Jan Strijbos komt films draaien
WÊ
,Den Burgviel onder slopershanden
■Hl
Pimba
de
negerjongen
Hotel Den Burg
aan het Nieuwediep
„DRIE VROUWEN"
Feitelijk kunnen wij met dit kopje
volstaan: Wie aan Jan P. Strijbos denkt,
denkt aan buitengewoon fraaie kleuren
films, op geestige, leerzame wijze toege
licht.
Het is ons dan ook een voldoening te
kunnen mededelen, dat deze succesvolle
journalist en vogelfotograaf binnenkort
op ons eiland drie avonden hoopt te ver
zorgen en wel op vrijdag 21 december
in „Casino" te Den Burg, op donderdag
27 december in de Hervormde kerk te
De Cocksdorp en op vrijdag 28 december
in het gebouw der Doopsgezinden te De
Koog.
Het staat voor ons vast, dat alle drie
avonden de kaarten weer zullen weg
vliegen (om in de taal van onze vogel
liefhebbers te blijven).
De films en causerie hebben betrek
king op het laatste bezoek van het echt
paar Strijbos aan Spitsbergen.
Spitsbergen werd reeds in de Sagetijd
door de Vikingers ontdekt. Zij noemden
het „Svalbard", wat „Koele Stranden"
betekent. In 1596 werd het eilandenrijk
herontdekt door Willem Barendz en zijn
kornuiten, die „de kortste weg" naar het
rijke Indië zochten.
Spitsbergen, dat sinds 1925 aan Noor- j
wegen behoort en dat de indruk maakt
van een Alpen-hooggebergte, dat tot aan
de voet der gletchers in zee verzonken
is, beslaat een oppervlakte, tweemaal
groter dan Nederland en bestaat uit
enige grote en een onnoemlijk aantal
kleinere eilanden. Alle verkeer gaat
langs de kusten, het binnenland is ge
heel vergletcherd en vrijwel ontoegan
kelijk. De kust van West-Spitsbergen
staat onder invloed van de warme Golf
stroom en kan in de korte poolzomer
toeristisch bezocht worden. De tempera
tuur stijgt dan ook tot 1517 graden
Celcius. In de lange winterperiode daalt
de temperatuur echter dikwijls tot 25
40 graden onder het nulpunt. Van 19
april tot 24 augustus gaat de zon niet
onder, van 27 oktober tot 15 februari
staat de zon echter onder de horizon en
heerst en dus de poolnacht. Thans wonen
er ongeveer 5400 mensen, waarvan 4000
Russen, die er concessies hebben en in
de grote Ysfjord drie steenkoolmijnen
exploiteren, en 400 Noren. Deze bewo
ners overwinteren regelmatig, evenals de
laatste pelsjagers, die er voornamelijk
jacht maken op poolvossen, sneeuw-
hoenders, robben en ijsberen.
Dank zij de warme Golfstroom kunnen
er zich tal van planten handhaven, in to
taal vermeldt de plantenlijst 150 soorten.
Bomen komen er echter niet meer voor
of zijn zo klein en nietig, dat zij de
naam van bomen nauwelijks meer dra
gen.
Het aantal vogelsoorten is klein, maar
het aantal individuen is enorm en zij be
volken er in de korte zomer in zeer grote
drommen de hoge vogelbergen en vogel-
holmen: de meeste zijn zgn. „klifkust
vogels" zoals zeekoeten, drieteenmeeu-
wen, kleine alken, papegaaiduikers en
noordse stormvogels. De meest algemene
toendra bewoner is wel de eidereend, die
vooral op de lage en talrijke holmen tot
nestelen komt. Van de landzoogdieren
kunnen alleen genoemd worden het
rendier, de poolvos, het poolhaas en de
ijsbeer. De muskusos werd met succes
ingevoerd uit Groenland. De zeezoog
dieren worden vertegenwoordigd door
De heer J. Strijbos komt met
kleurenfilms over Spitsbergen naar
Texel
de verschillende soorten robben, waar
van de „Storkobbe" wel de grootste is.
Door intensieve en voortdurende achter
volging is de walrus zeer zeldzaam ge
worden. Hetzelfde kan gezegd worden
van de verschillende soorten vinvissen
en walvissen.
Ter bestudering van land, bodem, fau
na en flora bracht de heer Strijbos in de
zomer van 1956 twee maanden door in
het echt arctische gebied van Spitsber
gen. Wij volgen eerst de boeiende vaart
langs de eindeloze Noorse fjordenkust,
bezoeken de verschillende havens en
plaatsen en begeven ons in Tromsö ten
slotte aan boord van de „Lyngen" die in
de zomermaanden een regelmatige 12
daagse dienst heeft met Spitsbergen.
Gedurende deze expeditie, waarbij hij
vergezeld werd door zijn vrouw, werden
meer dan 500 foto's gemaakt en boven
dien een kleurensmalfilm, welke ons 'n
goede indruk geven van dit merkwaar
dige poolland met zijn bergformaties en
sneeuwvelden, zijn talrijke gletchers en
uitgestrekte toendra's, een volkomen
maagdelijk en ongerept landschap waar
de mens zich klein en nietig voelt en dat
gedurende de korte poolzomer zo boeiend
verlevendigd wordt door de ontelbare
vogels en een wonderbaarlijk rijke bloe
menwereld. Een land met een droge, ge
zonde en bacterievnje lucht en afgezien
van het handjevol mensen in de neder
zettingen der steenkoolmijnen, ook zon
der mensen. Er is geen plek ter wereld,
waar wij de Noordpool zo dicht kunnen
naderen als Spitsbergen.
HERV. GEMEENTE OOSTEREND
Vanavond om 8 uur Samenkomst in
het Noorden, t.h.v. de fam. Jac. Roozen-
daal.
HERV. GEMEENTE DE COCKSDORP
Vrijdag 21 december 20,15 uur, Ad-
ventssamenkomst in de kerk, m.m.v. het
dameskoor van Jn. Visser.
S.V. Texel
Door de afd. Noord-Holland van de
KNVB wordt binnenkort op Texel een
jeugdleiderscursus georganiseerd. Leden,
die aan deze cursus willen deelnemen
gelieven zich op te geven bij de secreta
ris, de heer ten Cate. De cursus duurt
ongeveer vijf avonden.
Woensdagavond wordt de training
weer voortgezet; de dames beginnen om
kwart over zeven en de voetballers
senioren om acht uur. Kom op tijd, drie
kwartier is toch al erg kort en gezien de
resultaten, vooral van de voetballers is
trainen hard nodig.
De voetbal-toto heeft weer een kleine
wijziging ondergaan. Wij hebben nu for
mulieren van de Stichting de Ned. Voet
balpool, waarbij een groot aantal prof
clubs is aangesloten. Voor a.s. zondag
wordt een uitkering van 35.000,ge
garandeerd, zie de aanplakbiljetten. De
formulieren zijn verkrijgbaar bij hotel
De Graaf en moeten hier voor vrijdag
avond tien uur worden ingeleverd. Lees
vooral nauwkeurig de voorschriften.
FILMAVOND DE HEER RENOUT
„Het Wapen van Amsterdam" was tot
1 in alle hoeken bezet toen de heer W. Re-
j nout, Oosterend, er op uitnodiging van
Ontwikkeling Oosterend, waarvan hij
voorzitter is, een filmavond verzorgde.
Het was de penningmeester, de heer
Jb. Visman, een voldoening te constate
ren, dat Oosterend zulk een grote be
langstelling voor het programma aan de
dag legde. Spreker wekte de niet-leden
op zich te laten inschrijven. Ze zouden
deze avond dan gratis entree genieten,
terwijl het lidmaatschap slechts..'..
1,bedraagt, waarvoor men zes in
teressante avonden kan bijwonen.
Het filmprogramma werd geopend met
een mooie rolprent van de Rijn bij We
nen, een kijkje in het Zwarte Woud, een
blik op de 4000 meter hoge Zwitserse
Pilatus, met een treintje door vele tun
nels, een bezoek aan het meer van
Lugano, waar ook een motorbootrace
werd gadegeslagen. Voorts was de film
camera gericht op Milaan met zijn scho
ne architectuur, Monte Carlo met Oos
terse bouwwerken. Tussen de bedrijven
was er een filmpje, opgenomen door de
heer W. Koopman en wel betreffende
het bezoek van de Sint aan de o.l. school.
Ook zeer duidelijk.
Na de pauze diverse filmpjes over
Oosterend, vervaardigd door de heren
Renout en Koopman. „De Bruinzeelwo
ning aan Oosterend in één dag klaar",
het bezoek van Koningin Juliana (toen
nog Prinses) aan ons eiland; Oefening
met de Cocksdorper reddingboot, het
broedterrein De Schorren, het bedrijf
van de heer C. J. de Lugt, waar de com
bine in bedrijf was; het afscheid van
burgemeester Rehorst en het feestelijke
ontvangst van burgemeester De Koning.
Het optreden van motorrijders op de
Oosterender grasbaan, de trial van 1955.
Interessant was ook het kijkje in de ha
ven van Oudeschild, waar de kotters ge
meerd lagen.
Tenslotte zagen wij nog de opening
van het vliegveld en een film over de
watersnood in 1953.
De heer Visman hoopte, dat de heer
Renout nog dikwijls zijn mooie films zou
willen vertonen. Spreker hield zich
voorts aanbevolen voor een tip voor een
andere interessante avond en kon ten
slotte nog mededelen, dat er twintig
nieuwe leden waren geboekt.
5. De slang heeft gewonnen. Pimba wil
weggaan, want van de slang heeft hij
niets meer te vrezen. Die heeft alleen
nog maar aandacht voor zijn prooi. Toch
blijft Pimba nog even, want het aapje
stoot kreetjes uit naar zijn moeder. Maar
de aap hoort het niet meer.
Ik neem het aapje mee, denkt Pim
ba. Vindt Vader best goed. Het is alleen
de kunst, 't beestje te vangen. Pimba
roept, aapt een aap na, maar het helpt
niet. Het aapje klimt hoger en hoger, en
schommelt aan de lianen.
Daar krijgt Pimba een idee. Er groeien
hier wilde bananen in overvloed. Z'n
Vader heeft hem verteld, dat apen er
gek op zijn. Pimba plukt er een paar.
Hij gooit ze een voor een omhoog en het
aapje probeert ze te grijpen. Tot Pimba
zó weet te mikken, dat het aapje al
zwaaiend een banaan bemachtigen kan.
Dan springt het naar beneden om zijn
buit op te peuzelen. Dat is net wat
Pimba wil.
Dat ook de redaktie van de
Helderse Courant 'n zwak heeft
voor de historie moge blijken uit
het feit, dat zij dezer dagen haar
125ste artikel plaatste inzake de
geschiedenis van Den Helder.
Voor ons, Texelaars, en in het
bijzonder voor de bewoners van
Den Burg, is dit 125ste artikel
van bijzondere betekenis, want
het behandelt de geschiedenis
van 't vroegere hotel Den Burg,
dat tijdens de Tweede Wereld
oorlog met bijna alle andere ge
bouwen aan de Hoofdgracht
moest worden afgebroken. Op
deze pagina treft U genoemd ar
tikel aan.
Het omstreeks 1820 gestichte Hotel Den
Burg, aan het einde van de Hoofdgracht,
scheen bij zijn stichting een uitstekende
tijd tegemoet te gaan: de haven was in
opkomst, niet alleen als marinehaven,
maar een steeds toenemend handelsver
keer lokte hoe langer hoe meer vreemde
lingen naar de Helderse haven, en als zij
niet aan boord van een schip wensten of
konden overnachten, was er maar één
groot hotel in de buurt, vlakbij het post-
schuitenveer naar Texel en op eerste
stand gelegen: Hotel Den Burg. Natuur
lijk waren er aan de Binnenhaven ook
tal van logiesgelegenheden, doch deze
noemden zichzelf logementen of veerhui
zen, een klasse minder dus dat het „Ho
tel" Den Burg.
Hotel Den Burg dankt zijn naam aan
de hoofdstad van Texel, omdat het in op
zet bedoeld was als een logiesgelegenheid
voor de naar Texel doortrekkende reizi
gers, die 's morgens om zes uur met de
eerste overdekte postschuit - een zeil
schip - naar Texel wensten over te ste
ken en die dus graag zo dicht mogelijk
bij de aanlegplaats van de postboot wen
sten te overnachten. De eerste twintig
jaren van zijn bestaan, leidde het hotel
een rustig leven. De eigenaar, de heer
Manikus, had er een goed stuk brood,
maar miste de aspiratie - en wellicht ook
het geld - om er een eerste klas hotel
van te maken.
Na zijn dood zocht zijn weduwe een
koper voor het hotel, omdat zij er niets
voor voelde, het hotelbedrijf alleen te
drijven. Zij vond die in de welgestelde
heer B. R. de Breuk, een Haarlemmer,
die in het hotel Den Burg grote mogelijk
heden vermoedde, als eenmaal de beper
kende bepalingen van het onvrij terri
toir, die het laden en lossen van schepen
in de Helderse haven onmogelijk maak
ten, waren opgeheven. Hij wilde er meer
van maken dan alleen maar een logies
gelegenheid van naar Texel trekkende
reizigers: hij wilde het maken tot een
pleister- en vergaderplaats van alle be
langrijke personen, die Den Helder met
een bezoek vereerden.
De Breuks eerste werk nadat hij het
hotel in juni 1844 had gekocht, was het
voor een paar weken geheel te sluiten.
In de kortst mogelijke tijd werd de vrij
ouderwetse inrichting vervangen door
een voor die dagen moderne, er werden
tal van verbouwingen uitgevoerd en per
1 juli 1844 kon het geheel gemoderni
seerde hotel Den Burg zijn deuren weer
openen, en niet alleen voor de reizigers
van en naar Texel, zoals wel blijkt uit de
eerste zinnen van het prospectus, dat de
Breuk op grote schaal liet verspreiden en
dat wij hier in zijn geheel laten volgen:
De ondergeteekende heeft de eer aan
de Heeren Handelaren, Cargadoors, Aan
nemers, Scheepskapiteinen en Kooplie
den te berigten, dat hij van Me jufvrouw
de Wed. den Heer Manikus alhier, het
HOTEL DEN BURG heeft overgenomen,
en dat hetzelve op den onderschreven da
tum geheel gereed is tot de ontvangst van
Heeren Reizigers.
Genoemd Hotel is geheel en al inwen
dig naar den thans heerschenden smaak
gemoderniseerd en ingerigt. Hij verzekert
aan zijne eventuele begunstigers, eener
allerhonnetste bediening, terwijl de ver
teringen naar billijke en vaste tarieven
zullen .worden berekend.
De Koffijzaal, insgelijks geheel inwen
dig gemoderniseerd zijnde, biedt de be
zoekers van het Hotel, door de zeldzame
en fraaije vergezegten eene overschoone
gelegenheid tot uitspanning aan. Verder
zal er ten gemakke van Heeren Reizigers
bij de aankomst der Barge aan het Nieu
wediep, een geschikt rijtuig gereed staan,
die de passagiers met hunne goederen
franco aan het Hotel brengt, terwijl hij
zorg zal dragen dat bij terugkeer de kos
ten tot vervoer van passagiers zeer ge
ring zullen zijn.
B. R. DE BREUK
Nieuwediep, 1 Julij 1844.
Het hotel Den Burg heeft zich in de
loop der jaren tot een werkelijk gere
nommeerd hotel ontwikkeld. De stoom
vaart naar Indië zorgde in de zeventiger
jaren vöor veel verkeer in de haven, en
diverse ministers van marine en konink
lijke hoogheden hebben in Den Burg de
nacht doorgebracht. Ook werd het tot 'n
„stamlokaal" van de officieren van de
marine. Er waren in Den Helder verschil
lende sociëteiten, doch in Den Burg ze
telde ook een niet-officiéle sociëteit, be
staande uit vooraanstaande kooplieden
van Den Helder, die er een soort van
schaduwgemeenteraad vormden, waaraan
de heer De Breuk de openbare mening
kon toetsen over voorstellen, die in de
raad gebracht waren of - door hem - in
de gemeenteraad gebracht zouden wor
den.
Zozeer heeft De Breuk zijn stempel op
hotel Den Burg gedrukt, dat officieren
en adelborsten van de marine, als zij
naar hotel Den Burg gingen, zeiden dat
zij „even naar De Breuk gingen" - wij
nemen aan dat zij zich toen niet meer
realiseerden, dat De Breuk langdurig de
eigenaar van het hotel was geweest en
dat de traditie aan Den Burg de naam
van Dt Breuk had gekoppeld.
DIENSTREGELING T.E.S.O.
Geldig van 25 nov. 1956 t.m. 28 febr. 1957
Werkdagen:
Van Texel: 5.20 7.40 12.10 14.55
18.10
Van Den Helder: 6.30 10.45 13.25 16.25
19.35
Op zon- en alg. erk. chr. feestdagen:
Van Texel: 7.45 11.30 16.00 18,20
Van Den Helder: 10.30 12.45 17.20 19.35
handelsregister
In Handelsregister lezen wij onder
nieuwe inschrijvingen:
KleinhandelarenManufacturenhandel
KI. Dogger, Texel, Oudeschild, Singel
346. Kleinhandel in damesmode- en
kleinvakartikelen, onderkleding, baby-
goed en korsetartikelen, woningtextiel-
goederen. Eig.: K. Dogger.
En onder wijzigingen:
Kleinhandelaren: „Fa. De Eendracht",
Texel, De Cocksdorp, Dorpsstraat 23.
Brood-banketbakkersbedrijf, Venn, ont
bonden. Bedr. w.v. door Buijs' Bakkerij.
Venn.: A. Buijs en D. Buijs i(Bep. bep.)
GEVONDEN EN VERLOREN
VOORWERPEN
Gevonden: lederen kinderschoudertas,
r. zwart led. dameshandschoen, rood le
deren port. met foto's, kentekenplaat
UG-43-90; blauwe want met leder; geel
damesvest; grote dubbele fietstas met
blauwgestr. lap; herenhorloge in kast
met ketting; bruin kinderpetje; alpino
petje; rode dameshandschoen L.; allum.
duimstok; padvindersriem; gele gebr.
dameshandschoen L.; 2 biljetten ƒ1,
kentekenplaat RH-10-38; opvouwbaar
geruit handtasje; br. gev. herenhand
schoen; muntbiljetten; dainesport. zwart
met knipsl.
Verloren: koperen pond-gewicht; ijze
ren kg-gewicht; rode autoped; blauw
grijze vulpen „Cora de Luxe"; gele das;
grijze stropdas; gele wollen hoofddoek;
zwarte dameshandschoen; groene dames
handschoen L.; rode gebr. dameshand
schoen; zwarte gev. motorhandschoen;
fietspomp; wit wollen wantje; ploeg
schaar; zwart jongensjack; zakmes met
bruin heft; br. lederen handschoen;
zwarte tas met hengsel en knipsl. met
port.; gele zijden sjaal.
Het bureau is hiervoor dagelijks ge
opend van 16.00 tot 18.00 uur.
FEUILLETON
door W. KERREMANS
38. Toen hij Venkel op zich zag toeko
men, stak hij hem de hand toe en zijn
gezicht glansde, de eerste indruk van de
sollicitant was blijkbaar gunstig.
„U bent meneer Venkel, nietwaar en
ik ben Kortebas", riep hij wat overluid.
„Je hebt hoge en lage bassen, maar ik
ben een kortebas en die zijn even zeld
zaam als een zonsverduistering. Wat zeg
je van dit peerd?"
Venkel antwoordde, dat hij zeer ver
plicht was dat meneer Kortebas zoveel
moeite had genomen om hem te komen
afhalen en bezichtigde onderwijl het
paard.
„Een knap diertje", zei hij goedkeu
rend. „Niet veel ouder dan 6 jaar, schat
ik. Een beetje jolig nog, denk ik".
„Jolig", lachte Kortebas „Dat is een
goed woord voor hem. Hij is meer dan
dat, dartel, kijkerig. Hij stelt zich graag
aan. Nietwaar Saartje?"
Zij bestegen de wagen en het paard
stoof vooruit. Nadat ze een eind gereden
hadden vroeg Kortebas:
„Wil je 'm eens overnemen?"
Venkel nam de leidsels over en het
paard voelde onmiddellijk, dat een an
der het bestuurde. Het probeerde hoever
het gaan kon en versnelde zijn gang.
„Neen, neen Saartje", riep Venkel,
„niet zo haastig jong" en met gemak
hield hij het paard in het verlangde
tempo. Het schrikte, of deed alsof het
schrikte van haast elk bewegend voor
werp, maar dan vermaande Venkel
Saartje zich niet zo aan te stellen,
streek het paard zacht met de zweep
over de rug en hield het goed in de
hand. Kortebas zag het met genoegen en
begon zijn uiteenzetting.
„We zullen straks als we thuis zijn
wel eens rustig praten", zei hij, „maar
ik zal U voorlopig vast 't een en ander
mededelen".
Hij vertelde Venkel, dat hij een tame
lijk grote fokkerij en handel in paarden
had. Op 't ogenblik waren er niet zoveel,
negen maar, doch er waren tijden dat hij
er meer dan 20 op stal had staan. Hij
had een zoon en een dochter. De zoon
was nu in het buitenland om de handel
en de paarden te leren kennen, maar als
hij terugkeerde zou hij in het bedrijf
werkzaam worden gesteld. Zijn dochter
was verloofd en zou binnenkort trouwen,
dacht hij wel, maar zij deed niets in de
zaak. Zijn vrouw moest helemaal niets
van paarden hebben. Hij zelf was veel
afwezig en het was nodig dat er een des
kundige kwam om de leiding te nemen,
want zoals U wel zult zien, ontbreekt er
veel aan de verzorging van het geheel.
Na een half uur in snelle draf te heb
ben gereden, kwamen zij aan het goed
van Kortebas. Een ruime, vrij liggende
woning, grote stallen, maneges, hooiber
gen, weiden, schuren. Een knecht kwam
toegelopen en hield het paard vast, ter
wijl zijn meester en de gast uitstegen en
bracht het paard weg.
„Nou gaan we eerst wat drinken, en
dan zal ik u het gedoe eens laten zien".
Hij leidde Venkel naar binnen en
stelde hem voor aan zijn vrouw en doch
ter, waarna zij naar Kortebas' kamer
gingen.
„Wilt u een borrel of iets anders?"
vroeg de gastheer.
„Liever wat anders".
„Blauwe knoop?"
„Neen, dat niet, maar practisch scheelt
het niet veel. Ik drink zelden sterke
drank. Ik geef er niets om".
„Dat is een goed ding jong, meneer
Venkel bedoel ik. Wat wilt u dan, thee
of limonade?"
„Ja, graag wat limonade".
De onschuldige drank werd gebracht
en uit beleefdheid vergenoegde ook
Kortebas zich daarmee.
„Nu zal ik eens vertellen, hoe de za
ken hier eigenlijk staan. Als ik U straks
rondleid zult U misschien schrikken. De
boel ziet er wel niet verwaarloosd uit,
maar veel scheelt dat niet. Een sterke
hand is dringend nodig om te zorgen,
dat alles op orde komt, dagelijks toezicht
en controle kan ik niet langer missen en
dat zou Uw taak zijn als wij het eens
worden. Nu wil ik U niet misleiden en
u geen voorspiegelingen doen, waarvan
ik in mijzelf weet dat ze niet waar zijn.
Hierzo, ik leg mijn kaarten open op
tafel. Mijn zoon zal nog wel een jaar in
het buitenland blijven, maar als hij
terugkomt zal hij de leiding overne
men.
Hij wachtte en keek Venkel aan.
„Dan zouden er drie kapiteins op het
schip zijn", ging hij voort „en dat is te
veel".
Hij zweeg weer. Venkel knikte.
„Ik begrijp u", antwoordde hij. „Het is
een tijdelijke betrekking, die u aanbiedt,
tot uw zoon is teruggekomen".
„Zo is het. Maar dat betekent niet, dat
u moet afreizen op de dag dat Gerrit
weer thuis is. Ik heb me dat zo gedacht,
dat u blijft om hem in te leiden en te
leren wat hij nodig heeft, dat u onder
wijl een andere betrekking kiest, maar
dat u in elk geval hier blijft, tot u die
gevonden hebt".
„Dat is een schappelijk voorstel",
meende Venkel.
„Als u 't met die voorwaarde eens zijt
kunnen we gemakkelijk verder gaan",
vervolgde Kortebas met zekere opluch
ting. „Ik heb uw sollicitatiebrief een
paar keer herlezen en ik heb er de in
druk van gekregen, dat u te bescheiden
zijt geweest daarin. Gewoonlijk schrijven
sollicitanten veel mooier over zich zelf
dan verantwoord is, maar u hebt het
tegenovergestelde gedaan. Bijvoorbeeld
over uw studie, die noemt u maar zo
terloops. Vertel me daar eens wat meer
van".
Venkel deed het en wekte zichtbaar
en hoorbaar de bewondering van zijn
gastheer.
„Dat is buitengewoon", zei hij. „Men
sen als u weten van de theorie meestal
niet veel meer dan een gezond paard
van zijn ingewanden en een drachtige,
koe van een naaimachine, maar u hebt
heel wat verwerkt. En de praktijk?"
Venkel gaf een beschrijving van zijn
diensttijd en de tijd bij Van Deurne. Hij
verhaalde ook van het rapport dat hij
had opgemaakt en toen sloeg Kortebas
zich op zijn knie en riep juichend:
„Dat is precies wat ik nodig heb, man.
Wat een muilezel, die Van Deurne, om
daarop niet in te gaan. Venkel, man, wat
ben ik blij dat ik jou gevonden heb.
Daar neem ik dadelijk een borrel op".
Hij ging naar een kast, nam er een
karaf en een glas uit en vroeg Venkel of
hij meedeed.
„Zeker mijnheer Kortebas, heel graag"
„Ik ben ook geen drinker", hernam
de ander, „maar voor het eten zou ik
toch niet graag mijn bittertje missen. U
blijft hier eten en logeren natuurlijk?"
Als mevrouw Kortebas.
„Die heeft er op gerekend".
Kortebas schonk de glazen vol en
dronk zijn borrel met een innemende
natuurlijkheid.
„We zullen nu", ging hij voort, „voor
het eten nog even rondgaan en als u ge
zien zult hebben wat u hier wacht, kun
nen we over de condities spreken".
Zij gingen het terrein rond en Venkel
bevond dat er hier veel voor hem te
doen zou zijn en daarin verheugde hij
zich.
„Wat zeg je er van?" vroeg Kortebas,
nadat zij overal waren geweest.
„Mag ik eens ronduit spreken?"
„Ja, asjeblieft, doe dat".
„Het is zoals u gezegd hebt. Uw be
drijf is niet verwaarloosd, maar het is
er niet ver vandaan. Maar behalve dat
zijn er heel wat dingen, die zonder veel
kosten zoveel verbeterd kunnen worden,
dat het profijt ervan groter zal zijn".
Bij de laatste woorden had Kortebas i
wat bezorgd gekeken.
„Verbeteringen?", vroeg hij achter- I
dochtig. „Je wilt toch niet gaan bouwen r
of allerlei nieuwigheden invoeren?"
(Wordt vervolgd)