5
Hoe enige inspiratierijke
Kogenaars de zee ruim 12000
kilo ijzer ontfutselden
Oud en nieuw systeem werkten perfect
Jo of René
De Koog, winter 1958 Met het te
vreden gezicht van een kind, dat nog
even op mag blijven om zijn werkstuk
af te maken, zit de heer G. Dekker, Ou-
deschild, op het Kogerstrand te prutsen
aan een haak, die om een zwaar stuk
ijzer gelegd moet worden. Wij hadden er
een plaatje van moeten maken, maar
(voor het eerst van ons lange leven) had
den wij het flitsapparaat nog in het cen
trum van Texel staan. Dat kwam zo: om
drie uur kregen wij een tip, dat er op
het strand bij De Koog een mooie repor
tage te maken viel, want Nanning en Piet
Kikkert zouden een onderstel van een
rupsbandenwagen uit het zand opgraven.
Door middel van een zeer oud systeem,
dat destijds omstreeks de eeuwwisse
ling met succes door de heer R. Daal
der was toegepast, toen men een scheepje
wilde slopen. (Waarover straks uitvoe
riger).
Om half vier waren wij present. On
derweg was ons reeds een auto met veel
vracht gepasseerd. Gerrit Dekker riep
ons toe, dat wij al een week eerder had
den moeten komen flauwekul en op-
hitserij overigens, want ze waren daags
tevoren met het opruimingswerk begon
nen. U herinnert zich, dat in januari
1946, 's morgens vroeg, een IJmuider
trawler vlak voor De Koog was gestrand
en dat men toen bij de pogingen het
schip vlot te krijgen pas succes oogstte,
toen men op het heldere idee kwam om
het schip vlot te brengen met gebruik
van vier rupsbandenwagens. De smid
kreeg het erg druk, want er moesten
zware ijzeren steunberen vervaardigd
worden. Het plannetje slaagde naar wens
en een half jaar na de stranding liep de
IJmuidenaar olijk de wijde zee in mèt in
z'n kielzog een twaalfduizend kg. mate
riaal in de grond achterlatend. Op dat
moment realiseerde men blijkbaar niet
welk een hinder men later nog eens van
die obstakels zou ondervinden. We zaten
immers nèt achter het oorlogsleed en wie
dacht toen aan de komst van boten vol
oostburen, die als toeristen naar de lage
landse stranden zouden afzakken. Nie
mand zei toen: „Meteen die rommel op
ruimen, later zal dat moeilijker gaan!"
NIEUWE AVONTUREN VAN PIMBA
dat hij een hele dag nodig had
om alles te vertellen
Dat gebeurt. Het is een lange reis,
maar hij is onder veilig geleide. Bari
trekt natuurlijk met hem mee. Of ze dan
helemaal geen avonturen meer mee
maakten onderweg? Ja, dat wel. Op het
schip is Bari, die toen een beetje gewend
was aan reizen op zee, in het topje van
de mast geklommen met de pet van de
kapitein van het schip. Die pet heeft hij
daar opgehangen en Pimba moest het
ding eruit halen. En toen hij op het
paard zat, voor Pimba, wilde hij de
zelfde kunstjes uithalen als op de rug
van Bombas, maar daar was het paard
niet van gediend. Het gooide Pimba en
Bari allebei in het zand. En zo gebeurde
er nog veel meer, voor ze thuis kwamen.
Maar ze kwamen er toch en iederen be
grijpt, dat hij een hele dag nodig had om
alles te vertellen. En Pimba's vader zei,
dat hij er zich dapper doorheen had ge
slagen, maar dat hij nu nooit meer alleen
het bos in mocht. Maar dat geloofde hij
zelf niet.
EINDE
Men had wel iets anders aan het hoofd:
het opruimen van stuk geschoten ge
bouwen, de wederopbouw zelf, de samen
stelling van een nieuwe, zuiver democra
tische gemeenteraad en men was nog
niet eens toe aan het inslaan van keuken
inventaris voor de pensions.
Men had wel iets anders te doen: de
distributiedienst werkte nog op volle
toeren en er verschenen in de Texelaar
opwekkingen om de rattenplaag geza
menlijk te bestrijden („Dood moeten ze,
allemaal!). De boeren wierpen zich met
nieuwe moed op de fok van rundvee,
want de stapel was behoorlijk uitgedund.
Wat de heren Daalder en Maas in die
dagen uitspookten weten wij niet, maar
zeker waren zij toentertijd nog niet bezig
met het uitstappen van het strand om
te kijken hoeveel badhokjes er konden
worden geplaatst. Langzaam herstelde de
wereld zich van de zware strijd op leven
en dood.
Hernieuwde activiteiten
Op alle terreinen herleefde de activi
teit, óók op het terrein van het vreemde
lingenverkeer. In die dagen was niet dè
vraag hoe men gasten kon aantrekken,
maar hoe men de gerechten moest ser
veren, want de keukenkasten vertoonden
overal ernstige leegten. De toenmalige
directeur, de heer Gerritsma, moet toen
voorbeeldig koopmanschap aan de dag
hebben gelegd en uit alle richtingen por-
celein hebben aangetrokken. Men kon
weer beginnen te draaien indien er
toeristen wilden komen. Wel, ze kwamen.
Alle Nederlanders koesterden het verlan
gen er opuit te trekken, het eigen land
weer eens frank en vrij te gaan verken
nen, vooral ook de kust. Men zag er de
fragmenten van de Atlantic Wall, die op
Texel zeker geen zwakke schakel ver-
loonde. Men zag er de wegen naar het
strand en concludeerde, dat die bij alle
narigheid toch nog als een winstpuntje
beschouwd mochten worden.
Allengs kwamen er meer toeristen en
na verloop van tijd kwamen er ook weer
buitenlanders op het eiland. Het toeris
tenverkeer bereikte onder de heer Os
kamp en later onder diens opvolger, de
heer Quint ongekende bloei.
Alles liep weer mee en men was tevre
den, maar.... zoals de heer doktor
Vlimmen zich alsmaar ergerde aan de op
een „c" lijkende ,,g" van „vergift", zo
ergerde de strandexploitanten zich ieder
jaar aan de obstakels bij paal 20, vlak ten
zuiden van het Kogerslag, dat wij tegen
woordig de deftige naam „Badweg" heb
ben gegeven. En waarom niet?? „Die
rommel moet toch nodig opgeruimd
worden, straks raakt een zwemmer er
nog door gewond!" zo werd er gezegd en
iedereen was het met de spreker eens.
Men voelde eens aan de uit het zand
opstekende stukken staal, men wrikte
eraan, maar er kwam geen beweging in.
Een handelaar in oude metalen stapte er
eens belangstellend op af, vooral toen de
prijs van het oude ijzer met sprongen
omhoog ging. Hij nam een schop en ging
eens een paar proefsteken doen, maar
nee, het leek hem te kras. Toen werd be
sloten er een paar waarschuwingsvlag
getjes op te plaatsen. Nou had je zwem
mers, die zo door de zee werden geïmpo
neerd, dat ze de vlaggetjes helemaal uit
het oog verloren. Later, op het strand
gekomen, moesten ze ijlings naar de
fi.H.B.O.-post om zich te laten verbinden.
500,borgstorting
Ieder voorjaar opnieuw behoorde het
plaatsen van rode vlaggetjes op de ob
stakels tot een der routinewerkjes van de
strandexploitanten. Maar dat ging ook
vervelen en toen onlangs het nieuwe
badseizoen weer onder de aandacht werd
gebracht, zei Nanning Kikkert tegen zijn
broer Piet „We moesten die stukken ijzer
en die rupsbandenwagens maar ers op
ruimen!" „Dan zullen we gauw moeten,
want binnenkort vertrek ik immers weer
naar de Franse sneeuwklokjes!" zei Piet.
Nanning nam eens poolshoogte bij de
officiële instanties en na enige missers
schoot hij raak: Domeinen in Alkmaar
vond het best: ruim ze maar op, maar
wacht ers even: eerst vijfhonderd gulden
storten, want je kunt er wel met je eigen
materiaal blijven steken en dan zijn we
nog verder van huis. Maak je schoon
schip, dan krijg je die vijfhonderd gulden
terug".
Nanning vond het misschien wel een
beetje kras en zal wel eerder op enige
stimulans gerekend hebben in de vorm
van een behoorlijke stuiver voor het op
ruimen van het spul, doch Domeinen wij
zigde zijn standpunt niet. Misschien had
den ze daar meteen al door, dat deze
Texelaar vast van plan was om eens te
kijken wie er nou sterker was, hij of het
slappe zand en de vloed incluis.
In De Koog zeiden ze „Nanning Kik
kert is gek, je ken beter je geld in puzzel-
potten steken!" Maar Nanning trok zich
van de publieke opinie weinig of niets
aan.
Hij herinnerde zich immers, dat ze bij
paal 17 omstreeks het jaar 1900 ook een
onmogelijk karwei op een bepaalde ma
nier hadden opgeknapt. De heer R. Daal
der, de bijna 82-jarige vader van de
strandvonder A. Daalder, zou hem wel
kunnen inlichten!
Ze wachtten een gunstige wind af en
togen met enige wagens, trekkers en ge
reedschap naar het strand. Op een der
wagens waren stapels dennenpalen ge
laden, ook lagen er twee scheepsmasten
tussen en voorts een partij lege zakken.
Ze groeven bij laag water een kuil om
een der ijzeren balken, die uit het strand
opstaken. Ze legden de dennenpalen aan
twee kanten van die balk. Ze plantten
die palen een stukje in de grond, zodat
ze schuin naar het luchtruim wezen, als
batterijen van modern oorlogsmateriaal.
Toen werden beunen gemaakt op de in
de lucht priemende paaleinden. Die beu
nen werden verzwaard met zakken zand.
„Hoe bestaat het!"
Toen ze een indrukwekkende partij
zakken op die beunen hadden gelegd vol
trok zich het wonder: de ijzeren balk
kwam omhoog en mèt die ijzeren balk
een rupsbandenwagen. „Hoe bestaat 't!"
riepen er velen, dorpsbewoners, Kogers,
die de kou getrotseerd hadden om eens te
kijken hoe Nanning en Piet dat nou toch
wel uitgedacht hadden.Er ging een
hoeraatje op, zoals ze in die Amerikaanse
woestijn gejuicht zullen hebben, toen de
Alfa 1958 met succes gelanceerd werd.
„Wagentje bij" werd er geroepen en
daar verscheen voornoemde heer Dekker
reeds met een voertuig.
„D'r zit voor ruum drie ton iezer an!"
schatte een Koger knaap. „Ja, op zien
minst!" meende een ander.
„Hij het 't toch maar red" zeiden ze
allemaal.
Inmiddels kwam de zee weer terug als
wilde ze verder succes beletten.
„Morgen maar weer verder!" zei Nan
ning.
De volgende morgen waren er nog veel
meer naar het strand getogen om de
verrichtingen van nabij te kunnen vol
gen. De gebroeders Kikkert waren niet
ontevreden geweest over het succes van
de voorgaande dag, maar dat gesjouw
met die zakken zand en die boomstam
men vonden ze toch wel een beetje te
omslachtig. „We moesten Kees Keijser en
Sieme Jan Witte in de arm nemen, die
voelen ook wel voor een avontuurtje!"
meende Nanning.
Met modern materiaal
Ze troffen het, want beide firma's had
den op die dag weinig te doen. Het was
geen weer om te ploegen en nieuwe par
keerterreinen waren nog niet geprojec
teerd.
Dirk de Braven en Bram Blom vonden
het ook een leuk klussie: ieder klom op
een rupstrekker. Maar er kwjim meer
materiaal: twee trekkers zouden ook
moeten worden ingeschakeld. „We gaan
'm eerst zoveel mogelijk uitgraven" stel
de Nanning voor. „Hoe laat is het laag
water?"
Langzaam week de zee terug: eerst
vloeide ze nog over de kop van de ijze
ren balk, maar allengs kwam er ruimte
tussen het operatieterrein en de zee.
De bulldozer van de firma Witte begaf
zich met kalme gang naar het brand
punt van dit project: de motor ronkte
zwaar en sterk en opeens opende-ie z'n
vizier: een zwaar stuk ijzer, dat meters
zand wegdrukte, zoals een sneeuwploeg
wegen open maakt, maar dan met heel
S.V.O.-nieuws
Het eerste speelt thuis tegen JVC 2,
aanvang 1,30 uur. Adsp. spelen tegen
elkander, 3 uur.
SCHAPEN SLAPEN WEL!
Er is de laatste tijd in wetenschappe
lijke kring nogal eens onenigheid over
het feit of schapen (en koeien) eigenlijk
wel slapen.
Aan de universiteit van Aberdeen heeft
een onderzoek plaats gehad, dat uitwees
dat schapen wel degelijk slapen. De proef
werd genomen met vier makke ooien.
Daarbij bleek, dat als een schaap een
maal vast in slaap is, het helemaal niet
zo gemakkelijk kan worden gewekt. Het
kan worden gefotografeerd, wordt ook
niet wakker door een luid tikkende wek
ker of door het haver, lijnmeel of cho
colade (waar een schaap blijkbaar van
houdt) voor te houden. Zelfs een hond
kreeg een slapend schaap niet direct
wakker.
Het is de eerste keer, dat foto's van
slapende schapen genomen zijn (in totaal
plm. 50).
(Uit „Het Schaap", december 1957)
wat meer kracht. De kuil werd dieper en
dieper. „Mannetje bij om de kattekop
hierheen te sjouwen!" De mannetjes
sjouwden zich krom. De kattekop werd
volgegoten en het zuigsysteem werd toe
gepast. Of het aan de gure strandwind
lag weten wij niet, maar iedereen bleek
bereid vrijwillig de handen uit de mouw
te steken. Boswachter en boomplanter
waren even actief als (bijvoorbeeld) de
heer Reier Daalder, die met een ernstig
gezicht emmertje na emmertje water in
zee leeg mikte. De bulldozer boorde zich
dieper en dieper. Soms dacht je dat ie
zou omslaan, maar een onzichtbare
kracht hield hem steeds staande.
Op het strand lagen twee enorme twee-
poots ruiters, door de dorpssmid met
zwaar ijzer aan elkaar verbonden. Die
zouden bij het losrukken van het te ber
gen materiaal gebezigd moeten worden,
maar men gunde zich ineens niet meer
het geduld om die dingen in te schakelen:
„Nou de kabel eraan en trekken,
kalmpjes aan". Even later trokken twee
trekkers en twee rupsbandenwagens de
kabel strak, maar eer er beweging in het
zand ontstond, brak de stalen kabel als
een strengetje sajet.
Bij maanlicht
Ze waren het er meteen over eens, dat
het op dit manier niet ging. Nog meer
zand werd er weggegraven en toen wer
den de ruiters aangewend. Inplaats van
de kabel werden twee kettingen gebruikt.
De spanning steeg toen de kettingen
strak aangehaald werden. Een der ruiters
sloeg scheef weg tegen de grond, maar
de andere ketting bleef mooi strak ge
spannen en daar gebeurde het: langzaam
aan kwam er beweging in het stuk ijzer,
dat voor onneembaar gehouden was. „Hij
gaat, kalm aan". Ja, het ging en iedereen
DIENSTPLICHT
Uitspraken inzake vrijstelling
De Burgemeester van Texel b:
ter algemene kennis, dat de Ministei
Oorlog omtrent vrijstelling van d
als gewoon dienstplichtige de volg
uitspraken heeft gedaan:
Jacobus Fulgentius Kager, lichting
M.i.v. 6 februari 1958 voor één
vrijstelling van dienst als gewoon di
plichtige verleend wegens aanwezij
van een bijzonder geval, bij beschii
van 3 februari 1958, nr. 38.05.22.207
Tegen elke omtrent vrijsta
gedane uitspraak kan iedere be
hebbende uiterlijk de tiende dag
de dag waarop de uitspraak
algemene kennis is gebracht, in
roep komen. Indien de ingeschre
wie de uitspraak geldt, buiten N
land verblijft, kan. voor zover het
deze in te stellen beroep betreft,
overschrijding van de termijn van
dagen genoegen worden genomen
lang omtrent zodanige overschr
geen beslissing is genomen, wordt
uitspraak na het verloop van de te
van tien dagen als onherroepelijk
schouwd.
Het tot Hare Majesteit de Koninj
richten beroepschrift moet met re<
omkleed zijn en worden ingeleven
afd militaire zaken van de secretan
zer gemeente.
De Koningin beslist op het beroi
een mei redenen omkleed besluit,
de raad van state is gehoord.
Texel, 6 februari 1958.
De burgemeester voornoe:
C. DE KONINI
leefde weer mee. -Zelfs de vrien:
glimlachende maan.
„Waar is nou je flitslicht?" zei Na:
spijtig.
De volgende avond tegen achtei
hij ons opbellen, via „De Toekc
waarin de kansen al dagen tevort
hun voor en tegen waren getoets
„Als je vlug bent, kun je 'm vere
gen!"
Wij zijn opnieuw ingebreke gebl
Texel werd overhuifd door een pot<
mist en daarin speel je met een
lichtje niks klaar. Nanning vond h«
jammer, want „er zit voor ons toe
mooie reclame in" meende hij.
Wanneer U straks bij De Koog c
in wilt, behoeft U niet meer uit te
voor obstakels. Wellicht zullen er
vloed) gasten, oude bekende gastei
die zich verwonderd zullen afvi
waarom de rode vlaggetjes er niet
staan. Dan zullen ze te horen krijge
Nanning en Piet Kikkert die stukke
vaar lij k-scherp ijzer opgeruimd he
Ze zullen zeggen „Hoe bestaat het,
dat zal me een karwei geweest zijr
Dat was het ook, maar als je het
en vakkundig aanpakt, maak je een
de kans op welk terrein dan oo
hier dan de gebroeders Kikkert ei
heren Keijser en Witte op hun exc
terrein!
Ter hoogte van „De Krim" ligt, een kilometer ot vier zee in, het wrak van i
Duitse tankboot, die in 1944 door een geallieerd vliegtuig onder schot genos
werd en na een voltreffer zijn reis moest staken. Destijds ging er nog
eens een Cocksdorper jutter op af, maar de laatste tijd schijnt men het w
met rust te laten. Toch zit er zeker nog sloperswerk genoeg aan. Misschien i
de combinatie Kikkert, Witte, Keijser er nog eens een slaatje uit slaan??
luilleton
deer H. Westenberg
26. „Zeg eens", begint Hans langzaam en
alsof hij spreekt tegen zijn wil: „Zeg
eens, ben jij eigenlijk gelukkig in je
huwelijk?"
Leotine kijkt verbaasd op. Haar armen
-hangen slap naar beneden, in haar groe
ne ogen komt iets als van angst.
„Gelukkig? Tom en ik? O ja, hoe kom
je daar bij?"
„Zo maar toevallig, ik dacht zo
maar". Ze zwijgen beiden.
Hans Eckhart haalt langzaam een si
garet uit zijn koker te voorschijn, draait
ze in gedachten verzonken tussen zijn
vingers en schuift ze tussen zijn lippen;
neemt ze weer tussen zijn vingers en
kijkt gedurende al die tijd niet op.
Leotine heeft zich in een fauteuil laten
glijden. Haar smalle handen hangen slap
over de leuningen, haar lichaam is in
elkaar gezakt.
„Wij hebben alles wat twee mensen
maar kunnen bezittenom gelukkig
te zijn.... uiterlijk tenminste. Maar
wij hebben elkaar niets meer te zeggen.
Tom denkt aan geld en aan carrière ma
ken en is tevreden als zijn zaken goed
gaan. Maar ik? Ik heb naar kinderen ver
langd, drie, vier, voor mijn part nog
meer. Dan pas zou ik mezelf kunnen zijn.
Maar Tom lacht alleen, als ik zoiets zeg
Hij is jaloers.op René zelfs, en
al bij voorbaat op ieder ander kind, dat
ik misschien nog had zullen krijgen. En
dan zegt hij bovendien nog: Veel kinde
ren zijn evenzovele erfgenamen en het
met moeite opgespaarde kapitaal valt
dan weer in stukjes en beetjes uileen".
Hans Eckhart blaast in gedachten ver
zonken de rook van zijn sigaret in de
lucht. „Wat is hij eigenlijk weinig „au
courant!"
Leotine vertrekt haar mond tot een
bittere glimlach. „Dacht je, dat hij zich de
moeite nam om ooit eens over iets anders
dan zijn zaken na te denken. Hij be
schouwt mij immers ook alleen maar als
zijn compagnon".
Dan zwijgen zij weer een lange tijd en
ieder van hen denkt aan Thomas.
In gedachten verdiept loopt Hans naar
het venster en kijkt onwillekeurig naar
buiten.en tot zijn verbazing ziet hij
niemand anders dan Joachim Frank.
Wat wil die jongen hier? Kijk hoe zijn
gezicht tussen de ijzeren stangen van het
hek doorkijkt! Hoe hij het huis van bo
ven tot beneden bekijkt! Zou Leotine
hem weer uitgenodigd hebben en zou hij
ditmaal komen? Maar nee, dan zou hij
het geweten hebben. Of zou hij alleen
gekomen zijn om het huis te bekijken,
waar hij in de toekomst wonen zal?
Instinctief voelt Hans Eckhart dat hij
moet zorgen, dat de jongen daar van
daan komt; Leotine mag hem zo niet zien.
Zij zou hem opnieuw trachten te verlei
den en het ongelijke spel tegenover Hei-
ga vervolgen
Hij trekt haastig 't gordijn dicht, kijkt
met gefingeerde schrik op zijn armband
horloge en keert zich haastig om.
„Ai, het is al bijna drie uur! Ik moet
gaan, we hebben vandaag betaaldag.
„en naar Leotine toelopend: „Blijf zitten,
Tine, ik vind mijn weg alleen wel, en
geef je keukenmeisje een compliment
over de heerlijk poffertjes; ik heb ze nog
nooit zo lekker gegeten! Dus tot morgen
dan!" Een haastige handdruk en weg is
hij.
Als de huisdeur met een zware bons
achter hem dichtvalt en zijn voetstappen
op het grint van het tuinpad kraken, ver
dwijnt de jongen buiten ook.
Die man, die daar het huis uitkomt,
interesseert hem niet. Hij wil die andere
jongen zien, die jongen, waarmee hij ge
ruild moet worden.... Langzaam, met
gebogen hoofd, loopt hij de straat door.
Opeens is er iemand naast hem een
heer. Jo blijft staan, leunt tegen een
tuinhek en kijkt de heer vragend aan.
Maar de heer glimlacht: „Jij bent Joa
chim ,Frank, nietwaar? Was jij op weg
naar de familie Brackwieser?
Jo schudt het hoofd.
„Wat wilde je dan? Je kunt het mij
gerust zeggen! Ik ben de oom van René
Brackwieser".
„Ik wilde de jongen zien, tegen wie ik
verkocht moet worden!" Het komt er met
moeite uit. Tranen verstikken zijn stem.
Dus ze schijnt al met hem gesproken
te hebben, denkt Hans. Maar met welk
een resultaat! Een ogenblik kijkt hij op
Jo neer, zonder te weten wat hij zeggen
moet.
„Weet je wat!" bedenkt hij dan plotse
ling, „stap in mijn auto, dan rijden we
samen een eindje en dan kunnen we eens
verstandig met elkaar spreken. ja?"
Het liefste zou Jo geweigerd hebben
maar autorijden; nee, dat is een beetje te
veel verlangd! „Waarheen rijden we
dan?" vraagt hij wantrouwig.
Hans Eckhardt bedwingt met moeite
een glimlach. „Naar het Menna-café? Een
kopje koffie drinken?" zegt hij zakelijk
alsof hij tot een man spreekt.
De jongen wordt vuurrood. Naar het
Mennacafé? „Nou, voor mijn part dan!"
doet hij onverschillig.
In de wagen komt Hans zo langzamer
hand alles te weten wat hij weten wil.
Dat Helga al gisteren met de jongen ge
sproken had. Dat ze de hele avond over
niets anders gesproken hadden. Maar dat
ze elkaar niet konden begrijpen. Plotse
ling was er een afgrond tussen moeder en
zoon gekomen.
„Zij wil me eenvoudig niet meer heb
ben", zegt de jongen met tranen in de
ogen.
En Hans: „Zij doet alles voor je best
wil!"
Jo kijkt op: „Ze is helemaal anders dan
vroeger. Er is iets met haar. Ze telefo
neert in het geheim met iemand, die ik
niet ken en als ik binnen kom, doet ze
alsof ze verkeerd verbonden is en hangt
ze de hoorn op".
„Zij heeft met mij getelefoneerd!" be
kent Hans ronduit.
Jo kijkt verbaasd op. „Met U? Kent U
haar dan?"
Hans knikt, zonder de jongen aan te
zien: „Ja, heel goed zelfs".
En Jo, verontwaardigd: „Daar heb ik
ook al niets van af geweten! Zij heeft mij
de laatste tijd aldoor beduveld".
„Om jou geen verdriet te doen
nu weet je immers alles! Nu kun j
niets meer verwijten".
„Ik laat mij niet verkopen", m
jongen bitter. Maar nu zijn zij bi
Mennacafé aangekomen, een
opent de poort en zij verdwijnen ii
schaduwrijke tuin. Hans Eckhari
zijn arm om de jongen en breng
naar een tafeltje Er naast zitten ee
tennisspelers, de rackets liggen
stoelen naast hen; ook hun benen
zij over een stoel gelegd. Ander*
memand in de tuin, op het terras
de kellners, de witte servetten ov
arm gevouwen.
Een kameeldrijver biedt vanu
verte zijn diensten aan: Naar de p
den, heren! Naar de pyramiden?
koop met kameel!"
Jo krijgt mokka-ijs, zonder een
te zeggen lepelt hij het naar binni
Hans tracht hem te overtuigen:
moeder heeft volkomen gelijk. Zij
zich helemaal niet aan die ven
maar zij wil hem niet in de weg
Daar, ondanks de romantische
ving, kan de jongen zich niet mei
heersen; „Omdat zij helemaal zijl
der niet is. Daarom! Zij wil mij
Zij heeft niets met mij te maken.
Hans schrikt van zo veel heft
„Wat zeg je daar?"
(Werdt verve