(A
0
Grote belangstelling voor Pluimveedag
Pepito's
eerste
grote
avontuur
n.d
ufv
Vervuld verlangen
De woensdagmiddag in „De Linde-
boom-Texel'" door het Rijkslandbouw-
consulentschap voor Noordholland Noord
te Schagen in samenwerking met de
Rijksvoorlichtingsdienst voor de Pluim
veeteelt en de Coöp. P.T.V. „Texel" ge
houden Pluimveedag trok een flink aan
tal bezoekers, die een afwisselend en
aantrekkelijk programma geboden werd.
Onder de aanwezigen merkten wij ook
verscheidene dames op, wat eigenlijk
voor de hand ligt, omdat de vrouw des
huizes doorgaans ook een groot deel van
de pluimveeverzorging voor haar reke
ning neemt.
Op het toneel prijkte een model kip
penhok, dat met belangstelling bezich
tigd werd.
De middag werd geopend door de heer
J. Keijser Dzn., voorzitter van de P.T.V.
„Texel". Vervolgens was het woord aan
de heer K. Bergsma, Schagen, bij wie
de algehele leiding berustte. Deze dag,
aldus spreker, is bedoeld om voorlich
ting te geven op verschillend terrein.
Welk een belangrijke plaats de pluim
veeteelt inneemt illustreert het uitvoer-
cijfer van.2 miljard, waarmede het
economisch belang van de pluimvee
teelt voor ons land voldoende aange
toond wordt.
Van de zijde van de Dienst Kleine
Boeren is nog geen beslissing gevallen
inzake de financiële steun, maar wel is
er een regeling mogelijk om het bedrijf
te rationaliseren via het Borgstellings
fonds.
De heer C. van Groningen gaf vervol
gens een uiteenzetting van de werkwij
ze van dit fonds. In' feite is het geen
steunregeling, wat de naam trouwens al
zegt. Dit fonds werd enige jaren geleden-
opgericht met het oog op de grote in
vesteringen, die voor allerlei bedrijven
nodig zijn.
Het Rijk heeft het Borgstellingsfonds
opgericht en het Rijk ook wil zich borg
stellen. De borgstelling gaat tot maxi
maal 50 pet. van het te investeren be
drag. De transactie dient via de Boeren-
lenbank te lopen, onder normale voor
waarden. De borgstelling wordt uitslui
tend verleend ten behoeve van het
plaatsen van kippenhokken (die echter
niet als verblijf voor badgasten gebruikt
mogen wordenVoor houten kip
penhokken geldt een aflossingstermijn
van acht jaar, voor stenen hokken van
tien jaar. De hokken moeten uiteraard
voldoen aan de eisen welke door de
Voorlichtingsdienst worden gesteld.
Als volgende spreker trad op de ir.
B. H. v. d. Zanden, Rijkspluimveeteelt-
consulent, die als onderwerp gekozen
had „de grote hokkenbouw en de kui-
kenopfok".
Na de oorlog is de grote hokkenbouw
meer ingang gaan vinden. Het grote hok
geeft de mogelijkheid de kippen binnen
te houden wat hun conditie ten goede
komt. Bovendien bespaart men mate
riaal en arbeid. Er wordt wel gezegd, dat
aan de grote hokken ook nadelen ver
binden zijn i( men zou b.v. een lagere
produktie krijgen) maar daar staat dan
altijd het belangrijke feit van grote ar
beidsbesparing tegenover.
Houdt men de dieren in grote hokken,
laat men er dan voor zorgen, dat de
kippen naar leeftijd ras of kruising
worden gerangschikt, hoe meer gelijk
vormig het koppel, hoe beter.
Ir. v.d. Zanden stond vervolgens stil
bij de eisen, die aan de hokken moeten
worden gesteld. De voornaamste eisen
zijn: voldoende inhoud, voldoende ven
tilatie en voldoende licht. Per kip moet
2/3 tot 1 m3 lucht voorhanden zijn. Een
kip is tenslotte een vogel en een vogel
moet de ruimte hebben. Wat het licht
betreft: 1/5 deel van de bodemopper-
vlakte van het hok moet van glas of
gaas voorzien zijn en men houde niet
meer dan drie kippen per vierkante mtr.
De dakbedekking kan bestaan uit
riet of stro (het beste materiaal) of
pannen. Riet en stro worden niet zo
veelvuldig toegepast als pannen.
De kuikenopfok is intussen gestart,
wat spreker wel speet, maar deze dag
was oorspronkelijk op 15 februari vast
gesteld. Ten opzichte van de kuikens
kan met minder ventilage en minder
inhoud worden volstaan. Hokken, welke
laag zijn en niet te groot, zijn het meest
voor de opfok van kuikens geschikt. Bij
de felle koude van deze winter had
iemand koloniehokjes in het grote hok
geplaatst en aldus de nodige warmte
weten te produceren.
Wat de bodembedekking betreft, men
kan beter oud strooisel nemen dan nieuw
strooisel, op oud strooisel is de groei nl.
beter. Plaatst men kuikens echter op
oud strooisel dat eerder voor de kippen
is gebezigd, dan stelt men de kuikens
bloot aan de kans op infectie.
Wat de verwarmingsbronnen betreft,
men heeft een keus uit verschillende
methoden: de kachelkunstmoeder, de
elektrische, butagas en oliestook De
kachelkunstmoeder beschouwde spreker
nog steeds als een der beste, maar deze
geeft nogal veel werk en bovendien moet
men goed kunnen stoken, want de kui
kenopfok vereist een gelijkmatige ver
warming. De opfok met (elektrische)
elementen is duurder, maar gemakkelij
ker. Bij de felle koude van de vorige
maand heeft de elektrische kunstmoeder
echter niet voldaan doordat de hokken
niet warm genoeg te krijgen waren.
Als de opfok tegenloopt en de kuikens
weinig beloven, is het raadzaam ze on
verwijld op te ruimen en het dokteren
achterwege te laten. Dan kan men ze
beter goedkoop van de hand doen en er
duurdere voor terugkopen, want alleen
aan goede kippen valt wat te verdienen.
De rede van de heer V.d. Zanden werd
met belangstelling beluisterd. De heer
Bergsma merkte nog op, dat men de kui
kens ook weer niet te klein mag behui-
zen, want te kort ruimte werkt het van
dalisme in de hand.
Wat de toegestane aantallen kippen
betreft, iedereen mag 50 kippen houden,
dat aantal is nl. geheel vrij. Verder 2
kippen per are tot een maximum (3-20
ha.) van 600 stuks. Boven de 20 ha grond
mag men maar 100 kippen houden, want
de regering beschouwt de grote bedrij
ven economisch sterk genoeg om buiten
de pluimveesector te kunnen draaien.
Door de heer Laan werd vervolgens
een interessante pluimveefilm vertoond.
Wij zagen allerlei soorten hokken en al
lerlei rassen.
%r\\#ffc
42. „Kapitien, kapitein", riep Pepito, „de
Chinezen willen van ons schip brand
hout maken!"
„Wat!" schreeuwde kapitien Druppel
ontzet, terwijl hij verbolgen naar de
railing stapte, „willen die geeljanussen
van m'n „Brulletje" brandhout maken!?"
„Indeldaad mistel kappeltein buiten-
goedgewoon beglijpen", antwoordde het
Chinezenopperhoofd, „Sinees oppelhoofd
zal kappeltein en grote bolle man en
kleine man met onmogelijk lang ools
niets doen. Alleen skip wij willen stuk-
hakke voor ons stoomketel. Neem niet
kwalijk, wij niet langel wachte!" Het
Chinezenopperhoofd stiet een schor be
vel uit en onder luide aanvalskreten be
stormden zijn mannen de „Brul". Zij
klommen langs hun enterhaken omhoog
en zwaaiden vervaarlijk met bijlen en
zagen. Bloobeest verweerde zich duchtig
en bewerkte de aanvallers met een be
zem, terwijl kapitein Druppel in de mast
was geklommen en heldhaftige pogingen
Hierna hield Dr. H. H. Scholten, in
specteur van de Veeartsenijkundige
Dienst, een causerie over de Pseudo
vogelpest en over de coccidiosis bij
pluimvee en haar bestrijding.
De pseudovogelpest werd in 1926 in
Indonesië en in 1927 in Engeland gecon
stateerd, in 1940 in Italië en Israël en in
1941 in Duitsland, Oostenrijk, Honga
rije en Polen. Reeds in 1935 was deze
ziekte ook in Amerika vastgesteld, maar
men sprak daar van besmettelijke long
en hersenontsteking. Pas in 1942 bleek,
dat men er met de pseudovogelpest te
doen had en onderwijl had de ziekte
zich reeds over geheel Amerika ver
spreid.
In 1945 en 1947 constateert men de
ziekte ook in Zuid-Frankrijk en (weder
om) in Engeland en in 1949 raakt ook
het Belgische pluimvee besmet. De wet
telijke bepalingen om het gevaar te ke
ren ten spijt wordt de ziekte op 6 maart
1950 voor het eerst in ons land (Noord-
Brabant) waargenomen. Ook een reeks
ingrijpende bestrijdingsmaatregelen kon
de verdere uitbreiding niet verhinderen.
Intussen bleven ook diverse andere lan
den niet buiten schot, alleen in Dene
marken en Noorwegen is de ziekte nog
niet vastgesteld.
Spontaan gevoelig voor de pseudo
vogelpest zijn fazanten, kalkoenen, kip
pen, parelhoenders, parkieten, spreeu
wen, patrijzen, kraaien, visarenden en
Jan van Genten en nog enkele in het
wild levende vogels, ofschoon deze niet
zozeer en masse het slachtoffer worden.
Eenden en ganzen zijn niet spontaan ge
voelig, maar de smetstof kunnen zij wel
verspreiden. Ook de mens is er gevoelig
voor.
Dr. Scholten merkte op, dat de witte
Leghorns en andere lichte rassen het
meest gevoelig zijn; de zwaardere rassen,
zoals de Rode Island Reds en de Noord
hollandse Blauwen, zijn er minder ge
voelig voor. Jonge dieren zijn weer ge
voeliger dan de oudere. De verwekker -
'n virus - is betrekkelijk ongevoelig voor
uitwendige invloeden. In gedroogde
vorm, b.v. in mest die koel en donker
wordt bewaard, kan de smetstof min
stens acht weken actief blijven. In koel-
huiskippen blijft de smetstof minstens
twee jaar actief. Ook in eipoeder kan het
virus lang gevaarlijk blijven. Direct
zonlicht en verschillende ontsmettings
middelen vernietigen het kwaad in lut
tele seconden.
Eerst 68 dagen na het binnensluipen
van de smetstof treedt de ziekte aan het
licht (bij kuikens reeds na 24 dagen,
bij oudere kippen eerst na 1014 dagen).
De incubinatietijd dient dus in de ge
dachten te worden gehouden bij het
speuren naar de herkomst der besmet
ting. Wanneer men dus ogenschijnlijk
gezonde kippen koopt en deze in een
gezond koppel brengt, bestaat de moge
lijkheid, dat de new comers de smetstof
reeds verspreiden. Inzake voorbeeldige
aanbiedingen zij men dus gewaarschuwd!
Het is voorts zaak niet noodzakelijk
bezoek te weren, want de mens kan de
smetstof ook gemakkelijk overbrengen.
Als ontsmettingsmiddel gebruike men
1 pet. natronloogoplossing, waarmee dus
schoeisel en handen kunnen worden
ontsmet. Ook pluimveemateriaal kan
besmet zijn. Het is o.a. nuttig om het
voeder in nieuwe, papieren zakken te
verlangen.
deed om de Chinezen te verdrijven, maar
er waren zóveel tegenstanders, dat ka
pitein Druppel en Bloobeest zich uitge
put moesten overgeven.
Maar waar was Pepito gebleven? Pe
pito had iets beters bedacht dan vechten
en zocht in de hut van Bloobeest naar
stig naar de gummimijn van Bloobeest!
Ahadaar was ie en triomfantelijk
begaf hij zich weer naar het toneel van
de strijd, waar Bloobeest en de kapitein
er intussen lelijk aan toe waren.
De rol, die in het wild levende vogels,
zoals mussen en spreeuwen en in het
wild levende dieren, zoals ratten en mui
zen en insecten spelen bij de overbren
ging van de smetstof is niet belangrijk
te achten: bij proeven gelukte het slechts
zelden de besmetting via genoemde die
ren te veroorzaken. Transport van de
smetstof door de lucht met b.v. inge
droogde mestdeeltjes is mogelijk, maar
van ondergeschikte betekenis.
Dr., Scholten somde voorts de ziekte
verschijnselen op. Een belangrijk ver
schijnsel, dat vooral bij langzaam ver
lopende ziektegevallen op de voorgrond
kan treden, is de verlamming van aan
getaste kippen.
Het sterftecijfer variëert sterk. Bij de
eerste ziekteuitbraken in 1950 in ons
land liep de sterfte tot wel 100 pet., la
ter 30-40 pet. Hoe kwaadaardiger de
smetstof, hoe hoger het sterftecijfer.
Er is nog geen geneesmiddel tegen de
pseudovogelpest gevonden, wel kan
de dieren een zekere immuniteit worden
verschaft door hen in gezonde toestand
te enten.
Wanneer men verschijnselen waar
neemt, die op de ziekte wijzen, dan dient
men onmiddellijk kennis te geven aan
de burgemeester. Blijkt dat men inder
daad met deze ziekte te doen heeft dan
worden de dieren afgemaakt, nadat eerst
een waardering heeft plaatsgevonden.
De hokken en terreinen worden ontsmet,
terwijl men gedurende enige weken geen
pluimvee mag houden.
Door het snelle tot stand komen van
de onvatbaarheid in 23 dagen na de
enting, kan het vaccin ook nog worden
toegepast bij reeds met pseudovogelpest
besmet pluimvee.
Tot zover een beknopte weergave van
de causerie.
Dr. Scholten nam vervolgens de coc
cidiosis onder de loupe. Dit is een inge
wandsziekte, die ieder jaar vele slachtof
fers maakt, vooral onder het jonge
pluimvee.
Dr. Scholten beschreef de zeer typi
sche kringloop, welke de coccidiën in
hun ontwikkelingsstadia doormaken:
deze speelt zich gedeeltelijk in en buiten
het lichaam af.
De infectie kan zich snel over een kop
pel verspreiden. In de bodem blijven de
onrijpe oöcysten zeer lang levensvatbaar:
aan de bodemoppervlakte tot 74 dagen,
op 17 cm. diepte tot 184 dagen.
Verder bleek dat in rennen met bo
men, nadat uit deze rennen de zieke
kuikens verwijderd waren, de oöcysten
zelfs na 18 maanden nog leefden.
Kuikens van 2-8 weken worden het
meest aangetast, zijn ze pas 17 dagen
oud dan worden ze zelden ziek. De coc
cidiën moeten zich nl. in een tijdsverloop
van 4-7 dagen eerst voldoende vermeer
deren eer ze ziekteverschijnselen teweeg
kunnen brengen. Aangetaste kuikens
laten de vleugels hangen, trekken de kop
in en beven, voedsel wordt niet meer
opgenomen, dikwijls zijn de kuikens dor-
stiger dan normaal. Meestal treden 2-4
degen na het waarnemen der eerste
ziekteverschijnselen de eerste sterfge
vallen op en deze kunnen van 70-100 pet.
bedragen. Dit alles kan echter sterk
wisselen, want onder kuikens van 6-8
weken is de sterfte veel minder. Hoe
ouder de kippen zijn ten tijde van het
uitbreken der ziekte, des te beter ze
haar doorstaan.
Behalve van de ouderdom hangt de
hevigheid der infectie nog van vele an
dere omstandigheden af, b.v. van de wij
ze van voeding, van de huisvesting der
dieren en voor alles van het weer.
Coccidiosis is niet op de mens over te j
brengen.
De bestrijding besprekend zei dr.
Scholten, dat wij na de 2de wereldoorlog
over nieuwere, meest van Amerikaanse
zijde aangegeven geneesmiddelen be
schikken, die vaak een zeer gunstig re
sultaat opleveren, zij het dat deze bij
de dunnedarm coccidiose veel minder
effectief werken of ons daarbij zelfs
vaak geheel in de steek laten. De thans
in de pluimveeteelt meer en meer in
gang vindende potstalmethode schijnt
ook een gunstige invloed bij de bestrij
ding der coccidiose te hebben. De zich
in deze mest ontwikkelende schimmels,
die met het voedsel worden opgenomen,
schijnen een heilzame werking uit te
oefenen.
Ontsmetting van hokken en ramen
met middelen, die uitstekende resultaten
geven bij door bacteriën of virus ver
oorzaakte ziekten, blijft bij coccidiose
zonder gevolg. De oöcysten blijven
ONDERWIJSNIEUWS
Mej. Kramer, Den Helder, is voor
delijk benoemd tot onderwijzeres aan
School met de Bijbel te Oosterend.
TEXELSE MARKT
Aangevoerd 19 maart 1956:
24 biggen 4555; 60 nuchtere kalver»
32,50—52.
NARCISSEN OP TEXEL IN 1956
Hier volgt ter kennisname de me
narcissen beplante oppervlakte (in KR,
met de voornaamste soorten, die hi»
op Texel worden gekweekt, daarachte
die van 1955.
Gele Trompetten
Bicoler Trompetten
Witte Trompetten
Groot Kronige
Klein Kronige
Dubbele variëteiten
Campernellen div.
Poetaz variëteiten
Poëtius
Botanische
Totaal
10.442
579
473
5.764
235
20.412
24
861
130
4
38.924
Enkele belangrijkste soorten:
Golden Harvest
King Alfred
Rembrandt
Carlton
Fortune
Helios
Von Sion
Golden Spur
1.775
3.034
4.089
4.315
494
590
19.507
824
12.7(1
3 J
84
5.2
17.7fl
37.9
1.64
5.6f
3.5
2.94
per
Crocussen-statistiek op Texel 1956: j_
Geel 54.376; Sir Walter Scott 5.97 ere
Remembrance 1999; Div. Blauw 32 It,
Jeanne d'Arc 314; Mont Blonc 300; Kiilcer
of the Striped 195; Purperea Grand I ko
flora 73; Glory of Sassenheim 67; Ear I ta<
Perfection 106; Sky Bleu 45; Grai I zal
Mar tie 30; Little Rorrit 20; Queen of tijio k
Blues 20; Div. Bont 19, Pallas 14; Snclhet
Storm 14; Peter Pan 18; Kathlelde
Parlow 10; Vanquard 10; Encentress |te
Striped Beauty 2; Pick Wick 18. Tota
63.947 R.R.
A. Lagerveld,
Contr. van „De Narcis"
Postweg E 60c, Eierlai
DAMCLUB TEXEL
Slechts een schamel programma kfl
dit keer worden afgewerkt. Hierbij
A. v.d. Slikke een damslag over t®|
hoofd en gaf daarna 2 stenen weg. J<[
D. Bakker hield lang stand, maar kw«
tenslotte toch in een te nadelige posit
De overwinning van J. J. de Beurs
gezien zijn prestaties van de afgelop
weken min of meer een verrassing.
In C. gaat D. v.d. Werf bij deze va
gang toch nog weer een redelijke plaj
innemen.
A.:
C. Dijker-Joh. D. Bakker 2-1
J. Vinke-A. v.d. Slikke 2-|
B.:
J. J. de Beurs-C. v.d. Werf 2-[
C"
R. Zijm-P. Bakker 2j
A. de Vries-D. v.d. Werf
zwemmende in sterke desinfectiemidfc tot
len, hun deling binnen de haar besebfl)^
tende huid voorzetten en blijven
ziekmakende werking behouden,
men hokken ontsmetten dan zal dit i
kokend water dienen te geschieden
waar dit mogelijk is door middel van e
vlam.
Door broedeieren wordt geen coccidj
sis overgebracht, want in eieren kom
coccidiën niet voor en ook met mest 1
smeurde broedeieren in welke
coccidiën voorkomen, maken de daarj
komende kuikens niet ziek, daar
oöcysten in de broedmachine uitdrogl
en geen rijping plaats vindt.
Het onderdompelen van broedeied
in ontsmettingsmiddelen, zoals dat ml
dere malen is aangeraden, heeft geen q
daar eventueel aanwezige coccidiën
niet worden gedood en de in de bro(
machine heersende temperatuur
wel onschadelijk maakt.
Van de hierna geboden gelegenh
tot het stellen van vragen aan de sflfetre!
kers werd druk gebruik gemaakt.
Om vijf uur werd deze zeer geslaa
Pluimveemiddag gesloten.
Wij vestigen nog even de aandacht
de advertentie betreffende de geleg
heid tot bezichtiging van de bouw en
inrichting van het grote hok, maan; om
a.s. in een der gebouwen van de Co t
P.T.V. „Texel".
FEUILLETON
door W ROELANT
32. Ze dacht aan Sabina en aan haar
vader. Dat conflict was voorbij. Sabina
ging weg.... Zo was het goed. Maar
toch was er een vreemde pijn in haar om
het offer, dat de ander gebracht had. Ze
voelde, hoe ze tóch van Sabina hield. En
dit weggaan zou ook voor héér een leeg
te achterlaten.
HOOFDSTUK VIII
HET WAS EEN WARME zomerdag,
midden in juni. Vermoeid en stoffig
kwam Sabina uit school, waar ze
enkele eindexamencandidaten apart les
gegeven had. Ze friste zich op aan de
wastafel in haar slaapkamer en ging met
lome stappen haar zitkamer binnen. Het
was een smalle, vrij lange kamer; een
pijpenla. De woningnood was groot in
Westgeest en Sabina had geen beter on
derkomen kunnen krijgen dan dit onge
zellige vertrek. Een klein raam aan de
voorkant gaf uitzicht op een smalle
straat, bijna een steeg. Het bureau stond
voor het raam geschoven en nam de
halve breedte van de kamer in beslag.
Sabina liep naar het raam en schoof het
open. Maar van buiten kwam geen ver
koeling. Onbarmhartig scheen de zon op
de stenen. Daarom sloot ze de gordijnen
voor het open raam en in het halfdonker
bleef ze zitten.
Mot U nog thee, juffrouw? kwam
een ruwe stem. Sabina schrok op. Haar
hospita stond in de deuropening, met 'n
vuil schort voor.
Ja antwoordde Sabina verward
Of nee, toch maar niet. Dank U.
Even goeie vrienden, dan niet,
deelde de vrouw mee en deed duidelijk
hoorbaar de deur weer dicht.
Sabina zuchtte. Het vocht, dat hier de
naam van „thee" kreeg, was niet te drin
ken. Als ze nu op haar kamer haar
electrisch keteltje mocht gebruiken, zou
ze zelf thee zetten. Maar de hospita had
haar uitdrukkelijk verboden, dat ding te
gebruiken. De stroom was veel te duur
en bovendien konden er ongelukken mee
komen. Dat laatste argument was maar
een doekje voor het bloeden. En Sabina
had in deze maanden reeds afgeleerd
zich te verzetten. Ze was in dit huis lou
ter een object, waaraan verdiend moest
worden en daar had ze zich bij neer te
leggen en anders kon ze wel gaan.
Dit laatste was haar vele malen mede
gedeeld, wanneer ze met klachten was
gekomen. Nu zweeg ze maar. Gaan was
niet mogelijk; ze zou nergens onder dak
komen. Had ze eigenlijk ooit mevrouw
Allert wel genoeg op prijs gesteld? De
laatste tijd betrapte zij er zich vaak op,
dat ze naar die nieuwsgierige, dikke
vrouw terugverlangde. Evenals naar
haar kamer daar.och, eigenlijk naar
alles. Zes maanden woonde ze nu in
Westgeest en ze was een vreemde geble
ven. Op school, in het plaatsje, tussen
haar collega's. Zelfs haar oude studie
vriend Frits Moorman, haar tegenwoor
dige rector, was niet meer dan een op
pervlakkige kennis voor haar geworden.
Het lag ook aan haar. Ze voelde zich in
de verbanning, een emigrant bijna, in
een vreemde stad. Haar geslotenheid
stootte de mensen van haar weg. Het
lerarencorps had haar wantrouwend ont
vangen Waarom kwam ze vanuit een
behoorlijke plaats naar deze uithoek van
het land? En op de beleefdheidsvisites,
die zij in de eerste tijd gemaakt had,
voelde zij hoe de vrouwen stiekum pro
beerden te vissen naar haar geheim.
Ronduit durfde niemand haar iets te
vragen, maar een enkele, die zich in haar
vertrouwen wilde dringen, maakte wel
eens een toespeling, zo maar, op mensen
die liefdeshistories hadden beleefd. Het
had haar schuw gemaakt en ook vol
wantrouwen. En door dit wantrouwen
hield ze ook de enkeling, die haar ar
geloos tegemoet kwam, op een afstand.
Daardoor had ze de naam gekregen stug
en hoogmoedig te zijn. Het leek haar
soms, of zij tussen vijanden was geraakt
en dat maakte haar onzeker. Toch was
zij onredelijk, in enkele momenten wist
zij dat ook. Hoe kon zij tegemoetko
mendheid verwachten, waar zijzelf zich
op een afstand hield?
Het was de vrees in haar, opnieuw
door het leven bezeerd te worden, die
haar tot deze houding bracht. Al deze
dingen overpeinsde ze deze middag in
haar schemerige kamer. De warmte
maakte haar slaperig en ze zou ingedut
zijn, wanneer haar hospita niet opnieuw
verschenen was, nu om haar een brief
boven te brengen. Het viel Sabina mee,
dat ze zonder klacht hiervoor naar bo
ven gekomen was. Meestal bromde ze
een aanmerking dat ze alwéér voor de
juffrouw de trappen op moest. Sabina
wachtte, tot ze de kamer verlaten had,
eer ze naar de brief keek. Van Maarten.
Prettig. Ze hield een geregelde brief
wisseling met hem. Vlug scheurde ze de
enveloppe open en vloog de dichtbe
schreven regels langs. Toen liet ze de
brief zakken. Hoe moest ze hiermee
aan? Ze bleef even voor zich uitkijken.
Toen rustiger, las zij opnieuw het schrij
ven. Het was geen lange brief, minder
lang dan hij gewoon was te schrijven. In
hoofdzaak vertelde hij, de volgende dag
in het ziekenhuis opgenomen te zullen
worden. Een professor, die hij op aan
raden van de huisdokter bezocht had,
had hem de raad gegeven, zijn been te
laten opereren. Die operatie zou een
gunstige invloed op zijn lopen kunnen
hebben. „En U begrijpt wel tante Sabi
na", schreef hij, „dat ik elke kans aan
wil grijpen om minder invalide te wor
den. Ik heb mij de laatste tijd beter in
alles kunnen schikken, vooral nadat ik
fietsen geleerd heb, maar ik zou het toch
heel erg heerlijk vinden, als er nog een
verbetering mogelijk was. Daarom heb
ik, in overleg met vader, besloten deze
ingreep zo vlug mogelijk te doen plaats
vinden. Morgen ga ik naar het zieken
huis en aan het eind van de week word
ik geholpen. Ik zou het erg fijn vinden,
wanneer ik U voor die tijd nog eens
zou zien. Maar dat zal wel niet gaan.
Ik begrijp het best als U geen tijd hebt
om helemaal hierheen te komen.
Deze laatste regels las Sabina een paar
maal over. Ze voelde het verlangen, dat
er uitsprak.
En ze begreep het zo goed. Per slot
was hij nog zo jong. Al hield hij zich
dapper, toch moest hij wel tegen
operatie opzien. Zou ze naar hem I ;noe:
gaan? Ze weifelde.er was zowinai
aan verbonden. Na haar weggaan i dsco:
de kerstvakantie, was ze nog niet -er t
haar oude woonplaats terug geweest, ne s'
wilde de herinneringen zoveel moge niet
vermijden. De paasvakantie had ze 1 vat
Else en George doorgebracht. Een p er-sc
tige vakantie, waar ze een goede he jeda;
nering aan had. Ze waren beiden bek
lief voor haar geweest en de zu2 aris
ernst, waarmee Else haar huishoï belai
trachtte te besturen, om het gelee to.
geld zo gauw mogelijk aan te zuivel Raa<
had Sabina een gerust gevoel voor d
toekomst gegeven. En nu, nu toch v 'cht
teruggaan naar haar oude omgeving °nin^
Maarten op te zoeken? Met de kans, - Ko
zij Leo bij hem ontmoeten zou? Ze 1 bad f
niet, wat ze doen moest. Nadenk ^on
bleef ze voor zich uitkijken. Ze wi
dat er iemand was, aan wie ze vrs
kon: zal ik het doen of niet doen? H
de enige, die haar geheim wist daad
Josje. En Josje was zo ver weg.
trachtte Josje's gezicht voor te stel
wanneer zij haar dit probleem V
legde. Wat zou Josje dan raden?
heer
>nder
wel
maai
r dat
idend
En plotseling wist ze het: als ik Iroor 'i
doe met de heimelijke hoop Leo te
moeten, moet ik niet gaan. Maar als]
alleen om Maarten is, moét ik
Toch was ze nog niet zo heel veel vei
Wie wist ooit de eigen heimelijke
sen? Ze schudde haar hoofd. „Zo kol
er niet, Sabina", zei ze wat spottenf
schrok van haar eigen stem in de
van de kamer. (Wordt verv
een
|zovee
hap
en v<
t eer
nmi
u g
teek i
nies