WACHTEN Pi; duurt altijd lang Pepito's eerste grote avontuur „DRIE VROUWEN" HET A.S. CONCERT DOOR HET NOORDHOLLANDS PHILHARMONISCH ORKEST Laat ons kennismaken met Beethoven en met Skandinavische volksmuziek Het concert - op 30 augustus a.s. te geven door het Noordhollands Philhar- monisch Orkest - opent met de ouver ture „Iphigenie in Aulis" van Christoph Willibald von Gluck i(1715 - 1787). Deze Beierse houtvesterszoon kreeg op een Jezuitengymnasium zijn eerste mu zieklessen en werd vervolgens naar de universiteit in Praag gezonden. Welke studie hij hier aanvankelijk volgde is onbekend. Hier kwam het tot een breuk met zijn vader en zorgde hij verder voor zichzelf door allerlei muzikale baantjes aan te vatten. Nadien ging hij voor zijn verdere mu ziekstudie naar Milaan, waar hij ook de eerste Italiaanse opera's schreef, die goed werden ontvangen. Na een verblijf in Londen en Parijs maakte hij in Wenen in 1772 de muziek voor de opera „Iphi genie in Aulis". Dit werk werd door be middeling van zijn oud-leerlingen Marie Antoinette te Parijs opgevoerd, waarna hij zich naar Parijs liet roepen. Hier vol tooide hij zijn revolutie van de opera met de Franse versies van „Orphee" en „Alceste". Gluck is de eerste componist geweest, wie het gelukt is aan de opera-ouverture de ware betekenis te geven. „Ik meen", aldus Gluck, „dat een ouverture de toe schouwers moet verwittigen van de han deling van de opera en er om zo te zeg gen de korte inhoud van moet vormen". On volmaakte wijze heeft Gluck deze re^el in praktijk gebracht ten aanzien van de ouverture „Iphigenie in Aulis". In deze ouverture wordt de hoofdge dachte van het drama, ontdaan van alle bijzonderheden en toevalligheden, voor het gevoel van de toehoorder duidelijk gemaakt. De inhoud van de opera is - aldus Wagner - de strijd, of althans de tegen stelling van twee elkander vijandige elementen. Het leger der Griekse helden, op weg naar Troje, wordt in de haven van Aulis door windstilte teruggehouden. Men ver neemt, dat de godin Artimis het leger eerst dan gunstig wil zijn, wanneer de aanvoerder, Agamemnon, haar zijn dochter Iphigeneia ten offer brengt; het belang van het gehele volk eist dit. Daartegenover staat nu een bijzonder be lang; het behoud van een mensenleven, de redding van deze dochter. Meesterlijk heeft Gluck die tegenstel ling in zijn muziek uitgedrukt. Onmid dellijk herkent men de in één belang verenigde massa en in het volgende the ma het tegenovergestelde belang van 't lijdende wezen, dat ons medelijden in boezemt. Het voortdurend door dit con trast zich voortbewegend muziekstuk vervult ons afwisselend met schrik en medelijden. Deze aangrijpende ouverture brengt duidelijk „de schone eenvoud", die Von Gluck als één van de factoren van zijn muziek zag, tot uitdrukking. Daar de oorspronkelijke ouverture zonder onderbreking aansluit bij het eer ste bedrijf van de opera hebben Wagner en Schmidt haar voor de concertzaal be werkt door er een slot aan toe te voegen Het volgende werk - ontegenzeggelijk de hoofdschotel van het concert vormend - is Beethovens eerste symphonie. Beet hoven heeft in de muziek een eenzame hoogte bereikt en slechts weinig compo nisten worden zozeer bewonderd als hij. Zijn leven was er één van innerlijke strijd en van strijd tegenover zijn om geving. Zijn werk is hiervan uiteraard een afspiegeling, maar steeds worden wij toch weer getroffen door de diep-mense- lijke problematiek van zijn muziek en door de zelfoverwinning, die hij tenslotte in zijn muziek tot uitdrukking doet ko men. Beethoven (1770-1827) toonde reeds op 4-jarige leeftijd een ongewone muzi kaliteit. Zijn eerste lessen ontving hij van zijn vader, die hofmusicus bij de keurvorst-aartsbisschop van Bonn was, en van musici, die bij zijn vader aan huis kwamen. Reeds op 11-jarige leeftijd schreef hij zijn eerste composities. In 1787 werd hij in staat gesteld bij Mozart les te nemen, die zijn geniale aanleg herkende. Dit duurde evenwel maar kort, daar hij door ernstige ziekte van zijn moeder naar Bonn moest terugkeren. Na haar overlijden dienden zijn inkomsten als hoforganist en altist in hoofdzaak voor het onderhoud van zijn broers. In 1792 gaat hij bij Haydn in de leer op kosten van de keurvorst. Sindsdien heeft hij steeds in Wenen gewoond. Na de harde en trieste jaren, die de jongeman sinds de dood van zijn moeder in Bonn had beleefd, moesten de succes sen in zijn nieuwe woonplaats hem wel overweldigen. En al liet hij geen gele genheid voorbijgaan om zijn minachting kenbaar te maken voor de Weense be hagelijkheid en wuftheid, even dikwijls blijkt hoe weinig hij zich kon onttrekken aan de verfijning en de kunstzinnigheid waarover de oude wereldstad daarnaast in zo hoge mate beschikte. In 1796 ontdekt Beethoven de eerste symptonen van zijn naderende doofheid. Bij de voortwoekering van deze ziekte ging hij de mensen ontwijken, want hij wilde zijn doofheid tegenover de buiten wereld niet bekennen. Hierdoor werd hij een eenzaam, somber mens. Meermalen werd hij door de mensen verkeerd be grepen en in deze jaren, gedurende wel ke zijn doofheid steeds ernstiger vormen aannam, moet hij een geweldige inner lijke strijd hebben gestreden. In 1819 kon hij zo goed als niets meer horen en toch dateren zijn grootste meesterwerken juist uit de periode, dat hij nagenoeg geheel doof was. De levensbeschrijving van Boethoven is bijzonder boeiend, niet alleen vanwege de tragiek, die erin schuilt, doch ook om dat men hieruit Beethoven als een zeer bijzondere persoonlijkheid leert kennen. Zijn eerste symphonie is het resultaat van 7 jaar arbeid. In 1792 toen hij Rijn land voorgoed verliet droeg hij de kie men van deze symphonie al met zich mee en deze kregen in Wenen heel wat evenementen te overleven. Het werk is beëindigd in 1797. Zijn tijdgenoten von den het stuk aanvankelijk wat moeilijk en overladen, al erkenden zij de goede kwaliteiten ervan, maar reeds spoedig was het werk een lievelingsstuk van het publiek. In dit werk ziet Beethoven nog meer dere malen illustere voorgangers naar de ogen, maar toch geeft het genoeg mo menten waarop Beethovens eigen majes teit zich aankondigt. I. Reeds de eerste maat is een mani fest van onafhankelijkheid, in die dagen echter een knuppel in het harmonische hoenderhok. De langzame inleiding her innert aan Haydn, terwijl het daarbij aansluitende „allegro con brio" zonder Mozart's Jupiter Symphonie niet dénk- baar is. Tegen het eind van het eerste deel krijgt men even een visioen uit Beethovens latere tijd, wanneer de bas sen zachtjes over het tweede thema tob ben. II. Het andante ontleent zijn charme nog geheel aan de 18de eeuw; men denkt licht aan het schijnbaar verwante an dante uit de symphonie in g van Mozart. Toch brengt het ook een echt Beetho- vense dramatiek en een toenemende spanning, die zich explosief ontlaadt. III. Het stoutmoedigste deel is mis schien het menuet, dat reeds menig ele ment van het drieste scherzo in zich bergt. .Het trio is vriendelijk en speels; telkens weer schieten de rustige ac- coorddeiningen van de blazers speels uit in de dartele loopjes van de violen. IV. De finale schijnt, in zijn kern, de oudste van de vier delen te zijn. De in zet van de finale is buitengewoon geestig. Adagio beginnen de violen hun boeiend verhaal; het langzaam uitgroeien van het motiefje en de aandachtwekken- de rusten geven de indruk, dat een meesterlijk verteller ons op een span nende geschiedenis gaat vergasten, doch plotseling versnelt zich het verhaal tot een schalks Rondo in de trant van Haydn. De Finale geeft hoogtepunten, die de aandachtige hoorder uitzicht gun nen op al de acht symphonieen, die nog moesten volgen. De werken, die na de pauze zullen worden uitgevoerd zullen in een volgend artikel beknopt worden behandeld. (in een rij vuor het loket) Haalt daarom uw plaatsbewijzen voor boot en trein in voorverkoop bij de V.V.V. 88i 0Cx> 80» s dLvriK 60. „Heb jy verstand van machines?' vroeg Pepito aan Bloobeest, die nog stond te hikken van het eend eten. „Ikke? Ja natuurlijk, eh wasmachines, naaima chines....!" „He bah!", mopperde Pepi to. „Ik bedoel echte grote, zoals deze. We zullen de kapitein verrassen en de machines in werking stellen, maar hoe? Hé, wat staat er op dat bordje? Hm, on leesbaar.... Ik haal deze handle over, misschien gebeurt er iets". Pepito keek op de zakpendule, raapte al zijn moed bij elkaar en trok aan de handle. Eerst gebeurde er niets, maar opeens klonk er een dof gekreun, gevolgd door een hevig gesis en gepiep en plotseling begon alles te draaien en te stampen. Wijzers tril den, de vloer dreunde en belletjes rin- RUW WEER Oudeschild. Zondag heeft „De Da geraad" de eerste diensten niet gevaren. Men oordeelde het beter om te blijven liggen en niet met het stormachtige weer achteruit de haven te verlaten. Voor een aantal automobilisten had dit vervelende gevolgen, daar de „Dokter Wagemaker" minder auto's vervoert en diverse auto's dus moesten wachten op een volgende boot. Na de middag toen beide boten voeren was deze handicap echter weer verholpen. De diensten waren wel wat in de war evenals zaterdag toen de bo ten maar heen en weer voeren. AANRIJDING DOOR VERKEERSFOUT Op de Schilderweg ter hoogte van de boerderij van K. Zoetelief vond zondag middag een verkeersongeluk plaats, doordat een 18-jarige bromfietser bij het verlaten van het fietspad geen richting aangaf. Een dicht achter haar rijdende, 60-jarige dame uit Amsterdam kwam daardoor met haar bromfiets zo ernstig te vallen, dat zij een sleutelbeen brak en aan een knie en het hoofd verwond werd. Dokter Elias verleende de eerste geneeskundige hulp, waarop de onfor tuinlijke toeriste, die juist op Texel ar riveerde voor een 14-daagse vakantie, naar Den Helder terugkeerde teneinde in „Parkzicht" verder te worden behan deld. keiden. „Hoera!" schreeuwde Pepito bo ven het lawaai uit, „hoera Bloobeest, de machines draaien, nu winnen we de wedstrijd' We gaan gauw naar de brug, om te kijken hoe de kapitein 't maakt" Bloobeest, totaal beduusd van al die ma chinale narigheid, kwam weer tot zich zelf en rende vliegensvlug de trap op, gevolgd door Pepito, die het eigenlijk wel een beetje angstig vond! OMVORMING CULTURELE RAAD IN EEN „STICHTING CULTUREEL WERK TEXEL". (Vervolg van pagina 1) missie als volgt gezien: 1. De stichting heeft een centraal be stuur van 20 - 22 personen en een dage lijks bestuur van 5 personen. 2. Het centraal bestuur zal als volgt worden gevormd: 1 lid wordt door en uit het college van B. en W. benoemd; (Dit lid is tevens voorzitter van de Stichting); 9 leden worden door en uit de nieuwe in te stellen dorps- en buurtcommissies benoemd; 1 lid wordt benoemd door de Sport raad Texel; 1 lid wordt benoemd door het overleg orgaan voor zang en muziek; 1 lid wordt benoemd door het overleg orgaan ontwikkelingsverenigingen; 1 lid wordt benoemd door een nog te vormen overlegorgaan voor toneelver enigingen; 2 leden worden benoemd door een nog te vormen „Centraal jeugdoverleg Texel" 46 leden worden door de gemeente raad benoemd op voordracht van burge meester en wethouders. De benoeming van de leden door de gemeenteraad is door de commissie ge zien als een afronding van het orgaan, zodanig dat het gehele orgaan ook repre sentatief voor de verschillende maat schappelijke en geestelijke stromingen van de Texelse samenleving zal kunnen zijn. Immers theoretisch zou het moge lijk kunnen zijn, dat de overige leden, die allen weer door verschillende orga nen worden benoemd bijv. bijna allen Nederlands Hervormd zouden zijn. In dit geval zou het orgaan dus voor Texel niet representatief zijn zonder dat er een or gaan zou zijn, dat de bevoegdheid kreeg eventuele scheve verhoudingen recht te trekken. 3. De benoeming van het dagelijks be stuur van de Stichting heeft de commis sie aan de gemeenteraad toegedacht. Dit lijkt een ietwat wonderlijke figuur. Immers hierdoor zal het centrale bestuur niet zelf kunnen bepalen, wie als dage lijks bestuursleden zullen fungeren. Dat de commissie toch deze vorm gekozen heeft, houdt verband met de taak, die dit dagelijks bestuur zal krijgen; het zal na melijk tevens optreden als adviesinstan tie aan het gemeentebestuur voor alle mogelijke zaken. Wel is bepaald, dat de benoeming van het dagelijks bestuur moet geschieden uit het centrale bestuur terwijl het voorts geen op de agenda voorkomende punten, die een speciale sectie of een speciaal dorp betreffen, mag bespreken zonder dat de betreffende vertegenwoordiger daarbij aanwezig is. 4. De commissie stelt er prijs op, dat de Stichting ook thans voor de administra tie de steun krijgt van een gemeente ambtenaar, die wel de verschillende ver gaderingen zal bijwonen, doch daarin uiteraard geen stemrecht zal hebben. 5. Over de nieuw in te stellen dorps- en buurtcommissies werd al eerder gespro ken. Deze commissies zouden naar de mening van de culturele raad elk uit een 511 leden moeten bestaan (Zuid- en Midden-Eierland bijv. 5 leden; De Waal 57 leden; Den Burg 911 leden en de overige dorpen 79 leden). Uiteindelijk zullen deze commissies door de aangesloten inwoners van een dorp of buurtschap verkozen moeten worden, maar voor de eerste maal is deze methode niet bruikbaar, waar er nog geen aangesloten inwoners zijn. De eerste maal zal dus een groots op gezette bespreking met alle dorpsverte genwoordigers nodig zijn om tot de for matie van een dorpscommissie te komen. In de dorpen - waar reeds een dorps huisbestuur is - zal de samenstelling van een nieuwe dorpscommissie naar de me ning van de culturele raad overbodig zijn, terwijl in andere dorpen plaatselijke feestcomités e.d. wellicht zodanig kun nen worden aangevuld, dat zij represen tatief zijn voor het betreffende dorp en deze taken op zich zullen kunnen nemen. 6. De overlegorganen zijn reeds voor het grootste gedeelte geformeerd (Sport raad; contactorgaan ontwikkelingsver enigingen; contactorgaan voor zang en muziek). Nog geformeerd zullen moeten worden de overlegorganen voor de to neelverenigingen en de jeugdwerkorga nisaties. Inzake de wijze van samenstelling van deze organen heeft de commissie slechts bepaald, dat elke aangesloten 'vereniging aan de verkiezing van het bestuur van een overlegorgaan moet medewerken en dat dit bestuur uit tenmiste 3 rvfcDAC zal moeten bestaan. TaakverdeJ Uitvoerige aandacht is ook aan de taakverdeling tussen de lende organen. De culturele raj deze taakverdeling als volgt: A. Centraal bestuur van de Stii Taak: uitstippelen van het algemeen bel vaststelling van begroting en rt van het „Culturele Fonds"; aanvragen en toekennen van sul onderzoekwerk; bevordering van algemene Texels turele manifestaties; bevordering van algemene cu belangen; (bijv. musea, folklore el zorg voor voldoende accomodate B. Dagelijks bestuur van de Sticht Taak: 1. voorbereiding en uitvoering vl besluiten van het centrale bestuuj 2. beheer van het Culturele Fondi 3. het optreden als adviescommissi het gemeentebestuur. 4. raad verstrekken, inlichting voorlichting geven, aan plaatselijl enigingen, die dit wensen. C. Dorps- en buurtcommissies: Taak: de zorg voor de opvoerii het plaatselijke culturele leven, deze commissies liggen de navc terreinen open (voor zover hiervi iteeF thans al niet afzonderlijke vereni geformeerd zijn): a. beheer dorpshuis of verenig bouw; b. speeltuinwerk; c. beji n, zorg; d. ontwikkelingswerk; theekwezen; f. feestvieringen; werk (waar gezamenlijk mogelijk jgewc NA undel urg - zal s reeds koes g va Jeug gewe irpshi van 1 ooie ;n aa: elegd D. Overlegorganen: Taak 1. Algemene activiteiten voor de lende sectie (o.m. sportdagen, wedstrijden, zang- en muziekdag© 2. Kadervorming voor de betrc sectie; 3. Zorg voor accomodaties en hu delen in de betreffende sectie. Opgemerkt wordt, dat het voren de zeker nog geen „wet van Mei Perzen" is. Indien bij het nog noo lijke overleg met de verschillend pen of verenigingen zou blijken, d het op prijs zou stellen, als be onderdelen anders geregeld of werkt zouden worden, dan is hi alle gelegenheid. In de loop van het najaar 1956 jaar 1957 zal de culturele raad me besprekingen beleggen in de verse de dorpen en met verschillende g van verenigingen. Het doel van besprekingen is de nieuwe opzet bereiden en in overleg en in sami king met de dorpsbewoners en de selijke verenigingen de statuten nieuwe Stichting op te stellen. li band hiermede is het van groot dat dc plaatselijke verenigingen overkoepelende organisaties van gingen zich reeds thans op de tc §<jng stige situatie bezinnen. De raad zou het ten zeerste toejuich dien reeds thans in een bepaald do initiatief tot de vorming van een commissie zou worden genomen gaat er uiteindelijk maar om, da uwer het onderling met elkaar eens wi dat de commissie ook werkelijk hele dorp vertegenwoordigt. Zo n< de culturele raad gaarne bereid te van advies te dienen over de tot koming en de toekomstige taak v; g dorpscommissie. Eveneens verklaart de cultureli ans ie no D. uitei gaat en d kehji zich gaarne bereid bepaalde vrag« naar aanleiding van zijn voorstel ten rijzen, te beantwoorden, terv culturele raad uiteraard ook gaanjntrek usche opmerkingen of suggesties aanleiding van dit voorstel zou vernemen. In verband hiermede zou het od belang kunnen zijn, dat de verschi be: culturele verenigingen, overlegor exeis aerpshuisbesturen en feestcomit voorstellen van de culturele raad eens in eigen kring bespreken ei ithou standpunt ten opzichte van de len aan de culturele raad zouden kenbaar maken. Alleen op een dergelijke wijze reikbaar, dat de voorstellen op eer matige wijze tot leven gebracht en dat met inspanning van aller ten het gebouw van de „Stichting reel werk Texel", waarvan de menten reeds gedeeltelijk zijn kan worden voltooid. Publikatie van de Culturele R FEUILLETON door W. KERREMANS 9. Marien kon geen antwoord geven. Hij keek de meester verstomd en vragend aan. Het was zo plotseling, zo volkomen verrassend, dat hij geen antwoord kon geven. Schippers hoorde Geert terug komen: „Zie dat je vanavond nog even aanloopt", fluisterde hij nog. „Hier heb ik nog een stukkie slang, meester", riep Geert, „maar 't is ook niet best meer". „Goed zo, dank je wel, draai 'm maar eens los, Marien". Het ventielslangetje bleek nog gaaf en de band werd opgepompt. „Kom je niet effen binnen", nodigde Geert weer, „dan kan je een bakkie thee drinken". „Neen, dank je wel, ik moet nog ver der. Tot ziens jongens en bedankt voor je hulp!" „Vereis nie", mompelden beiden vol gens voorgeschreven etiquette. Geert ging naar binnen, maar Marien volgde hem niet om zijn schrijven te hervatten. Hij bleef staan kijken naar de wegrijdende Schippers, maar zag hem niet. Klerk. Op een kantoor. De eerste stap. Maar hoe kon hij dat doen? Wat moest hij schrijven? Diende hij niet eerst zijn ouders met zijn plan in kennis te stel len? Zijn vader zou woedend zijn, als hij zonder vooraf iets te hebben gezegd, hem kwam vertellen, dat hij tot klerk aan de zuivelfabriek was benoemd. Hij zou 't niet toestaan en wat dan? Kon hij dan toch doorzetten en met zijn ouders ruzie krijgen? Neen, dat wilde hij niet, dat nooit. Met de meester moest hij eerst praten. Die kon hem raad geven. Hij ging weer naar binnen om geen wantrouwen te wekken en zette zich voor zijn schrift. Het kostte hem ont zaggelijke inspanning om daar rustig te blijven zitten en de minuten te laten verstrijken. Tersluiks keek hij nu en dan op de klok, die wel stil leek te staan en toen eindelijk een kwartier verstreken was, stond hij op, trok zijn broek op, maar liet schrift en schrijfgereedschap liggen, alsof hij spoedig zijn werk zou hervatten. „Ik gaan nog effe naar 't dorp", zei hij op gewone toon en zonder verdere uitleg. Zijn ouders waren er al aan gewoon geraakt, dat hij dat deed en stelden geen vragen. Marien nam een fiets en reed met spoed naar de meester. Deze was juist teruggekeerd over een andere weg en samen traden zij de kamer van Schippers binnen. „Ga zitten Marien. Je hebt nu tijd ge had even na te denken over wat ik je zei. Kijk, hier heb je de advertentie". Marien las en toen hij de krant weg schoof, vroeg de onderwijzer: „Hoe denk je daarover?" „Nou meester, ik zou 't natuurlijk meer dan mooi vinden as dat kon, maar eh „Ja ga door". „Mot ik nou nie eerst met vaders praten?" „Ja, dat heb ik ook gedacht. Je kunt deze stap niet zetten zonder voorkennis van je ouders". „Net zo. Vaders zal 't vast niet goed vinden". „Zou je denken?" „Vast". „Leg hem dan eens kalm uit, dat je geen lust hebt in het boerenvak en dat dit nu een kans is om er uit te komen en een burgerbetrekking te krijgen. Wanneer hij zou blijven weigeren, dan is Polen nog niet verloren". „Polen, wat meent U?" „Dat betekent, dat je dan nog de moed niet behoeft op te geven. Je vader is er dan op voorbereid en als hij ziet, dat je blijft leren en dat je toch niet anders wilt, zal hij tenslotte wel toegeven". „Ik zou 't anders mieters graag heb ben, dat klerk zijn". „Je moet de brief in elk geval gereed maken, die neem je mee naar huis en als je je vader kunt overhalen, kan je hem morgen gaan brengen". „Zou dat niet te laat zijn?" „Wel neen, ze wachten een paar da gen tot ze alle brieven hebben en dan roepen ze iemand op. Ga jij daar nu zit ten voor mijn tafel en schrijf een brief op een kladje, zoals je denkt dat het moet". Marien lachte verlegen. „Daar heb ik helegaar zo geen kennis van, meester, hoe of dat mot". „Neen, dat begrijp ik en dat is niets. Alles moet geleerd worden. Schrijf jij en dan zal ik je zeggen, hoe 't wel moet". Met een bezwaard hart zette Marien zich voor een taak, die hem niet te vol voeren leek. Hij keek naar boven en naar buiten en eindelijk schreef hij „Daar ik wel klerk wil worde bij uwes daar ik schrijven heb geleerd van mees ter Schippers zo bied ik mij aan uw vriend Marien Venkel". Schippers las deze sollicitatiebrief en bedwong zijn glimlach. „Zo'n sollicitatiebrief Marien, die moet er een beetje anders uitzien, maar je moet 't eerst zelf proberen, dan kan je het verschil beter zien. Kijk, hier heb ik een kladje voor je gemaakt, schrijf dat nu netjes over op dit postpapier en zet het adres, dat ik er onder heb geschre ven, op deze enveloppe". Marien las in het keurigé handschrift van de onderwijzer het ontwerp en dacht: „Dat zal ik nooit leren, om zulke mooie brieven te schrijven." Voorzichtig en met alle toewijding schreef hij: „Mijne Heren, Gaarne zou ik in aan merking komen voor de vervulling van de betrekking van klerk op Uw kantoor. Ik ben 16 jaar en tot nu werkzaam in het boerenbedrijf van mijn vader, maar ik gevoel meer lust om op een kantoor werkzaam te worden gesteld. Uw gun stig bericht gaarne tegemoetziende, Hoogachtend". Met deze brief zorgvuldig in zijn bin nenzak reed hij terug naar huis, naar een nog veel moeilijker taak dan hij nu achter de rug had. Kon hij dat nog maar wat uitstellen tot morgen of ov< gen, tot vader in 'n goede bui was. dat was niet mogelijk. Hij moest delijk over beginnen. Geert zat buiten op de bank, va< moeder waren binnen. Marien gin zijn stoel zitten, alsof hij weer schrijven en toen gooide hij 't er uit: „Vader, ik heb zo geen sjii meer in 't boerenvak". Zijn vader keek hem aan, haal< schouders op, maar gaf geen antis k ste „Wat meen je, Marien", vroeg moeder met warme belangstelling je meester worre?" DIEÏ „Nee moeder, geen meester, ma Idig t kan klerk worre op 't fabriek" „Jij klerk!" riep de vader. „Loop jongen". „Ja vader, in de krant staat )en I vertentie en daarvoor heb ik een klaar en dan wor ik daar. Vader tikte tegen zijn voorhoof Texel „Gek ben je". „Neen vader. Ik heb daarvoor schrijve al die avonden, omdat ik 't boerevak wil blijven en nou k! wat anders krijgen". „Jij bent boer, jij bent een zoon een boer en je vaders en groott n ga© bennen boeren geweest en jij blij' boer". „As de jongen nou toch, moeder. „Hou je d'r buiten, moeder. Ik rien kannen 't best af". (Wordt vervolgd a het boog ie he Iet li een de ecorp anlei n hei psen ameli impei kracl aar ich 1 uit c kom< de wee omda zin v •tduri te wi verb Te istrui chts di lenta raard die i ■ujidere wor zou id be leze o |khed h lereni is o dat dreig toch vo i, m ps sti ant-l< s) di- en op e zw Zij en or de a: gee dat ineel iu k\ tot d sue :n w nen is en rote ii ürps en tkelij daar rkdag Texel Den h DN, I\ zon au: 2! °g w; begi ig. io 27 a 29 a i05; tn 17

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1956 | | pagina 4