maak 'n vla-flip!
Herrie op de
Hoge Veluwe
BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF
TEXELSE LANDBOUWBEDRIJVEN
IN DE ZOMER 1963
De gewoonte getrouw wil o.g. ook dit
jaar weer een overzicht geven van het
boerenbedrijf in de zomer van 1963. Het
valt mij daarbij al direct op, dat „de
smaak" van de boer omtrent het weer
beslist verschilt van „de burger", om
niet te spreken van de badgast. We mo
gen naar ik meen immers wel vaststel
len, dat de zomer van 1963 voor de toe
risten zeker niet is om er over naar huis
te schrijven. Een gunstige uitzondering
vormen de vakantieweken van „de
bouwvakkers", die een oase vormden in
de toch veelzins koude en vrij regen
achtige zomer.
Waardering van de boer
niet ongunstig
Als je over dit onderwerp met de
Texelse boeren spreekt, dan ligt het
oordeel omtrent deze zomer beslist niet
ongunstig. Diverse veehouders verze
kerden mij, dat ze voor zo'n zomer wil
den „tekenen". Dit is vooral het geval
op die bedrijven, die in een droge zomer
veel droogschade hebben en ook in een
normaal zomerseizoen nog perioden met
grasgebrek hebben als gevolg van te
weinig water. Voor deze bedrijven is
het zeer beslist een gunstige zomer. Een
klein „staartje" van de droogte kregen
we aan het eind van de maand juli en
de eerste dagen van augustus. Het was
genoeg om aan te tonen, dat zeer veel
grond op ons eiland droogtegevoelig is,
want op verschillende bedrijven in de
polders kreeg het grasland op dat mo
ment de gevreesde hardgroene kleur,
die aantoont, dat het met de groei ge
daan is.
Het eerste weekend in augustus heeft
tegelijk, een groot aantal „bouwvak
kers" ook de droogteverschijnselen van
ons eiland weggevaagd.
Ongunstige start
voor veehouderijbedrijven
Het begin van het groeiseizoen begon
voor de veebedrijven met een zeer on
gunstige erfenis van de winter '62 - '63.
Groter dan aanvankelijk werd ver
wacht was de schade aan het grasland
en vooral aan de kunstweiden. Een
landbouwvoorlichter, die iets te vroeg
zijn oordeel over de toestand van het
grasland publiceerde kreeg de wind van
voren. Dit oordeel was nl. volgens de
veehouders veel te gunstig. Later bleek,
dat de schade inderdaad vrij aanzienlij
ker was.
Die ongunstige begintoestand werd
gevolgd door ongunstig weer. Het zag
er dan ook eind april en begin mei be
slist zeer somber uit voor deze bedrij
ven. Zij, die wel eens een blik slaan in
onze pennevruchten zullen toen be
merkt hebben, dat ook wij, mede met
het oog op de uitgebreide ruilverkave
lingswerkzaamheden een zwaar hoofd
in de voederpositie van veel bedrijven
hadden.
Gunstige reactie
van de veehouders
Als wij van een gunstige reactie spre
ken, dan doelen wij daarmee op het
feit, dat op een zeer groot aantal bedrij
ven de „ernst van de toestand" leidde
tot een ruim gebrek van stikstof. Een
enkele veehouder was hiermee al bezig
toen de vorst de grond nog niet uit was.
En het staat voor ons vast, dat in een
aantal gevallen de stikstof beslist te
vroeg is gegeven.
Ook hier blijkt weer duidelijk, dat
het voor landbouwvoorlichters niet mo
gelijk is één advies voor alle bedrijven
en ieder jaar te geven. Men moet wel
degelijk de omstandigheden in aanmer
king nemen. En voor de stikstofbemes
ting betekent dit: zo vroeg m o g e 1 ij k
Het „mogelijk" moet daarbij beslist niet
worden vergeten.
Maar nogmaals: de reactie van de
veehouders is zeer goed geweest en me
de hieraan is het te danken, dat op het
moment zeker niet van een noodtoe
stand behoeft te worden gesproken.
Zeer veel gras
Dank zij de hiervoor gesignaleerde
ruime stikstofgiften en voldoende water
verliep de grasgroei, vooral op een la
ter tijdstip, zeergoed. We denken hierbij
speciaal aan de week, die volgde op de
Pinksterdagen. De paar warme dagen,
die we in deze week kregen heben won
deren gedaan. We zagen dit o.a. op een
perceel, waar op de dinsdag na Pink
steren een gedeelte gras werd gemaaid.
De rest van het perceel kwam vier da
gen later, nl. op zaterdag onder het
mes. In deze vier dagen waren er ton
nen gras bij gekomen.
Op veel percelen werd het grasgewas
buitengewoon zwaar. De aanvankelijke
trage groei had nl. diverse veehouders
er toe gebracht nog maar een paar zak
jes stikstof extra te geven.
Hooien gaf aanvankelijk
veel moeilijkheden
Toen de tijd van hooien was aange
broken was het geen „hooiweer". En
het is volkomen te begrijpen, dat vee
houders er dan toe komen het nog een
paar dagen aan te zien. Dat „aanzien"
duurde dit jaar vrij lang. Het heeft
de veehouders en vooral ook de loon
werkers, die tot taak hadden het gras
te maaien zeer veel hoofdbreken ge
kost.
Het was geen kleinigheid van dit
zware grasgewas in deze periode hooi
te maken. In enkele gevallen leed het
gewas zo erg, dat bij het werken in
het hooi de man onzichtbaar was door
stofwolken, die je de indruk gaven, dat
het hooi een roetbad had gehad. Gun
stige uitzonderingen vormden enkele
bedrijven, die mede dank zij het feit
dat op het bedrijf een hooiventilator
aanwezig is iets vroeger durfden maai
en en het hooi juist vóór de ongunstige
periode binnen hadden. We denken hier
met name aan het demonstratiebedrijf
van de heer Tjepkema, die ook in dit
opzicht dit jaar weer „geluk"had.
Op late percelen
veel gunstiger
Ook de laatkomers hadden in veel
gevallen geluk. Zij hebben kunnen pro
fiteren van het gunstige weer in de
tweede helft van juli. Wij willen hier
met nadruk stellen, dat het laat komen
in lang niet alle gevallen een kwestie
is van een minder goede bedrijfsvoe
ring. Er is bij buitenstaanders nog wel
eens de neiging dit hooien in juli steeds
op de debetzijde van de betreffende
boer te zetten. Men vergeet dan, dat
een bedrijfsvorm, waarbij een groot
aantal schapen aanwezig is vanzelf tot
iets later hooien leidt. Er worden dan
nl. nog percelen voor hooiland bestemd
als de eerste lammeren worden ver
kocht. We geven graag toe, dat dit met
het oog op een spoedig invallende
droogte vrij riskant is, maar we voelen
er niets voor om in dit geval te spre
ken van een minder goede boer. In
ieder geval hebben deze boeren dit jaar
het geluk gehad, dat ze goed hooi in
het vak kregen.
Zeer goede nagroei
Op vrijwel alle bedrijven is er op dit
moment flink gras. Een uitzondering
vormen de bedrijven, waar door het
werk van de ruilverkaveling zeer veel
grasland zwart wordt gemaakt. Maar
ook hier behoeft het vee geen armoe
te lijden. De commissie beschikt over
een flinke oppervlakte giasland om do
ze gedupeerde veehouders te helpen,
al gaat dit vaak met extra-werk ge-
Plezierige vakantie-tipmaak 'n vla-flipDoe
een laagje limonade (of jam) in 't glas, daarop
vanillevla en bovenop wat yoghurt... heerlijk!
16. We hebben het allemaal gezien op
het laatste plaatje van de vorige strip:
het duo Diavolo en Angelico weende
tranen met tuiten van ongekend sport-
genot. Dat was wel de mooiste wed
strijd, die ze ooit gezien hadden. Het
schouwspel mocht dan misschien niet
langer dan een kwartiertje geduurd
hebben, maar in dat kwartiertje waren
dan ook eventjes zes goals gemaakt
door een speler van superklasse, die
zich als amateur te midden der semi-
profs bewoog als een kostbare edel
steen temidden van kiezels. De Italia
nen wensten zich trouwens niet te be
kommeren over de zonderlinge con
stellatie van het Nederlandse voetbal,
waar een profbond was, die de spelers
maar half betaalde en waar een ama-
teurbond was, die hetzelfde deed. Dat
moesten die kaaskoppen zélf maar uit
zoeken. Nee, de Italianen hadden an
dere plannen. Zij renden halsoverkop
het stadion uit en lieten het aan de
geestdriftige menigte over of die Karei
Kleuntjes nu op de schouders wilde hij
sen of niet. Laten wij echter niet
vergeten onze aandacht weer te bepalen
bij brigadier Piet, die eigenlijk de
hoofdpersoon van ons verhaal is. Piet
was ook naar buiten gegaan. Hij hield
er namelijk helemaal niet van meege-
duwd te worden met een hossende, gol
vende massa. En daar stond hij nu op
het grote stadionplen Achter zijn brede
rug steeg het enthousiasme der voet
balkenners als een laaiend vuur uit de
kuip van het stadion omhoog. Maar
waar Piet stond was het gelukkig rus
tig. En daarom wachten wij samen met
hem af wat er verder gebeuren gaat.
paard. We denken aan een veehouder
uit Den Hoorn, die op het moment zijn
23 melkkoeien „ergens" in polder Het
Noorden weidt. Het pleit in dit geval
voor de man, dat dit zeer gemoedelijk
wordt opgenomen. In ieder geval vin
den wij het een zeer wijs besluit om
liever wat extra-afstand te nemen dan
de melkbron te laten opdrogen door ge
brek aan gras.
C. v. Gr.
„STRANDING"
(Vervolg van pagina 1)
Olie Jensen terug naar het ogenblik,
waarop de „Cristiana" vol trots haar
reis was begonnen.
Op de vroege morgen van de 21e
november 1603 waren onder gunstige
weersomstandigheden op de „Cristiana"
de zeilen gehesen en het anker gelicht.
De zon had glimlachend toegekeken hoe
de kleine bemanning haar best deed de
kof vaarklaar te maken. Het ruim was
vol met stukgoed dat op de rede van
Hamburg was ingeladen. Iedereen aan
boord was vol goede moed toen een
stevige bries de zeilen deed bollen en
het kielzog achter de spiegel zichtbaar
werd. De roerganger spuwde een straal
tabakssap op het dek en gaf het scheep
je de koers die de schipper hem had
opgegeven. Met deze bries achter de
zeilen zouden ze spoedig in Antwerpen
zijn. Toen het scheepje in volle zee
was aangekomen, besloot Olie Jensen
een paar uur te gaan rusten. Hij had
een paar drukke dagen achter de rug
en nog meer voor de boeg. Na een
mompelende groet en een laatste in
structie aan zijn roerganger, verdween
hij in zijn hut waar hij spoedig in
Morpheus armen werd opgenomen. Na
een uur of wat te hebben geslapen,
werd de schipper wakker. Hij voelde
meteen aan de bewegingen van de kof
dat het weer was veranderd. Vlug
kleedde hij zich aan en begaf zich naar
de roerganger. De kleur van het water
was veranderd van blauw in groen en
de zon ging schuil achter grijze wol
kenmassa's. De wind was harder gaan
waaien en rukte aan de zeilen. „Er
komt storm schipper", zei de roergan
ger, terwijl hij het rad steviger om
klemde. Schipper Olie Jensen knikte
instemmend Met één oogopslag had hij
de weersverandering waargenorpen en
zijn zeemansbloed vertelde hem de
rest. Hij gaf opdracht zeil te minderen.
Harder en harder begon de wind te
waaien en toen de duisternis inviel
hadden Aeolus en Neptunes de weer
loze kof stevig in hun greep. De „Cris
tiana" was een speelbal van de weer
goden geworden.
Plotseling slaakte de roerganger een
kreet, die Olie Jensen tot de werke
lijkheid terugriep. „Schipper een vuur,
een vuur aan bakboord. De ogen van
Olie Jensen priemden in de duisternis.
De roerganger had goed gezien. Aan
bakboord brandde een vuur Hoog laai
den de vlammen op in de nacht. Nog
nooit had de schipper zoiets moois ge
zien. Met een zwaai aan het grote rad
wijzigde de roerganger de koers van de
„Cristiana". Als een magneet trok het
vuur de kof langzaam maar zeker naar
zich toe.
Omstreeks hetzelfde uur waarin de
Noor zich in moeilijkheden bevond, lag
„Janus", de jutter op zijn strobed. In
zijn schamele hut achter de Tesselse
duinen, lag hij te luisteren naar de
wind, die om de plaggen gierde. Zijn
hart was bij de zee en in gedachten zag
hij de schepen die in nood verkeerden.
Zag hij de schippers die uitkeken naar
een vuur zodat zij hun schepen veilig
zouden kunnen binnenbrengen. De ge
dachte aan een houtvuur deed het rui
me hart van de jutter sneller kloppen.
Bijna zijn hele leven had Janus aan
de vloedlijn doorgebracht. Menige balk,
vaatje wijn of baaltje lijnzaad was zijn
eigendom geworden. Maar na elke
strooptocht langs het strand was zijn
hebzucht groter geworden. Aan een
stevige balk ging hij voorbij. Dat bracht
minder op dan linnen. Gouden ringen
van verdronken schepelingen brachten
nog meer op. Zo was Janus bij het
verloop der getijden van jutter een ro
ver geworden. De schout, die voor de
praktijken van Janus weinig waarde
ring kon opbrengen, had hem tot nu
toe niet kunnen betrappen. Maar het
net werd al strakker om de jutter
heengetrokken. Een net waarvan de
mazen te klein waren om er doorheen
te glippen. Janus begreep dat hij andere
methoden moest gaan toepassen wilde
hij zijn hebzucht blijven bevredigen.
Wilde hij uit de handen van de schout
blijven, dan moest hij er voor zorgen,
dat hij op het moment van de stran
ding aan de waterkant stond om zijn
slag te slaan. En dan nog moest hij
vlug zijn. Er was maar één manier om
zijn plan te doen slagen En zo broedde
hij een misdadig plan uit, waarvan de
uitvoering hem in één slag rijk zou ma
ken. Hij zou een sóhip laten stranden.
Toen hij na middernacht opstond lag
er een duivelse grijns op zijn gelaat en
zijn ogen flikkerden boosaardig. Hij
nam een arm droog hout, stak zijn
tondeldoos in zijn zak en verliet de hut.
De wind gierde over de duintoppen en
rukte aan zijn kleren. Hij had moeite
adem te halen. Maar zijn hebzucht was
sterker dan de wind Hijgend ging hij
op de eerste duinenrij zitten en keek
naar het lichtende schuim van de bran
ding. Toen Janus weer op adem was
gekomen maakte hij van het hout een
stapel en stak er de brand in. Even
later laaiden de vlammen hoog op en
verlichtten de omtrek. Janus wreef zich
de handen van spanning. Zou er een
schip op af komen? Zou er een schip
per zijn die het vuur voor een veilige
haven zou aanzien?
Te laat bemerkte Olie Jensen, dat hij
was misleid. Op hetzelfde moment, dat
hij de „Cristiana" met haar kiel over
het zand voelde schuren, zag hij tegen
de achtergrond van de vuurgloed een
gedrongen gestalte op een duin staan.
Dit was geen haven maar een valstrik.
De roerganger draaide als een razende
aan het rad om de kof een andere koers
te geven. Maar het mocht niet meer
baten. De laatste bevelen van de schip
per gingen verloren in het geweld van
de branding. Hoge golven namen de
„Cristiana" op en smeten haar op de
eerste zandbank. Met een droge knal
knapten de masten af en sloegen met
de tuigage over boord. De kof begon
snel slagzij te maken. Zee en wind vol
tooiden de ondergang van het scheepje
en haar bemanning. De Noren waren
in de kolkende watermassa reddeloos
verloren. Een wrak was alles wat er
overbleef van het schip dat eens vol
glorie de thuishaven had verlaten. Een
kort ogenblik was er een doodse stilte
Toen hieven wind en water een doden-
zang aan. Vlokken schuim vielen als
witte bloesem op het zeemansgraf. De
wind hield een korte pauze.
Janus had vol spanning het verloop
van de stranding gevolgd. Zijn opzet
was geslaagd. Daar dreven de eerste
voorwerpen al op het water. Vlug liet
hij zich van de duintop glijden en liep
het water in. Het was een rijke buit
die hij vannacht mee naar huis zou
nemen. Verder en verder liep hij. Dit
nam hij, dat niet. De stapel goederen
op het strand werd al groter en groter.
Maar nog had Janus niet genoeg. Een
vreemd voorwerp dat vlak bij de on-
heidsplek dreef, trok zijn aandacht. Zou
hij het wagen zover in zee te gaan? Hij
moest weten wat daar omhoog en
omlaag ging. Toen hij tot zijn nek in
het water stond, kromden zijn handen
zich om het dode lichaam van Olie
Jensen. Janus heeft de klap van de
mast, die een roller tegen hem aan-
wierp, niet gevoeld. Met een gebroken
nek zakte de jutter naar de bodem van
de zee.
Het net, waarvan de mazen te klein
waren om er doorheen te glippen, was
om de jutter dichtgetrokken.
Jean de l'ïle.
FEUILLETON
door Henk van Hee9wijk
28. Ze zuchtte. „Ik moet 't wel geloven.
Iedere keer, als je dat zegt, word ik er
warm van, van binnen".
„Dat is de liefde, Stien Ik weet ze
ker, dat jij ook van mij houdt".
Ze maakte zich los en kwam over
eind. „Gek, een mens wordt altijd sen
timenteel in zulke ogenblikken". Ze
keek op het klokje in het dashboard.
„O, Karei, al bijna half elf! Ik moA
naar huis!"
Hij startte de wagen. „Dan gaan we
zus. Straks staan de gebroeders Van
Essen aan het begin van de Pothoven-
laan ons op te wachten"
Ze haalde haar schouders op. „Die
zijn misschien al naar bed".
Vlak bij de Pothovenlaan greep ze
zijn arm. „Stop even voor de hoek.
Daar is het donker en staan geen
huizen".
Hij deed het en nog voor de wagen
geheel stilstond, voelde hij haar armen
om zijn hals en haar lippen op zijn
mond. „Voor alles, van vanavond. Om
dat je zo'n lieve jongen bent, zie je?"
Hij nam haar in zijn armen en kuste
haar terug. „Nou ben ik een gelukkig
mens, Stien, als jij zo tegen me ligt. Jij
alleen bent in staat om me voor altijd
gelukkig te maken."
Ze drukte zich heftig tegen hem aan
en brandende lippen persten zich op
zijn mond. „Zo, Karei, dank je voor
deze avond. Ik zal er rustig over den
ken. Blijf een paar dagen weg, wil je?
Dan kan ik het eerlijk met mezelf uit
vechten."
Hij knikte en liet haar los. „Volgen
de week zie je me wel eens een middag
of avond verschijnen. Of.kunnen we
geen afspraak maken? Ik bedoel: niet
in het restaurant?"
Ze dacht even na, „Goed, volgende
week donderdag, zelfde tijd en plaats.
Zullen we zo afspreken?"
„Het is een heel eind, moppie, maar
jij bent m'n koningin en jouw wil is
mijn wet, Goed, ik ga iedere nacht van
je dromen, hoor je?"
Ze gaf hem nog een vluchtige zoen en
stapte uit. „Dag", zei ze zacht. Door het
raam drukte hij nog even haar hand
en daarna liep ze vlug de laan in. Bij
het poortje draaide ze zich om en wuif
de. Toen verdween ze opzij van het
huis.
HOOFDSTUK 11
Soms ben je onweerstaanbaar
„Zo, zo, dus je bent niet meer in
dienst bij de firma Ganzenvoort." De
adjunct-directeur de jonge meneer
Spaander, keek de bezoeker aan de
andere kant van het bureau onderzoe
kend aan. „En nu wilt u voor ons gaan
werken?"
Karei Welsenaar knikte. „Inderdaad.
Misschien is het u bekend, dat ik een
paar jaar geleden door de chef van de
buitendienst benaderd bengepolst
om zo maar te zeggen, of ik wellicht
interesse had om voor uw firma te
reizen. Er waren toen omstandigheden
die mij beletten dit aanbod te accepte
ren. Thans staan de zaken anders".
De man achter het bureau knikte.
„Daar staat me nog iets van voor,ja.
Als ik me goed herinner, gaf men nogal
hoog op van uw verkoopcapaciteiten."
Karei lachte bescheiden. „Ik doe mijn
best en ik heb inderdaad over het al
gemeen behoorlijk succes."
De adjunct-directeur leunde achter
over in zijn stoel en speelde met een
briefopener. „Ik beslis hierover niet al
leen," zei hij bedachtzaam. „Dat zult u
wellicht begrijpen. Mogen wij ook de
reden weten, waarom u de verbintenis
met de firma Ganzevoort hebt verbro
ken?"
„Het is andersom, meneer Spaan
der." De jongeman dacht even na. „Ik
kan het misschien beter zelf zeggen,
dan dat u het later langs een andere
weg te weten komt. Ik ben op staande
voet ontslagen. Maar het ontslag had
niets met mijn werkzaamheden te ma
ken. Integendeel. Dit ontslag was het
gevolg van een beslist persoonlijke aan
gelegenheid Ik kan hierover niet in
bijzonderheden treden Laat ik het zo
stellen: het was een rancune-maatre
gel."
De ander had met verwondering ge
luisterd. „Op staande voet, zegt u? En
zonder een geldige, laten we zeggen: za
kelijke reden?"
Karei knikte. „Inderdaad. Wettelijk
was dit ontslag natuurlijk fout. Op mijn
werk was niets aan te merken. Zoals
ik al zei: het was zuiver een persoon
lijke kwestie."
„En nam u daar genoegen mee?"
„Ja," antwoorde de vertegenwoordi
ger hard. „Ik had dit ontslag natuurlijk
via een civiele procedure kunnen be
twisten. Ik had schadevergoeding kun
nen eisen. Maar dit alles heb ik niet ge
daan. Ik heb de firma Ganzevoort niet
nodig. Ik heb er met genoegen gewerkt
en ik kan rustig vaststellen, dat het
mede aan mij te danken is geweest, dat
het bedrijf van de heer Ganzevoort de
laatste jaren groeide. Nu is de sfeer na
tuurlijk grpndig bedorven. Vandaar dat
ik ander emplooi zoek."
„Wel meneer Welsenaar ik zal dit
om te beginnen met mijn vader en zijn
compagnon moeten bespreken. Hebt u
er bezwaar tegen, als wij de firma Gan
zevoort om inlichtingen vragen?"
„Niet in het minst. De heer Ganze
voort zal zakelijk niets te mijnen na
dele kunnen aanvoeren."
De adjunct-directeur stond op. Hij
stak zijn hand uit en zei: „U hoort nog
van ons, meneer Welsenaar." En daar
mee was het onderhoud afgelopen.
Twee dagen later reeds kreeg Karei
Welsenaar een schrijven van de firma
Spaander en Berg, waarin de heren me
dedeelden tot hun spijt geen gebruik te
kunnen maken van zijn diensten.
Verbaasd herlas hij het korte, zake
lijke epistel en schudde zijn hoofd. Wel
verdraaid, alles wat hij verwacht had,
maar dat
Een minuut later hing hij aan de te
lefoon. Maar blijkbaar had men in Am
sterdam een dergelijke reactie verwacht
want de telefoniste bracht hem beleefd
doch beslist aan het verstand, dat geen
der heren te spreken was en als het
soms de sollicitatie betrof, dat bellen
geen zin had, omdat de heren niet van
plan waren hun standpunt te wijzigen.
En daarmee kon Karei Welsenaar het
doen.
„Ze moeten me niet", was zijn con
clusie, toen hij de hoorn neerlegde. En
meteen ging er in zijn achterhoofd een
lichtje branden: Ganzevoort heeft me
zwart gemaakt. Op de een of andere
manier. Dat was niet te ontkennen. Mis
schien had hij wel die twee winkeltjes
genoemd, waarmee hij indertijd herrie
had gehad en die zich daarna prompt
telefonisch bij Ganzevoort hadden be
klaagd. Wie weet wat voor lelijks de
ouwe over hem verteld had. Dat was
een wraakneming, omdat zijn vertegen
woordiger niet van plan was geweest
om met de zaak te trouwen en de doch
ter op de koop toe te nemen.
Maar met dat al stond hij er gekleurd
op. Als hij ergens anders ging sollicite
ren, zou hij referenties moeten opge
ven en dan moest onafwendbaar de
naam Ganzevoort ter tafel komen. Zo
dra men dan inlichtingen ging vragen
over de vroegere vertegenwoordiger,
zou hetzelfde spelletje gespeeld worden
en Karei Welsenaar had geen schijn
van kans. Ganzevoort kon hem op die
manier uitschakelen bij al zijn concur
renten. Wilde hij ergens een baan rijgen
tenminste in dezelfde branche, dan zou
hij beslist open kaart moeten spelen. En
als hij dat deed en men ging controle
ren, dan kon Ganzevoort natuurlijk
verontwaardigd ontkennen: Hij en mijn
dochter? Maar mijne heren, wat denkt
u wel? Voelt u zelf niet de onzin van
een dergelijke bewering? En dan zou de
oude een heel verhaal kunnen ophan
gen over onbekwaamheid en onbe
schoftheid en nog tal van andere on's
meer. De oude kon net zo lekker wraak
nemen als hij zelf wilde.
(wordt vervolgd)