5 Hoe enige inspiratierijke Kogenaars de zee ruim 12000 kilo ijzer ontfutselden Oud en nieuw systeem werkten perfect Jo of René De Koog, winter 1958 Met het te vreden gezicht van een kind, dat nog even op mag blijven om zijn werkstuk af te maken, zit de heer G. Dekker, Ou- deschild, op het Kogerstrand te prutsen aan een haak, die om een zwaar stuk ijzer gelegd moet worden. Wij hadden er een plaatje van moeten maken, maar (voor het eerst van ons lange leven) had den wij het flitsapparaat nog in het cen trum van Texel staan. Dat kwam zo: om drie uur kregen wij een tip, dat er op het strand bij De Koog een mooie repor tage te maken viel, want Nanning en Piet Kikkert zouden een onderstel van een rupsbandenwagen uit het zand opgraven. Door middel van een zeer oud systeem, dat destijds omstreeks de eeuwwisse ling met succes door de heer R. Daal der was toegepast, toen men een scheepje wilde slopen. (Waarover straks uitvoe riger). Om half vier waren wij present. On derweg was ons reeds een auto met veel vracht gepasseerd. Gerrit Dekker riep ons toe, dat wij al een week eerder had den moeten komen flauwekul en op- hitserij overigens, want ze waren daags tevoren met het opruimingswerk begon nen. U herinnert zich, dat in januari 1946, 's morgens vroeg, een IJmuider trawler vlak voor De Koog was gestrand en dat men toen bij de pogingen het schip vlot te krijgen pas succes oogstte, toen men op het heldere idee kwam om het schip vlot te brengen met gebruik van vier rupsbandenwagens. De smid kreeg het erg druk, want er moesten zware ijzeren steunberen vervaardigd worden. Het plannetje slaagde naar wens en een half jaar na de stranding liep de IJmuidenaar olijk de wijde zee in mèt in z'n kielzog een twaalfduizend kg. mate riaal in de grond achterlatend. Op dat moment realiseerde men blijkbaar niet welk een hinder men later nog eens van die obstakels zou ondervinden. We zaten immers nèt achter het oorlogsleed en wie dacht toen aan de komst van boten vol oostburen, die als toeristen naar de lage landse stranden zouden afzakken. Nie mand zei toen: „Meteen die rommel op ruimen, later zal dat moeilijker gaan!" NIEUWE AVONTUREN VAN PIMBA dat hij een hele dag nodig had om alles te vertellen Dat gebeurt. Het is een lange reis, maar hij is onder veilig geleide. Bari trekt natuurlijk met hem mee. Of ze dan helemaal geen avonturen meer mee maakten onderweg? Ja, dat wel. Op het schip is Bari, die toen een beetje gewend was aan reizen op zee, in het topje van de mast geklommen met de pet van de kapitein van het schip. Die pet heeft hij daar opgehangen en Pimba moest het ding eruit halen. En toen hij op het paard zat, voor Pimba, wilde hij de zelfde kunstjes uithalen als op de rug van Bombas, maar daar was het paard niet van gediend. Het gooide Pimba en Bari allebei in het zand. En zo gebeurde er nog veel meer, voor ze thuis kwamen. Maar ze kwamen er toch en iederen be grijpt, dat hij een hele dag nodig had om alles te vertellen. En Pimba's vader zei, dat hij er zich dapper doorheen had ge slagen, maar dat hij nu nooit meer alleen het bos in mocht. Maar dat geloofde hij zelf niet. EINDE Men had wel iets anders aan het hoofd: het opruimen van stuk geschoten ge bouwen, de wederopbouw zelf, de samen stelling van een nieuwe, zuiver democra tische gemeenteraad en men was nog niet eens toe aan het inslaan van keuken inventaris voor de pensions. Men had wel iets anders te doen: de distributiedienst werkte nog op volle toeren en er verschenen in de Texelaar opwekkingen om de rattenplaag geza menlijk te bestrijden („Dood moeten ze, allemaal!). De boeren wierpen zich met nieuwe moed op de fok van rundvee, want de stapel was behoorlijk uitgedund. Wat de heren Daalder en Maas in die dagen uitspookten weten wij niet, maar zeker waren zij toentertijd nog niet bezig met het uitstappen van het strand om te kijken hoeveel badhokjes er konden worden geplaatst. Langzaam herstelde de wereld zich van de zware strijd op leven en dood. Hernieuwde activiteiten Op alle terreinen herleefde de activi teit, óók op het terrein van het vreemde lingenverkeer. In die dagen was niet dè vraag hoe men gasten kon aantrekken, maar hoe men de gerechten moest ser veren, want de keukenkasten vertoonden overal ernstige leegten. De toenmalige directeur, de heer Gerritsma, moet toen voorbeeldig koopmanschap aan de dag hebben gelegd en uit alle richtingen por- celein hebben aangetrokken. Men kon weer beginnen te draaien indien er toeristen wilden komen. Wel, ze kwamen. Alle Nederlanders koesterden het verlan gen er opuit te trekken, het eigen land weer eens frank en vrij te gaan verken nen, vooral ook de kust. Men zag er de fragmenten van de Atlantic Wall, die op Texel zeker geen zwakke schakel ver- loonde. Men zag er de wegen naar het strand en concludeerde, dat die bij alle narigheid toch nog als een winstpuntje beschouwd mochten worden. Allengs kwamen er meer toeristen en na verloop van tijd kwamen er ook weer buitenlanders op het eiland. Het toeris tenverkeer bereikte onder de heer Os kamp en later onder diens opvolger, de heer Quint ongekende bloei. Alles liep weer mee en men was tevre den, maar.... zoals de heer doktor Vlimmen zich alsmaar ergerde aan de op een „c" lijkende ,,g" van „vergift", zo ergerde de strandexploitanten zich ieder jaar aan de obstakels bij paal 20, vlak ten zuiden van het Kogerslag, dat wij tegen woordig de deftige naam „Badweg" heb ben gegeven. En waarom niet?? „Die rommel moet toch nodig opgeruimd worden, straks raakt een zwemmer er nog door gewond!" zo werd er gezegd en iedereen was het met de spreker eens. Men voelde eens aan de uit het zand opstekende stukken staal, men wrikte eraan, maar er kwam geen beweging in. Een handelaar in oude metalen stapte er eens belangstellend op af, vooral toen de prijs van het oude ijzer met sprongen omhoog ging. Hij nam een schop en ging eens een paar proefsteken doen, maar nee, het leek hem te kras. Toen werd be sloten er een paar waarschuwingsvlag getjes op te plaatsen. Nou had je zwem mers, die zo door de zee werden geïmpo neerd, dat ze de vlaggetjes helemaal uit het oog verloren. Later, op het strand gekomen, moesten ze ijlings naar de fi.H.B.O.-post om zich te laten verbinden. 500,borgstorting Ieder voorjaar opnieuw behoorde het plaatsen van rode vlaggetjes op de ob stakels tot een der routinewerkjes van de strandexploitanten. Maar dat ging ook vervelen en toen onlangs het nieuwe badseizoen weer onder de aandacht werd gebracht, zei Nanning Kikkert tegen zijn broer Piet „We moesten die stukken ijzer en die rupsbandenwagens maar ers op ruimen!" „Dan zullen we gauw moeten, want binnenkort vertrek ik immers weer naar de Franse sneeuwklokjes!" zei Piet. Nanning nam eens poolshoogte bij de officiële instanties en na enige missers schoot hij raak: Domeinen in Alkmaar vond het best: ruim ze maar op, maar wacht ers even: eerst vijfhonderd gulden storten, want je kunt er wel met je eigen materiaal blijven steken en dan zijn we nog verder van huis. Maak je schoon schip, dan krijg je die vijfhonderd gulden terug". Nanning vond het misschien wel een beetje kras en zal wel eerder op enige stimulans gerekend hebben in de vorm van een behoorlijke stuiver voor het op ruimen van het spul, doch Domeinen wij zigde zijn standpunt niet. Misschien had den ze daar meteen al door, dat deze Texelaar vast van plan was om eens te kijken wie er nou sterker was, hij of het slappe zand en de vloed incluis. In De Koog zeiden ze „Nanning Kik kert is gek, je ken beter je geld in puzzel- potten steken!" Maar Nanning trok zich van de publieke opinie weinig of niets aan. Hij herinnerde zich immers, dat ze bij paal 17 omstreeks het jaar 1900 ook een onmogelijk karwei op een bepaalde ma nier hadden opgeknapt. De heer R. Daal der, de bijna 82-jarige vader van de strandvonder A. Daalder, zou hem wel kunnen inlichten! Ze wachtten een gunstige wind af en togen met enige wagens, trekkers en ge reedschap naar het strand. Op een der wagens waren stapels dennenpalen ge laden, ook lagen er twee scheepsmasten tussen en voorts een partij lege zakken. Ze groeven bij laag water een kuil om een der ijzeren balken, die uit het strand opstaken. Ze legden de dennenpalen aan twee kanten van die balk. Ze plantten die palen een stukje in de grond, zodat ze schuin naar het luchtruim wezen, als batterijen van modern oorlogsmateriaal. Toen werden beunen gemaakt op de in de lucht priemende paaleinden. Die beu nen werden verzwaard met zakken zand. „Hoe bestaat het!" Toen ze een indrukwekkende partij zakken op die beunen hadden gelegd vol trok zich het wonder: de ijzeren balk kwam omhoog en mèt die ijzeren balk een rupsbandenwagen. „Hoe bestaat 't!" riepen er velen, dorpsbewoners, Kogers, die de kou getrotseerd hadden om eens te kijken hoe Nanning en Piet dat nou toch wel uitgedacht hadden.Er ging een hoeraatje op, zoals ze in die Amerikaanse woestijn gejuicht zullen hebben, toen de Alfa 1958 met succes gelanceerd werd. „Wagentje bij" werd er geroepen en daar verscheen voornoemde heer Dekker reeds met een voertuig. „D'r zit voor ruum drie ton iezer an!" schatte een Koger knaap. „Ja, op zien minst!" meende een ander. „Hij het 't toch maar red" zeiden ze allemaal. Inmiddels kwam de zee weer terug als wilde ze verder succes beletten. „Morgen maar weer verder!" zei Nan ning. De volgende morgen waren er nog veel meer naar het strand getogen om de verrichtingen van nabij te kunnen vol gen. De gebroeders Kikkert waren niet ontevreden geweest over het succes van de voorgaande dag, maar dat gesjouw met die zakken zand en die boomstam men vonden ze toch wel een beetje te omslachtig. „We moesten Kees Keijser en Sieme Jan Witte in de arm nemen, die voelen ook wel voor een avontuurtje!" meende Nanning. Met modern materiaal Ze troffen het, want beide firma's had den op die dag weinig te doen. Het was geen weer om te ploegen en nieuwe par keerterreinen waren nog niet geprojec teerd. Dirk de Braven en Bram Blom vonden het ook een leuk klussie: ieder klom op een rupstrekker. Maar er kwjim meer materiaal: twee trekkers zouden ook moeten worden ingeschakeld. „We gaan 'm eerst zoveel mogelijk uitgraven" stel de Nanning voor. „Hoe laat is het laag water?" Langzaam week de zee terug: eerst vloeide ze nog over de kop van de ijze ren balk, maar allengs kwam er ruimte tussen het operatieterrein en de zee. De bulldozer van de firma Witte begaf zich met kalme gang naar het brand punt van dit project: de motor ronkte zwaar en sterk en opeens opende-ie z'n vizier: een zwaar stuk ijzer, dat meters zand wegdrukte, zoals een sneeuwploeg wegen open maakt, maar dan met heel S.V.O.-nieuws Het eerste speelt thuis tegen JVC 2, aanvang 1,30 uur. Adsp. spelen tegen elkander, 3 uur. SCHAPEN SLAPEN WEL! Er is de laatste tijd in wetenschappe lijke kring nogal eens onenigheid over het feit of schapen (en koeien) eigenlijk wel slapen. Aan de universiteit van Aberdeen heeft een onderzoek plaats gehad, dat uitwees dat schapen wel degelijk slapen. De proef werd genomen met vier makke ooien. Daarbij bleek, dat als een schaap een maal vast in slaap is, het helemaal niet zo gemakkelijk kan worden gewekt. Het kan worden gefotografeerd, wordt ook niet wakker door een luid tikkende wek ker of door het haver, lijnmeel of cho colade (waar een schaap blijkbaar van houdt) voor te houden. Zelfs een hond kreeg een slapend schaap niet direct wakker. Het is de eerste keer, dat foto's van slapende schapen genomen zijn (in totaal plm. 50). (Uit „Het Schaap", december 1957) wat meer kracht. De kuil werd dieper en dieper. „Mannetje bij om de kattekop hierheen te sjouwen!" De mannetjes sjouwden zich krom. De kattekop werd volgegoten en het zuigsysteem werd toe gepast. Of het aan de gure strandwind lag weten wij niet, maar iedereen bleek bereid vrijwillig de handen uit de mouw te steken. Boswachter en boomplanter waren even actief als (bijvoorbeeld) de heer Reier Daalder, die met een ernstig gezicht emmertje na emmertje water in zee leeg mikte. De bulldozer boorde zich dieper en dieper. Soms dacht je dat ie zou omslaan, maar een onzichtbare kracht hield hem steeds staande. Op het strand lagen twee enorme twee- poots ruiters, door de dorpssmid met zwaar ijzer aan elkaar verbonden. Die zouden bij het losrukken van het te ber gen materiaal gebezigd moeten worden, maar men gunde zich ineens niet meer het geduld om die dingen in te schakelen: „Nou de kabel eraan en trekken, kalmpjes aan". Even later trokken twee trekkers en twee rupsbandenwagens de kabel strak, maar eer er beweging in het zand ontstond, brak de stalen kabel als een strengetje sajet. Bij maanlicht Ze waren het er meteen over eens, dat het op dit manier niet ging. Nog meer zand werd er weggegraven en toen wer den de ruiters aangewend. Inplaats van de kabel werden twee kettingen gebruikt. De spanning steeg toen de kettingen strak aangehaald werden. Een der ruiters sloeg scheef weg tegen de grond, maar de andere ketting bleef mooi strak ge spannen en daar gebeurde het: langzaam aan kwam er beweging in het stuk ijzer, dat voor onneembaar gehouden was. „Hij gaat, kalm aan". Ja, het ging en iedereen DIENSTPLICHT Uitspraken inzake vrijstelling De Burgemeester van Texel b: ter algemene kennis, dat de Ministei Oorlog omtrent vrijstelling van d als gewoon dienstplichtige de volg uitspraken heeft gedaan: Jacobus Fulgentius Kager, lichting M.i.v. 6 februari 1958 voor één vrijstelling van dienst als gewoon di plichtige verleend wegens aanwezij van een bijzonder geval, bij beschii van 3 februari 1958, nr. 38.05.22.207 Tegen elke omtrent vrijsta gedane uitspraak kan iedere be hebbende uiterlijk de tiende dag de dag waarop de uitspraak algemene kennis is gebracht, in roep komen. Indien de ingeschre wie de uitspraak geldt, buiten N land verblijft, kan. voor zover het deze in te stellen beroep betreft, overschrijding van de termijn van dagen genoegen worden genomen lang omtrent zodanige overschr geen beslissing is genomen, wordt uitspraak na het verloop van de te van tien dagen als onherroepelijk schouwd. Het tot Hare Majesteit de Koninj richten beroepschrift moet met re< omkleed zijn en worden ingeleven afd militaire zaken van de secretan zer gemeente. De Koningin beslist op het beroi een mei redenen omkleed besluit, de raad van state is gehoord. Texel, 6 februari 1958. De burgemeester voornoe: C. DE KONINI leefde weer mee. -Zelfs de vrien: glimlachende maan. „Waar is nou je flitslicht?" zei Na: spijtig. De volgende avond tegen achtei hij ons opbellen, via „De Toekc waarin de kansen al dagen tevort hun voor en tegen waren getoets „Als je vlug bent, kun je 'm vere gen!" Wij zijn opnieuw ingebreke gebl Texel werd overhuifd door een pot< mist en daarin speel je met een lichtje niks klaar. Nanning vond h« jammer, want „er zit voor ons toe mooie reclame in" meende hij. Wanneer U straks bij De Koog c in wilt, behoeft U niet meer uit te voor obstakels. Wellicht zullen er vloed) gasten, oude bekende gastei die zich verwonderd zullen afvi waarom de rode vlaggetjes er niet staan. Dan zullen ze te horen krijge Nanning en Piet Kikkert die stukke vaar lij k-scherp ijzer opgeruimd he Ze zullen zeggen „Hoe bestaat het, dat zal me een karwei geweest zijr Dat was het ook, maar als je het en vakkundig aanpakt, maak je een de kans op welk terrein dan oo hier dan de gebroeders Kikkert ei heren Keijser en Witte op hun exc terrein! Ter hoogte van „De Krim" ligt, een kilometer ot vier zee in, het wrak van i Duitse tankboot, die in 1944 door een geallieerd vliegtuig onder schot genos werd en na een voltreffer zijn reis moest staken. Destijds ging er nog eens een Cocksdorper jutter op af, maar de laatste tijd schijnt men het w met rust te laten. Toch zit er zeker nog sloperswerk genoeg aan. Misschien i de combinatie Kikkert, Witte, Keijser er nog eens een slaatje uit slaan?? luilleton deer H. Westenberg 26. „Zeg eens", begint Hans langzaam en alsof hij spreekt tegen zijn wil: „Zeg eens, ben jij eigenlijk gelukkig in je huwelijk?" Leotine kijkt verbaasd op. Haar armen -hangen slap naar beneden, in haar groe ne ogen komt iets als van angst. „Gelukkig? Tom en ik? O ja, hoe kom je daar bij?" „Zo maar toevallig, ik dacht zo maar". Ze zwijgen beiden. Hans Eckhart haalt langzaam een si garet uit zijn koker te voorschijn, draait ze in gedachten verzonken tussen zijn vingers en schuift ze tussen zijn lippen; neemt ze weer tussen zijn vingers en kijkt gedurende al die tijd niet op. Leotine heeft zich in een fauteuil laten glijden. Haar smalle handen hangen slap over de leuningen, haar lichaam is in elkaar gezakt. „Wij hebben alles wat twee mensen maar kunnen bezittenom gelukkig te zijn.... uiterlijk tenminste. Maar wij hebben elkaar niets meer te zeggen. Tom denkt aan geld en aan carrière ma ken en is tevreden als zijn zaken goed gaan. Maar ik? Ik heb naar kinderen ver langd, drie, vier, voor mijn part nog meer. Dan pas zou ik mezelf kunnen zijn. Maar Tom lacht alleen, als ik zoiets zeg Hij is jaloers.op René zelfs, en al bij voorbaat op ieder ander kind, dat ik misschien nog had zullen krijgen. En dan zegt hij bovendien nog: Veel kinde ren zijn evenzovele erfgenamen en het met moeite opgespaarde kapitaal valt dan weer in stukjes en beetjes uileen". Hans Eckhart blaast in gedachten ver zonken de rook van zijn sigaret in de lucht. „Wat is hij eigenlijk weinig „au courant!" Leotine vertrekt haar mond tot een bittere glimlach. „Dacht je, dat hij zich de moeite nam om ooit eens over iets anders dan zijn zaken na te denken. Hij be schouwt mij immers ook alleen maar als zijn compagnon". Dan zwijgen zij weer een lange tijd en ieder van hen denkt aan Thomas. In gedachten verdiept loopt Hans naar het venster en kijkt onwillekeurig naar buiten.en tot zijn verbazing ziet hij niemand anders dan Joachim Frank. Wat wil die jongen hier? Kijk hoe zijn gezicht tussen de ijzeren stangen van het hek doorkijkt! Hoe hij het huis van bo ven tot beneden bekijkt! Zou Leotine hem weer uitgenodigd hebben en zou hij ditmaal komen? Maar nee, dan zou hij het geweten hebben. Of zou hij alleen gekomen zijn om het huis te bekijken, waar hij in de toekomst wonen zal? Instinctief voelt Hans Eckhart dat hij moet zorgen, dat de jongen daar van daan komt; Leotine mag hem zo niet zien. Zij zou hem opnieuw trachten te verlei den en het ongelijke spel tegenover Hei- ga vervolgen Hij trekt haastig 't gordijn dicht, kijkt met gefingeerde schrik op zijn armband horloge en keert zich haastig om. „Ai, het is al bijna drie uur! Ik moet gaan, we hebben vandaag betaaldag. „en naar Leotine toelopend: „Blijf zitten, Tine, ik vind mijn weg alleen wel, en geef je keukenmeisje een compliment over de heerlijk poffertjes; ik heb ze nog nooit zo lekker gegeten! Dus tot morgen dan!" Een haastige handdruk en weg is hij. Als de huisdeur met een zware bons achter hem dichtvalt en zijn voetstappen op het grint van het tuinpad kraken, ver dwijnt de jongen buiten ook. Die man, die daar het huis uitkomt, interesseert hem niet. Hij wil die andere jongen zien, die jongen, waarmee hij ge ruild moet worden.... Langzaam, met gebogen hoofd, loopt hij de straat door. Opeens is er iemand naast hem een heer. Jo blijft staan, leunt tegen een tuinhek en kijkt de heer vragend aan. Maar de heer glimlacht: „Jij bent Joa chim ,Frank, nietwaar? Was jij op weg naar de familie Brackwieser? Jo schudt het hoofd. „Wat wilde je dan? Je kunt het mij gerust zeggen! Ik ben de oom van René Brackwieser". „Ik wilde de jongen zien, tegen wie ik verkocht moet worden!" Het komt er met moeite uit. Tranen verstikken zijn stem. Dus ze schijnt al met hem gesproken te hebben, denkt Hans. Maar met welk een resultaat! Een ogenblik kijkt hij op Jo neer, zonder te weten wat hij zeggen moet. „Weet je wat!" bedenkt hij dan plotse ling, „stap in mijn auto, dan rijden we samen een eindje en dan kunnen we eens verstandig met elkaar spreken. ja?" Het liefste zou Jo geweigerd hebben maar autorijden; nee, dat is een beetje te veel verlangd! „Waarheen rijden we dan?" vraagt hij wantrouwig. Hans Eckhardt bedwingt met moeite een glimlach. „Naar het Menna-café? Een kopje koffie drinken?" zegt hij zakelijk alsof hij tot een man spreekt. De jongen wordt vuurrood. Naar het Mennacafé? „Nou, voor mijn part dan!" doet hij onverschillig. In de wagen komt Hans zo langzamer hand alles te weten wat hij weten wil. Dat Helga al gisteren met de jongen ge sproken had. Dat ze de hele avond over niets anders gesproken hadden. Maar dat ze elkaar niet konden begrijpen. Plotse ling was er een afgrond tussen moeder en zoon gekomen. „Zij wil me eenvoudig niet meer heb ben", zegt de jongen met tranen in de ogen. En Hans: „Zij doet alles voor je best wil!" Jo kijkt op: „Ze is helemaal anders dan vroeger. Er is iets met haar. Ze telefo neert in het geheim met iemand, die ik niet ken en als ik binnen kom, doet ze alsof ze verkeerd verbonden is en hangt ze de hoorn op". „Zij heeft met mij getelefoneerd!" be kent Hans ronduit. Jo kijkt verbaasd op. „Met U? Kent U haar dan?" Hans knikt, zonder de jongen aan te zien: „Ja, heel goed zelfs". En Jo, verontwaardigd: „Daar heb ik ook al niets van af geweten! Zij heeft mij de laatste tijd aldoor beduveld". „Om jou geen verdriet te doen nu weet je immers alles! Nu kun j niets meer verwijten". „Ik laat mij niet verkopen", m jongen bitter. Maar nu zijn zij bi Mennacafé aangekomen, een opent de poort en zij verdwijnen ii schaduwrijke tuin. Hans Eckhari zijn arm om de jongen en breng naar een tafeltje Er naast zitten ee tennisspelers, de rackets liggen stoelen naast hen; ook hun benen zij over een stoel gelegd. Ander* memand in de tuin, op het terras de kellners, de witte servetten ov arm gevouwen. Een kameeldrijver biedt vanu verte zijn diensten aan: Naar de p den, heren! Naar de pyramiden? koop met kameel!" Jo krijgt mokka-ijs, zonder een te zeggen lepelt hij het naar binni Hans tracht hem te overtuigen: moeder heeft volkomen gelijk. Zij zich helemaal niet aan die ven maar zij wil hem niet in de weg Daar, ondanks de romantische ving, kan de jongen zich niet mei heersen; „Omdat zij helemaal zijl der niet is. Daarom! Zij wil mij Zij heeft niets met mij te maken. Hans schrikt van zo veel heft „Wat zeg je daar?" (Werdt verve

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1958 | | pagina 4