Moord op Oudejaarsavond
Cancer Control nieuwe
aanpak van oud probleem
DamP0 breekt
De gestadige groei van de kanker
wetenschap doet, als op zovele andere
gebieden, de klemmende behoefte ont
staan aan een vergaande samenwerking
tussen al degenen, die zich met de
kankerbestrijding bezighouden. Een sa
menwerking, dip thans internationaal
met de Engelse benaming Cancer-
control" wordt aangeduid.
Het is dan ook beslist geen toeval, dat
onlangs in Genève een congres onder
auspiciën van de Wereld Gezondheids
Organisatie is gehouden, dat geheel aan
cancer-control was gewijd.
Immers kanker staat momenteel zo
wel bij de gezondheidsautoriteiten als
bij het publiek vooraan in de belang
stelling.
Een verklaring voor deze belangstel
ling is eveneens niet ver te zoeken. Een
van de meest opvallende feiten in de
huidige statistiek van doodsoorzaken is,
dat afgezien van het stijgende aantal
slachtoffers van verkeersongevallen,
hart- en vaatziekten als eerste doods
oorzaak naar voren is gekomen, echter
direct gevolgd door kanker.
Dit beeld vertoonde zich oorspronke
lijk in landen met een hoge levens
standaard en goede geneeskundige
voorzieningen, landen dus, waarin de
gemiddelde leeftijd allengs hoger werd.
Op het ogenblik ziet men meer en meer
eenzelfde beeld ontstaan in de zich ont
wikkelende onderontwikkelde gebieden.
Anderzijds neemt de kennis van het
ontstaan van kwaadaardige gezwellen
geleidelijk toe, waardoor de weg is
geopend om bepaalde vormen van kan-
Ker te voorkomen. Tenslotte boeken de
chirurgie, de radiologie en de chemo
therapie steeds betere resultaten, zodat
er een aantal opvallende factoren zijn,
die medici en ook vele niet-medici heb
ben waargenomen.
In het onlangs verschenen rapport
over bovengenoemd congres wordt
enerzijds de huidige stand van de kan
kerwetenschap geanalyseerd, terwijl
anderzijds wordt getracht, onder de be
naming cancer-control, nieuwe wegen
aan te geven om tot de grootst moge
lijke resultaten op het gebied van de
kankerbestrijding te geraken.
Cancer-control wordt daarin om
schreven ais een complex van maatre
gelen, t.w. preventie, opsporing, diag
nose, massa-onderzoek, behandeling,
nazorg revalidatie, opleiding en trai
ning van medisch hulppersoneel, re
gistratie en voorlichting.
Het is interessant een aantal van
deze begrippen gezien in het licht
van cancer-control even te verduide
lijken en daarna na te gaan op welke
wijze Nederland ook op dit punt tracht
bij te blijven. De term „bijblijven" is
hier opzettelijk gekozen om op voor
hand aan te tonen, dat Nederland, ge
meten naar de behandelingsresultaten,
in vergelijking met de rest van de we
reld zeker geen achterstand heeft. Wel
dient er, evenals in andere landen nog
veel werk te worden verzet, allereerst
op het gebied van de
Preventie.
Hieronder wordt verstaan het uit
schakelen van of het zich beschermen
tegen factoren, waarvan vaststaat of
wordt aangenomen, dat zij tot het ont
staan van kanker zouden kunnen lei
den.
Tot nog toe zijn in dit opzicht de
grootste resultaten geboekt in die in
dustrieën, waarin met thans onderken
de kankerverwekkende stoffen werd
gewerkt. Dit heeft geleid tot maatrege
len ter wering van dergelijke stoffen
uit het productie-proces.
Voorts is en wordt veel aandacht be
steed aan het onderkennen van de
gevaren van de op vele gebieden meer
en meer toegepaste radio-actieve stof-,
fen, waartegen afdoende bescherming
is en wordt getroffen.
Verder is er het vraagstuk van de
luchtverontreiniging, als mogelijke
factor, aan welk vraagstuk thans ook
in Nederland aandacht wordt besteed.
Daarnaast zijn o.m. maatregelen ge
troffen tot wering van schadelijke stof
fen uit het voedsel en bij de fabricage
van cosmetische artikelen.
Van zeer grote betekenis is echter een
preventie-mogelijkheid, waarbij het
grote publiek zelf direct betrokken
dient te worden, namelijk het wijzigen
van de rookgewoonten.
Nu als vaststaand wordt aangenomen
de relatie tussen het overmatig gebruik
van sigaretten en de stijging van het
aantal longkankerpatiënten, is het een
dringende noodzaak geworden een ieder
te overtuigen van de eenvoudige moge
lijkheid tot voorkoming van longkanker
door een drastische beperking van het
sigarettengebruik.
Een noodzaak, die te meer dringend
is, omdat longkanker bijvoorbeeld in
Nederland reeds ca. 30% der manne
lijke kankerpatiënten treft. Dit zal
voornamelijk mogelijk zijn door middel
van een grootscheepse aanpak van de
voorlichting, waarop op een andere
plaats in deze beschouwing nader
wordt teruggekomen.
Opsporing en diagnostiek
Hierbij wordt gesteld, dat alle moge
lijke maatregelen dienen te worden ge
troffen om de ontdekking van nieuwe
kankergevallen in een zo vroeg mogelijk
stadium te realiseren. Daartoe dienen
ook nieuwe technieken ten behoeve van
het stellen van een snelle en juiste
diagnose te worden ontwikkeld.
Direct hieraan aansluitend worden
enkele beschouwingen gewijd aan de
Behandeling
Hoewel op dit ogenblik de chirurgie
en de radiologie de meest essentiële be
handelingsmethoden vormen, wordt het
meer en meer duidelijk, dat voor be
paalde vormen van kanker ook chemo-
therapeutische middelen met succes
kunnen worden toegepast.
Vanzelfsprekend is bij de behande
ling van kankerpatiënten een nauwe
samenwerking tussen de verschillende
specialisten van het grootste belang.
Nazorg en revalidatie
Ten aanzien van deze op de behande
ling volgende maatregelen wordt ge
steld, dat hierbij aan vier punten aan
dacht dient te worden geschonken, t.w.
1. de verlengde nabehandeling, veelal
radiologisch, soms ook chirurgisch;
2. de nacontröle, teneinde o.m. even
tuele uitzaaiingen in een zo vroeg
mogelijk stadium te ontdekken;
3. de revalidatie van behandelde kan
kerpatiënten, waarbij het noodzake
lijk is reeds bij de aanvang van de
behandeling de patiënt vertrouwd te
maken met eventueel noodzakelijke
revalidatie-methoden;
4. de nazorg voor diegenen, die helaas
niet meer afdoende behandeld of ge
revalideerd kunnen worden.
Vanzelfsprekend is ook hier een nau
we samenwerking tussen de behande
lende artsen, verpleegsters, sociale
werksters en familieleden van de pa
tiënt van het grootste belang.
Dat de voorlichting ook op deze pun
ten gericht zal dienen te zijn is even
zeer duidelijk.
Opleiding cn training van
medisch hulppersoneel
Hieronder worden behalve artsen en
verpleegsters ook verstaan: sociaal ge
neeskundigen, medische statistici, maat
schappelijke werksters en gezondheids-
voorlichtings-deskundigen.
Ter informatie van deze groepen
wordt gepleit voor het aandacht schen
ken aan mogelijke nieuwe behande
lingsmethoden, diagnose-technieken,
behandelingsresultaten, preventiemoge-
lijkheden tijdens de opleiding, in na
scholingscursussen en in artikelen, te
publiceren in de voor deze groepen be
staande vakpers.
Op deze wijze wordt voor deze cate
gorieën de mogelijkheid geschapen op
de hoogte te blijven van de ontwikke
lingen in de kankerwetenschap.
Periodiek geneeskundig onderzoek
Een punt, waaraan in bovenaange
haald rapport bijzondere aandacht
wordt besteed, is het periodiek genees
kundig onderzoek, waaraan grote voor
delen worden toegeschreven.
Dat neemt echter niet weg, dat al
vorens daartoe kan worden overgegaan
allereerst een aantal vraagstukken om
een oplossing vragen. Zo is het o.m
duidelijk, dat het overgaan op perio
diek geneeskundig onderzoek een ex
tra zware belasting zal gaan betekenen
van de vaak toch al zwaar belaste art
sen, vooral als dit onderzoek door de
huisartsen zou moeten worden verricht.
Gebeurt dit niet, dan zouden speciaal
voor dat doel ingerichte onderzoek
centra moeten worden ingesteld, die
dan toch ook door getrainde artsen zou
den moeten worden bezet.
Beide mogelijkheden betekenen voor
Nederland een moeilijk direct op te
lossen vraagstuk, gezien de reeds be
staande schaarste aan artsen. Toch
moeten bij deze moeilijkheden de voor
delen van het periodiek geneeskundig
onderzoek niet uit het oog worden ver
loren.
Allereerst biedt het periodiek ge
neeskundig onderzoek de mogelijkheid
om aan de hand van hierbij ontdekte
en behandelde gevallen ook van
goedaardige gezwellen te komen tot
wellicht nieuwe behandelingsmogelijk
heden en tot nieuwe diagnostiekme
thoden.
Belangrijk is bovendien, dat door dit
onderzoek meer aandoeningen dan tot
nu toe in een zeer vroeg stadium kun
nen worden ontdekt en behandeld,
waardoor voor bepaalde vormen van
kanker steeds gunstiger overlevings-
cijfers kunnen worden behaald.
Het staat echter zonder meer vast,
dat niet vandaag of morgen met de
invoering van periodiek geneeskundig
onderzoek kan worden begonnen. Zeer
veel pleit voor een geleidelijk proces.
Daarmede is men in verscheidene
landen, die het periodiek geneeskundig
onderzoek nog niet kennen, druk doen
de. Zo kunnen als voorloper van het
periodiek geneeskundig onderzoek wor
den gezien het gericht cytologisch on
derzoek "bij vrouwen en het borstkas-
onderzoek bij mannen boven 45 jaar,
dat tweemaal per jaar zal moeten
plaats vinden en dat gericht is op "net
ontdekken van longkanker in een vroeg
stadium.
Onder cytologisch onderzoek wordt
verstaan het uitvoeren van een cel-
onderzoek, aan de hand waarvan des
kundigen een eventuele kankeraandoe
ning van de vrouwelijke geslachtsorga
nen kunnen vaststellen. Het is een,
althans voor dit doel, afdoende metho
de, die weinig tijd en kosten vraagt.
In ons land vinden op het ogenblik in
de provincie Gelderland op dit punt
proefnemingen plaats, uitgevoerd door
een aantal vrouwenartsen en andere
deskundigen.
Een eerlang in het leven te roepen
studiecommissie zal zich in ons land
gaan bezighouden met de problemen,
verbonden aan het invoeren van het
röntgenonderzoek van de borstkas bij
mannen.
Het is echter in eerste instantie van
het grootste belang dat iedereen beter
vertrouwd raakt met het „hoe en
waarom" van deze vormen van gericht
onderzoek, als wegbereiders tot het
algemeen periodiek geneeskundig on
derzoek, waartoe al evenzeer voorlich
ting noodzakelijk zal zijn.
Het is opvallend, dat bij vele van de
bovenaangehaalde kanten van het kan-
kervraagstuk, als middel om een doel te
bereiken, wordt genoemd de
Voorlichting
Daarbij wordt dan in de allereerste
plaats gedacht aan de voorlichting van
de bevolking. En dat is geen wonder.
Want hoe voortreffelijk de hulp aan de
patiënt ook moge zijn, voorop staat dat
eventuele toekomstige patiënten in een
zo vroeg mogelijk stadium worden be
handeld. Dit is een verre van eenvou
dige zaak. De leek en waarschijnlijk
hij niet alleen huivert alleen al voor
het woord kanker, dat toch altijd nog
beelden oproept aan een ziekte, die de
dood ten gevolge zou moeten hebben.
Deze onjuiste mening, die grotendeels
de kankervrees veroorzaakt, dient met
kracht te worden bestreden.
De bevolking dient via voorlichtings
avonden, maar eveneens door het wel
overwogen inschakelen van pers, radio
en televisie vooral te worden gewezen
op de noodzaak van vroeg-diagnostiek,
op steeds gunstiger wordende behande
lingsresultaten, op de mogelijkheden tot
het voorkomen van kanker, op de
voortschrijding van de kankerweten
schap, etc. Een dergelijk voorlichtings
programma, waarvan hier slechts en
kele zijden zijn belicht, zal, naar de
mening van voorlichtingsdeskundigen,
ongetwijfeld leiden tot het aankweken
van een meer positieve houding van de
bevolking ten aanzien van het kanker-
vraagstuk.
Dat daarbij de informatie aan artsen
en hulppersoneel gelijke tred moet hou
den, behoeft geen nader betoog.
Wat wordt nu in Nederland gedaan
ten aanzien van dit complex van maat
regelen, samengevat onder de benaming
cancer-control, waarbij, zoals gebleken
is, de voorlichting vooraan in de be
langstelling staat?
Nederland
Vooropesteld zij, dat ons land ten
aanzien van de behandelingsresultaten
zeker niet ten achter staat, maar ook
de taak om bij te blijven via een als
stimulans werkende voorlichting, wel
heeft verstaan.
Voortbouwende op de reeds enige
jaren, met hulp van vele welwillende
huisartsen aan de bevolking gegeven
voorlichting, is in het begin van dit
jaar een Bureau Voorlichting in het
leven geroepen.
Dit Bureau, dat onder leiding staat
van dr. L. Meinsma, tevens directeur
van de Centrale Kanker Registratie,
heeft een voorlichtingsprogramma op
gesteld, dat behalve voor de bevolking
o.a. voor verplegend personeel is be
doeld. Voorts zullen de huisartsen o.m.
worden benaderd via artikelen in hun
worden gehouden van behandelingsre-
vaktijdschriften en aldus op de hoogte
sultaten, diagnose-technieken, preven
tiemogelijkheden etc.
De voorlichting aan de bevolking gaat
uit van de poging om de overmatige
angst voor kanker weg te nemen. Dit
zal o.m. geschieden door het meer be
kendheid geven van de aan de bevol
king veelal onbekende gunstige behan
delingsresultaten voor sommige vormen
van kanker, het wijzen op het belang
van de vroegdiagnostiek. die de behan
delingsresultaten nog verder kan ver
beteren, het propageren van mogelijk
heden om longkanker te voorkomen
enz.
Het vrouwelijke deel van de bevol
king zal in het bijzonder moeten wor
den gewezen op gemakkelijk te ont
dekken verschijnselen, die mogelijk een
aanwijzing kunnen zijn voor een aan
doening van het geslachls-apparaat of
de borstklier.
De mannen zullen moeten worden ge
wezen op de eenvoudige mogelijkheid
tot voorkoming van de bij hen steeds
meer optredende longkanker. Dit zal in
de naaste toekomst ook voor vrouwen
gelden. Dit kan resulteren in een da
ling van de kankersterfte met meer dan
7%.
De eenvoudige mogelijkheid tot voor
koming van longkanker bestaat uit een
drastische beperking in de rookgewoon
te: namelijk het roken van minder siga
retten. De mogelijkheid bestaat, dat
sommigen de voorkeur geven aan het
overgaan van sigaret op pijp of sigaar,
maar dan moet niet geïnhaleerd wor
den.
Uitgaande van de wetenschap, dat het
zeer moeilijk zal zijn een eenmaal aan
geleerde gewoonte af te wennen, dienen
kinderen er reeds op te worden gewe
zen, dat het beter is niet met roken te
beginnen. Ook aan dit punt schenkt het
Bureau Voorlichting alle aandacht.
De oplosing van de vraag, hoe de
bevolking op grote schaal via voorlich
tingsavonden kan worden bereikt,
tracht het Bureau op de volgende wijze
naderbij te brengen.
De directeur van het Bureau tracht,
door het houden van lezingen op ver
gaderingen van de afdelingen van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij
tot Bevordering der Geneeskunst, aller
eerst belangstelling te wekken voor de
kankervoorlichting en bovendien de
8. Gert knikte tevreden, toen hij een en
ander had vernomen. Het stoffelijk
overschot van de vrouw was naar het
lijkenhuisje van het kerkhof overge
bracht, in afwachting van nadere in
structies. De enige familieleden waren
waarschijnlijk die Gillissen en zijn va
der, en als het lijk definitief vrijgegeven
was, moest hij maar zeggen, waar de
vrouw begraven moest worden.
„Probeer eens uit te vissen, of die
jonge Gillissen in militaire dienst is ge
weest", vroeg Gert aan zijn rechterhand
Stegeman, die hem doorgaans assisteer
de. „En zo ja, bij welk wapen hij ge
diend heeft. Het kan misschien een
aanwijzing zijn".
Stegeman keek verwonderd. „Hij kan
het toch zelf niet gedaan hebben? Hij
liep er naast, toen het gebeurde".
„Dat zegt hij", antwoordde Gert na
denkend, „maar geen mens kan dat be
wijzen. En ik moet met iedere mogelijk
heid rekening houden. Laten we eens
één ogenblik aannemen, dat hij om de
een of andere reden de oude vrouw om
zeep wilde brengen. Ze is in deze om
geving wellicht volslagen onbekend.
Wacht.even een aantekening ma
ken. Eens aan die jongeman vragen, of
zijn tante al eens eerder in Dorringen
was. Goed. Hij zegt: wacht u even, tante,
ik moet dit of dat doen. Hij gaat naar
het park. Er is veel lawaai van ont
ploffend vuurwerk. Hij haalt een revol
ver te voorschijn het slachtoffer staat
in de onmiddellijke nabijheid van de
lichtkring van een straatlamp en
schiet. Verdonkeremaand op de een of
andere wijze het wapen en rent terug.
En vertelt ons, dat hij niet van haar
zijde is geweken. Nou?"
Stegeman glimlachte. „Het heeft wel
wat weg van een detectiveverhaaltje uit
een boek, he? Zoiets gebeurt toch zeker
nooit in werkelijkheid? Dat zou wel ge
tuigen van een zeldzaam geraffineerde
opzet".
Gert wuifde met zijn hand. „Ik heb
zo al enkele staaltjes van bijzondere
geslepenheid meegemaakt, broer. Daar
zou ik haast een boek van kunnen
schrijven. Ik denk, dat ik nog maar eens
met die snuiter ga babbelen. Ik moet
toch wat meer van hun familie-omstan
digheden te weten komen".
De telefoon rinkelde en Gert, die het
dichtst bij het toestel stond, nam de
hoorn en meldde zich: „Gemeente
politie Dorringen, Met Hoolwerf".
„Ha, Hoolwerf! Goeie morgen. Met
Veenstra. Alweer bij de hand?"
„Zo juist gearriveerd. Hoe is het?
Heb je nieuws?"
„Wat de inbraak betreft, moet ik je
teleurstellen. Ze zijn op het ogenblik
aan het snuffelen naar vingerafdrukken.
Maar daarvoor bel ik niet. Dat pleeg
kind, he? Dat meisjeweet je wel?
Die Grada van Andel. Ze is inmiddels
op de hoogte gesteld en reist met de
Wien-Holland Express naar Amster
dam. Ik heb het even nagekeken; ze ar
riveert om 16.26 aan de Centraal. Wat
wil je? Zullen wij haar opvangen? Of
kom jij dat kind halen? Ik dacht zo, dat
dit meer jouw zaak is, niet?"
Gert knikte en dacht na. „Ja, dat is
zo. Zestien zes en twintig, dat is onge
veer half vijf. Ze zal wel een begeleid
ster hebben, veronderstel ik".
„Dat weet ik niet. Bonn heeft door
gebeld naar hier, dat ze Nonnenwerth
gewaarschuwd hebben en dat het meisje
om vier voor half twaalf uit Bonn ver
trekt. Met de Wien-Holland Express".
„Verdraaid, dan had ze beter in Arn
hem kunnen uitstappen".
„Ja, eigenlijk wel. Daar hebben wij
niet bij stilgestaan".
„Nou ja, 't hindert ook niet. Dan ga
ik wel naar Amsterdam. Als ik om een
uur of één wegrijd, ben ik er vroeg
genoeg. Maar hoe vind ik dat kind op
het station?"
„Dat zal niet moeilijk zijn. Ik heb in
middels de Centraal al gebeld en verno
men, dat deze D-trein op Nieuwjaarsdag
in de regel matig bezet is. Aankomst
eerste perron. Mij dunkt, zo'n kind, wel
licht met een nonnetje, dat valt zo op".
„Oké," antwoordde Gert. „Ik versier
dat wel op de een of andere manier. En
bedankt voor de boodschap".
„Geen dank. Al wat gevorderd met
het onderzoek?"
„Nog geen fluit. Het is maar een ver
draaid vreemd geavl. Ik heb nog geen
enkel houvast".
„Nou, succes. Als wij je ergens mee
kunnen helpen, he? Je weet, dat je al
tijd op ons kunt rekenen".
„Weet ik. Tot kijk, he?"
Hij legde de hoorn neer en zocht in
zijn zakken naar een sigaret. „Tja, van
daag zal er niet veel meer van komen.
Luister eens, Stegeman, hoe lang heb
je dienst?"
„Om drie uur zit het er op".
„Mooi. Fiets jij dan eens even naar
die Jan Gillissen, als je wilt. En probeer
wat uit hem te halen. Hoe de verstand
houding was tussen hem en die tante.
Of hij er wel eens vaker kwam, bij die
vrouw in Mokum. En of zij hier al eer
der geweest is. Of-ie in dienst in ge
weest en zo ja, bij welk wapen. Zet je
voelhorens eens op en probeer alles aan
de weet te komen over die Gillissen en
zijn vader. Wat je denkt, dat van belang
kan zijn, knoop je in je oren. Je kunt
nooit weten. Zou dat gaan?"
De aangesprokene knikte. „Natuur
lijk. Een beetje recherchewerk ligt me
wel. Ik ga meteen".
„Mooi. Ik moet nu naar huis, gauw
eten en om één uur naar Amsterdam.
Dat pleegkind ophalen van de trein. Ik
denk, dat ik om een uur of half acht
weer terug ben".
Cobie Hoolwerf ging dadelijk begin
nen met het eten klaar te maken, toen
haar man vertelde, dat hij nog eens
naar Amsterdam moest. „Ik heb nog
vijf kwartier", zei hij, „kan ik een
beetje m'n gemak houden".
„Ga zitten", antwoordde ze energiek.
„Ik maak een lekker kopje voor je
klaar. Ellendig is dat nou, he? Net op
zo'n dag als vandaag".
Hij glimlachte. „Ja Cobie, je bqpt wat
begonnen om met een rechercheur te
trouwen".
Ze legde even haar arm om zijn hals
en drukte een kus op zijn voorhoofd.
„Hindert niet, schat. Je bent me des te
liever".
Vijf over één reed Gert weg, nage
wuifd door zijn vrouw. Op de rijksweg
zette hij er de sokken in en binnen
medewerking van de artsen te winnen
om spreekbeurten op voorlichtings
avonden te vervullen.
Het Bureau beschikt inmiddels over
een overzicht van het verenigingsleven
uit welhaast elke gemeente in Neder
land, op daartoe gedaan verzoek wel
willend door de gemeentebesturen ver
strekt. De verenigingen in die ge
meenten, die tot een door de directeur
van het Bureau „bewerkte" afdeling
van de Maatschappij tot Bevordering
der Geneeskunst behoren, worden ver
volgens aangeschreven, met verzoek
medewerking te verlenen aan een of
meer ter plaatse te beleggen voorlich
tingsavonden. De tekst van dit schrij
ven is zo gesteld, dat uit de antwoorden
bovendien een peiling kan worden ver
richt ten aanzien van de ter plaatse al
of niet gevoelde behoefte aan kanker
voorlichting. Het behoeft wel geen be
toog, dat in dit voorlichtingsprogramma
o.m. het Koningin Wilhelmina Fonds en
de kruisverenigingen nauw zullen wor
den betrokken.
Met recht kan dus worden gesteld,
dat in Nederland, op het gebied van de
voorlichting, maatregelen worden ge
troffen om de bevolking een meer posi
tieve houding ten aanzien van het kan-
kervraagstuk bij te brengen. Het is
echter niet alleen een verre van een
voudige zaak, het is ook een taak, die
eerst op langere termijn tot aanwijsbare
resultaten zal kunnen leiden.
Het Bureau Voorlichting heeft thans
zijn eerste stappen gedaan. Het wordt
daarbij mede gesteund door een Voor
lichtingscommissie, die de noodzaak
heeft onderkend deze voorlichting aan
de bevolking in veel wijder verband te
zien. Zo zullen in het kader van de
voorlichting een aantal studiecommis
sies in het leven worden geroepen, o.m.
op het gebied van de longkanker en het
voorkomen daarvan, de nazorg en de
revalidatie van behandelde patiënten.
Het gehele complex van voorlich
tingsmaatregelen en de benadering van
een aantal problemen in bedoelde stu
diecommissies kunnen als een stimu
lans gaan werken voor een nieuwe aan
pak van een oud probleem: het kanker-
vraagstuk.
Mede op deze wijze wordt getracht
Nederland te doen bijblijven in de
nieuwe gedachte, die cancer-control
heet.
DAMCLUB TEXEL
Uitslagen:
J. Hooijberg-S. v. Heerwaarden 11
H. Bruining-C. Dijker 02
P. Kooiman-Jas Vinke 11
D v.d. Werf-C. P. Burger 02
G. Dros-Jb. Koorn 20
C. v.d. Werf-C. Vinke 2—0
C. v. Heerwaarden-Jo Schoo 20
Texel-R.O.E.:
C. Dijker-J. Keizer 11
J. Hooijberg-J. den Os 11
G. Dros-S. Keizer 11
S. v. Heerwaarden-M. Kalsbeek 11
C. v. Heerwaarden-E. Molema 02
Jo Schoo-W. Post 11
Jac. v. Heerwaarden-J. Lont 11
P. Kooiman-T. Post 20
J. Vinke-J. Koning 20
C. Vinke-W v. Leeuwen 11
11—9
Eindelijk weer een overwinning.
Hiermee hebben we dan weer 6 punten
uit 6 wedstrijden bereikt. Er resteren
nu de wedstrijden tegen Zwaagdijk en
Andijk op 14 en 21 december. Beide
keren spelen we wit. Boot 12.30 uur.
TEXELSE MARKT
Aangevoerd maandag 9 december 1963:
15 schapen 120145; 33 lammeren
120150; 12 nuka's 140210; 2 pony's
300450; 1 ram 170.
twintig minuten bereikte hij Hengelo.
Zo, als het op de weg naar Holland nu
maar niet al te druk was, dan kon hij
ruimschoots vóór vieren in Amsterdam
zijn en had hij gelegenheid om wat te
drinken.
Toen hij Goor geapsseerd was, begon
het te sneeuwen. Eerst een paar vlok
jes, maar geleidelijk aan werd de straat
grijswit en de vlokken al dichter en
dichter. Hij keek op het klokje en
maakte snel even een berekening. Als
dat zo door bleef gaan tot Amsterdam,
dan haalde hij het nooit. Nu ja, dan
kon hij onderweg altijd nog even bellen.
Dicht bij Lochem begon hij in een
bocht even te glijden en voorzichtig
minderde hij voart. Dat mankeerde er
nog aan, dat hij tegen een of andere
boom terecht kwam. Dan maar wat kal
mer aan. Per slot van rekening wilde
hij toch graag heelhuids in Amsterdam
arriveren.
Het sneeuwdek werd steeds dichter
en nabij Zutphen reed hij nog slechts
een kleine vijftig kilometer. Dat haalde
hij nooit. Er zou niets anders op zitten
dan de wagen maar in Zutphen te la
ten en met de trein verder te gaan. En
dan Amsterdam eerst bellen, want hij
kwam dan natuurlijk niet meer op tijd.
(Wordt vervolgd)
de kracht vaneen verkoudheid
mÊam bij Vader,Moederen Kind.BMH