Gijs de Peur
AMSTEL
DE REDDINGBOOT
(Vervolg)
In dit jubileumjaar treden twee dingen
op de voorgrond. Allereerst vond in het
zelfde jaar te Londen een Internationale
Conferentie plaats, waaraan door colle
ga's uit vele landen werd deelgenomen.
De uitwisseling van ervaringen werd zó
belangrijk geacht, dat besloten werd in
het vervolg om de vier jaar een bijeen
komst te houden van alle deskundigen
op het gebied van het kustreddingwezen.
Ons reddingwezen werd hierdoor mede
betrokken in de internationale sfeer.
Voorts begon in het jubileumjaar een
periode van grote activiteit. Voer men
vroeger met primitieve reddingboten de
branding tegemoet, een jonger geslacht
deed zulks met dezelfde onverschrokken
heid met de motorreddingboten, waarvan
de eerste in 1907 in dienst was gesteld.
Doch er volgden er meer. In november
1924 beschikten Scheveningen, Den Hel
der, Terschelling, Rottumeroog en Har-
lingen over een motorreddingboot, ter
wijl te De Cocksdorp de eerste motor-
strandreddingboot van het z.g. Deense
type was gestationneerd. Alle overige
stations moesten zich nog met roeired-
dingboten tevreden stellen, zij het ook,
dat op sommige plaatsen het vervoer van
de reddingboten door tractoren van de
paarden werd overgenomen. In 1927
kwam de „Insulinde" gereed, een mo
derne, zelfrichtende motorreddingboot,
voorzien van het beste reddingmateriaal
ter wereld, die werd gestationneerd te
Oostmahorn. Steeds meer motorredding
boten werden gestationneerd, schepen,
wier namen begrippen zijn geworden.
Wie onzer heeft er nooit gehoord van de
„Brandaris", de „Neeltje Jacoba", de
„Dorus Rijkers"?
Is het u bekend, dat ons reddingwezen
in het buitenland een zo voortreffelijke
reputatie had en heeft, dat de Directeur
van de N.Z.H.R.M. in 1927 twee maanden
lang de Turkse reddingstations afreisde
om adviezen te geven omtrent het uit
voeren van verbeteringen?
En grote redders hebben wij eveneens
gehad en bezitten wij gelukkig nog!
Noemt u ze maar: Dorus Rijkers, één der
bekwaamste redders, de man, naar wien
een reddingboot is genoemd en wiens
daden door het Helden der Zeefonds
„Dorus Rijkers" in herinnering worden
gehouden. Mees Toxopeus, Jan Cupido,
de „reus der gronden", Coen Bot en zo
vele anderen!
Wij verplaatsen ons naar september
1939. De oorlog breekt uit. Hoe de red
dingboten te beschermen tegen beschie
ting door schepen of vliegtuigen? Want
oorlog of geen oorlog, de reddingboten
blijven varen, dat stond vast! Zo nodig
zou men de gevaren van mijnen, grond-
zeeën, bombardementen e.d. blijven trot
seren om het menslievende beginsel van
de N.Z.H.R.M. hoog te houden.
De oorlogstijd, hoewel niet gemakke
lijk vanwege de Duitse pressie, is de
NIEUWE AVONTUREN VAN PIMBA
kwam er een troep olifanten
De panter heft zijn kop op en wordt
onrustig. Pimba tuurt en tuurt, maar
kan nog niets ontdekken. Dan verdwijnt
de panter met grote sprongen tussen
de bomen. Het gerucht wordt luider en
luider. Het gaat over in gedreun, dat
gepaard gaat met het geluid van bre
kende takken en woest gebrul. Pimba
siddert: het is een kudde olifanten
Daar komen ze, een woeste horde, die
in een wilde ren alles verplettert wat
in de weg komt. Als razenden tieren de
zware kolossen door het dichte woud,
heesters en jonge bomen vertrappend,
rukkend aan de lianen, waarin zij ver
strikt dreigen te raken. Maar tegen dit
geweld is niets bestand. Zelfs grote
bomen bezwijken en vallen ter aarde.
Als zijn boom onder de voet wordt ge
lopen, is hij verloren. Bari klemt zich
in doodsangst aan zijn vriendje vast.
Nu zijn de voorsten vlak bij!
FEUILLETON
door J. G. J. Bax
12. Er waren protestvergaderingen uit
geschreven, die echter geen succes had
den opgeleverd, daar geen wetsartikel
boer Roodzand het volgen van de kortste
weg zo van de koe in de melkkan ver
bood. Men had ten slotte berust en het
was nogal meegevallen. Boer Roodzand
had in gedachten reeds stromen melk
naar de toekomstige bewoners zien
vloeien en was een der ijverigste voor
standers geweest van de nieuwe villa
wijk.
De Maria-hoeve en de boerderij van
Vermeulen lagen in dezelfde polder. Het
waren merendeels veeboeren, gemengde
bedrijven, zoals „Hoop vleit den Land
man" waren er maar een paar. De Ver-
meulens stamden uit een oud boerenge
slacht; door spaarzaamheid en vlijt,
maar meer nog door gunstige huwelij
ken, gunstig zowel geografisch als finan-
ciëel was het bezit steeds uitgebreid, zo
dat de tegenwoordige boer één der rijk
ste boeren uit de omtrek kon worden
genoemd, en „Hoop vleit den Landman"
als het grootste bezit bekend stond.
Toen de oude Vermeulen stierf, waren
er drie kinderen.
Twee zoons, de oudste Jaap en zijn
ongeveer een jaar jongere broer en een
dochter. Jaap was getrouwd met Aartje,
ae dochter van een rijke boer uit een
naburig dorp, eveneens uit een oud
boerengeslacht stammend. Als bruid-
N.Z.H.R.M. toch Goddank zonder verlies
van reputatie doorgekomen. Van 3 sep
tember 1939 tot 5 mei 1945 voeren de
reddingboten, wier Rode Kruis-karakter
door de oorlogvoerende partijen werd
erkend, niet minder dan 480 keer uit en
werden 858 schipbreukelingen en vliegers
van uiteenlopende nationaliteit behouden
binnengebracht. Drie keer slechts werd
een reddingboot beschoten zonder dat
hierbij iemand werd getroffen.
Eén motorreddingboot, „de Zeemans-
hoop", gestationneerd te Scheveningen,
verdween op 14 mei 1940 met vier stu
denten en veertig Joodse vluchtelingen
naar zee. Engeland werd bereikt: de
„Zeemanshoop" trad in marinedienst om
in augustus 1945 lelijk gehavend in ons
land terug te keren. Ook de „Joan Hod-
shon", die in april 1945 vanuit De Cocks-
aorp naar Engeland was overgestoken
cm aldaar hulp te gaan vragen voor de
op Texel tegen de Duitsers in opstand
gekomen Russen, keerde behouden terug,
doch moest direct in reparatie worden
genomen.
Laten wij, na nog alleen te hebben ver
meld, dat Den Helder in de oorlogsjaren
ons drukste reddingstation was, deze
donkere periode verder laten rusten.
Na de oorlog verhoogden met name
allerlei mijnen, zoals de anti-invasiemij-
nen, waarvan er duizenden dicht onder
de wal lagen, het gevaar voor onze vis
sersvaartuigen en onze reddingboten. On
gelukken bleven dan ook niet uit. Ook de
opruimingswerkzaamheden van de Ko
ninklijke Marine konden niet altijd mijn-
ontploffingen van schepen verhinderen!
En dan traden onze 'reddingboten, als het
maar even mogelijk was, op, om de red
dende hand te bieden.
In 1947 herleefde ook het contact met
de buitenlandse collega's. In dat jaar
vond de eerste na-oorlogse Internationa
le Conferentie te Oslo plaats.
In de periode, liggende tussen 1947 en
heden, hebben onze reddingboten her
haaldelijk van zich doen spreken. Ver
schillende reddingen werden in die pe
riode uitgevoerd. Men denke b.v. aan de
werkelijk unieke prestatie van schipper
D, Tot en zijn mannen, die tijdens de
orkaan van 1 maart 1949 (toen 9 schepen
in moeilijkheden raakten voor onze kust!)
met de „Brandaris" 26 Polen van het op
Terschellinger gronden gebroken Poolse
stoomschip „Katowice" veilig aan land
brachten. Voor dit feit ontving schipper
Tot de hoogste onderscheiding, n.l. de
grote gouden medaille der N.Z.H.R.M.
Op 11 november 1949 bestond de
N.Z.H.R M. 125 jaar.
Opnieuw trokken de „helden der zee"
op naar de Haagse Riddenzaal, opnieuw
werd hun lof toegezwaaid.
Maar hoogmoedig zullen deze mannen
„met zout in het bloed en avontuur in
het gebeente", die uit zuivere naasten
liefde hun leven wagen voor anderen,
nooit worden Ik heb eens zo'n mensen
redder gesproken; zijn borst was behan
gen met vele medailles, gekregen van
alle mogelijke landen. Of hij trots was?
Hij werd kwaad als je er op zinspeelde.
Hij had met Gods hulp zijn menselijke
plicht gedaan en daarmee uit. Sindsdien
heb ik voor die stoere kerels grote eer
bied gekregen. Als ik me in stormnach
ten nog eens lekker omdraai in mijn
warme bed, staan de dappere kerels van
de reddingboten langs onze gehele kust
gereed om bij het eerste sein, bij de eer
ste lichtkogel zee te kiezen, teneinde
doorgaans met gevaar voor eigen leven,
hulp te bieden aan in nood verkerende
schepen.
En wat zou er van deze voornemens,
deze bereidheid terecht komen, als wij
niet de beschikking hadden over een
goed uitgerust reddingwezen? Daarom
verdient de N.Z.H.R.M., die naast haar
Rotterdamse „collega", op zo voortreffe
lijke wijze dit reddingwezen organiseert,
ons aller sympathie en steun. Immers, zit
niet, hoe men het ook draait en keert, de
liefde voor de zee ons in het bloed?
Heeft Nederland niet aan de zee zijn
grootheid te danken? En wat komt er te
recht van zeevaart zonder goed uitgerust
reddingwezen?
Er is in de achter ons liggende 125 ja
ren veel veranderd. Het tijdperk der
roeireddingboten is voorbij; de motor
heeft gezegevierd, de radio-telefonie ver
vult thans een onmisbare functie, kort
om de N.Z.H.R.M. is een modern, tech
nisch bedrijf geworden, doch de jonge
garde redders doet voor de oude niet
onder. Er schuilen grote krachten onder
ons volk, laat ons daar dankbaar voor
zijn. Zij zullen de reputatie, welke ons
reddingwezen heeft, onverzwakt kunnen
schat had zij een aardig spaarbankboekje
meegebracht, waarop zeker evenveel
prijs gesteld werd als op een stuk land.
Land had de oude Vermeulen nu ge
noeg en verdere uitbreiding zou voor 'n
goed beheer zelfs niet gewenst zijn. De
oude Vermeulen stond bij alle rijkdom
en macht toch met beide benen op de
grond en hij had tijdig ingezien, dat het
bij de heersende crisis op landbouwge
bied, met als gevolg hiervan zeer in
grijpende regeringsmaatregelen, zoals
teeltbeperking, invoerrechten, steun enz.
geen kwaad kon, wat liggende gelden
ter beschikking te hebben.
Het goed was altijd onbezwaard ge
weest en het was een stilzwijgende be
lofte voor elke nieuwe opvolger er voor
te zorgen, dat het zo bleef. Deze traditie
had men tot nu kunnen handhaven en
het gold als de bekroning van een goed
gevoerd beheer, wanneer de tijdelijke
bezitter dit weer onbelast aan zijn op
volger kon overdragen. Het was echter
trots alleen niet die de boeren van „Hoop
vleit den Landman" er van weerhouden
had geld op het bezit op te nemen. Van
rentebetaling hadden alle Vermeulens 'n
hartgrondige afkeer, die door overerving
tot een zware angst was geworden.
De dochter Adri was geen boerin ge
worden, maar getrouwd met een graan
handelaar en woonde in een dorp verder
op aan de rivier. Jaap de oudste zoon,
was een Vermeulen in hart en nieren,
even trots en sluw als zijn vader en na
diens dood al spoedig evenals deze wet
houder en lid van de kerkeraad gewor
den. Terwijl hij tevens in het polderbo-
SCHAPENBOER IN AUSTRALIË
De heer C. Roeper, secretaris van het
Texels Schapenstamboek in Noordhol
land, zond ons onderstaand artikel, ge
schreven door een Noordhollandse emi
grant, die van huis uit geen boer was,
maar in zijn nieuw vaderland blijkens dit
relaas zijn toekomst in het schapenbe-
drijf hoopt te vinden.
Deze jonge emigrant schrijft:
We zitten nu een maand of vijf op het
platteland van Australië. Eerst zijn we
7 weken op een schapenfarm van plm.
2500 ha., met 5000 schapen en 150 vlees
koeien geweest. De eigenaar van de farm
had zijn opleiding (plm. 30 jaar geleden)
genoten voornamelijk van Duits Austra
liërs, wat betekent, dat het voor hem
ideaal was zichzelf te bedruipen, juist
zoals het hem geleerd was. 100 kippen
houden om levensmiddelen te kunnen ko
pen, 7 melkkoeien, een kruising van Pole,
Hereford, Yersey en Fries, om boter en
zo te bekostigen. Ze stuurden de room
naar de fabriek en kochten boter terug.
En dan zelf het voer voor de beesten
verbouwen natuurlijk. Het werk voor mij
bestond behalve het melken en de repa
ratie, uit: omheiningen nazien, konijnen
vangen en het belangrijkste schapen-
werk, zoals rotkreupel behandelen. Het
was een nat jaar geweest, dus veel voet-
rot en dan het z.g. cratchen d.i. het rond
de staart schoon knippen voor het sche
ren. De schapen hier hebben geen staart.
In het najaar hier als de lammeren iets
groter zijn, worden de staarten eraf ge
knipt met een tang en tevens worden de
mannelijke lammetjes gecastreerd. Op
sommige bedrijven gebeurt dit door mid
del van rubber ringen. Alleen petlamps,
dit zijn lammetjes die met de fles wor
den grootgebracht houden hun staart. De
reden hiervan is dat zelfs als petlambs
worden verkocht men wil weten wat de
werkelijk petlamps zijn. Ze breken n.l.
door iedere omheining en proberen altijd
weer de plaats terug te vinden waar ze
opgegroeid zijn. We hadden daar de fine
merino come back. Wat betekent, eerst
raszuivere merino's daarna kruisen met
b.v. coridaele en daarna terug kruisen
met merino. Het voordeel is dat de
en willen handhaven!
En laten wij vooral de vrouwen en
moeders onzer reddingbootbemanningen
niet vergeten. Ook zij dienen met ere te
worden genoemd. Was menige storm
nacht voor hen niet een zware beproe
ving?
Veel geld is nodig om de N.Z.H.R.M.-
organisatie behoorlijk te laten function-
neren Wist U, dat met de instandhou
ding van haar 26 reddingstations en uit
kering van pensioenen en gratificaties
aan oud-redders jaarlijks een bedrag van
300.000,gemoeid is?
Reeds 125 jaar is de N.Z.H.R.M. erin
geslaagd zonder Staatssubsidie, dus uit
sluitend drijvende op vrijwillige bijdra
gen, haar taak te verrichten. Moge dit zo
blijven!
Ook is de N.Z.H.R.M., teneinde met
name de jeugd offervaardig te maken, 'n
reddingboot-offerbusjes-actie begonnen
Moge ook deze actie slagen! Want het
aantal „redders aan de wal" is nog veel
te klein!
En wist U, dat wij, Nederlanders, per
jaar, per man en per hoofd, één cent
voor ons reddingwezen over hebben?
Klinkt dat, als we bedenken, dat deze be
dragen in Engeland en Noorwegen resp.
7V2 en 14 cent zijn, niet beschamend?
Ja, plicht is plicht en daarom varen de
reddingboten.... Alles goed en wel!
Maar wil onze „brandingweer" blijven
behoren tot de instellingen, waarop iede
re landgenoot met recht trots kan zijn,
dan zal het georganiseerde reddingwezen
zich gedragen moeten weten door de
ruggesteun van - als het even kan - alle
landgenoten!
Het werk, dat onze redders uit liefde
tot hun naaste verrichten, de reputatie,
welke zij ons Nederlandse reddingwezen
hebben helpen bemachtigen en de moei
zaam opgebouwde doch dan ook voor
treffelijke reddingstations langs onze
kust zijn dit zeker waard!
Als straks bij het stormgetij de red
dingboten weer zee kiezen om de eenvou
dige reden, dat het moet, moge het dan
zo zijn, dat wij allen als „redders aan de
wal" de reddingspogingen volgen, in het
besef, dat wij ons niet hebben onttrokken
aan de nationale plicht, welke rust op 'n
volk, dat zijn historie verstaat!
En is het reddingwerk voor ons geen
erezaak geworden?
stuur zat.
Hij was zonder morren met zijn vrouw
Aartje in het huwelijk gestapt, een hu
welijk, dat door de wederzijdse ouders
was voorbereid tot meerdere glorie van
„Hoop vleit den Landman". Het was 'n
gelukkig huwelijk geworden, een rustig
geluk, gebaseerd op wederkerig begrip
en liefde voor het bedrijf. Van vurige
liefde of brandende hartstocht was
nooit sprake geweest, wel van vriend
schap en vertrouwen. Liefde gevoelden
zij voor de grond en de beesten en de
enige hartstocht die zij kenden was hun
werk in het belang van de hoeve. Zo
was het goed, een huwelijk zoals elke
rechtgeaarde boer het maar voor zijn
kinderen kon wensen en waarvan de
oude Vermeulen nooit spijt had gevoeld.
Het was moeilijker geweest Frans een
behoorlijke toekomst te verzekeren. Het
was een uitgemaakte zaak, dat maar één
jongen de hoeve kon krijgen, één baas
was een vaste boerenwet. En deze was
heel anders van aard, veel minder ge
hecht aan traditie en bodem. Als kind
reeds was hij veel levenslustiger, minder
gesloten. Hij deed zijn werk als boeren
knecht als de anderen, had geen eerzucht
en voelde zich helemaal niet boven de
anderen verheven.
Toen zijn broer trouwde en de leiding
van het bedrijf in handen nam, voerde
hij de bevelen van hem zonder tegen
spraak uit, niet omdat hij zich de min
dere voelde of het gezag van Jaap zon
der meer erkende, maar omdat het hem
koud liet. Het werk op de hoeve moest
gedaan worden en daarmee uit. Wrij-
schapen groter zijn, sterker dus meer
weerstand hebben plus meer wol. Het
land bestaat hier voor het grootste deel
uit zand en grind met een bovenlaag van
klei. De watervoorziening is of beken of
een rivier, of gegraven kommen, soms
opgepompt water, d.m. van windmolens.
Het vee is het hele jaar buiten en al
leen in de droge zomers wordt het met
hooi bijgevoerd. Het hooi wordt meestal
in balen geperst. De koeien worden spe
ciaal gehouden om alles wat de schapen
laten staan op te vreten. Dus na de scha
pen komen er altijd koeien op een stuk
land (paddock).
Nu zit ik op een farm 500 ha., 2400
schapen, 130 vleeskoeien, waarvan onge
veer de helft stamboekvee is (Shorthorn).
De vleeskoeien zijn herfords. De schapen
zijn coridaels, groter dan merino's maar
de wol is van mindere kwaliteit. De ge
schoren wol wordt ter plaatse gekeurd
en gesorteerd (door de wool-classer); er
zijn ongeveer 12 soorten wol en dan na
tuurlijk nog de wol van de nek, poten,
buik en kop. Na het scheren krijgen alle
schapen een bad (op sommige bedrijven
een douche) o.a. tegen vlooien, larven en
parasieten. Het opdrijven van de schapen
geschiedt met behulp van honden. Kei-
pier rood en zwart, border, collier of een
kruising daarvan. Het land hier is vrij
heuvelachtig en wordt doorsneden door
drie kreken en bestaat uit zware klei.
Dus 's winters nat, zomers droog. Er be
staat op dit bedrijf niet zo zeer een ko-
nijnenplaag. (te dicht bij een stad enz.).
Maar op onze vorige plaats was het heel
erg. 7 konijnen eten evenveel als 1 schaap
en verwoesten ontzettend veel grond en
vermenigvuldigen zich erg snel. Met spe
ciale konijnenhonden wordt er veel jacht
op gemaakt en door middel van myxo-
matose en vergif wordt veel aan de ver
delging gedaan.
Een ander groot gevaar voor de scha
penteelt zijn de honden. Hier worden in
de zomer alle vreemde loslopende hon
den zonder pardon neergeschoten want
ze verscheuren vaak ettelijke schapen.
In Queensland wordt een intensieve jacht
gemaakt op de dingo, een verschrikkelij
ke schapenverscheurder. Ze komen in
Victoria en Nieuw Z. Wales bijna niet
voor. Dit, dank zij de speciale afscheiding
tussen deze streken. Een 1,80 meter hoge
omheining met speciale hekken over de
wegen. Maar op het ogenblik is het ge
vaar voor dingo's weer erg groot, want
de omheining is verbrand. Het is hier n.l.
zo verschrikkelijk droog en heet in de
zomer, dat ontzettend gemakkelijk brand
uitbreekt. Er is bijna geen water en de
gumtrees (euscalyptus) wat een soort olie
is, die ze daardoor ontzettend brandbaar
rraken. Overal staan verspreide bomen,
dus pracht fakkels. Ze proberen wel
brandgangen te maken en hebben specia
le brandwachten, vliegtuigwaarnemingen
enz., maar elk jaar gaat er ontzettend
veel verloren door brand.
Het scheren gaat natuurlijk electrisch.
Hier komen 2 scheerders, 1 veger, 1 clas-
ser en een wolperser. Een goede scheer
der scheert gemiddeld per dag 150 scha
pen.
Mij werk bestaat voornamelijk uit het
verzorgen van de tuin rond de home
stead. Homestead is misschien nog het
beste vertaald met centraal woonverblijf.
De schuren, stallen en huizen van het
personeel staan namelijk verspreid. Er
is hier nog een man personeel n.l. de
overseeër, soort bedrijfsleider. Alleen in
de drukke tijden komt er wat personeel
(los). Het grote materiaal bestaat hier uit
tractor, werkpaard en wagen en een
rijpaard voor de overseeër.
Op de meeste bedrijven worden uthli-
ties of landrovers gebruikt inplaats van
paarden. Uitgezonderd natuurlijk op de
grote stations in Queensland en het
Nothern territorium, daar gaat nog erg
veel per paard. De afstanden zijn hier
nogal groot en iedereen heeft practisch
een auto. Dit is de reden dat als b.v. de
baas in de scheerscchuur moet zijn hij
per auto gaat plm. 600 meter.
Jaap Schoen,
Hamilton, Victoria, Australia
DIENSTREGELING T.E.S.O.
Werkdagen:
Van Texel: 5.20 7.40 10.30 12.55
15.30 18.10
Van Den Helder: 6.30 9.25 11.40 14.20
16.45 19.35
Op zon- en alg. erk. chr. feestdagen:
Van Texel: 7.45 11.30 16.00 18.20
Van Den Helder: 10.30 12.45 17.20 19.35
ving was er tussen de broers nooit ge
weest maar ook geen vertrouwen of
vriendschap. Zij gingen elkaar niet uit
de weg, zochten elkaar echter evenmin
op, want hiervoor liepen de karakters te
ver uiteen. Jaap was zeer gesloten, zei
geen woord meer dan strikt nodig was,
leefde zeer ingetogen, had weinig be
hoeften, doch droeg het hart hoog.
Frans daarentegen was inderdaad een
vrolijke Frans. Hij ging met de kleinere
boeren en de arbeiders als met zijn ge
lijke om en was een graag geziene gast
in „Het Baarsje". Vader had destijds
Frans eens gepolst wat zijn plannen ei
genlijk waren en hier en daar reeds naar
een geschikte partij uitgekeken. Het was
wel niet zo moeilijk een flinke boeren
dochter te vinden, maar hem tevens aan
land en een bedrijf te helpen, dat was
minder eenvoudig. Het was nu eenmaal
zo, dat er in verhouding veel te veel
boerenzoons werden geboren.
Er was bij lange na geen land genoeg
om ze allemaal op een eigen bedrijf te
zetten, er werd toch al genoeg land ver
snipperd. Voor alle boerderijen was
steeds wel een opvolger beschikbaar en
wanneer al eens een plaatsje vrij kwam,
was dit een zeldzaamheid en meestal was
de oorzaak hiervan slecht beheer en ge
dwongen verkoop. In de omgeving was
in elk geval niets vrij en hij had daarom
al eens in de naburige dorpen rondge
neusd.
Frans, die hiervan geheel onkundig
was, had intussen reeds veel dichter bij
huis rondgekeken en was op zekere dag
met een geheel uitgewerkt plan voor de
kcmvG
LUREX GEEFT GLANS AAN ONZE
KLEDING
Goud is het symbool van weelde en
rijkdom. Sinds onheugelijke tijden heeft
men er dan ook naar gestreefd kleding
stoffen een rijkere indruk te geven door
middel van gouden en zilveren draden.
De Babyloniërs waren meesters in het
borduren met goud- en zilverdraad. Zij
gaven hun kunst door aan de Assyriërs
en de Perzen. Agrippina, de gemalin van
de Romeinse keizer Claudius, droeg zelfs
een geheel uit gouddraad vervaardigd
kleed. Aan het maken van deze wel zeer
kostbare metaaldraden zat echter nogal
wat vast. Men begon met het plathame-
ren van goud tot zeer dunne platen,
waarvan dan draden werden gesneden.
Deze draden werden dan met zeer groot
vakmanschap door de stoffen gewerkt.
Het spreekt welhaast vanzelf, dat dit
een zeer dure werkwijze was met een
kostbare grondstof. Alleen de zeer wel-
gestelden konden zich in goud hullen.
Daarom ging men werken met imitatie
goud- en zilverdraad, waarvan de duur
zaamheid echter niet zo groot was. Voor
feestelijke kleding werden de met imita-
tie goud- en zilverdraad doorweven
stoffen veel gebruikt, alhoewel ook velen
het gebruik van dergelijke stoffen niet j
aandorsten.
Een metaaldraad die niet kan
oxy deren.
In 1946 werd in Cleveland in de Ame
rikaanse Staat Ohio metaaldraad op de
markt gebracht dat niet kan oxyderen.
Dit draad blijft onder alle omstandighe
den zijn schittering behouden. Nu twee
jaar geleden werd in Amsterdam begon-
nen met de produktie voor geheel Euro
pa van deze glinsterende garens, die
men lurex noemt. Vele binnenlandse en
buitenlandse fabrikanten verwerken de
ze garens.
Wat is lurex?
Lurex bestaat uit een laagje alumini
um tussen twee dunne laagjes sterk en
doorschijnend plastic film. Deze bescher
mende plastic-laagjes zijn door kleefstof
aan het aluminium verbonden. De kleef
stof benadeelt in geen enkel opzicht de
doorzichtigheid en de heldere glans.
Doordat het materiaal luchtdicht tussen
deze twee plasticlaagjes zit opgesloten
kan het niet oxyderen, is het met andere
woorden vocht-, warmte- en kleurbe- j
stendig. Stoffen waarin lurex is ver
werkt kunnen dan ook op de gewone
wijze worden gewassen en gestreken.
In vele tinten en voor vele
doeleindën.
Lurex komt niet alleen voor in goud
en zilver, maar ook in pasteltinten, in
alle mogelijke fantasiekleuren (ook
zwart) en in een veelkleurig effect. Het
doet een beetje denken aan raffia, echter 1
glimt het iets meer.
Het kan worden toegepast zowel in
ketting als inslag van de meeste stoffen
zoals wol, katoen, zijde en synthetische
materialen.
Het wordt ook verwerkt in badpakken,
stola's, schoenen, tasjes, galons en zelfs
in meubelbekleding en gordijnstoffen.
Zo'n schitterend draadje geeft glans
aan onze kleding, al is het dan niet alles
goud wat er blinkt.
dag gekomen. Gerda moest een kind van
hem krijgen, had hij zijn vader openhar- I
tig verteld. Gerda was de nieuwe meid, I
die pas een paar maanden op de boerderij
in dienst was, ter vervanging van de
oude meid, de vrouw van ouwe Gerrit,
de vaste knecht, die in het bij de hoeve
behorende huisje woonde. Het resultaat
van het korte en krachtige onderhoud
tussen Frans en zijn vader was geweest,
dat Frans en Gerda zouden trouwen en
in het huisje van Gerrit trekken. Gerrit
werd zoetjes aan toch ook te oud. Vader
zou voor Gerrit en zijn vrouw een woning
in het dorp zoeken, dat kon hij als dia
ken best voor elkaar krijgen.
Bij de notaris werd alles behoorlijk be
schreven. Frans zou het huisje met twee
blokken weiland in erfpacht krijgen, be
nevens een som geld om een veehandel
te beginnen. Hij had dan voldoende wei
land om een paar koeien te houden. Het
huisje was tamelijk ruim en kon in de
zelfde staat blijven, alleen moesten er
stallen en een schuur voor het gerei
worden gebouwd en er moest een berg
komen.
Broer Jaap, die reeds lang met het
plan rondliep met de bruidschat van zijn
vrouw enige vernieuwingen aan te bren
gen, besloot deze gelegenheid aan te
grijpen zelf een moderne voorraadschuur
en een hooiberg te laten zetten.
De oude berg en schuur konden mooi
op het nieuwe erf van Frans opgetrokken
worden. Zo was dan besloten, maar er
waren eerst nog wel wat harde woorden
gevallen voor het zover was.
(Wordt vervolgd)