WACHTEN
Pi;
duurt altijd lang
Pepito's
eerste
grote
avontuur
„DRIE VROUWEN"
HET A.S. CONCERT DOOR HET
NOORDHOLLANDS
PHILHARMONISCH ORKEST
Laat ons kennismaken met Beethoven
en met Skandinavische volksmuziek
Het concert - op 30 augustus a.s. te
geven door het Noordhollands Philhar-
monisch Orkest - opent met de ouver
ture „Iphigenie in Aulis" van Christoph
Willibald von Gluck i(1715 - 1787).
Deze Beierse houtvesterszoon kreeg op
een Jezuitengymnasium zijn eerste mu
zieklessen en werd vervolgens naar de
universiteit in Praag gezonden. Welke
studie hij hier aanvankelijk volgde is
onbekend. Hier kwam het tot een breuk
met zijn vader en zorgde hij verder voor
zichzelf door allerlei muzikale baantjes
aan te vatten.
Nadien ging hij voor zijn verdere mu
ziekstudie naar Milaan, waar hij ook de
eerste Italiaanse opera's schreef, die
goed werden ontvangen. Na een verblijf
in Londen en Parijs maakte hij in Wenen
in 1772 de muziek voor de opera „Iphi
genie in Aulis". Dit werk werd door be
middeling van zijn oud-leerlingen Marie
Antoinette te Parijs opgevoerd, waarna
hij zich naar Parijs liet roepen. Hier vol
tooide hij zijn revolutie van de opera
met de Franse versies van „Orphee" en
„Alceste".
Gluck is de eerste componist geweest,
wie het gelukt is aan de opera-ouverture
de ware betekenis te geven. „Ik meen",
aldus Gluck, „dat een ouverture de toe
schouwers moet verwittigen van de han
deling van de opera en er om zo te zeg
gen de korte inhoud van moet vormen".
On volmaakte wijze heeft Gluck deze
re^el in praktijk gebracht ten aanzien
van de ouverture „Iphigenie in Aulis".
In deze ouverture wordt de hoofdge
dachte van het drama, ontdaan van alle
bijzonderheden en toevalligheden, voor
het gevoel van de toehoorder duidelijk
gemaakt.
De inhoud van de opera is - aldus
Wagner - de strijd, of althans de tegen
stelling van twee elkander vijandige
elementen.
Het leger der Griekse helden, op weg
naar Troje, wordt in de haven van Aulis
door windstilte teruggehouden. Men ver
neemt, dat de godin Artimis het leger
eerst dan gunstig wil zijn, wanneer de
aanvoerder, Agamemnon, haar zijn
dochter Iphigeneia ten offer brengt; het
belang van het gehele volk eist dit.
Daartegenover staat nu een bijzonder be
lang; het behoud van een mensenleven,
de redding van deze dochter.
Meesterlijk heeft Gluck die tegenstel
ling in zijn muziek uitgedrukt. Onmid
dellijk herkent men de in één belang
verenigde massa en in het volgende the
ma het tegenovergestelde belang van 't
lijdende wezen, dat ons medelijden in
boezemt. Het voortdurend door dit con
trast zich voortbewegend muziekstuk
vervult ons afwisselend met schrik en
medelijden. Deze aangrijpende ouverture
brengt duidelijk „de schone eenvoud",
die Von Gluck als één van de factoren
van zijn muziek zag, tot uitdrukking.
Daar de oorspronkelijke ouverture
zonder onderbreking aansluit bij het eer
ste bedrijf van de opera hebben Wagner
en Schmidt haar voor de concertzaal be
werkt door er een slot aan toe te voegen
Het volgende werk - ontegenzeggelijk
de hoofdschotel van het concert vormend
- is Beethovens eerste symphonie. Beet
hoven heeft in de muziek een eenzame
hoogte bereikt en slechts weinig compo
nisten worden zozeer bewonderd als hij.
Zijn leven was er één van innerlijke
strijd en van strijd tegenover zijn om
geving. Zijn werk is hiervan uiteraard
een afspiegeling, maar steeds worden wij
toch weer getroffen door de diep-mense-
lijke problematiek van zijn muziek en
door de zelfoverwinning, die hij tenslotte
in zijn muziek tot uitdrukking doet ko
men. Beethoven (1770-1827) toonde reeds
op 4-jarige leeftijd een ongewone muzi
kaliteit. Zijn eerste lessen ontving hij
van zijn vader, die hofmusicus bij de
keurvorst-aartsbisschop van Bonn was,
en van musici, die bij zijn vader aan
huis kwamen.
Reeds op 11-jarige leeftijd schreef hij
zijn eerste composities. In 1787 werd hij
in staat gesteld bij Mozart les te nemen,
die zijn geniale aanleg herkende.
Dit duurde evenwel maar kort, daar
hij door ernstige ziekte van zijn moeder
naar Bonn moest terugkeren. Na haar
overlijden dienden zijn inkomsten als
hoforganist en altist in hoofdzaak voor
het onderhoud van zijn broers.
In 1792 gaat hij bij Haydn in de leer
op kosten van de keurvorst. Sindsdien
heeft hij steeds in Wenen gewoond.
Na de harde en trieste jaren, die de
jongeman sinds de dood van zijn moeder
in Bonn had beleefd, moesten de succes
sen in zijn nieuwe woonplaats hem wel
overweldigen. En al liet hij geen gele
genheid voorbijgaan om zijn minachting
kenbaar te maken voor de Weense be
hagelijkheid en wuftheid, even dikwijls
blijkt hoe weinig hij zich kon onttrekken
aan de verfijning en de kunstzinnigheid
waarover de oude wereldstad daarnaast
in zo hoge mate beschikte.
In 1796 ontdekt Beethoven de eerste
symptonen van zijn naderende doofheid.
Bij de voortwoekering van deze ziekte
ging hij de mensen ontwijken, want hij
wilde zijn doofheid tegenover de buiten
wereld niet bekennen. Hierdoor werd hij
een eenzaam, somber mens. Meermalen
werd hij door de mensen verkeerd be
grepen en in deze jaren, gedurende wel
ke zijn doofheid steeds ernstiger vormen
aannam, moet hij een geweldige inner
lijke strijd hebben gestreden. In 1819 kon
hij zo goed als niets meer horen en toch
dateren zijn grootste meesterwerken
juist uit de periode, dat hij nagenoeg
geheel doof was.
De levensbeschrijving van Boethoven
is bijzonder boeiend, niet alleen vanwege
de tragiek, die erin schuilt, doch ook om
dat men hieruit Beethoven als een zeer
bijzondere persoonlijkheid leert kennen.
Zijn eerste symphonie is het resultaat
van 7 jaar arbeid. In 1792 toen hij Rijn
land voorgoed verliet droeg hij de kie
men van deze symphonie al met zich
mee en deze kregen in Wenen heel wat
evenementen te overleven. Het werk is
beëindigd in 1797. Zijn tijdgenoten von
den het stuk aanvankelijk wat moeilijk
en overladen, al erkenden zij de goede
kwaliteiten ervan, maar reeds spoedig
was het werk een lievelingsstuk van het
publiek.
In dit werk ziet Beethoven nog meer
dere malen illustere voorgangers naar
de ogen, maar toch geeft het genoeg mo
menten waarop Beethovens eigen majes
teit zich aankondigt.
I. Reeds de eerste maat is een mani
fest van onafhankelijkheid, in die dagen
echter een knuppel in het harmonische
hoenderhok. De langzame inleiding her
innert aan Haydn, terwijl het daarbij
aansluitende „allegro con brio" zonder
Mozart's Jupiter Symphonie niet dénk-
baar is. Tegen het eind van het eerste
deel krijgt men even een visioen uit
Beethovens latere tijd, wanneer de bas
sen zachtjes over het tweede thema tob
ben.
II. Het andante ontleent zijn charme
nog geheel aan de 18de eeuw; men denkt
licht aan het schijnbaar verwante an
dante uit de symphonie in g van Mozart.
Toch brengt het ook een echt Beetho-
vense dramatiek en een toenemende
spanning, die zich explosief ontlaadt.
III. Het stoutmoedigste deel is mis
schien het menuet, dat reeds menig ele
ment van het drieste scherzo in zich
bergt. .Het trio is vriendelijk en speels;
telkens weer schieten de rustige ac-
coorddeiningen van de blazers speels uit
in de dartele loopjes van de violen.
IV. De finale schijnt, in zijn kern, de
oudste van de vier delen te zijn. De in
zet van de finale is buitengewoon
geestig. Adagio beginnen de violen hun
boeiend verhaal; het langzaam uitgroeien
van het motiefje en de aandachtwekken-
de rusten geven de indruk, dat een
meesterlijk verteller ons op een span
nende geschiedenis gaat vergasten, doch
plotseling versnelt zich het verhaal tot
een schalks Rondo in de trant van
Haydn. De Finale geeft hoogtepunten,
die de aandachtige hoorder uitzicht gun
nen op al de acht symphonieen, die nog
moesten volgen.
De werken, die na de pauze zullen
worden uitgevoerd zullen in een volgend
artikel beknopt worden behandeld.
(in een rij vuor het loket)
Haalt daarom uw plaatsbewijzen
voor boot en trein in voorverkoop
bij de V.V.V.
88i
0Cx> 80»
s
dLvriK
60. „Heb jy verstand van machines?'
vroeg Pepito aan Bloobeest, die nog
stond te hikken van het eend eten. „Ikke?
Ja natuurlijk, eh wasmachines, naaima
chines....!" „He bah!", mopperde Pepi
to. „Ik bedoel echte grote, zoals deze.
We zullen de kapitein verrassen en de
machines in werking stellen, maar hoe?
Hé, wat staat er op dat bordje? Hm, on
leesbaar.... Ik haal deze handle over,
misschien gebeurt er iets". Pepito keek
op de zakpendule, raapte al zijn moed
bij elkaar en trok aan de handle. Eerst
gebeurde er niets, maar opeens klonk er
een dof gekreun, gevolgd door een hevig
gesis en gepiep en plotseling begon alles
te draaien en te stampen. Wijzers tril
den, de vloer dreunde en belletjes rin-
RUW WEER
Oudeschild. Zondag heeft „De Da
geraad" de eerste diensten niet gevaren.
Men oordeelde het beter om te blijven
liggen en niet met het stormachtige weer
achteruit de haven te verlaten. Voor een
aantal automobilisten had dit vervelende
gevolgen, daar de „Dokter Wagemaker"
minder auto's vervoert en diverse auto's
dus moesten wachten op een volgende
boot. Na de middag toen beide boten
voeren was deze handicap echter weer
verholpen. De diensten waren wel wat
in de war evenals zaterdag toen de bo
ten maar heen en weer voeren.
AANRIJDING DOOR VERKEERSFOUT
Op de Schilderweg ter hoogte van de
boerderij van K. Zoetelief vond zondag
middag een verkeersongeluk plaats,
doordat een 18-jarige bromfietser bij het
verlaten van het fietspad geen richting
aangaf. Een dicht achter haar rijdende,
60-jarige dame uit Amsterdam kwam
daardoor met haar bromfiets zo ernstig
te vallen, dat zij een sleutelbeen brak
en aan een knie en het hoofd verwond
werd. Dokter Elias verleende de eerste
geneeskundige hulp, waarop de onfor
tuinlijke toeriste, die juist op Texel ar
riveerde voor een 14-daagse vakantie,
naar Den Helder terugkeerde teneinde
in „Parkzicht" verder te worden behan
deld.
keiden. „Hoera!" schreeuwde Pepito bo
ven het lawaai uit, „hoera Bloobeest, de
machines draaien, nu winnen we de
wedstrijd' We gaan gauw naar de brug,
om te kijken hoe de kapitein 't maakt"
Bloobeest, totaal beduusd van al die ma
chinale narigheid, kwam weer tot zich
zelf en rende vliegensvlug de trap op,
gevolgd door Pepito, die het eigenlijk
wel een beetje angstig vond!
OMVORMING CULTURELE RAAD IN
EEN „STICHTING CULTUREEL WERK
TEXEL".
(Vervolg van pagina 1)
missie als volgt gezien:
1. De stichting heeft een centraal be
stuur van 20 - 22 personen en een dage
lijks bestuur van 5 personen.
2. Het centraal bestuur zal als volgt
worden gevormd:
1 lid wordt door en uit het college van
B. en W. benoemd; (Dit lid is tevens
voorzitter van de Stichting);
9 leden worden door en uit de nieuwe
in te stellen dorps- en buurtcommissies
benoemd;
1 lid wordt benoemd door de Sport
raad Texel;
1 lid wordt benoemd door het overleg
orgaan voor zang en muziek;
1 lid wordt benoemd door het overleg
orgaan ontwikkelingsverenigingen;
1 lid wordt benoemd door een nog te
vormen overlegorgaan voor toneelver
enigingen;
2 leden worden benoemd door een nog
te vormen „Centraal jeugdoverleg Texel"
46 leden worden door de gemeente
raad benoemd op voordracht van burge
meester en wethouders.
De benoeming van de leden door de
gemeenteraad is door de commissie ge
zien als een afronding van het orgaan,
zodanig dat het gehele orgaan ook repre
sentatief voor de verschillende maat
schappelijke en geestelijke stromingen
van de Texelse samenleving zal kunnen
zijn. Immers theoretisch zou het moge
lijk kunnen zijn, dat de overige leden,
die allen weer door verschillende orga
nen worden benoemd bijv. bijna allen
Nederlands Hervormd zouden zijn. In dit
geval zou het orgaan dus voor Texel niet
representatief zijn zonder dat er een or
gaan zou zijn, dat de bevoegdheid kreeg
eventuele scheve verhoudingen recht te
trekken.
3. De benoeming van het dagelijks be
stuur van de Stichting heeft de commis
sie aan de gemeenteraad toegedacht.
Dit lijkt een ietwat wonderlijke figuur.
Immers hierdoor zal het centrale bestuur
niet zelf kunnen bepalen, wie als dage
lijks bestuursleden zullen fungeren. Dat
de commissie toch deze vorm gekozen
heeft, houdt verband met de taak, die dit
dagelijks bestuur zal krijgen; het zal na
melijk tevens optreden als adviesinstan
tie aan het gemeentebestuur voor alle
mogelijke zaken. Wel is bepaald, dat de
benoeming van het dagelijks bestuur
moet geschieden uit het centrale bestuur
terwijl het voorts geen op de agenda
voorkomende punten, die een speciale
sectie of een speciaal dorp betreffen, mag
bespreken zonder dat de betreffende
vertegenwoordiger daarbij aanwezig is.
4. De commissie stelt er prijs op, dat de
Stichting ook thans voor de administra
tie de steun krijgt van een gemeente
ambtenaar, die wel de verschillende ver
gaderingen zal bijwonen, doch daarin
uiteraard geen stemrecht zal hebben.
5. Over de nieuw in te stellen dorps- en
buurtcommissies werd al eerder gespro
ken. Deze commissies zouden naar de
mening van de culturele raad elk uit een
511 leden moeten bestaan (Zuid- en
Midden-Eierland bijv. 5 leden; De Waal
57 leden; Den Burg 911 leden en de
overige dorpen 79 leden).
Uiteindelijk zullen deze commissies
door de aangesloten inwoners van een
dorp of buurtschap verkozen moeten
worden, maar voor de eerste maal is deze
methode niet bruikbaar, waar er nog
geen aangesloten inwoners zijn.
De eerste maal zal dus een groots op
gezette bespreking met alle dorpsverte
genwoordigers nodig zijn om tot de for
matie van een dorpscommissie te komen.
In de dorpen - waar reeds een dorps
huisbestuur is - zal de samenstelling van
een nieuwe dorpscommissie naar de me
ning van de culturele raad overbodig
zijn, terwijl in andere dorpen plaatselijke
feestcomités e.d. wellicht zodanig kun
nen worden aangevuld, dat zij represen
tatief zijn voor het betreffende dorp en
deze taken op zich zullen kunnen nemen.
6. De overlegorganen zijn reeds voor het
grootste gedeelte geformeerd (Sport
raad; contactorgaan ontwikkelingsver
enigingen; contactorgaan voor zang en
muziek). Nog geformeerd zullen moeten
worden de overlegorganen voor de to
neelverenigingen en de jeugdwerkorga
nisaties.
Inzake de wijze van samenstelling van
deze organen heeft de commissie slechts
bepaald, dat elke aangesloten 'vereniging
aan de verkiezing van het bestuur van
een overlegorgaan moet medewerken en
dat dit bestuur uit tenmiste 3 rvfcDAC
zal moeten bestaan.
TaakverdeJ
Uitvoerige aandacht is ook
aan de taakverdeling tussen de
lende organen. De culturele raj
deze taakverdeling als volgt:
A. Centraal bestuur van de Stii
Taak:
uitstippelen van het algemeen bel
vaststelling van begroting en rt
van het „Culturele Fonds";
aanvragen en toekennen van sul
onderzoekwerk;
bevordering van algemene Texels
turele manifestaties;
bevordering van algemene cu
belangen; (bijv. musea, folklore el
zorg voor voldoende accomodate
B. Dagelijks bestuur van de Sticht
Taak:
1. voorbereiding en uitvoering vl
besluiten van het centrale bestuuj
2. beheer van het Culturele Fondi
3. het optreden als adviescommissi
het gemeentebestuur.
4. raad verstrekken, inlichting
voorlichting geven, aan plaatselijl
enigingen, die dit wensen.
C. Dorps- en buurtcommissies:
Taak: de zorg voor de opvoerii
het plaatselijke culturele leven,
deze commissies liggen de navc
terreinen open (voor zover hiervi iteeF
thans al niet afzonderlijke vereni
geformeerd zijn):
a. beheer dorpshuis of verenig
bouw; b. speeltuinwerk; c. beji n,
zorg; d. ontwikkelingswerk;
theekwezen; f. feestvieringen;
werk (waar gezamenlijk mogelijk jgewc
NA
undel
urg -
zal s
reeds
koes
g va
Jeug
gewe
irpshi
van 1
ooie
;n aa:
elegd
D. Overlegorganen:
Taak
1. Algemene activiteiten voor de
lende sectie (o.m. sportdagen,
wedstrijden, zang- en muziekdag©
2. Kadervorming voor de betrc
sectie;
3. Zorg voor accomodaties en hu
delen in de betreffende sectie.
Opgemerkt wordt, dat het voren
de zeker nog geen „wet van Mei
Perzen" is. Indien bij het nog noo
lijke overleg met de verschillend
pen of verenigingen zou blijken, d
het op prijs zou stellen, als be
onderdelen anders geregeld of
werkt zouden worden, dan is hi
alle gelegenheid.
In de loop van het najaar 1956
jaar 1957 zal de culturele raad me
besprekingen beleggen in de verse
de dorpen en met verschillende g
van verenigingen. Het doel van
besprekingen is de nieuwe opzet
bereiden en in overleg en in sami
king met de dorpsbewoners en de
selijke verenigingen de statuten
nieuwe Stichting op te stellen. li
band hiermede is het van groot
dat dc plaatselijke verenigingen
overkoepelende organisaties van
gingen zich reeds thans op de tc §<jng
stige situatie bezinnen. De
raad zou het ten zeerste toejuich
dien reeds thans in een bepaald do
initiatief tot de vorming van een
commissie zou worden genomen
gaat er uiteindelijk maar om, da uwer
het onderling met elkaar eens wi
dat de commissie ook werkelijk
hele dorp vertegenwoordigt. Zo n<
de culturele raad gaarne bereid te
van advies te dienen over de tot
koming en de toekomstige taak v; g
dorpscommissie.
Eveneens verklaart de cultureli ans
ie no
D.
uitei
gaat
en d
kehji
zich gaarne bereid bepaalde vrag«
naar aanleiding van zijn voorstel
ten rijzen, te beantwoorden, terv
culturele raad uiteraard ook gaanjntrek
usche opmerkingen of suggesties
aanleiding van dit voorstel zou
vernemen.
In verband hiermede zou het od
belang kunnen zijn, dat de verschi be:
culturele verenigingen, overlegor exeis
aerpshuisbesturen en feestcomit
voorstellen van de culturele raad
eens in eigen kring bespreken ei ithou
standpunt ten opzichte van de
len aan de culturele raad zouden
kenbaar maken.
Alleen op een dergelijke wijze
reikbaar, dat de voorstellen op eer
matige wijze tot leven gebracht
en dat met inspanning van aller
ten het gebouw van de „Stichting
reel werk Texel", waarvan de
menten reeds gedeeltelijk zijn
kan worden voltooid.
Publikatie van de Culturele R
FEUILLETON
door W. KERREMANS
9. Marien kon geen antwoord geven. Hij
keek de meester verstomd en vragend
aan. Het was zo plotseling, zo volkomen
verrassend, dat hij geen antwoord kon
geven. Schippers hoorde Geert terug
komen: „Zie dat je vanavond nog even
aanloopt", fluisterde hij nog.
„Hier heb ik nog een stukkie slang,
meester", riep Geert, „maar 't is ook niet
best meer".
„Goed zo, dank je wel, draai 'm maar
eens los, Marien".
Het ventielslangetje bleek nog gaaf en
de band werd opgepompt.
„Kom je niet effen binnen", nodigde
Geert weer, „dan kan je een bakkie thee
drinken".
„Neen, dank je wel, ik moet nog ver
der. Tot ziens jongens en bedankt voor
je hulp!"
„Vereis nie", mompelden beiden vol
gens voorgeschreven etiquette.
Geert ging naar binnen, maar Marien
volgde hem niet om zijn schrijven te
hervatten. Hij bleef staan kijken naar de
wegrijdende Schippers, maar zag hem
niet.
Klerk. Op een kantoor. De eerste stap.
Maar hoe kon hij dat doen? Wat moest
hij schrijven? Diende hij niet eerst zijn
ouders met zijn plan in kennis te stel
len? Zijn vader zou woedend zijn, als hij
zonder vooraf iets te hebben gezegd,
hem kwam vertellen, dat hij tot klerk
aan de zuivelfabriek was benoemd. Hij
zou 't niet toestaan en wat dan? Kon hij
dan toch doorzetten en met zijn ouders
ruzie krijgen? Neen, dat wilde hij niet,
dat nooit. Met de meester moest hij
eerst praten. Die kon hem raad geven.
Hij ging weer naar binnen om geen
wantrouwen te wekken en zette zich
voor zijn schrift. Het kostte hem ont
zaggelijke inspanning om daar rustig te
blijven zitten en de minuten te laten
verstrijken. Tersluiks keek hij nu en dan
op de klok, die wel stil leek te staan en
toen eindelijk een kwartier verstreken
was, stond hij op, trok zijn broek op,
maar liet schrift en schrijfgereedschap
liggen, alsof hij spoedig zijn werk zou
hervatten.
„Ik gaan nog effe naar 't dorp", zei
hij op gewone toon en zonder verdere
uitleg.
Zijn ouders waren er al aan gewoon
geraakt, dat hij dat deed en stelden geen
vragen.
Marien nam een fiets en reed met
spoed naar de meester. Deze was juist
teruggekeerd over een andere weg en
samen traden zij de kamer van Schippers
binnen.
„Ga zitten Marien. Je hebt nu tijd ge
had even na te denken over wat ik je
zei. Kijk, hier heb je de advertentie".
Marien las en toen hij de krant weg
schoof, vroeg de onderwijzer: „Hoe denk
je daarover?"
„Nou meester, ik zou 't natuurlijk
meer dan mooi vinden as dat kon, maar
eh
„Ja ga door".
„Mot ik nou nie eerst met vaders
praten?"
„Ja, dat heb ik ook gedacht. Je kunt
deze stap niet zetten zonder voorkennis
van je ouders".
„Net zo. Vaders zal 't vast niet goed
vinden".
„Zou je denken?"
„Vast".
„Leg hem dan eens kalm uit, dat je
geen lust hebt in het boerenvak en dat
dit nu een kans is om er uit te komen
en een burgerbetrekking te krijgen.
Wanneer hij zou blijven weigeren, dan
is Polen nog niet verloren".
„Polen, wat meent U?"
„Dat betekent, dat je dan nog de moed
niet behoeft op te geven. Je vader is er
dan op voorbereid en als hij ziet, dat je
blijft leren en dat je toch niet anders
wilt, zal hij tenslotte wel toegeven".
„Ik zou 't anders mieters graag heb
ben, dat klerk zijn".
„Je moet de brief in elk geval gereed
maken, die neem je mee naar huis en als
je je vader kunt overhalen, kan je hem
morgen gaan brengen".
„Zou dat niet te laat zijn?"
„Wel neen, ze wachten een paar da
gen tot ze alle brieven hebben en dan
roepen ze iemand op. Ga jij daar nu zit
ten voor mijn tafel en schrijf een brief
op een kladje, zoals je denkt dat het
moet".
Marien lachte verlegen.
„Daar heb ik helegaar zo geen kennis
van, meester, hoe of dat mot".
„Neen, dat begrijp ik en dat is niets.
Alles moet geleerd worden. Schrijf jij
en dan zal ik je zeggen, hoe 't wel moet".
Met een bezwaard hart zette Marien
zich voor een taak, die hem niet te vol
voeren leek. Hij keek naar boven en
naar buiten en eindelijk schreef hij
„Daar ik wel klerk wil worde bij uwes
daar ik schrijven heb geleerd van mees
ter Schippers zo bied ik mij aan
uw vriend Marien Venkel".
Schippers las deze sollicitatiebrief en
bedwong zijn glimlach.
„Zo'n sollicitatiebrief Marien, die moet
er een beetje anders uitzien, maar je
moet 't eerst zelf proberen, dan kan je
het verschil beter zien. Kijk, hier heb ik
een kladje voor je gemaakt, schrijf dat
nu netjes over op dit postpapier en zet
het adres, dat ik er onder heb geschre
ven, op deze enveloppe".
Marien las in het keurigé handschrift
van de onderwijzer het ontwerp en
dacht: „Dat zal ik nooit leren, om zulke
mooie brieven te schrijven." Voorzichtig
en met alle toewijding schreef hij:
„Mijne Heren, Gaarne zou ik in aan
merking komen voor de vervulling van
de betrekking van klerk op Uw kantoor.
Ik ben 16 jaar en tot nu werkzaam in
het boerenbedrijf van mijn vader, maar
ik gevoel meer lust om op een kantoor
werkzaam te worden gesteld. Uw gun
stig bericht gaarne tegemoetziende,
Hoogachtend".
Met deze brief zorgvuldig in zijn bin
nenzak reed hij terug naar huis, naar
een nog veel moeilijker taak dan hij nu
achter de rug had. Kon hij dat nog maar
wat uitstellen tot morgen of ov<
gen, tot vader in 'n goede bui was.
dat was niet mogelijk. Hij moest
delijk over beginnen.
Geert zat buiten op de bank, va<
moeder waren binnen. Marien gin
zijn stoel zitten, alsof hij weer
schrijven en toen gooide hij 't er
uit: „Vader, ik heb zo geen sjii
meer in 't boerenvak".
Zijn vader keek hem aan, haal<
schouders op, maar gaf geen antis k ste
„Wat meen je, Marien", vroeg
moeder met warme belangstelling
je meester worre?" DIEÏ
„Nee moeder, geen meester, ma Idig t
kan klerk worre op 't fabriek"
„Jij klerk!" riep de vader. „Loop
jongen".
„Ja vader, in de krant staat )en I
vertentie en daarvoor heb ik een
klaar en dan wor ik daar.
Vader tikte tegen zijn voorhoof Texel
„Gek ben je".
„Neen vader. Ik heb daarvoor
schrijve al die avonden, omdat ik
't boerevak wil blijven en nou k!
wat anders krijgen".
„Jij bent boer, jij bent een zoon
een boer en je vaders en groott n ga©
bennen boeren geweest en jij blij'
boer".
„As de jongen nou toch,
moeder.
„Hou je d'r buiten, moeder. Ik
rien kannen 't best af".
(Wordt vervolgd a het
boog
ie he
Iet li
een
de
ecorp
anlei
n hei
psen
ameli
impei
kracl
aar
ich 1
uit c
kom<
de
wee
omda
zin v
•tduri
te wi
verb
Te
istrui
chts
di
lenta
raard
die i
■ujidere
wor
zou
id be
leze
o |khed
h lereni
is o
dat
dreig
toch
vo i,
m
ps sti
ant-l<
s) di-
en
op
e zw
Zij
en or
de a:
gee
dat
ineel
iu k\
tot d
sue
:n w
nen
is en
rote
ii ürps
en tkelij
daar
rkdag
Texel
Den h
DN, I\
zon
au: 2!
°g w;
begi ig. io
27 a
29 a
i05;
tn 17