maak 'n vla-flip! Herrie op de Hoge Veluwe BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF TEXELSE LANDBOUWBEDRIJVEN IN DE ZOMER 1963 De gewoonte getrouw wil o.g. ook dit jaar weer een overzicht geven van het boerenbedrijf in de zomer van 1963. Het valt mij daarbij al direct op, dat „de smaak" van de boer omtrent het weer beslist verschilt van „de burger", om niet te spreken van de badgast. We mo gen naar ik meen immers wel vaststel len, dat de zomer van 1963 voor de toe risten zeker niet is om er over naar huis te schrijven. Een gunstige uitzondering vormen de vakantieweken van „de bouwvakkers", die een oase vormden in de toch veelzins koude en vrij regen achtige zomer. Waardering van de boer niet ongunstig Als je over dit onderwerp met de Texelse boeren spreekt, dan ligt het oordeel omtrent deze zomer beslist niet ongunstig. Diverse veehouders verze kerden mij, dat ze voor zo'n zomer wil den „tekenen". Dit is vooral het geval op die bedrijven, die in een droge zomer veel droogschade hebben en ook in een normaal zomerseizoen nog perioden met grasgebrek hebben als gevolg van te weinig water. Voor deze bedrijven is het zeer beslist een gunstige zomer. Een klein „staartje" van de droogte kregen we aan het eind van de maand juli en de eerste dagen van augustus. Het was genoeg om aan te tonen, dat zeer veel grond op ons eiland droogtegevoelig is, want op verschillende bedrijven in de polders kreeg het grasland op dat mo ment de gevreesde hardgroene kleur, die aantoont, dat het met de groei ge daan is. Het eerste weekend in augustus heeft tegelijk, een groot aantal „bouwvak kers" ook de droogteverschijnselen van ons eiland weggevaagd. Ongunstige start voor veehouderijbedrijven Het begin van het groeiseizoen begon voor de veebedrijven met een zeer on gunstige erfenis van de winter '62 - '63. Groter dan aanvankelijk werd ver wacht was de schade aan het grasland en vooral aan de kunstweiden. Een landbouwvoorlichter, die iets te vroeg zijn oordeel over de toestand van het grasland publiceerde kreeg de wind van voren. Dit oordeel was nl. volgens de veehouders veel te gunstig. Later bleek, dat de schade inderdaad vrij aanzienlij ker was. Die ongunstige begintoestand werd gevolgd door ongunstig weer. Het zag er dan ook eind april en begin mei be slist zeer somber uit voor deze bedrij ven. Zij, die wel eens een blik slaan in onze pennevruchten zullen toen be merkt hebben, dat ook wij, mede met het oog op de uitgebreide ruilverkave lingswerkzaamheden een zwaar hoofd in de voederpositie van veel bedrijven hadden. Gunstige reactie van de veehouders Als wij van een gunstige reactie spre ken, dan doelen wij daarmee op het feit, dat op een zeer groot aantal bedrij ven de „ernst van de toestand" leidde tot een ruim gebrek van stikstof. Een enkele veehouder was hiermee al bezig toen de vorst de grond nog niet uit was. En het staat voor ons vast, dat in een aantal gevallen de stikstof beslist te vroeg is gegeven. Ook hier blijkt weer duidelijk, dat het voor landbouwvoorlichters niet mo gelijk is één advies voor alle bedrijven en ieder jaar te geven. Men moet wel degelijk de omstandigheden in aanmer king nemen. En voor de stikstofbemes ting betekent dit: zo vroeg m o g e 1 ij k Het „mogelijk" moet daarbij beslist niet worden vergeten. Maar nogmaals: de reactie van de veehouders is zeer goed geweest en me de hieraan is het te danken, dat op het moment zeker niet van een noodtoe stand behoeft te worden gesproken. Zeer veel gras Dank zij de hiervoor gesignaleerde ruime stikstofgiften en voldoende water verliep de grasgroei, vooral op een la ter tijdstip, zeergoed. We denken hierbij speciaal aan de week, die volgde op de Pinksterdagen. De paar warme dagen, die we in deze week kregen heben won deren gedaan. We zagen dit o.a. op een perceel, waar op de dinsdag na Pink steren een gedeelte gras werd gemaaid. De rest van het perceel kwam vier da gen later, nl. op zaterdag onder het mes. In deze vier dagen waren er ton nen gras bij gekomen. Op veel percelen werd het grasgewas buitengewoon zwaar. De aanvankelijke trage groei had nl. diverse veehouders er toe gebracht nog maar een paar zak jes stikstof extra te geven. Hooien gaf aanvankelijk veel moeilijkheden Toen de tijd van hooien was aange broken was het geen „hooiweer". En het is volkomen te begrijpen, dat vee houders er dan toe komen het nog een paar dagen aan te zien. Dat „aanzien" duurde dit jaar vrij lang. Het heeft de veehouders en vooral ook de loon werkers, die tot taak hadden het gras te maaien zeer veel hoofdbreken ge kost. Het was geen kleinigheid van dit zware grasgewas in deze periode hooi te maken. In enkele gevallen leed het gewas zo erg, dat bij het werken in het hooi de man onzichtbaar was door stofwolken, die je de indruk gaven, dat het hooi een roetbad had gehad. Gun stige uitzonderingen vormden enkele bedrijven, die mede dank zij het feit dat op het bedrijf een hooiventilator aanwezig is iets vroeger durfden maai en en het hooi juist vóór de ongunstige periode binnen hadden. We denken hier met name aan het demonstratiebedrijf van de heer Tjepkema, die ook in dit opzicht dit jaar weer „geluk"had. Op late percelen veel gunstiger Ook de laatkomers hadden in veel gevallen geluk. Zij hebben kunnen pro fiteren van het gunstige weer in de tweede helft van juli. Wij willen hier met nadruk stellen, dat het laat komen in lang niet alle gevallen een kwestie is van een minder goede bedrijfsvoe ring. Er is bij buitenstaanders nog wel eens de neiging dit hooien in juli steeds op de debetzijde van de betreffende boer te zetten. Men vergeet dan, dat een bedrijfsvorm, waarbij een groot aantal schapen aanwezig is vanzelf tot iets later hooien leidt. Er worden dan nl. nog percelen voor hooiland bestemd als de eerste lammeren worden ver kocht. We geven graag toe, dat dit met het oog op een spoedig invallende droogte vrij riskant is, maar we voelen er niets voor om in dit geval te spre ken van een minder goede boer. In ieder geval hebben deze boeren dit jaar het geluk gehad, dat ze goed hooi in het vak kregen. Zeer goede nagroei Op vrijwel alle bedrijven is er op dit moment flink gras. Een uitzondering vormen de bedrijven, waar door het werk van de ruilverkaveling zeer veel grasland zwart wordt gemaakt. Maar ook hier behoeft het vee geen armoe te lijden. De commissie beschikt over een flinke oppervlakte giasland om do ze gedupeerde veehouders te helpen, al gaat dit vaak met extra-werk ge- Plezierige vakantie-tipmaak 'n vla-flipDoe een laagje limonade (of jam) in 't glas, daarop vanillevla en bovenop wat yoghurt... heerlijk! 16. We hebben het allemaal gezien op het laatste plaatje van de vorige strip: het duo Diavolo en Angelico weende tranen met tuiten van ongekend sport- genot. Dat was wel de mooiste wed strijd, die ze ooit gezien hadden. Het schouwspel mocht dan misschien niet langer dan een kwartiertje geduurd hebben, maar in dat kwartiertje waren dan ook eventjes zes goals gemaakt door een speler van superklasse, die zich als amateur te midden der semi- profs bewoog als een kostbare edel steen temidden van kiezels. De Italia nen wensten zich trouwens niet te be kommeren over de zonderlinge con stellatie van het Nederlandse voetbal, waar een profbond was, die de spelers maar half betaalde en waar een ama- teurbond was, die hetzelfde deed. Dat moesten die kaaskoppen zélf maar uit zoeken. Nee, de Italianen hadden an dere plannen. Zij renden halsoverkop het stadion uit en lieten het aan de geestdriftige menigte over of die Karei Kleuntjes nu op de schouders wilde hij sen of niet. Laten wij echter niet vergeten onze aandacht weer te bepalen bij brigadier Piet, die eigenlijk de hoofdpersoon van ons verhaal is. Piet was ook naar buiten gegaan. Hij hield er namelijk helemaal niet van meege- duwd te worden met een hossende, gol vende massa. En daar stond hij nu op het grote stadionplen Achter zijn brede rug steeg het enthousiasme der voet balkenners als een laaiend vuur uit de kuip van het stadion omhoog. Maar waar Piet stond was het gelukkig rus tig. En daarom wachten wij samen met hem af wat er verder gebeuren gaat. paard. We denken aan een veehouder uit Den Hoorn, die op het moment zijn 23 melkkoeien „ergens" in polder Het Noorden weidt. Het pleit in dit geval voor de man, dat dit zeer gemoedelijk wordt opgenomen. In ieder geval vin den wij het een zeer wijs besluit om liever wat extra-afstand te nemen dan de melkbron te laten opdrogen door ge brek aan gras. C. v. Gr. „STRANDING" (Vervolg van pagina 1) Olie Jensen terug naar het ogenblik, waarop de „Cristiana" vol trots haar reis was begonnen. Op de vroege morgen van de 21e november 1603 waren onder gunstige weersomstandigheden op de „Cristiana" de zeilen gehesen en het anker gelicht. De zon had glimlachend toegekeken hoe de kleine bemanning haar best deed de kof vaarklaar te maken. Het ruim was vol met stukgoed dat op de rede van Hamburg was ingeladen. Iedereen aan boord was vol goede moed toen een stevige bries de zeilen deed bollen en het kielzog achter de spiegel zichtbaar werd. De roerganger spuwde een straal tabakssap op het dek en gaf het scheep je de koers die de schipper hem had opgegeven. Met deze bries achter de zeilen zouden ze spoedig in Antwerpen zijn. Toen het scheepje in volle zee was aangekomen, besloot Olie Jensen een paar uur te gaan rusten. Hij had een paar drukke dagen achter de rug en nog meer voor de boeg. Na een mompelende groet en een laatste in structie aan zijn roerganger, verdween hij in zijn hut waar hij spoedig in Morpheus armen werd opgenomen. Na een uur of wat te hebben geslapen, werd de schipper wakker. Hij voelde meteen aan de bewegingen van de kof dat het weer was veranderd. Vlug kleedde hij zich aan en begaf zich naar de roerganger. De kleur van het water was veranderd van blauw in groen en de zon ging schuil achter grijze wol kenmassa's. De wind was harder gaan waaien en rukte aan de zeilen. „Er komt storm schipper", zei de roergan ger, terwijl hij het rad steviger om klemde. Schipper Olie Jensen knikte instemmend Met één oogopslag had hij de weersverandering waargenorpen en zijn zeemansbloed vertelde hem de rest. Hij gaf opdracht zeil te minderen. Harder en harder begon de wind te waaien en toen de duisternis inviel hadden Aeolus en Neptunes de weer loze kof stevig in hun greep. De „Cris tiana" was een speelbal van de weer goden geworden. Plotseling slaakte de roerganger een kreet, die Olie Jensen tot de werke lijkheid terugriep. „Schipper een vuur, een vuur aan bakboord. De ogen van Olie Jensen priemden in de duisternis. De roerganger had goed gezien. Aan bakboord brandde een vuur Hoog laai den de vlammen op in de nacht. Nog nooit had de schipper zoiets moois ge zien. Met een zwaai aan het grote rad wijzigde de roerganger de koers van de „Cristiana". Als een magneet trok het vuur de kof langzaam maar zeker naar zich toe. Omstreeks hetzelfde uur waarin de Noor zich in moeilijkheden bevond, lag „Janus", de jutter op zijn strobed. In zijn schamele hut achter de Tesselse duinen, lag hij te luisteren naar de wind, die om de plaggen gierde. Zijn hart was bij de zee en in gedachten zag hij de schepen die in nood verkeerden. Zag hij de schippers die uitkeken naar een vuur zodat zij hun schepen veilig zouden kunnen binnenbrengen. De ge dachte aan een houtvuur deed het rui me hart van de jutter sneller kloppen. Bijna zijn hele leven had Janus aan de vloedlijn doorgebracht. Menige balk, vaatje wijn of baaltje lijnzaad was zijn eigendom geworden. Maar na elke strooptocht langs het strand was zijn hebzucht groter geworden. Aan een stevige balk ging hij voorbij. Dat bracht minder op dan linnen. Gouden ringen van verdronken schepelingen brachten nog meer op. Zo was Janus bij het verloop der getijden van jutter een ro ver geworden. De schout, die voor de praktijken van Janus weinig waarde ring kon opbrengen, had hem tot nu toe niet kunnen betrappen. Maar het net werd al strakker om de jutter heengetrokken. Een net waarvan de mazen te klein waren om er doorheen te glippen. Janus begreep dat hij andere methoden moest gaan toepassen wilde hij zijn hebzucht blijven bevredigen. Wilde hij uit de handen van de schout blijven, dan moest hij er voor zorgen, dat hij op het moment van de stran ding aan de waterkant stond om zijn slag te slaan. En dan nog moest hij vlug zijn. Er was maar één manier om zijn plan te doen slagen En zo broedde hij een misdadig plan uit, waarvan de uitvoering hem in één slag rijk zou ma ken. Hij zou een sóhip laten stranden. Toen hij na middernacht opstond lag er een duivelse grijns op zijn gelaat en zijn ogen flikkerden boosaardig. Hij nam een arm droog hout, stak zijn tondeldoos in zijn zak en verliet de hut. De wind gierde over de duintoppen en rukte aan zijn kleren. Hij had moeite adem te halen. Maar zijn hebzucht was sterker dan de wind Hijgend ging hij op de eerste duinenrij zitten en keek naar het lichtende schuim van de bran ding. Toen Janus weer op adem was gekomen maakte hij van het hout een stapel en stak er de brand in. Even later laaiden de vlammen hoog op en verlichtten de omtrek. Janus wreef zich de handen van spanning. Zou er een schip op af komen? Zou er een schip per zijn die het vuur voor een veilige haven zou aanzien? Te laat bemerkte Olie Jensen, dat hij was misleid. Op hetzelfde moment, dat hij de „Cristiana" met haar kiel over het zand voelde schuren, zag hij tegen de achtergrond van de vuurgloed een gedrongen gestalte op een duin staan. Dit was geen haven maar een valstrik. De roerganger draaide als een razende aan het rad om de kof een andere koers te geven. Maar het mocht niet meer baten. De laatste bevelen van de schip per gingen verloren in het geweld van de branding. Hoge golven namen de „Cristiana" op en smeten haar op de eerste zandbank. Met een droge knal knapten de masten af en sloegen met de tuigage over boord. De kof begon snel slagzij te maken. Zee en wind vol tooiden de ondergang van het scheepje en haar bemanning. De Noren waren in de kolkende watermassa reddeloos verloren. Een wrak was alles wat er overbleef van het schip dat eens vol glorie de thuishaven had verlaten. Een kort ogenblik was er een doodse stilte Toen hieven wind en water een doden- zang aan. Vlokken schuim vielen als witte bloesem op het zeemansgraf. De wind hield een korte pauze. Janus had vol spanning het verloop van de stranding gevolgd. Zijn opzet was geslaagd. Daar dreven de eerste voorwerpen al op het water. Vlug liet hij zich van de duintop glijden en liep het water in. Het was een rijke buit die hij vannacht mee naar huis zou nemen. Verder en verder liep hij. Dit nam hij, dat niet. De stapel goederen op het strand werd al groter en groter. Maar nog had Janus niet genoeg. Een vreemd voorwerp dat vlak bij de on- heidsplek dreef, trok zijn aandacht. Zou hij het wagen zover in zee te gaan? Hij moest weten wat daar omhoog en omlaag ging. Toen hij tot zijn nek in het water stond, kromden zijn handen zich om het dode lichaam van Olie Jensen. Janus heeft de klap van de mast, die een roller tegen hem aan- wierp, niet gevoeld. Met een gebroken nek zakte de jutter naar de bodem van de zee. Het net, waarvan de mazen te klein waren om er doorheen te glippen, was om de jutter dichtgetrokken. Jean de l'ïle. FEUILLETON door Henk van Hee9wijk 28. Ze zuchtte. „Ik moet 't wel geloven. Iedere keer, als je dat zegt, word ik er warm van, van binnen". „Dat is de liefde, Stien Ik weet ze ker, dat jij ook van mij houdt". Ze maakte zich los en kwam over eind. „Gek, een mens wordt altijd sen timenteel in zulke ogenblikken". Ze keek op het klokje in het dashboard. „O, Karei, al bijna half elf! Ik moA naar huis!" Hij startte de wagen. „Dan gaan we zus. Straks staan de gebroeders Van Essen aan het begin van de Pothoven- laan ons op te wachten" Ze haalde haar schouders op. „Die zijn misschien al naar bed". Vlak bij de Pothovenlaan greep ze zijn arm. „Stop even voor de hoek. Daar is het donker en staan geen huizen". Hij deed het en nog voor de wagen geheel stilstond, voelde hij haar armen om zijn hals en haar lippen op zijn mond. „Voor alles, van vanavond. Om dat je zo'n lieve jongen bent, zie je?" Hij nam haar in zijn armen en kuste haar terug. „Nou ben ik een gelukkig mens, Stien, als jij zo tegen me ligt. Jij alleen bent in staat om me voor altijd gelukkig te maken." Ze drukte zich heftig tegen hem aan en brandende lippen persten zich op zijn mond. „Zo, Karei, dank je voor deze avond. Ik zal er rustig over den ken. Blijf een paar dagen weg, wil je? Dan kan ik het eerlijk met mezelf uit vechten." Hij knikte en liet haar los. „Volgen de week zie je me wel eens een middag of avond verschijnen. Of.kunnen we geen afspraak maken? Ik bedoel: niet in het restaurant?" Ze dacht even na, „Goed, volgende week donderdag, zelfde tijd en plaats. Zullen we zo afspreken?" „Het is een heel eind, moppie, maar jij bent m'n koningin en jouw wil is mijn wet, Goed, ik ga iedere nacht van je dromen, hoor je?" Ze gaf hem nog een vluchtige zoen en stapte uit. „Dag", zei ze zacht. Door het raam drukte hij nog even haar hand en daarna liep ze vlug de laan in. Bij het poortje draaide ze zich om en wuif de. Toen verdween ze opzij van het huis. HOOFDSTUK 11 Soms ben je onweerstaanbaar „Zo, zo, dus je bent niet meer in dienst bij de firma Ganzenvoort." De adjunct-directeur de jonge meneer Spaander, keek de bezoeker aan de andere kant van het bureau onderzoe kend aan. „En nu wilt u voor ons gaan werken?" Karei Welsenaar knikte. „Inderdaad. Misschien is het u bekend, dat ik een paar jaar geleden door de chef van de buitendienst benaderd bengepolst om zo maar te zeggen, of ik wellicht interesse had om voor uw firma te reizen. Er waren toen omstandigheden die mij beletten dit aanbod te accepte ren. Thans staan de zaken anders". De man achter het bureau knikte. „Daar staat me nog iets van voor,ja. Als ik me goed herinner, gaf men nogal hoog op van uw verkoopcapaciteiten." Karei lachte bescheiden. „Ik doe mijn best en ik heb inderdaad over het al gemeen behoorlijk succes." De adjunct-directeur leunde achter over in zijn stoel en speelde met een briefopener. „Ik beslis hierover niet al leen," zei hij bedachtzaam. „Dat zult u wellicht begrijpen. Mogen wij ook de reden weten, waarom u de verbintenis met de firma Ganzevoort hebt verbro ken?" „Het is andersom, meneer Spaan der." De jongeman dacht even na. „Ik kan het misschien beter zelf zeggen, dan dat u het later langs een andere weg te weten komt. Ik ben op staande voet ontslagen. Maar het ontslag had niets met mijn werkzaamheden te ma ken. Integendeel. Dit ontslag was het gevolg van een beslist persoonlijke aan gelegenheid Ik kan hierover niet in bijzonderheden treden Laat ik het zo stellen: het was een rancune-maatre gel." De ander had met verwondering ge luisterd. „Op staande voet, zegt u? En zonder een geldige, laten we zeggen: za kelijke reden?" Karei knikte. „Inderdaad. Wettelijk was dit ontslag natuurlijk fout. Op mijn werk was niets aan te merken. Zoals ik al zei: het was zuiver een persoon lijke kwestie." „En nam u daar genoegen mee?" „Ja," antwoorde de vertegenwoordi ger hard. „Ik had dit ontslag natuurlijk via een civiele procedure kunnen be twisten. Ik had schadevergoeding kun nen eisen. Maar dit alles heb ik niet ge daan. Ik heb de firma Ganzevoort niet nodig. Ik heb er met genoegen gewerkt en ik kan rustig vaststellen, dat het mede aan mij te danken is geweest, dat het bedrijf van de heer Ganzevoort de laatste jaren groeide. Nu is de sfeer na tuurlijk grpndig bedorven. Vandaar dat ik ander emplooi zoek." „Wel meneer Welsenaar ik zal dit om te beginnen met mijn vader en zijn compagnon moeten bespreken. Hebt u er bezwaar tegen, als wij de firma Gan zevoort om inlichtingen vragen?" „Niet in het minst. De heer Ganze voort zal zakelijk niets te mijnen na dele kunnen aanvoeren." De adjunct-directeur stond op. Hij stak zijn hand uit en zei: „U hoort nog van ons, meneer Welsenaar." En daar mee was het onderhoud afgelopen. Twee dagen later reeds kreeg Karei Welsenaar een schrijven van de firma Spaander en Berg, waarin de heren me dedeelden tot hun spijt geen gebruik te kunnen maken van zijn diensten. Verbaasd herlas hij het korte, zake lijke epistel en schudde zijn hoofd. Wel verdraaid, alles wat hij verwacht had, maar dat Een minuut later hing hij aan de te lefoon. Maar blijkbaar had men in Am sterdam een dergelijke reactie verwacht want de telefoniste bracht hem beleefd doch beslist aan het verstand, dat geen der heren te spreken was en als het soms de sollicitatie betrof, dat bellen geen zin had, omdat de heren niet van plan waren hun standpunt te wijzigen. En daarmee kon Karei Welsenaar het doen. „Ze moeten me niet", was zijn con clusie, toen hij de hoorn neerlegde. En meteen ging er in zijn achterhoofd een lichtje branden: Ganzevoort heeft me zwart gemaakt. Op de een of andere manier. Dat was niet te ontkennen. Mis schien had hij wel die twee winkeltjes genoemd, waarmee hij indertijd herrie had gehad en die zich daarna prompt telefonisch bij Ganzevoort hadden be klaagd. Wie weet wat voor lelijks de ouwe over hem verteld had. Dat was een wraakneming, omdat zijn vertegen woordiger niet van plan was geweest om met de zaak te trouwen en de doch ter op de koop toe te nemen. Maar met dat al stond hij er gekleurd op. Als hij ergens anders ging sollicite ren, zou hij referenties moeten opge ven en dan moest onafwendbaar de naam Ganzevoort ter tafel komen. Zo dra men dan inlichtingen ging vragen over de vroegere vertegenwoordiger, zou hetzelfde spelletje gespeeld worden en Karei Welsenaar had geen schijn van kans. Ganzevoort kon hem op die manier uitschakelen bij al zijn concur renten. Wilde hij ergens een baan rijgen tenminste in dezelfde branche, dan zou hij beslist open kaart moeten spelen. En als hij dat deed en men ging controle ren, dan kon Ganzevoort natuurlijk verontwaardigd ontkennen: Hij en mijn dochter? Maar mijne heren, wat denkt u wel? Voelt u zelf niet de onzin van een dergelijke bewering? En dan zou de oude een heel verhaal kunnen ophan gen over onbekwaamheid en onbe schoftheid en nog tal van andere on's meer. De oude kon net zo lekker wraak nemen als hij zelf wilde. (wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1963 | | pagina 4