v Herrie op de Hope Veluwe BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF 1 TEXELSE FAMILIENAMEN Bij het laatste deel van de om vangrijke serie artikelen „Texelse familienamen" willen wij vanaf deze plaats dank brengen aan onze medewerkers M. D. en J. S. M. Dijt, die een belangrijk deel van hun vrije tijd hebben besteed aan het samenstellen ervan. Men kan het niet ieder naar de zin maken, maar we twijfelen er niet aan dat toch een zeer groot deel van onze abonnees de naspeuringen van de heren Dijt met de grootste be langstelling heeft gevolgd. Redactie Texelse Courant Import en Export In de vorige artikelen in deze serie speciaal in de nrs. V, IX en XI is al een aantal families ter sprake ge komen, die in de loop der eeuwen van elders naar Texel zijn gekomen. Met uitzondering van de Eierlanders weten we in de meeste gevallen niet, wat hen heeft bewogen zich op Texel te vestigen. Vaak zien we, dat de ingekomen per sonen zich Texelse vrouwen tot levens gezellin kozen, maar dat kan natuur lijk zowel het gevolg als de reden van hun komst zijn geweest. Martinus Martinusz Langeveld werd in 1765 geboren in Beverwijk. Hij kwam in 1797 naar Texel, waar hij eerst bal juw en later vrederechter was, een functie, die na zijn dood door zijn zoon Arnoud werd vervuld. Een andere zoon, Martinus, landbouwer en korenmole naar, trouwde met een Texelse en bleef op het eiland. Het Texelse klimaat be viel de familie Langeveld blijkbaar goed, want na de Franse tijd kwam ook Pieter Arnoudsz Langeveld, grutter, een neef van Martinus Mz., over uit Bever wijk. Ook onder zijn afstammelingen waren namen als Martinus en Arnoud favoriet. Beide takken breidden zich vrij snel uit. Behalve als landbouwers waren de Langeveld's vooral als koop lieden, winkeliers en molenaars actief. Hendrik Willemsz Keesom kwam in het midden van de vorige eeuw naar Texel. Voordat hij zich hier definitief vestigde, was bij korenmolenaar in Graft. De familie Keesom was oor spronkelijk afkomstig van Keijnsmer- brug (ten noorden van Schagen in de Zijpe). Al is hier dan sprake van „im port", Texel heeft tocht het recht de roem van prof. W. H. Keesom voor zich op te eisen: met een moeder, die Dijt heette, en twee grootmoeders Verberne had het Texelse bloed in deze specialist in lage temperaturen de meerderheid. Nieuwe Niedorp was de geboorte plaats van Cornells Moojcn. Voordat hij naar Texel kwam (ca. 1810) woonde hij een tijdlang in Purmerend, waar zijn zoons uit het eerste huwelijk, Johannes Gerardus en Willem, het levenslicht aanschouwden. Hij was goud- en zil versmid en vervulde tot op hoge leeftijd de functie van eilandsbode. Zijn af stammelingen zochten het ook in de ambachtelijke beroepen: edelsmid, schilder, schoenmaker, timmerman, broodbakker enz.; één was logement houder, vermoedelijk te verklaren door de verwantschap met de logementhou- derstak van het geslacht Kikkert. De naam werd zowel met een ij als met een j geschreven. Uit Blokker kwam Claas Dirksz Kindt (geb. 1798), een timmerman. Hij trouwde in 1839 met de Texelse, Im- metje Dros, dochter van de herbergier Pieter Dros. Herbergier was ook het beroep van Theodorus Logman (geb. 1789). Hij kwam uit Limburg, en wel uit Ubach (net iets over de Duitse grens), zijn eigenlijke naam was Luchtman, maar hij noemde zich Logman. Zijn drie vrou wen niet allemaal tegelijk waren van Texelse afkomst. Een zoon, Gerrit (geb. 1825), gehuwd met Jannetje Jansd. Verberne, werd timmerman. Limburg was eveneens de bakermat van de familie Maas, een naam, die in heel Nederland en ook in Duitsland veel voorkomt Het Texelse geslacht stamt af van Hendrik Pietersz Maas, die in 1759 in Voerendaal werd ge boren. Hij kwam ca. 1805 als boer naar Texel. Zijn eerste vrouw, Trijntje Simons Visser, was niet katholiek; de meeste afstammelingen spruiten voort uit het tweede huwelijk, met Jantje Cornelis Mulder. Er trouwde ook nog een neef (oomzegger) van deze Maas op Texel, Johan Wilhelm, die uit Climmen kwam, vlak in de buurt van Voeren daal. De familie Schrama is nog eerder naar Texel gekomen. Deze naam komt veel voor in Zuid-Holland. Gerrit Jorisz Schrama werd waarschijnlijk aange trokken door de bedrijvigheid van Oudeschild, waar hij al woonachtig was, toen hij in 1782 trouwde met Impje Gerrits Kopjes, een vrouw uit een oud, eertijds aanzienlijk, thans uitgestorven r.k. Texels geslacht. Hij was afkomstig uit Zoetermeer. Zijn zoon Pieter (1788- 1874), gehuwd met Cornelia Jansd. Dito en Neeltje Mulder, zette de naam op Texel voort. Omstreeks dezelfde tijd vestigde een r.k. gezin Boom zich te Oudeschild. Twee zoons, Harmen, geb. 1766, en Gerrit, geb. 1768, vonden daar een levensgezellin. Een dochter, Trijntje, trouwde met Arie Jansz Spigt uit De Koog. In dit geval was Wieringen de plaats van herkomst. Eerder woonde er wel al een protestantse familie Boom in Oudeschild. Jan Gerardsz Hoogerlieide was een varensgezel uit Sint Annaland op Tho- len. Hij trouwde in 1835 met Antje Coendertsd Veen uit een Oudeschilder iamilie. De naam doet eerdere herkomst uit het Brabantse plaatsje Hoogerheide ten Z. van Bergen op Zoom vermoeden. Uit Brummen (Gelderland) kwam Jurriën Beumkes (geb. 1821). Hij was getrouwd met de Texelse Annatje Sel- ser, wier vader, Coenraad Selser, in Amsterdam was geboren. Tot de meer recente import behoort ook de naam Vonk, een familie van vissers uit de Wiermgerwaard. Twee Vonken vatten vlam voor twee gezus ters Drijver uit Oosterend. Arie trouw de 1855 met Dieuwertje Jb Drijver, Leendert in 1862 met haar zuster Aagje. Johannes Hendnksz Hemelrijk werd in 1763 geboren in Hanau, bij Frank furt aan de Main. Ook hij had een Texelse (Oudeschilder) vrouw. Het is niet helemaal duidelijk, of deze familie van oorspronkelijk Duitse afkomst is, in dat geval is de naam vernederlandst, wat wel vaker voorkwam. De Duitse origine staat wel vast bij de familie Kalf. Ook hier was Hessen en wel het gehucht Fliendorff, de ba kermat. De stamvader Adam Kalf geb. 1738 deed op Texel dienst als dienaar der justitie en cipier. In de laatste functie zal hij zich wel niet hebben overwerkt. Hij werd 91 jaar oud. Ook zijn vrouw, Johanna Schwacklenburg, kwam uit Duitsland. Vijf zoons zorgden in de eerste helft van de vorige eeuw voor een gezonde bloei van de stam boom. Omstreeks 1700 kwam de naam Kalff al wel op Texel voor, deze fami lie is echter uitgestorven. Hendrik Wilner werd, gelijk de Vader des Vaderlands, in Nassau ge boren. Hij was Luthers en trouwde in 1785 in Den Hoorn met Antje Hendriks Meijs (later hertrouwde hij met Lysbeth Abbenes). Zijn beroep was eerst boer, later kleermaker. Zijn zoons zochten een bestaan op zee, maar de volgende generatie hield zich weer met het boe renbedrijf bezig. De familie Barhorst was afkomstig uit het gehucht Priggenhagen ten N. van Osnabrück, in het destijds nog zelfstandige koninkrijk Hannover, waar toen een oom van koningin Victoria van Engeland regeerde. Johan Arend Barhorst en zijn vrouw Maria Catha- rina Schene vestigden zich met hun ge zin omstreeks 1835 in Waalenburg. Een zoon trouwde op Texel nog met een meisje uit z'n eigen dorp. Export Tegenover deze import staan de tal lozen, die Texel in de loop der eeuwen hebben verlaten. Tussen 1600 en 1900 nam de bevolking van ons eiland nau welijks toe. Door „export" is het be volkingsoverschot weggewerkt. Van ouds oefende Amsterdam, de grote stad, een sterke zuigkracht uit. Velen verlieten Texel vanwege hun beroep. Door het verloop van de zeevaart en de verplaatsing van het loodswezen ver huisde de halve bevolking van Oude schild en Den Hoorn naar Den Helder, dat voor een groot deel uit Texelaars is opgebouwd. Boeren zochten een be staan in de nieuw ontsloten gebieden als de Anna Paulowna polder (o.a. Pie ter Pz Koning, Klaas en Maarten Jbz. Vlaming) of de Haarlemmermeer (Dijt, Kan, Zijm). Oestervissers (Vlaming) verplaatsten hun bedrijf naar Yerseke. Texelse familienamen vindt men nu dan ook over het hele land verspreid. Een naam als Dijt komt alleen al in het telefoonboek van Haarlem meer voor dan op heel Texel. Ontelbaar is het aantal dergenen, die in het laatst van de vorige eeuw, toen de landbouw zulke slechte jaren doormaakte, naar Amerika zijn gegaan. Een laatste golf van emigratie, nu gericht op Australië en Canada, bereikte kort na 1950 een hoogtepunt. Zo zijn we ongemerkt in het heden aangeland. Het is wel duidelijk, dat in de tegenwoorige tijd, met zijn grote bewegelijkheid, de samenstelling van de bevolking sneller verandert dan in enige eeuw sedert de Grote Volksver huizing. Veel jongeren zoeken hun toe komst buiten Texel. In de landbouw vermindert de werkgelegenheid. Het vreemdelingenverkeer en de overheids instanties trekken personen van elders aan. Niet alleen de samenstelling van de bevolking verandert. Terwijl het landschap door het moderne verkeer en de internationaal eenvormige bouwstijl een ander aanzicht krijgt een ont wikkeling, die door de ruilverkaveling met zijn rechte wegen en de buiten de buurtschappen gelegen boerderijen nog wordt versneld bewerken technische vooruitgang, verbeterd onde.rwijs en zulke invloedrijke media als dames weekbladen en televisie een stille revo lutie in levensstijl en mentaliteit. Ge vaar voor verlies van eigen karakter is de keerzijde van deze ontwikkeling naar gelijkheid en gelijkvormigheid. Daarom wil ik besluiten met de hoop uit te spreken, dat deze artikelen- serie iets heeft bijgedragen tot grotere belangstelling, eerbied en waardering voer ons voorgeslacht en het verleden in deze moderne tijd. J S. M. Dijt. VAN DE RIJKSLANDBOUW- VOORLICHTINGSDIENST ZE ZIJN ER WEER! Overal zie je ze weer. En ze ontsieren ons mooie eiland. Laat nu alsjeblieft niemand denken, dat ik de vele toeristen bedoel, die op dit moment ons eiland weer bevolken. Daar kunnen we naar ik meen, ook als agrariërs, weinig bezwaar tegen maken. En ik denk dan niet eens aan die agra riërs, die van het toerisme ook een graantje meepikken. Afgezien van een korte tijd gedurende de wekelijkse marktdag kan je niet zeggen, dat de badgasten ons „voor de benen lopen". Neen, als ik het over minder ge wenste gasten heb dan denk ik aan de vele stekels, die de laatste weken op tal van bedrijven te pronken staan. Inder daad te pronken! Want op diverse plaatsen vind je ze al met de bloem in de kop. Het blijft met die stekels een moeilijk geval. We hebben de indruk, dat ze dit jaar weer zeer ruim vertegenwoordigd zijn. ,,'t Komt van de strenge winter", zeggen oudere boeren. „De grond is open gevroren en het oude zaad krijgt daardoor een kans", menen ze. „De schuld ligt bij de besturen van enkele Openbare Lichamen, die op hun terrei nen de stekels niet verwijderen. Vorige zomer was de lucht boven Texel soms vol van stekelzaad, afkomstig van der gelijke terreinen", beweren anderen. Het gebeurt ook wel, dat ze o.g. aan kijken met een gezicht, waarop je kunt lezen: „Je loopt met boter op je hoofd, mannetje, want ook op percelen, die bij de Ruilverkaveling in beheer zijn komen nog al eens wat stekels voor". En waarschijnlijk hebben ze niet hele maal ongelijk. Zoals ik hiervoor al opmerkte, het blijft een moeilijk geval. Ik denk daar bij vooral aan de stekels in het hooi land. Je zit er altijd mee op welk mo ment je in deze percelen de stekels moet bestrijden. De eis is, dat de planten op het tijdstip van bespuiting in het sta dium van het „schieten" zijn. Het is dan meestal zo, dat het gras er met een paar weken af moet en dit bete kent, dat de periode, waarin het middel op de planten kan inwerken te kort is. Een goed resultaat bereikt men immers alleen wanneer de groeistof, waarmee de bestrijding wordt uitgevoerd tot in de wortels kan doordringen en dit duurt diverse weken. Wij menen daarom, dat het in veel gevallen beter is de stekels in het hooi land voor lief te nemen en de bestrij ding uit te voeren in de nagras. Dit betekent een bestrijding van juli tot begin september. Ook wat het weer betreft is dit vaak een zeer gunstige periode. We denken dan speciaal aan augustus, die wel de tweede mei-maand wordt genoemd. Natuurlijk kan zich niet iedereen ver schuilen achter het motief, dat bestrij ding tot nu toe niet mogelijk was. Ook op percelen, die tot nu toe beweid zijn zie je ze bij hopen. In verschillende ge vallen is ook hier het goede stadium om te spuiten al verstreken en is er maar één mogelijkheid: de zeis of maai- machine er in. In ieder geval is de schande dan weg. Maar laat het alsje blieft hierbij niet zitten, want op deze manier komt U nooit of zeer moeilijk van dit schadelijke onkruid af. Als U ze maait zijn ze er na een paar weken, mogelijk zelfs in een nog groter aantal, opnieuw. Neem U voor en voer dit voornemen ook uit om ze op een andere manier te lijf te gaan, nl. met „de spuit". Telkens heren we nog meer, dat er al verschillend keren gespoten is zon der resultaat. Die gevallen zijn ons ook bekend. Het staat wel vast, dat het niet altijd even goed lukt, maar even zeker is, dat er nog altijd fouten gemaakt worden. We willen er een paar noemen. a. Spuiten in een verkeerd stadium. Het gunstige tijdstip is er als de knop te voorschijn komt. Als dit stadium samen valt met groeizaam weer zijn de omstandigheden ideaal. b. Spuiten met een te zwakke oplos sing. Houd U aan het voorschrift dat op de verpakking staat. Een iets sterkere oplossing kan in 't algemeen geen kwaad. c. Spuiten met een te sterke concen tratie Waarschijnlijk wordt deze fout nog meer gemaakt dan die on der b. Het i§ vrij logisch om te denken, dat het resultaat met twee „kogels" beter of in ieder geval minstens zo goed zal zijn als met één. In dit geval is het onjuist. De stekels moeten zich dood groeien en met een te sterke oplossing krijgt men een rechtstreekse verbranding. Het bovengrondse deed raakt dan wel weg, maar de wortel blijft in tact. d. Men geeft het middel de tijd niet. Als de planten een haveloos aanzien krijgen wil men ze niet langer zien en de zeis of maaimachine gaat er in. Het komt dan voor, dat de „do dende stof" nog niet in de wortels is doorgedrongen. U mag het zo zien: Als de stekels bespoten zijn en U dit goed gedaan hebt, mag U zich het brevet van stekelbestrijder toe kennen en „lak hebben" aan wat men zegt over de stervende stekels op Uw bedrijf. C. v. Gr. INGEKOMEN PERSONEN Pieter Vennik. en Rosemarie Lenz, beiden van Duitsland naar K 27; Wil lem Eelman, van Den Helder, Joubert- straat 29 naar Oosterend, Koetebuurt 12 WEEKAGENDA VAN DE STICHTING CULTUREEL WERK TEXEL Woensdag 31 juli Den Burg, De Zwaan, 20 uur, klaverjasdrive Den Burg. 19.30 uur, Ringrijderij. Folklore- programma in samenwerking met Ver. voor Vrienden van het Paard. De Cocksdorp, theehuis „De Molen", 20 uur, dansavond S.V.C. BOOTDIENSTREGELING T.E.SO. Werkdagen: Van Texel: 5.50 6.50 8.00 9.30 10.30 12.30 14.30 15.30 16.30 18.30 20.30 v. Den Helder: 6.40 8.00 9.30 10.30 11.30 13.30 15.30 16.30 17.30 19.30 21.15 Zon- en feestdagen: Van Texel: 8.00 9.00 10.30 11.30 14.30 16.30 17.30 18.30 20.30 v. Den Helder: 9.00 10.30 11.30 12.30 15:30 17.30 18.30 19.30 21.15 HL 4 13 Karei Kleuntjcs mocht dan al een een voudige jongen van het platteland zijn, hij begreep heel goed dat de Engelsman hem belachelijk stond te maken. En düt was nou juist wat hij met wenste te nemen. Eerst die Italianen en nou weer een Engelsman die hem lastig viel' Karei begon werkelijk een hekel te krijgen aan alles wat buitenlander was en hij hief dreigend zijn vuisten omhoog. Daarbij viel zijn oog op het scoringsbord, doch dat deed duidelijk uitkomen, dat de stand van zaken op dit moment werkelijk niet bar gun stig was voor het bonds-elftal. Karei had zo hier en daar tijdens de wedstrijd wel ge merkt, dat er een goal was gemaakt, maar het had hem als zuivere amateur werkelijk niet veel kunnen schelen aan welke kant die goal viel. Sport om de sport, was Karel's eer lijke devies. Maar nu werd het anders Vier tegen nul voor de London Sleepy Soccers! Dat was te gek! Dat vonden de twee heren van de keuze- commissie trouwens ook, die onder het sco ringsbord zaten. Dat waren de bekende oud internationals ir. Debie en een zekere Hendrik Craenvoghel. „Het is niks, Harrie", zei Hendrik „Je hebt gelijk, Hendrik", antwoordde Har rie. En in diep ongelukkige eensgezindheid keken de beide hoge pieten de droevige ver toning aan. Gij ziet het, lezers. Ook de heren van de bond waren zéér somber gestemd FEUILLETON door Henk van Heeswijk 21. „Klets maar zus, je begrijpt me best. Je bent lief voor me en. dat verwarmt m'n hart. Nou wil ik gauw beter wor den, zie je? Om jou. Kom eens wat dichter bij, Stien, ik moet je wat ver tellen, wat een ander niet hoeft te ho ren". Ze kwam, aarzelend overeind, keek naar de andere patiënten met hun be zoekers en boog zich toen wat dichter naar hem toe. „Wat is dat voor belang rijk nieuws? Heb je een afspraakje ge maakt met een der zusters?" „Ga nou.Luister nu eens een keer heel goed, Stien. Ik ben dol op je, hoor je het? Ik ben stapeldol op je. Ik houd van je en jij wordt mijn Vrouw". Met een hoogrode kleur kwam ze half overeind. „Je hebt nog behoorlijk koorts, jongeman, want je ijlt. Zal ik even de dokter roepen?" „O, Stien, steek er de gek niet mee. Eerlijk, ik houd ontzettend veel van je. Wil je het niet geloven?" „Misschien", antwoordde ze raadsel achtig. „Loop niet zo hard van stapel. Zie eerst maar, dat je weer opknapt, he?" „Stien?" „Ja?" „Krijg ik een afscheidszoen?" „Nee. Ik ben niet zoenerig". „Bij wijze van uitzondering dan, Stien? Eén heel kleintje dan". „Moe'k nou lachen?" „Nee, zoenen. Heb je dan niet een heel klein beetje medelijden met een arme, in elkaar getimmerde vertegen woordiger?" Ze stond nu vlak bij zijn bed en hij had haar hand gepakt. „Wel een tik keltje je eigen schuld, vind je ook niet?" „Laten we niet vechten met woor den, zus. Kijk eens naar de klok? Drie uur. De bezoektijd is verstreken voor je er erg in hebt. Alsjeblieft, Stien". Ze keek op hem neer en begon te lachen. „Jij maakt misbruik van de omstandigheden, jongeman". Een verpleegster stak haar hoofd om de deuropening en riep: „Wil het be zoek afscheid nemen?" „Nou, zie je? Daar heb je het al. Mag is dan voor één keer eens misbruik ma ken van het feit, dat ik hier weerloos lig?" „Bij wijze van uitzondering dan. Als je maar weet, dat Lk er geen gewoonte van maak en dat je hieruit niet de ge volgtrekking moet rnaken, dat je zekere rechten op me kunt gelden". „O, Stien, je doet net of het iets ver schrikkelijks is: één afscheidskus". Ze boog zich over hem heen en drukte een lange kus op zijn kapotte lippen. „Sterkte, pechvogel". Met zijn vrije arm hield hij haar een ogenblik vast. „Zeg maar: geluks vogel. Jeetje, wat heb jij >=en leuke jurk aan. Met een ruk kwam ze overeind en opnieuw kwam er een rode gLoed op haar gezicht. „Zodra je beteT bent, krijg je hiervoor een d raai om je oren". Hij keek haar kwasi'-veront waardigd aan. „Waarom? Omdat je zo"n mooie jurk aan hebt?" „Je begrijpt me wel, jongeman. Je bent al net als de rest". Hij schudde zijn hoofd. „Wacht maar, tot ik beter ben. Dan zal ik je bewijzen, dat ik anders ben. Dag mop!" Ze drukte nog even zijn hand. „Dag, Karei". Een goed half uur later was ze weer op de Hoge Veluwe, en bediende de vele bezoekers. In een vrij ogenblik nam Jopie haar terzijde en vroeg: „Hoe gaat het met 'm?" Stien keek haar verstoord aan. „Wat bedoel je?" „Die Welsenaar uit Ede. Ligt immers in het ziekenhuis? Gaat het een beetje?" Stien was stomverbaasd. „Hoe weet jij dat?" Jopie haalde smalend haar schouders op. „Zeg, ik ben ook niet achterlijk! (gisteren is hij hier niet geweest en vandaag ook niet. Bij jou thuis is alles oké en jij komt met zijn wagen hier heen. Vanmiddag moest je nodig op ziekenbezoek. Wat scheelt hem opeens? De mazelen?" „Moe'k nou lachen?" Jopie schudde heftig haar hoofd. „Vast niet. Moet je niet mee spotten. M'n zus heeft het ook gehad en is er weken hard ziek van geweest. Boyen dien is het besmettelijk". Stien snapte er niets van. „Waar heb je het over?" „Nou, over de mazelen natuurlijk. Heeft-ie al uitslag?" „Ach meid, leuter niet. Hij mankeert niets". „O nee? Ligt-ie er zeker ter opluis tering. Of heb jij hem sqms het zieken huis ingetimmerd?" „Pas maar op, dat ik jou er niet in timmer", dreigde Stien bloeddorstig. Jopie lachte verheerlijkt. „Hè ja. Vraag ik, of mijn bed naast het zijne mag staan. Kunnen we lekker roddelen over jou." Gelukkig werd er geroepen en de meisjes gingen weer bedienen. Zodat Stien niet in de gelegenheid was haar dreigement ten uitvoer te brengen. Zondagsmiddags reed Stien opnieuw naar Ede. Haar chef had er al in be rust, dat ze voortaan iedere middag een paar uurtjes weg ging. „Is 't je moe der?" vroeg hij belangstellend. „Heb je soms een zusje of een broertje gekre gen? Maar Stien had geen antwoord gegeven. Toen Karei Welsenaar de bezoekster bemerkte bij de deur, verhelderde zijn gezicht. „Daar is mijn schat", begroette hij. En toen ze hem alleen een hand gaf, keek hij verontwaardigd en zei: „Nou, daar kom ik zuinig af, hoor". Waarop mevrouw Welsenaar rustig verklaarde; „Er komt nog wel een tijd, dat jullie de schade kunt inhalen". „Hoe gaat het?" informeerde ze plichtsgetrouw en constateerde, dat zijn oog niet meer zo dik was. Alleen vertoonde het nu alle kleuren van de regenboog. „Best", antwoordde hij met een strak gezicht. „Ik heb met alle zusters al mot, want ik wil er uit en ik mag niet van de dokter. Allemaal flauwekul" „Heb je het hier dan niet goed?" vroeg Stien lachend. „Reuze. Ik ben net een baby, moet weer helemaal leren eten. Voorlopig pap en soep. M'n kaak is ontwricht. Als jij nu eens een paar zoenen geeft op deze kant, komt-ie misschien weer in het gelid". „Of niet", repliceerde het meisje. „Jij wilt ook heel niet helpen, om me zo gauw mogelijk beter te maken", klaagde hij. Stien keek lachend naar zijn moeder aan de andere kant van het bed. „Zou je nu geen medelijden met hem krijgen, mevrouw?" „Kunst, he?" mopperde Karei, „om me zo te plagen. Ik hoor niet in een ziekenhuis. Ik heb er nog nooit in ge legen". „Jawel", weerlegde zijn moeder. „Bij je geboorte". Hij keek haar lachend aan. „O ja? Herinner ik me niets meer van. Ik ben liever bij jou thuis, mam". Ze knikte gestreeld. „Geduld, Karei. Misschien een kwestie van een paar dagen". Hij wendde zich tot het meisje. „Hoe is het in de Koperen Ketel?" „De Pot, bedoel je", verbeterde ze. „Best en druk. Je moet de groeten heb ben van Jopie". „Verroest, heb je het haar verteld?" (Wordt vervolgd) HOOG WATER Hoog water ter rede van Oudeschild: 26 juli 0.06 en 12.03; 27 juli 0.30 en 12.25; 28 juli 0 51 en 12.50; 29 juli 121 en 13.28; 30 juli 2.05 en 14.27; 31 juli 3.13 en 15.38; Laagwater valt gemiddeld 6 uur 15 min. na hoogwater. Aan het strand ongeveer een uur eerder hoogwater.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1963 | | pagina 4