleine mensen met te grote lasten,
het voetpad langs de dijk is hard en
nel
'k Z
hel
u
De treden gaan er steil en stug naar
bove-
en slechts voor hen, die in een Doel
gelovetE'^
schijnen de lichten van den Overwal.
George Kettmann
Frouwien van der Vooren-Kuyper, „D
kanten waaier" - Uitgave J. H. Kok N.l
Kampen 1956 - f 2,75.
iat
iieli
aat\
;ter<
naa
el d
>dsj
ïtra
dan Uw spoorkaartje ge
baald bij de V.V.V. „Texel"
Za
en B\
ïstar
desc
FEUILLETON
door W. ROELANT
30. Van Dalen keek haar onzeker aan.
Hij zag, hoe vastberaden haar ogen
stonden en hij zag ook, hoe slecht zij er
uit zag. De rector in hem maakte plaats
voor de menS. Hij hield van Sabina en
ineens begreep hij, dat zij erge moeilijk
heden moest hebben, om hiertoe te ko
men. In een flits schoot het door zijn
gedachten: een liefdesaangelegenheid.
Het gaf hem een gevoel van verwar
ring. Sabina, de onaantastbare, Sabina,
van wie iedereen dacht, dat zij een even
wicht gevonden had in haar werk, nu zo
vastgelopen in liefdesverlangen. Hij
sloeg zijn ogen neer, om het medelijden,
dat hij voelde, te verbergen. Sabina zag
het en zij wist, dat hij begrepen had. Dit
weten maakte haar beschaamd en verle
gen. Het sloeg haar de rustige zekerheid
uit handen. Zou iedereen straks weten,
iedereen over haar praten, medelijdend
en minachtend net naar het uitkwam?
Denkt U er nog eens over? zei ze
zacht. Ze wilde weggaan, maar Van Da
len hield haar tegen.
Ik hoef er niet meer over te denken,
zei hij. I'k ben er zeker van, dat U
ons niet nodeloos in de steek zou laten.
Ik zal er met het bestuur over praten.
We zullen meteen een oproep zetten.
Maar in elk geval kunt U solliciteren.
Mocht U nog op Uw besluit terugkomen,
dan weet U wel, dat wij U graag hier
houden. Zo niet, dan zal ik het wel in
orde maken, dat U met 1 januari Uw
ontslag kunt krijgen
Sabina stak haar hand uit. Ik ben
U erg dankbaar, zei ze zacht.
Toen liep ze de rectorskamer uit, naar
buiten. Het was zaterdagmiddag. De
school was verlaten. Op haar verzoek
was Van Dalen hier gekomen om haar
te woord te staan. Buiten, terwijl ze vlug
voortliep naar huis, verbaasde zij zich
over Van Dalen. Nooit had ze hem zo
menselijk gekend. Altijd had hij, meer
dan de belangen van zijn docenten, de
belangen van zijn school geteld. Maar
hier was de werkelijke mens te voor
schijn gekomen. Thuisgekomen, schreef
ze haar sollicitatiebrief met nog een
persoonlijke uiteenzetting aan haar stu
die-genoot Frits Moorman. In korte
woorden vertelde ze hem, dat ze graag
veranderen wilde om redenen, die zij
verder niet mee kon delen, maar die
maakten, dat zij erg hoopte, de benoe
ming te krijgen. Ze bracht meteen de
brief op de post. Nu was het onherroe
pelijk. Ze hoorde, hoe de brief in de bus
viel. Even bleef ze stilstaan. Zo'n kleine,
witte enveloppe, weggegleden uit haar
hand. Zo was ook het leven, dat zij zich
gebouwd had, weggegleden, zonder dat
zij iets tegen had kunnen houden. Ze
zuchtte. Dit was gebeurd. Nu moest zij
voortgaan. Er was nog veel te regelen.
De kerstvacantie stond al bijna voor de
deur. Dan wilde zij weggaan uit deze
plaats, om niet weer terug te keren.
Het was haar, of ze reeds, deze mid
dag alles verder in orde moest maken.
Hoe eerder ze vertelde, dat ze weg zou
gaan, hoe beter ze er nog tegenop ge
wassen zou zijn. Elk uitstel zou het al
leen maar moeilijker maken. Daarom
vertelde ze ook, toen ze 's middags bij
Jasje in het ziekenhuis zat, de verande
ring die op komst was. Josje luisterde
aandachtig naar haar korte en min of
meer verwarde verhaal. Ze knikte toen
Sabina zweeg. Alles, wat niet gezegd
was, had ze begrepen. Ja, ze had het
reeds aan voelen komen. Eerder dan
Sabina had ze geweten, dat het eens
komen moést. En hoewel Sabina Leo's
naam niet noemde, slechts in vage ter
men aanduidde, dat er een reden was
voor deze verandering, wist Josje, wat
er in haar schoonzusje omging.
Het is goed, dat je dit besluit ge
nomen hebt, zei ze. Het is de enige
weg, die je gaan kunt.
Sabina keek haar aan, verwonderd,
verschrikt bijna.
Je moet het niet erg vinden, dat ik
het begrijp, zei Josje. Ik zal er met
niemand over spreken, dat weet je wel.
Maar och, Sabina, ik ken je al zolang en
ik weet wel, wat er in je omgaat.
Sabina's ogen schoten vol trainen. Dit
meeleven maakte haar zwak. Zij had ge
dacht, dat zij haar geheim alleen droeg
en het was niet zo. Er was een ander
naast haar, die mee wilde dragen, die
begreep zonder woorden. Woorden uit
de „Beatrijs" schoten haar te binnen;
„Omdat wie zelve ziet en weet,
Alleen begrijpen kan"
Inderdaad, alleen wie zelf dit begreep,
zonder dat zij had hoeven vertellen en
uitleggen, kon met haar meeleven. Josje
strekte haar hand uit.
Weet je, vervolgde ze rustig,
nu je dit beeluit eenmaal genomen hebt,
zul je meer vrede krijgen van binnen.
Het kost zoveel om alles op te geven,
zelfs ons diepste verlangen. En toch kan
het niet anders. Het leven laat zich niet
straffeloos dwingen om ons te geven, wat
het ons ontnomen heeft. Wanneer we
dat zouden willen, wanneer we toch door
willen gaan op het paadje, dat wij uit
gestippeld hebben, in ónze wijsheid, dan
gaan we nemen, wat ons niet toekomt.
En alles wat we nemen en denken te
winnen, wordt ons verlies, 't Erge is, dat
1 de meeste mensen pas aan het eind van
de weg, die zij zo eigenwillig gegaan
zijn, zien, dat zij alles daardoor verloren
i hebben.
I Maar ik heb het gevoel, óf ik nu
alles verlies, wierp Sabina hartstoch
telijk tegen. Ze vergat om voorzichtig te
zijn met Josje, om haar opwinding te
besparen Het hinderde niet, want Josje
keek haar rustig aan en glimlachte even.
Natuurlijk, zei ze. Dat lijkt
ook zo. Maar later zie je, dat alles wat
je verliest, alleen maar winst is. Omdat
alle dingen medewerken ten goede.
Hoe weet je dit zo zeker? vroeg
Sabina dringend. Het was haar, of alles
van Josje's antwoord afhing. Of zij de
oplossing op alle vragen brengen kon.
Toen ik zo erg ziek was en dacht,
dat ik sterven ging, toen heb ik dit le
ren begrijpen, zei Josje zacht. Pas
als het om je leven gaatdan zie je
het, want dan wordt alles zo anders.
En nu gaat het om jou leven.
Ja, knikte Sabina. Ze kon niets
zeggen. Het ging inderdaad om haar
leven. Stil bleef ze nog een poosje bij
Josje zitten. Het was niet nodig verder
te praten. Alle werkelijke dingen ware
uitgesproken.
Mag ik veel bij je komen,
laatste weken, dat ik nog hier ben?
vroeg Sabina, terwijl ze opstond.
Zo vaak als je maar kunt,
woordde Josje. En denk nooit, dat
er nog eens over praten moet, omdat
het nu weet. Ik begrijp het best, wai r),ner
neer je verder hier liever over zwijg
Ja, Sabina weifelde even. Toé
vroeg ze: Wil jij het Rolf vertellen
Alles? vroeg Jasje.
Zoveel als je wilt, zei Sabina.
Ik wil graag, dat hij mij begrijpt, ma
ik kan er niet zelf over praten.
Natuurlijk niet, stelde Josje
rust. Ik zal het Rolf vertellen. Hij
zo op je gesteld. Het is jammer, dat
nog niet thuis ben, anders kon je bij
komen logeren.
UII1CI1 til.
Wanneer zou je naar huis moge: nas\
vroeg Sabina. Het was vreemd, ma
Josje kon iemand laten vergeten, dat
ziek was. Haar belangstelling ging alti
zo naar anderen uit. Sabina bedacht n>
wroeging, dat zij als vanzelfspreke:
had aangenomen, dat Josje vol
dacht zou zijn.
Ik weet het nog niet. De dokter
heel tevreden, maar het zal nog wel
paar weken duren in ieder geval.
Ik hoop, dat het korter is,
Sabina hartelijk. En ja. In#
schoot haar de belofte aan Maarten
binnen Ze vertelde Josje van hem.
(Wordt vervolgd)
en
de:
roed:
A.
vr. I
Jtere
ig-
Dir
descl
'g V;
Wo
n Bi
ouwe
n Bu
%nd
el.
Doi
Bu
schir
Bu
3eide
Zat
Bu
rt o{
be
twam
ïrwin
Tex
rden.
fandj
De K
ais te
>eld
boh