Gijs de Peur AMSTEL DE REDDINGBOOT (Vervolg) In dit jubileumjaar treden twee dingen op de voorgrond. Allereerst vond in het zelfde jaar te Londen een Internationale Conferentie plaats, waaraan door colle ga's uit vele landen werd deelgenomen. De uitwisseling van ervaringen werd zó belangrijk geacht, dat besloten werd in het vervolg om de vier jaar een bijeen komst te houden van alle deskundigen op het gebied van het kustreddingwezen. Ons reddingwezen werd hierdoor mede betrokken in de internationale sfeer. Voorts begon in het jubileumjaar een periode van grote activiteit. Voer men vroeger met primitieve reddingboten de branding tegemoet, een jonger geslacht deed zulks met dezelfde onverschrokken heid met de motorreddingboten, waarvan de eerste in 1907 in dienst was gesteld. Doch er volgden er meer. In november 1924 beschikten Scheveningen, Den Hel der, Terschelling, Rottumeroog en Har- lingen over een motorreddingboot, ter wijl te De Cocksdorp de eerste motor- strandreddingboot van het z.g. Deense type was gestationneerd. Alle overige stations moesten zich nog met roeired- dingboten tevreden stellen, zij het ook, dat op sommige plaatsen het vervoer van de reddingboten door tractoren van de paarden werd overgenomen. In 1927 kwam de „Insulinde" gereed, een mo derne, zelfrichtende motorreddingboot, voorzien van het beste reddingmateriaal ter wereld, die werd gestationneerd te Oostmahorn. Steeds meer motorredding boten werden gestationneerd, schepen, wier namen begrippen zijn geworden. Wie onzer heeft er nooit gehoord van de „Brandaris", de „Neeltje Jacoba", de „Dorus Rijkers"? Is het u bekend, dat ons reddingwezen in het buitenland een zo voortreffelijke reputatie had en heeft, dat de Directeur van de N.Z.H.R.M. in 1927 twee maanden lang de Turkse reddingstations afreisde om adviezen te geven omtrent het uit voeren van verbeteringen? En grote redders hebben wij eveneens gehad en bezitten wij gelukkig nog! Noemt u ze maar: Dorus Rijkers, één der bekwaamste redders, de man, naar wien een reddingboot is genoemd en wiens daden door het Helden der Zeefonds „Dorus Rijkers" in herinnering worden gehouden. Mees Toxopeus, Jan Cupido, de „reus der gronden", Coen Bot en zo vele anderen! Wij verplaatsen ons naar september 1939. De oorlog breekt uit. Hoe de red dingboten te beschermen tegen beschie ting door schepen of vliegtuigen? Want oorlog of geen oorlog, de reddingboten blijven varen, dat stond vast! Zo nodig zou men de gevaren van mijnen, grond- zeeën, bombardementen e.d. blijven trot seren om het menslievende beginsel van de N.Z.H.R.M. hoog te houden. De oorlogstijd, hoewel niet gemakke lijk vanwege de Duitse pressie, is de NIEUWE AVONTUREN VAN PIMBA kwam er een troep olifanten De panter heft zijn kop op en wordt onrustig. Pimba tuurt en tuurt, maar kan nog niets ontdekken. Dan verdwijnt de panter met grote sprongen tussen de bomen. Het gerucht wordt luider en luider. Het gaat over in gedreun, dat gepaard gaat met het geluid van bre kende takken en woest gebrul. Pimba siddert: het is een kudde olifanten Daar komen ze, een woeste horde, die in een wilde ren alles verplettert wat in de weg komt. Als razenden tieren de zware kolossen door het dichte woud, heesters en jonge bomen vertrappend, rukkend aan de lianen, waarin zij ver strikt dreigen te raken. Maar tegen dit geweld is niets bestand. Zelfs grote bomen bezwijken en vallen ter aarde. Als zijn boom onder de voet wordt ge lopen, is hij verloren. Bari klemt zich in doodsangst aan zijn vriendje vast. Nu zijn de voorsten vlak bij! FEUILLETON door J. G. J. Bax 12. Er waren protestvergaderingen uit geschreven, die echter geen succes had den opgeleverd, daar geen wetsartikel boer Roodzand het volgen van de kortste weg zo van de koe in de melkkan ver bood. Men had ten slotte berust en het was nogal meegevallen. Boer Roodzand had in gedachten reeds stromen melk naar de toekomstige bewoners zien vloeien en was een der ijverigste voor standers geweest van de nieuwe villa wijk. De Maria-hoeve en de boerderij van Vermeulen lagen in dezelfde polder. Het waren merendeels veeboeren, gemengde bedrijven, zoals „Hoop vleit den Land man" waren er maar een paar. De Ver- meulens stamden uit een oud boerenge slacht; door spaarzaamheid en vlijt, maar meer nog door gunstige huwelij ken, gunstig zowel geografisch als finan- ciëel was het bezit steeds uitgebreid, zo dat de tegenwoordige boer één der rijk ste boeren uit de omtrek kon worden genoemd, en „Hoop vleit den Landman" als het grootste bezit bekend stond. Toen de oude Vermeulen stierf, waren er drie kinderen. Twee zoons, de oudste Jaap en zijn ongeveer een jaar jongere broer en een dochter. Jaap was getrouwd met Aartje, ae dochter van een rijke boer uit een naburig dorp, eveneens uit een oud boerengeslacht stammend. Als bruid- N.Z.H.R.M. toch Goddank zonder verlies van reputatie doorgekomen. Van 3 sep tember 1939 tot 5 mei 1945 voeren de reddingboten, wier Rode Kruis-karakter door de oorlogvoerende partijen werd erkend, niet minder dan 480 keer uit en werden 858 schipbreukelingen en vliegers van uiteenlopende nationaliteit behouden binnengebracht. Drie keer slechts werd een reddingboot beschoten zonder dat hierbij iemand werd getroffen. Eén motorreddingboot, „de Zeemans- hoop", gestationneerd te Scheveningen, verdween op 14 mei 1940 met vier stu denten en veertig Joodse vluchtelingen naar zee. Engeland werd bereikt: de „Zeemanshoop" trad in marinedienst om in augustus 1945 lelijk gehavend in ons land terug te keren. Ook de „Joan Hod- shon", die in april 1945 vanuit De Cocks- aorp naar Engeland was overgestoken cm aldaar hulp te gaan vragen voor de op Texel tegen de Duitsers in opstand gekomen Russen, keerde behouden terug, doch moest direct in reparatie worden genomen. Laten wij, na nog alleen te hebben ver meld, dat Den Helder in de oorlogsjaren ons drukste reddingstation was, deze donkere periode verder laten rusten. Na de oorlog verhoogden met name allerlei mijnen, zoals de anti-invasiemij- nen, waarvan er duizenden dicht onder de wal lagen, het gevaar voor onze vis sersvaartuigen en onze reddingboten. On gelukken bleven dan ook niet uit. Ook de opruimingswerkzaamheden van de Ko ninklijke Marine konden niet altijd mijn- ontploffingen van schepen verhinderen! En dan traden onze 'reddingboten, als het maar even mogelijk was, op, om de red dende hand te bieden. In 1947 herleefde ook het contact met de buitenlandse collega's. In dat jaar vond de eerste na-oorlogse Internationa le Conferentie te Oslo plaats. In de periode, liggende tussen 1947 en heden, hebben onze reddingboten her haaldelijk van zich doen spreken. Ver schillende reddingen werden in die pe riode uitgevoerd. Men denke b.v. aan de werkelijk unieke prestatie van schipper D, Tot en zijn mannen, die tijdens de orkaan van 1 maart 1949 (toen 9 schepen in moeilijkheden raakten voor onze kust!) met de „Brandaris" 26 Polen van het op Terschellinger gronden gebroken Poolse stoomschip „Katowice" veilig aan land brachten. Voor dit feit ontving schipper Tot de hoogste onderscheiding, n.l. de grote gouden medaille der N.Z.H.R.M. Op 11 november 1949 bestond de N.Z.H.R M. 125 jaar. Opnieuw trokken de „helden der zee" op naar de Haagse Riddenzaal, opnieuw werd hun lof toegezwaaid. Maar hoogmoedig zullen deze mannen „met zout in het bloed en avontuur in het gebeente", die uit zuivere naasten liefde hun leven wagen voor anderen, nooit worden Ik heb eens zo'n mensen redder gesproken; zijn borst was behan gen met vele medailles, gekregen van alle mogelijke landen. Of hij trots was? Hij werd kwaad als je er op zinspeelde. Hij had met Gods hulp zijn menselijke plicht gedaan en daarmee uit. Sindsdien heb ik voor die stoere kerels grote eer bied gekregen. Als ik me in stormnach ten nog eens lekker omdraai in mijn warme bed, staan de dappere kerels van de reddingboten langs onze gehele kust gereed om bij het eerste sein, bij de eer ste lichtkogel zee te kiezen, teneinde doorgaans met gevaar voor eigen leven, hulp te bieden aan in nood verkerende schepen. En wat zou er van deze voornemens, deze bereidheid terecht komen, als wij niet de beschikking hadden over een goed uitgerust reddingwezen? Daarom verdient de N.Z.H.R.M., die naast haar Rotterdamse „collega", op zo voortreffe lijke wijze dit reddingwezen organiseert, ons aller sympathie en steun. Immers, zit niet, hoe men het ook draait en keert, de liefde voor de zee ons in het bloed? Heeft Nederland niet aan de zee zijn grootheid te danken? En wat komt er te recht van zeevaart zonder goed uitgerust reddingwezen? Er is in de achter ons liggende 125 ja ren veel veranderd. Het tijdperk der roeireddingboten is voorbij; de motor heeft gezegevierd, de radio-telefonie ver vult thans een onmisbare functie, kort om de N.Z.H.R.M. is een modern, tech nisch bedrijf geworden, doch de jonge garde redders doet voor de oude niet onder. Er schuilen grote krachten onder ons volk, laat ons daar dankbaar voor zijn. Zij zullen de reputatie, welke ons reddingwezen heeft, onverzwakt kunnen schat had zij een aardig spaarbankboekje meegebracht, waarop zeker evenveel prijs gesteld werd als op een stuk land. Land had de oude Vermeulen nu ge noeg en verdere uitbreiding zou voor 'n goed beheer zelfs niet gewenst zijn. De oude Vermeulen stond bij alle rijkdom en macht toch met beide benen op de grond en hij had tijdig ingezien, dat het bij de heersende crisis op landbouwge bied, met als gevolg hiervan zeer in grijpende regeringsmaatregelen, zoals teeltbeperking, invoerrechten, steun enz. geen kwaad kon, wat liggende gelden ter beschikking te hebben. Het goed was altijd onbezwaard ge weest en het was een stilzwijgende be lofte voor elke nieuwe opvolger er voor te zorgen, dat het zo bleef. Deze traditie had men tot nu kunnen handhaven en het gold als de bekroning van een goed gevoerd beheer, wanneer de tijdelijke bezitter dit weer onbelast aan zijn op volger kon overdragen. Het was echter trots alleen niet die de boeren van „Hoop vleit den Landman" er van weerhouden had geld op het bezit op te nemen. Van rentebetaling hadden alle Vermeulens 'n hartgrondige afkeer, die door overerving tot een zware angst was geworden. De dochter Adri was geen boerin ge worden, maar getrouwd met een graan handelaar en woonde in een dorp verder op aan de rivier. Jaap de oudste zoon, was een Vermeulen in hart en nieren, even trots en sluw als zijn vader en na diens dood al spoedig evenals deze wet houder en lid van de kerkeraad gewor den. Terwijl hij tevens in het polderbo- SCHAPENBOER IN AUSTRALIË De heer C. Roeper, secretaris van het Texels Schapenstamboek in Noordhol land, zond ons onderstaand artikel, ge schreven door een Noordhollandse emi grant, die van huis uit geen boer was, maar in zijn nieuw vaderland blijkens dit relaas zijn toekomst in het schapenbe- drijf hoopt te vinden. Deze jonge emigrant schrijft: We zitten nu een maand of vijf op het platteland van Australië. Eerst zijn we 7 weken op een schapenfarm van plm. 2500 ha., met 5000 schapen en 150 vlees koeien geweest. De eigenaar van de farm had zijn opleiding (plm. 30 jaar geleden) genoten voornamelijk van Duits Austra liërs, wat betekent, dat het voor hem ideaal was zichzelf te bedruipen, juist zoals het hem geleerd was. 100 kippen houden om levensmiddelen te kunnen ko pen, 7 melkkoeien, een kruising van Pole, Hereford, Yersey en Fries, om boter en zo te bekostigen. Ze stuurden de room naar de fabriek en kochten boter terug. En dan zelf het voer voor de beesten verbouwen natuurlijk. Het werk voor mij bestond behalve het melken en de repa ratie, uit: omheiningen nazien, konijnen vangen en het belangrijkste schapen- werk, zoals rotkreupel behandelen. Het was een nat jaar geweest, dus veel voet- rot en dan het z.g. cratchen d.i. het rond de staart schoon knippen voor het sche ren. De schapen hier hebben geen staart. In het najaar hier als de lammeren iets groter zijn, worden de staarten eraf ge knipt met een tang en tevens worden de mannelijke lammetjes gecastreerd. Op sommige bedrijven gebeurt dit door mid del van rubber ringen. Alleen petlamps, dit zijn lammetjes die met de fles wor den grootgebracht houden hun staart. De reden hiervan is dat zelfs als petlambs worden verkocht men wil weten wat de werkelijk petlamps zijn. Ze breken n.l. door iedere omheining en proberen altijd weer de plaats terug te vinden waar ze opgegroeid zijn. We hadden daar de fine merino come back. Wat betekent, eerst raszuivere merino's daarna kruisen met b.v. coridaele en daarna terug kruisen met merino. Het voordeel is dat de en willen handhaven! En laten wij vooral de vrouwen en moeders onzer reddingbootbemanningen niet vergeten. Ook zij dienen met ere te worden genoemd. Was menige storm nacht voor hen niet een zware beproe ving? Veel geld is nodig om de N.Z.H.R.M.- organisatie behoorlijk te laten function- neren Wist U, dat met de instandhou ding van haar 26 reddingstations en uit kering van pensioenen en gratificaties aan oud-redders jaarlijks een bedrag van 300.000,gemoeid is? Reeds 125 jaar is de N.Z.H.R.M. erin geslaagd zonder Staatssubsidie, dus uit sluitend drijvende op vrijwillige bijdra gen, haar taak te verrichten. Moge dit zo blijven! Ook is de N.Z.H.R.M., teneinde met name de jeugd offervaardig te maken, 'n reddingboot-offerbusjes-actie begonnen Moge ook deze actie slagen! Want het aantal „redders aan de wal" is nog veel te klein! En wist U, dat wij, Nederlanders, per jaar, per man en per hoofd, één cent voor ons reddingwezen over hebben? Klinkt dat, als we bedenken, dat deze be dragen in Engeland en Noorwegen resp. 7V2 en 14 cent zijn, niet beschamend? Ja, plicht is plicht en daarom varen de reddingboten.... Alles goed en wel! Maar wil onze „brandingweer" blijven behoren tot de instellingen, waarop iede re landgenoot met recht trots kan zijn, dan zal het georganiseerde reddingwezen zich gedragen moeten weten door de ruggesteun van - als het even kan - alle landgenoten! Het werk, dat onze redders uit liefde tot hun naaste verrichten, de reputatie, welke zij ons Nederlandse reddingwezen hebben helpen bemachtigen en de moei zaam opgebouwde doch dan ook voor treffelijke reddingstations langs onze kust zijn dit zeker waard! Als straks bij het stormgetij de red dingboten weer zee kiezen om de eenvou dige reden, dat het moet, moge het dan zo zijn, dat wij allen als „redders aan de wal" de reddingspogingen volgen, in het besef, dat wij ons niet hebben onttrokken aan de nationale plicht, welke rust op 'n volk, dat zijn historie verstaat! En is het reddingwerk voor ons geen erezaak geworden? stuur zat. Hij was zonder morren met zijn vrouw Aartje in het huwelijk gestapt, een hu welijk, dat door de wederzijdse ouders was voorbereid tot meerdere glorie van „Hoop vleit den Landman". Het was 'n gelukkig huwelijk geworden, een rustig geluk, gebaseerd op wederkerig begrip en liefde voor het bedrijf. Van vurige liefde of brandende hartstocht was nooit sprake geweest, wel van vriend schap en vertrouwen. Liefde gevoelden zij voor de grond en de beesten en de enige hartstocht die zij kenden was hun werk in het belang van de hoeve. Zo was het goed, een huwelijk zoals elke rechtgeaarde boer het maar voor zijn kinderen kon wensen en waarvan de oude Vermeulen nooit spijt had gevoeld. Het was moeilijker geweest Frans een behoorlijke toekomst te verzekeren. Het was een uitgemaakte zaak, dat maar één jongen de hoeve kon krijgen, één baas was een vaste boerenwet. En deze was heel anders van aard, veel minder ge hecht aan traditie en bodem. Als kind reeds was hij veel levenslustiger, minder gesloten. Hij deed zijn werk als boeren knecht als de anderen, had geen eerzucht en voelde zich helemaal niet boven de anderen verheven. Toen zijn broer trouwde en de leiding van het bedrijf in handen nam, voerde hij de bevelen van hem zonder tegen spraak uit, niet omdat hij zich de min dere voelde of het gezag van Jaap zon der meer erkende, maar omdat het hem koud liet. Het werk op de hoeve moest gedaan worden en daarmee uit. Wrij- schapen groter zijn, sterker dus meer weerstand hebben plus meer wol. Het land bestaat hier voor het grootste deel uit zand en grind met een bovenlaag van klei. De watervoorziening is of beken of een rivier, of gegraven kommen, soms opgepompt water, d.m. van windmolens. Het vee is het hele jaar buiten en al leen in de droge zomers wordt het met hooi bijgevoerd. Het hooi wordt meestal in balen geperst. De koeien worden spe ciaal gehouden om alles wat de schapen laten staan op te vreten. Dus na de scha pen komen er altijd koeien op een stuk land (paddock). Nu zit ik op een farm 500 ha., 2400 schapen, 130 vleeskoeien, waarvan onge veer de helft stamboekvee is (Shorthorn). De vleeskoeien zijn herfords. De schapen zijn coridaels, groter dan merino's maar de wol is van mindere kwaliteit. De ge schoren wol wordt ter plaatse gekeurd en gesorteerd (door de wool-classer); er zijn ongeveer 12 soorten wol en dan na tuurlijk nog de wol van de nek, poten, buik en kop. Na het scheren krijgen alle schapen een bad (op sommige bedrijven een douche) o.a. tegen vlooien, larven en parasieten. Het opdrijven van de schapen geschiedt met behulp van honden. Kei- pier rood en zwart, border, collier of een kruising daarvan. Het land hier is vrij heuvelachtig en wordt doorsneden door drie kreken en bestaat uit zware klei. Dus 's winters nat, zomers droog. Er be staat op dit bedrijf niet zo zeer een ko- nijnenplaag. (te dicht bij een stad enz.). Maar op onze vorige plaats was het heel erg. 7 konijnen eten evenveel als 1 schaap en verwoesten ontzettend veel grond en vermenigvuldigen zich erg snel. Met spe ciale konijnenhonden wordt er veel jacht op gemaakt en door middel van myxo- matose en vergif wordt veel aan de ver delging gedaan. Een ander groot gevaar voor de scha penteelt zijn de honden. Hier worden in de zomer alle vreemde loslopende hon den zonder pardon neergeschoten want ze verscheuren vaak ettelijke schapen. In Queensland wordt een intensieve jacht gemaakt op de dingo, een verschrikkelij ke schapenverscheurder. Ze komen in Victoria en Nieuw Z. Wales bijna niet voor. Dit, dank zij de speciale afscheiding tussen deze streken. Een 1,80 meter hoge omheining met speciale hekken over de wegen. Maar op het ogenblik is het ge vaar voor dingo's weer erg groot, want de omheining is verbrand. Het is hier n.l. zo verschrikkelijk droog en heet in de zomer, dat ontzettend gemakkelijk brand uitbreekt. Er is bijna geen water en de gumtrees (euscalyptus) wat een soort olie is, die ze daardoor ontzettend brandbaar rraken. Overal staan verspreide bomen, dus pracht fakkels. Ze proberen wel brandgangen te maken en hebben specia le brandwachten, vliegtuigwaarnemingen enz., maar elk jaar gaat er ontzettend veel verloren door brand. Het scheren gaat natuurlijk electrisch. Hier komen 2 scheerders, 1 veger, 1 clas- ser en een wolperser. Een goede scheer der scheert gemiddeld per dag 150 scha pen. Mij werk bestaat voornamelijk uit het verzorgen van de tuin rond de home stead. Homestead is misschien nog het beste vertaald met centraal woonverblijf. De schuren, stallen en huizen van het personeel staan namelijk verspreid. Er is hier nog een man personeel n.l. de overseeër, soort bedrijfsleider. Alleen in de drukke tijden komt er wat personeel (los). Het grote materiaal bestaat hier uit tractor, werkpaard en wagen en een rijpaard voor de overseeër. Op de meeste bedrijven worden uthli- ties of landrovers gebruikt inplaats van paarden. Uitgezonderd natuurlijk op de grote stations in Queensland en het Nothern territorium, daar gaat nog erg veel per paard. De afstanden zijn hier nogal groot en iedereen heeft practisch een auto. Dit is de reden dat als b.v. de baas in de scheerscchuur moet zijn hij per auto gaat plm. 600 meter. Jaap Schoen, Hamilton, Victoria, Australia DIENSTREGELING T.E.S.O. Werkdagen: Van Texel: 5.20 7.40 10.30 12.55 15.30 18.10 Van Den Helder: 6.30 9.25 11.40 14.20 16.45 19.35 Op zon- en alg. erk. chr. feestdagen: Van Texel: 7.45 11.30 16.00 18.20 Van Den Helder: 10.30 12.45 17.20 19.35 ving was er tussen de broers nooit ge weest maar ook geen vertrouwen of vriendschap. Zij gingen elkaar niet uit de weg, zochten elkaar echter evenmin op, want hiervoor liepen de karakters te ver uiteen. Jaap was zeer gesloten, zei geen woord meer dan strikt nodig was, leefde zeer ingetogen, had weinig be hoeften, doch droeg het hart hoog. Frans daarentegen was inderdaad een vrolijke Frans. Hij ging met de kleinere boeren en de arbeiders als met zijn ge lijke om en was een graag geziene gast in „Het Baarsje". Vader had destijds Frans eens gepolst wat zijn plannen ei genlijk waren en hier en daar reeds naar een geschikte partij uitgekeken. Het was wel niet zo moeilijk een flinke boeren dochter te vinden, maar hem tevens aan land en een bedrijf te helpen, dat was minder eenvoudig. Het was nu eenmaal zo, dat er in verhouding veel te veel boerenzoons werden geboren. Er was bij lange na geen land genoeg om ze allemaal op een eigen bedrijf te zetten, er werd toch al genoeg land ver snipperd. Voor alle boerderijen was steeds wel een opvolger beschikbaar en wanneer al eens een plaatsje vrij kwam, was dit een zeldzaamheid en meestal was de oorzaak hiervan slecht beheer en ge dwongen verkoop. In de omgeving was in elk geval niets vrij en hij had daarom al eens in de naburige dorpen rondge neusd. Frans, die hiervan geheel onkundig was, had intussen reeds veel dichter bij huis rondgekeken en was op zekere dag met een geheel uitgewerkt plan voor de kcmvG LUREX GEEFT GLANS AAN ONZE KLEDING Goud is het symbool van weelde en rijkdom. Sinds onheugelijke tijden heeft men er dan ook naar gestreefd kleding stoffen een rijkere indruk te geven door middel van gouden en zilveren draden. De Babyloniërs waren meesters in het borduren met goud- en zilverdraad. Zij gaven hun kunst door aan de Assyriërs en de Perzen. Agrippina, de gemalin van de Romeinse keizer Claudius, droeg zelfs een geheel uit gouddraad vervaardigd kleed. Aan het maken van deze wel zeer kostbare metaaldraden zat echter nogal wat vast. Men begon met het plathame- ren van goud tot zeer dunne platen, waarvan dan draden werden gesneden. Deze draden werden dan met zeer groot vakmanschap door de stoffen gewerkt. Het spreekt welhaast vanzelf, dat dit een zeer dure werkwijze was met een kostbare grondstof. Alleen de zeer wel- gestelden konden zich in goud hullen. Daarom ging men werken met imitatie goud- en zilverdraad, waarvan de duur zaamheid echter niet zo groot was. Voor feestelijke kleding werden de met imita- tie goud- en zilverdraad doorweven stoffen veel gebruikt, alhoewel ook velen het gebruik van dergelijke stoffen niet j aandorsten. Een metaaldraad die niet kan oxy deren. In 1946 werd in Cleveland in de Ame rikaanse Staat Ohio metaaldraad op de markt gebracht dat niet kan oxyderen. Dit draad blijft onder alle omstandighe den zijn schittering behouden. Nu twee jaar geleden werd in Amsterdam begon- nen met de produktie voor geheel Euro pa van deze glinsterende garens, die men lurex noemt. Vele binnenlandse en buitenlandse fabrikanten verwerken de ze garens. Wat is lurex? Lurex bestaat uit een laagje alumini um tussen twee dunne laagjes sterk en doorschijnend plastic film. Deze bescher mende plastic-laagjes zijn door kleefstof aan het aluminium verbonden. De kleef stof benadeelt in geen enkel opzicht de doorzichtigheid en de heldere glans. Doordat het materiaal luchtdicht tussen deze twee plasticlaagjes zit opgesloten kan het niet oxyderen, is het met andere woorden vocht-, warmte- en kleurbe- j stendig. Stoffen waarin lurex is ver werkt kunnen dan ook op de gewone wijze worden gewassen en gestreken. In vele tinten en voor vele doeleindën. Lurex komt niet alleen voor in goud en zilver, maar ook in pasteltinten, in alle mogelijke fantasiekleuren (ook zwart) en in een veelkleurig effect. Het doet een beetje denken aan raffia, echter 1 glimt het iets meer. Het kan worden toegepast zowel in ketting als inslag van de meeste stoffen zoals wol, katoen, zijde en synthetische materialen. Het wordt ook verwerkt in badpakken, stola's, schoenen, tasjes, galons en zelfs in meubelbekleding en gordijnstoffen. Zo'n schitterend draadje geeft glans aan onze kleding, al is het dan niet alles goud wat er blinkt. dag gekomen. Gerda moest een kind van hem krijgen, had hij zijn vader openhar- I tig verteld. Gerda was de nieuwe meid, I die pas een paar maanden op de boerderij in dienst was, ter vervanging van de oude meid, de vrouw van ouwe Gerrit, de vaste knecht, die in het bij de hoeve behorende huisje woonde. Het resultaat van het korte en krachtige onderhoud tussen Frans en zijn vader was geweest, dat Frans en Gerda zouden trouwen en in het huisje van Gerrit trekken. Gerrit werd zoetjes aan toch ook te oud. Vader zou voor Gerrit en zijn vrouw een woning in het dorp zoeken, dat kon hij als dia ken best voor elkaar krijgen. Bij de notaris werd alles behoorlijk be schreven. Frans zou het huisje met twee blokken weiland in erfpacht krijgen, be nevens een som geld om een veehandel te beginnen. Hij had dan voldoende wei land om een paar koeien te houden. Het huisje was tamelijk ruim en kon in de zelfde staat blijven, alleen moesten er stallen en een schuur voor het gerei worden gebouwd en er moest een berg komen. Broer Jaap, die reeds lang met het plan rondliep met de bruidschat van zijn vrouw enige vernieuwingen aan te bren gen, besloot deze gelegenheid aan te grijpen zelf een moderne voorraadschuur en een hooiberg te laten zetten. De oude berg en schuur konden mooi op het nieuwe erf van Frans opgetrokken worden. Zo was dan besloten, maar er waren eerst nog wel wat harde woorden gevallen voor het zover was. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1957 | | pagina 4