WACHTEN 1 Pr duurt altijd lang! Pepito's eerste grote avontuur lts. h „DRIE VROUWEN" HET TWEEDE DEEL VAN HET A.S. CONCERT BRENGT ONS MUZIEK VAN SKANDINAVISCHE COMPONISTEN Het a.s. concert door het Noordhollands Philharmonisch Orkest te geven is het derde kerkconcert van dit orkest op Texel. Het wordt het tweede concert op Texel, dat door de heer Marinus Adam wordt gedirigeerd. Het vorige concert, dat hij leidde, n.l. vorig jaar in het park, vond voor de dirigent wel onder zeer on gunstige omstandigheden plaats. De mu- zieknis was voor het ruim 50 leden tel lende orkest veel te klein en dus moest de strijkersgroep toen een plaats vinden op een voor de muzieknis aangebracht podium. Dit experiment was evenwel stellig geen succes: de klankverhoudin gen van het orkest werden door dit waagstuk zeer in het nadeel van het or kest veranderd. In verband hiermede is dan ook van een verdere organisatie van parkconcerten door een dergelijk groot orkest afgezien. Dit heeft overigens wel weer als nadeel, dat de beschikbare toe hoordersruimte aanzienlijk beperkter is geworden. Als U weet, dat het parkcon cert vorig jaar door bijna 850 mensen werd bezocht, dan is het thans - nu het concert in de kerk zal plaats vinden - niet mogelijk een dergelijk aantal be zoekers te ontvangen. De capaciteit van de kerk is 650 personen en dan is de ruimte ook nagenoeg maximaal bezet. Het verdient daarom, ter voorkoming van teleurstellingen, aanbeveling zo spoedig mogelijk uw plaatskaarten voor het a.s. concert af te halen, daar U an ders wel eens te laat zou kunnen zijn. Het verdient daarom, ter voorkoming van teleurstellingen, aanbeveling nog heden Uw plaatskaarten voor het a.s. concert bij één der navolgende adressen af te halen, daar U anders wel eens te laat zou kunnen zijn. De verkoopadressen zijn: Den Burg en de Koog: VW-kantoor; Oudeschild: mevr. J. Koning-Bruin, Singel 371; Den Hoorn: C. E. Gottschal, Dorpsstraat 87; Oosterend: C. Bremer, Kerkstraat 18; De Waal: G. Snoeij, hoofd der school; Zuid-Eierland: W. B. Boers- ma, hoofd der school; Midden-Eierland, J. v.d. Veer, hoofd der school; De Cock- dorp: W. R. H. Ran, Dorpsstraat 32a. Wij wensen de a.s. bezoekers (zowel Texelaars als gasten) een genotvolle avond en wensen de heer Marinus Adam 'n goed concert en 'n goed-gevulde kerk toe. Want dat dit concert Uw aller belangstelling waard is, daaraan twijfelt U toch hopelijk ook niet meer. Inderdaad zou het tweede deel van het op donderdag a.s. uit te voeren concert door het Noordhollands Philharmonisch Orkest als een Skandinavisch program ma betiteld kunnen worden. Achtereen volgens zullen werken worden uitge voerd van: Niels Wilhelm Gade, een Deens componist, Jean Sibelius, een Fin, en van Edvard Grieg, een Noor. Een bij zonderheid hierbij is nog, dat Grieg voor zijn muziekstudie o.a. ook les kreeg van Gade, zodat we dus muziek van leerling en leermeester zullen horen. Veel over eenkomst zal deze muziek intussen wel niet hebben, want Grieg keerde zich - na zijn terugkeer in Noorwegen - nog al heftig tegen zijn vroegere leermees ter. „Terug in Noorwegen", aldus Grieg, „leerde ik de Noorse volkswijzen en mijn eigen natuur kennen. Wij zwoeren samen tegen het wekelijke Skandina- visme van Gade en sloegen geestdriftig een nieuwe weg in". Ouverture Ossian's Nachklange - Niels Wilhelm Gade (1817-1890) Volgens de sagen der Schotse hooglan ders is Ossian een der beroemdste „bar den" (zangers) uit de 3e eeuw. Hij was blind en wist met zijn zangen een bijna magische invloed uit te oefenen. In 1760 verschenen van de hand van James Macpherson een groot aantal dichtwer ken van Ossian. Deze gedichten hebben een enorme invloed uitgeoefend op de vroegere romantiek en hebben talloze dichters en musici tot werken van bij zonder gehalte geïnspireerd. Een mooi voorbeeld hiervan is Gade's concert-ouverture, waarin hij de legen darische stemmingen uit de Ossian-ge- dichten oproept en daarbij als een der eersten pogingen aanwendde om de hier voor zeer geschikte elementen van de Skandinavische folklore te gebruiken. Hij behaalde met dit werk in 1841 de eerste prijs bij een door de Kopenhager Mu ziekvereniging uitgeschreven wedstrijd en sindsdien is deze compositie een ge liefd repertoirenummer gebleven. Valse Triste - Jean Sibelius (geb. 1865) Deze Fin studeerde aanvankelijk rech ten, maar ging daarna naar het conser vatorium in Helsingfors. Later volgde hij ook lessen in compositie in Berlijn en Wenen. Hierna gaf hij een drietal jaren les in muziektheorie en viool. Daartoe in staat gesteld door een levenslange staatstoelage kon hij zich in 1897 geheel aan het componeren wijden. Vele van zijn composities zijn in Amerika en En geland nog steeds geliefde repertoire- nummers. In ons land is hij vooral de componist van de „Valse Triste", een compositie gemaakt voor de toneelmu ziek bij het toneelstuk „Jarnefelts Kuo- lema" (De dood). Lyrische Suite - Edvard Grieg (1843-1907) Vorig jaar werd ook reeds een com positie van Edvard Grieg ten gehore ge bracht, n.l. de bekende „Peer Gynt-suite nr. I". Dit werk was toen stellig één van de succesnummers van het concert. Daarom zal een hernieuwde kennis making met het werk van Grieg onge twijfeld zeer velen een groot genoegen doen. Grieg is bij uitstek de componist, die de Noorse volksmelodieën tot nieuw leven wist te brengen. Ook is zijn werk in belangrijke mate beïnvloed door waar nemingen in de natuur. Griegs natuur stemmingen zijn zeer indrukwekkend en spreken ons direct aan. Het werk, dat thans zal worden uit gevoerd is de „Lyrische Suite". Deze suite is tot stand gekomen uit een eer der gecomponeerde reeks „Lyrische Stücke" - oorspronkelijk alleen geschre ven voor piano-uitvoering - heeft Grieg later gedeeltelijk omgewerkt voor con cert-uitvoering. In de „Lyrische Stücke" nemen dansen een ruime plaats in. Naast de walsen ontmoeten we in mu ziek het gespring van boeren, elfen en „Trollen" (dwergjes), terwijl meerdere van deze „Lyrische Stücke" ons ook zeer duidelijk natuurstemmingen schilderen. De „Lyrische Suite" bestaat uit vier delen. De afzonderlijke delen zijn geti teld: Herdersjongen, Noorweegse boeren- mars, Nuttorno en „Tocht der dwergen". (Publikatie culturele raad) (in een rij voor het loket) Haalt daarom uw plaatsbewijzen voor boot en trein in voorverkoop bij de V.V.V. DE TEXELSE GASFABRIEK (Vervolg van pagina 1) Dames en heren, wat in grote gemeen ten in het oog der burgerij als een iets van weinig betekenis beschouwd wordt, datzelfde iets, zelfs nog in bescheidener vorm, kan in het oog der burgerij van een kleine gemeente betekenisvol zijn. En van dat standpunt uit beschouw ik voor Texel het verrijzen van een Aëro- geengasfabriek, dienende voor licht, warmte en krachtvoortbrenging.Als op die weg krachtig wordt voortgegaan, zal het in de naaste toekomst ook niet ontbreken aan morele en materiële steun van buiten om nodige verbeteringen te doen aanbrengen dan wel nieuwe in dustriële ondernemingen in het leven te roepen; zij het dat die steun dan komt van Provincie of Rijk, dan wel dat fi nanciële instellingen van buitenaf hun kapitaal in industriële ondernemingen op het eiland zullen steken". In het verslag van de zitting van de Gemeenteraad op 31 augustus 1907 le zen wij: Den Burg in ongekende glans Burgemeester Hiddingh: „Wat nie mand durfde hopen of verwachten, zie het staat voor ons oog: aan de ingang van ons dorp toch verrees een gebouw, een sieraad van onze gemeente, met op de gevel het mooie, veelkleurige op schrift „Aërogeengasfabriek". Hoe wij het zover gebracht hebben, mijne heren (er zaten toen nog geen dames in de raad) ik wil daarover zwijgen. Velerlei toch waren de pogingen om de verlich ting van Den Burg te verbeteren. De husolverlichting bleek al even onprac- tisch als het petroleumgloeilicht. Aan electrisch licht viel niet te denken, steenkolengas bleek niet rendabel. Op 1 mei j.l. werd met het leggen der buisleiding begonnen^ en thans, vier maanden later, is het gebouw met alle machinerieën kant en klaar en zullen deze avond tot verrassing van ons aller ogen de straten van Den Burg prijken in een voor ons nieuwe, ongekende glans. Hulde aan U, mijne heren, Dr. Wage- maker en de heren August Keijser en Herman Keijser, voor deze plechtigheid alhier genodigd, nogmaals hulde aan Uw initiatief en Uw voortvarendheid." Dr. Wagemaker merkte o.a. op: „On geveer acht maanden geleden had ten mijne huize een vergadering plaats van enige personen ter bespreking van de mogelijkheid ener gasfabriek en dade lijk werd tot de oprichting besloten. Het geld was dadelijk beschikbaar". Met muziek Voorafgegaan door het Texels Fanfare en gevolgd door een grote menigte van belangstellenden begaf men zich ver volgens naar de fabriek, waar reeds tal van belangstellenden de komst afwacht ten. De heer Van der Zee wees erop, dat vrees voor gasgebrek niet behoefde te bestaan daar de machine in staat was 500 pitten te voeden en mocht dit later blij ken onvoldoende te zijn, dan zou gemak kelijk een derde „gasmaker" kunnen worden geplaatst. Was het dus de bedoeling van de stichters om in de toekomst heel Texel aan te sluiten, door de tijdsomstandighe den en later door de oorlog moest van dit mooie plan worden afgezien en daar aan is het dus te wijten, dat wij momen teel met flessen gas lopen te sjouwen en de handelaren zelfs op zondag in touw moeten zijn om hun geachte cliëntèle van het zo populair geworden butaangas te voorzien. 61. Maar toen ze aan dek kwamen, kon den ze hun ogen niet geloven. De „Brul" schoot over de zee als een raceboot, grote waterfonteinen omhoogspuitend, ter wijl kapitein Druppel zich radeloos aan de mast vastklemde en luidkeels om hulp riep. „Help, help, wat gebeurt er, mijn mooie bootje vergaat met man en muis!" Maar Pepito vond het juist prachtig. Daar voor hen voeren Jef Aluin en zijn trawanten, die met uitpuilende ogen van schrik aan de railing stonden! „We halen ze in kapitein!", schreeuwde Pepito, „de machines draaien!" „Wat!" gilde kapitein Druppel. „De machines?! Je bent van lotje getikt! In deze ouwe afgeleefde schuit machines! Oh, wat verschrikke lijk, niets blijft mij bespaard". Aan boord van het tanden-en-ogen- schip drentelde Jef Aluin handenwrin gend het dek op en neer en jammerde: „Oh, was ik maar een rustige onbezol digde veldwachter geworden, zoals mijn vader altijd wilde!!" ALWEER EEN CONGRES! CULTUUR EN PLATTELANDSGEZINNEN Weer of geen weer, de congresziekte woedt overal in de wereld en ook in ons land. Het kan geen kwaad, dat we daar om zelf een beetje lachen, maar we moe ten toch ook niet te hard lachen, want stuk voor stuk zijn die internationale congressen een poging - een vaak ge slaagde poging - om de verschillende volkeren met hun ^roblemen op vreed zame wijze tot elkaar te brengen. Niet alleen op vreedzame wijze, maar ook op intelligente wijze, en alle deelnemers aan internationale congressen zullen U kunnen vertellen hoe waardevol en sti mulerend het contact is met collega's uit andere landen, hoeveel men leert van eikaars moeilijkheden en hoe men over en weer, vaak op de eigen wijze, de op lossing uit een ander land kan toepassen. Het congres, dat van 3 tot 8 september a.s. in Den Haag zal worden gehouden, is een congres, dat ons, gewone mensen, en vooral ons, gewone vrouwen, veel nader aangaat dan heel wat andere weten schappelijke bijeenkomsten. Dit congres namelijk heeft tot naam „Internationaal Congres voor de Gezinsbelangen" en het onderwerp dat er de hoofdschotel vormt is: „Cultuur en Plattelandsgezinnen". En daarmede zijn we meteen thuis, nu we ten we dat het gaat over problemen die we allemaal kennen, de één van heel dichtbij, de ander van iets verder af. En stellig is het één van de grote voordelen van het in zo'n klein land als Nederland wonen, dat wij geen werkelijk afgelegen en vrijwel onbereikbare gebieden ken nen en dat wij, eigenlijk, allemaal voor elkaar bereikbaar zijn. Er zijn maar heel weinig grotestadsmensen, die helemaal niet weten hoe een dorp, een boerderij, een polder er uit zien, of die niet voort durend in de krant lezen (of althans kun nen lezen) over de problemen van het platteland. Omgekeerd komt het platte land langzamerhand meer en meer in contact met hetgeen leeft in de grote steden. Toch blijven de verschillen in ontel bare opzichten heel groot, ook al weten wij nu iets meer van elkaar af. Over die verschillen nu, tussen de cultuur van de grote stad en die van het platteland, zijn we eens gaan praten met Prof. Dr. E. W. Hofstee, hoogleraar in de empirische sociologie en sociografie en in de sociale statistiek aan de Land bouwhogeschool te Wageningen. Prof. Hofstee viel gelukkig met de deur in huis en begon met vast te stellen, dat in elke groep drie aspecten van het sociale leven vallen te onderscheiden: de eigen cultuur, waartoe elke geestelijke en stoffelijke uiting van de menselijke geest behoort, en deze allemaal samen; de eigen groepsstructuur en de bepaalde functie welke die groep heeft; de functie die een bepaalde culturele uiting heeft. Met de functie is het niet altijd even eenvoudig gesteld, want, zo legde Prof. Hofstee uit, de de manifeste functie van een bepaalde vereniging kan b.v. zijn het bevorderen van het samen zaken doen, maar de latente functie van diezelfde vereniging kan zijn: de onderlinge om gang, het gezelligheidsleven te bevorde ren. Nu is, zo betoogde Prof. Hofstee, de eigen cultuur steeds in sterke mate af hankelijk van de structuur en de functie van een groep of eenheid. Hij kwam al weer met een voorbeeld: de grote, mooie, gebeeldhouwde stoel van Vader. Zo'n stoel is niet alleen een mooi en soms waardevol meubel, dus een stuk cultuur, maar tevens, in die gezinnen waarin nog een patriarchale sfeer heerst, een sym bool van de belangrijke plaats die de Vader als hoofd van het gezin zowel als van bijvoorbeeld het boerenbedrijf in neemt, of innam, dus een symbool van een bepaalde sociale structuur. In vele streken in ons land is dat aan het ver anderen of heeft die verandering zich reeds voltrokken. Met de verandering van de plaats van de man in gezin en be drijf gaat ook, geleidelijk, een verande ring gepaard in het meubilair: een mo dern boerengezin bijvoorbeeld koopt niet alleen andere meubels, maar zal niet licht zo'n heel grote, extra zware, extra mooie stoel voor Vader aanschaffen. Essentiële aspecten van het maat schappelijk leven zijn op het platteland anders dan in de grote stad. Prof. Hof stee noemde bijv. de kleine kernen, de verspreide bewoning, waardoor een vol- komen ander contact tot stand kflflftDA in stand wordt gehouden dan in stad. Hoeveel er de laatste jaren het platteland al veranderd is en veranderen, er zullen alleen al ui hoofde ontelbare verschillen in gewoonten, in levensuitingen, dus culturele leven, blijven bestaan. Veel nadruk legde Prof. Hofstee noodzaak tot echtheid van elke neemt het platteland klakkeloos eei grotestadscultuur over, dan is dat uiting meer, maar naaperij zond« zenlijke waarde. Omgekeerd kan o vasthouden aan verouderde cultu [ve men, nadat men tot een modern hand venswijze is overgegaan, tot onecht Rum v/are gewoonten of manifestaties In ons kleine land komen niet van streek tot streek, vaak van do dorp, zeer grote verschillen voor ii dat het culturele leven bepaalt. Hofstee wees bovendien op de gr< genstellingen die men aantreft t vele oude dorpskernen en de nieuv lonisatiegebieden. In de oude dor nen heeft men over het algemeen groter gevoel van beslotenheid, vai ligheid, maar in die nieuwe platte gemeenten staat men veel meer voor allerlei nieuws op elk gebied, men meer contact met de buitem en komt er zelf meer uit. Toch mag men het evenmin zo stellen, waarschuwt Prof. Hofstee, er in de oude dorpskernen niets te beleven zou zijn: ook daar heeftL om te beginnen, gedurende de laat p jaren de grote voordelen ervaren e I' sterke invloed ondergaan van he 'fc makkelijke verkeer per bus in de 1 omtrek. Prof. Hofstee meent, dat een groot deel van de boerenbevci? de bus een doeltreffender en pre vervoermiddel is dan de trein woont veelal ver van de stations bus komt door het dorp en langs wat boerderijen; men reist zelden grote bagage of fietsen; de bus, men „iedereen" kent, is nu eenma; selijker en vertrouwder. Maar het is niet alleen de komsl de bus op het platteland, die van invloed is geweest en nog is vooi culturele leven. Elk dorp heeft toi mers nieuwe winkels gekregen, de kroeg heeft meer en meer plaatsgei voor een modern café met een ver;_ en toneelzaal, het moderne grootwi it ir bedrijf (denkt U maar eens aan de denierszaken) heeft een goede en s bevoorrading van tal van dorpswi ort op het peil van grotestadszaken geb van en de producten van de hedendaagse fectie-industrie zijn ook tot in k dorpen doorgedrongen. En dan zijn er de verenigingen, v in de kolonisatiegebieden, waar deze meer nodig heeft om elkaar I 5': le leren kennen, de verenigingen, die excursies organiseren en op tal van zen zorgen voor meer contact met buitenwereld. Over al deze facetten van het cult! leven op ons platteland zal Prof. Ho op het internationaal gezinscongres tellen aan belangstellenden uit an landen, zowel als aan landgenoten, hierover meer willen weten. Inlichtingen omtrent het congres den gaarne verstrekt door het Seci riaat „Internationaal Gezinscongi Burgemeester De Monchyplein 14, Gravenhage. ELKA SCHRIJVeIU' I lEESt DAA lis 4 wai me alf van >laa, wel de 1 iipl 3de. di op dan ens ie. emi ;1, a Bed WE idr BOERDERIJBRANDEN IN JUNI In de maand juni zijn 16 boerd branden voorgekomen, waarbij de derij totaal werd vernield of zwaar schadigd werd. Eén van deze bran kwam voor in Groningen, drie in Fi land, één in Drente, één in Overijl drie in Gelderland, één in Noord-J land, vier in Noord-Brabant en twd Limburg. De directe schade door deze branler: aangericht wordt geraamd op /592.2( >r Twee van deze branden werden Hei oorzaakt door kortsluiting (vermo een lijk); vier door het spelen met vuur; '<>1. door een petroleumvergasser, één 1 wn moedelijk door lekkage butagasfles, door het stoken van veevoederketel b nabijheid van hooi, terwijl in zeven vallen de oorzaak onbekend bleef. Bij deze branden zijn 1 paard, 6 st rundvee, 6 varkens en 50 stuks pk vee omgekomen. kt 00 1: oal alt' f e 1 e T Ir c va: ,E' zo FEUILLETON door W. KERREMANS 11. „Heb je daar wel diep en ernstig over nagedacht? Ook gedacht aan het feit, dat je je vader veel verdriet doet met af te wijken van de weg die hij voor je heeft opengelegd en waarop hij je wil zien treden?" „Ja, dommenie, ik heb alles nage dacht, maarmaar 't is zo as ik ge- zeid heb". Marien had ongewoon heftig gespro ken nu hij zijn kans bedreigd zag. Er klonk daardoor in zijn stem een sterke wil, een vurige overtuiging, die de pre dikant tot nadenken bracht. Als die jongen nu inderdaad geen boer wilde worden en plan had te leren voor een andere levensstaat, mocht hij en mocht zijn vader hem daar dan wel van terug houden? „Marien", zei hij vriendelijk, „ga jij wat buiten in de gang wachten. Ik wil eens met je vader alleen spreken. Blijf daar dan tot ik je kom roepen". „Jewel dommenie", antwoordde Ma rien, die gevoelde, dat de dominee de goede kant opging. Toen de deur achter Marien was ge sloten, zei de predikant: „Venkel, de woorden uit Exodus komen bij mij op: En het zal geschieden, dat uw kinderen tot U zullen zeggen: Wat hebt gij daar voor een dienst?" Dat is over jou ge komen, Venkel". „Ja dommenie, maar er staat in het Woord ook: Hoor naar uwen vader die U gewonnen heeft". „Zeker Venkel, zeker, dat staat opge tekend in de Spreuken, waarin veel wijs heid is vervat, maar je mag je niet blindstaren op een enkele tekst, omdat die juist uitdrukt dat, waarnaar je zelf begeert. Jij wilt je zoon terughouden van de nieuwe weg, die hij zoekt in te slaan, maar heb acht, dat gij U zelve behoudt en ook zij die U behoren. Gods wegen zijn niet de onze, Zijn raadsbe sluiten vermag de nietige mens niet te kennen. Wij weten alleen, dat Hij ons leidt en wij moeten naar Zijn stem ho ren. Ik heb daarjuist, toen je zoon Ma rien sprak, in hem iets beluisterd, dat niet de klank was van een die de ijdel- heid lief heeft of die de zondige verma ken der wereld nastreeft. Er was in zijn woorden en in 't geluid zijner stem de wil tot handelen, het geluid eens mans, die een besluit heeft genomen en ik vraag mij thans af: mogen wij, mag jij Venkel, hem terughouden van de weg die misschien de Here zelf hem aan wijst?" De dominee wachtte even om zijn woorden beter te laten doordringen in de luisteraar en terwijl hij dat deed, dacht hij aan zijn bezoeker in de salon en vroeg: „Zeg me eens Venkel, waarom deze haast? Is dit een zaak die onverwijld nog deze avond beslist moet worden? Stellig niet. Daarom raad ik je dit: ga nu heen en spreek met je zoon. Overleg samen en laat hij zijn hart doorzoeken en zijn gemoed beproeven. Keer dan later nog eens weder hier tot mij terug, zodat wij meer overdacht en met meer bezonkenheid over deze moeilijke en gewichtige zaak kunnen spreken". „Ja dommenie, 't is maar, weet je, dat Marien nou klerk wil worre op 't fa briek". „Dadelijk? Morgen al?" „Dat weet ik zo net niet, maar wel gauw. Er heb een advertentie van ge staan". Dominee stond op, opende de deur en riep Marien weer in de kamer. „Vertel me eens, Marien, hoe zit dat met die benoeming van jou aan de zuivelfabriek?" „Er stong een advertentie in de krant en daar heb ik een brief op geschreven". Dominees gelaat klaarde op. Nu was het uitstel er, nu konden zij allen nog lange tijd denken over de plannen van de jongen, die er dan misschien niet eens meer op zou terugkomen. Er was natuurlijk geen kwestie van, dat Marien daar benoemd zou worden. Hij kende de brieven, het schrift en de stijl van zulke jongens. De directeur zou lachen om zo'n sollicitatie en hem tot vermaak aan anderen laten lezen, maar een plaatsing was volkomen uitgesloten. Dat was een uitkomst, die hij op dat ogenblik nodig had en opgewekt zei hij: „Welnu Venkel, dan behoeven we op het ogenblik geen enkel besluit te nemen. Laat Marien zijn brief verzenden en wanneer hij daarop bescheid mocht krijgen, mag dat wellicht als een teken en aanwijzing beschouwd worden. Maar Marien, je moet er op voorbereid zijn - en dominee knipoogde glimlachend tegen Venkel - dat je geen antwoord krijgt. Blijf dus zo lang de da gelijkse taak volbrengen, welke je vader je opdraagt en blijf dat doen met over gave en met vreugde". De predikant stond op. Het was niet nodig nog langer hierover te spreken. Hij leikte de bezoekers de hand en Venkel dankte hem voor zijn hulp en bijstand. Een tijd lang reden vader en zoon zwijgend naast elkaar, toen kon Marien het niet langer uithouden en hij vroeg: „Wat heb dommenie gezeid, vader?" „Dat heb je toch gehore", antwoordde de vader ongewillig. „Ik meen", vervolgde Marien, maar zijn vader viel hem ruw in de rede: „Je mot afwachten of je wat hoort, dan kun nen me verders zien". Vader had het knipoogje van de pre dikant goed gezien en het niet dadelijk begrepen, maar nu was hij er achter. Marien had geen kans om benoemd te worden, zukke brieven kon die jongen toch niet schrijven, dat ze daar op 't fabriek drek maar zouen zeggen: „kom jij maar hier, Venkel, jou motte we nou net hebben". Thuis vroeg moeder met precies de zelfde woorden: „Wat heb dommenie gezeid?" „Hij heb gezeid", antwoordde de vader „dat Marien eerst maar eens mot zien of dat ie nog wel ooit hoort van 't fa briek en as dat dan niet gebeure zou, dan kannen we nog eens komme praten". Geert had zijn vader en broer gevolgd en luisterde mee. „Ik doch dat Marien morgen gelijk naar 't febriek gong", zei hij. „Bemoei jij je d'r niet mee, snotaap", voegde zijn vader hem kwaad toe. Venkel was uit zijn evenwicht. Het was nog nooit bij hem opgekomen, dat een van zijn zoons een ander vak zou gaan en nog pas kortgeleden, toen vertelde van Leen Sluiters was hij stilte blij geweest, dat hij zulke dir. van zijn zoons niet had te vrezen, waren boeren. Echte boeren zouden worden, zoals hij zelf, zijn grootva en alle voor hem waren geweest - en wou Marien, die zo'n goeie kracht loofde te worden, die van aanpató wist en met ernst zijn werk deed, een kantoor gaan, een soort van men worden. Ja een sóórt van meneer, v een echte heer zou hij, de boerenjong toch nooit worden. Dat zou hij hem eens goed zeggen, dat ie daaraan moest denken. Afijn, hij most nou rtt afwachten wat er verders zou gebeu en wat de Heer over hem zou wil brengen. Marien was buiten gaan zitten op bank en was onrustig van geluk, gauw al - dat had hij nooit kunnen d ken. Nog pas een paar weken was hij zig en nu zou hij al op een kanl gaan werken. Ja, maar wacht eens ej^- Dat stond nog stijf te bezien. Hij morgen vroeg de brief wel wegbreng naar 't fabriek, maar zouden ze 1 nou ook kiezen? Er waren toch wel jongens of meiden, die beter dan voor de dag gekomen waren en die op andere scholen hadden gegaan.. (Wordt vervolgd) "er ru ei

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1956 | | pagina 4