Moord op Oudejaarsavond Cancer Control nieuwe aanpak van oud probleem DamP0 breekt De gestadige groei van de kanker wetenschap doet, als op zovele andere gebieden, de klemmende behoefte ont staan aan een vergaande samenwerking tussen al degenen, die zich met de kankerbestrijding bezighouden. Een sa menwerking, dip thans internationaal met de Engelse benaming Cancer- control" wordt aangeduid. Het is dan ook beslist geen toeval, dat onlangs in Genève een congres onder auspiciën van de Wereld Gezondheids Organisatie is gehouden, dat geheel aan cancer-control was gewijd. Immers kanker staat momenteel zo wel bij de gezondheidsautoriteiten als bij het publiek vooraan in de belang stelling. Een verklaring voor deze belangstel ling is eveneens niet ver te zoeken. Een van de meest opvallende feiten in de huidige statistiek van doodsoorzaken is, dat afgezien van het stijgende aantal slachtoffers van verkeersongevallen, hart- en vaatziekten als eerste doods oorzaak naar voren is gekomen, echter direct gevolgd door kanker. Dit beeld vertoonde zich oorspronke lijk in landen met een hoge levens standaard en goede geneeskundige voorzieningen, landen dus, waarin de gemiddelde leeftijd allengs hoger werd. Op het ogenblik ziet men meer en meer eenzelfde beeld ontstaan in de zich ont wikkelende onderontwikkelde gebieden. Anderzijds neemt de kennis van het ontstaan van kwaadaardige gezwellen geleidelijk toe, waardoor de weg is geopend om bepaalde vormen van kan- Ker te voorkomen. Tenslotte boeken de chirurgie, de radiologie en de chemo therapie steeds betere resultaten, zodat er een aantal opvallende factoren zijn, die medici en ook vele niet-medici heb ben waargenomen. In het onlangs verschenen rapport over bovengenoemd congres wordt enerzijds de huidige stand van de kan kerwetenschap geanalyseerd, terwijl anderzijds wordt getracht, onder de be naming cancer-control, nieuwe wegen aan te geven om tot de grootst moge lijke resultaten op het gebied van de kankerbestrijding te geraken. Cancer-control wordt daarin om schreven ais een complex van maatre gelen, t.w. preventie, opsporing, diag nose, massa-onderzoek, behandeling, nazorg revalidatie, opleiding en trai ning van medisch hulppersoneel, re gistratie en voorlichting. Het is interessant een aantal van deze begrippen gezien in het licht van cancer-control even te verduide lijken en daarna na te gaan op welke wijze Nederland ook op dit punt tracht bij te blijven. De term „bijblijven" is hier opzettelijk gekozen om op voor hand aan te tonen, dat Nederland, ge meten naar de behandelingsresultaten, in vergelijking met de rest van de we reld zeker geen achterstand heeft. Wel dient er, evenals in andere landen nog veel werk te worden verzet, allereerst op het gebied van de Preventie. Hieronder wordt verstaan het uit schakelen van of het zich beschermen tegen factoren, waarvan vaststaat of wordt aangenomen, dat zij tot het ont staan van kanker zouden kunnen lei den. Tot nog toe zijn in dit opzicht de grootste resultaten geboekt in die in dustrieën, waarin met thans onderken de kankerverwekkende stoffen werd gewerkt. Dit heeft geleid tot maatrege len ter wering van dergelijke stoffen uit het productie-proces. Voorts is en wordt veel aandacht be steed aan het onderkennen van de gevaren van de op vele gebieden meer en meer toegepaste radio-actieve stof-, fen, waartegen afdoende bescherming is en wordt getroffen. Verder is er het vraagstuk van de luchtverontreiniging, als mogelijke factor, aan welk vraagstuk thans ook in Nederland aandacht wordt besteed. Daarnaast zijn o.m. maatregelen ge troffen tot wering van schadelijke stof fen uit het voedsel en bij de fabricage van cosmetische artikelen. Van zeer grote betekenis is echter een preventie-mogelijkheid, waarbij het grote publiek zelf direct betrokken dient te worden, namelijk het wijzigen van de rookgewoonten. Nu als vaststaand wordt aangenomen de relatie tussen het overmatig gebruik van sigaretten en de stijging van het aantal longkankerpatiënten, is het een dringende noodzaak geworden een ieder te overtuigen van de eenvoudige moge lijkheid tot voorkoming van longkanker door een drastische beperking van het sigarettengebruik. Een noodzaak, die te meer dringend is, omdat longkanker bijvoorbeeld in Nederland reeds ca. 30% der manne lijke kankerpatiënten treft. Dit zal voornamelijk mogelijk zijn door middel van een grootscheepse aanpak van de voorlichting, waarop op een andere plaats in deze beschouwing nader wordt teruggekomen. Opsporing en diagnostiek Hierbij wordt gesteld, dat alle moge lijke maatregelen dienen te worden ge troffen om de ontdekking van nieuwe kankergevallen in een zo vroeg mogelijk stadium te realiseren. Daartoe dienen ook nieuwe technieken ten behoeve van het stellen van een snelle en juiste diagnose te worden ontwikkeld. Direct hieraan aansluitend worden enkele beschouwingen gewijd aan de Behandeling Hoewel op dit ogenblik de chirurgie en de radiologie de meest essentiële be handelingsmethoden vormen, wordt het meer en meer duidelijk, dat voor be paalde vormen van kanker ook chemo- therapeutische middelen met succes kunnen worden toegepast. Vanzelfsprekend is bij de behande ling van kankerpatiënten een nauwe samenwerking tussen de verschillende specialisten van het grootste belang. Nazorg en revalidatie Ten aanzien van deze op de behande ling volgende maatregelen wordt ge steld, dat hierbij aan vier punten aan dacht dient te worden geschonken, t.w. 1. de verlengde nabehandeling, veelal radiologisch, soms ook chirurgisch; 2. de nacontröle, teneinde o.m. even tuele uitzaaiingen in een zo vroeg mogelijk stadium te ontdekken; 3. de revalidatie van behandelde kan kerpatiënten, waarbij het noodzake lijk is reeds bij de aanvang van de behandeling de patiënt vertrouwd te maken met eventueel noodzakelijke revalidatie-methoden; 4. de nazorg voor diegenen, die helaas niet meer afdoende behandeld of ge revalideerd kunnen worden. Vanzelfsprekend is ook hier een nau we samenwerking tussen de behande lende artsen, verpleegsters, sociale werksters en familieleden van de pa tiënt van het grootste belang. Dat de voorlichting ook op deze pun ten gericht zal dienen te zijn is even zeer duidelijk. Opleiding cn training van medisch hulppersoneel Hieronder worden behalve artsen en verpleegsters ook verstaan: sociaal ge neeskundigen, medische statistici, maat schappelijke werksters en gezondheids- voorlichtings-deskundigen. Ter informatie van deze groepen wordt gepleit voor het aandacht schen ken aan mogelijke nieuwe behande lingsmethoden, diagnose-technieken, behandelingsresultaten, preventiemoge- lijkheden tijdens de opleiding, in na scholingscursussen en in artikelen, te publiceren in de voor deze groepen be staande vakpers. Op deze wijze wordt voor deze cate gorieën de mogelijkheid geschapen op de hoogte te blijven van de ontwikke lingen in de kankerwetenschap. Periodiek geneeskundig onderzoek Een punt, waaraan in bovenaange haald rapport bijzondere aandacht wordt besteed, is het periodiek genees kundig onderzoek, waaraan grote voor delen worden toegeschreven. Dat neemt echter niet weg, dat al vorens daartoe kan worden overgegaan allereerst een aantal vraagstukken om een oplossing vragen. Zo is het o.m duidelijk, dat het overgaan op perio diek geneeskundig onderzoek een ex tra zware belasting zal gaan betekenen van de vaak toch al zwaar belaste art sen, vooral als dit onderzoek door de huisartsen zou moeten worden verricht. Gebeurt dit niet, dan zouden speciaal voor dat doel ingerichte onderzoek centra moeten worden ingesteld, die dan toch ook door getrainde artsen zou den moeten worden bezet. Beide mogelijkheden betekenen voor Nederland een moeilijk direct op te lossen vraagstuk, gezien de reeds be staande schaarste aan artsen. Toch moeten bij deze moeilijkheden de voor delen van het periodiek geneeskundig onderzoek niet uit het oog worden ver loren. Allereerst biedt het periodiek ge neeskundig onderzoek de mogelijkheid om aan de hand van hierbij ontdekte en behandelde gevallen ook van goedaardige gezwellen te komen tot wellicht nieuwe behandelingsmogelijk heden en tot nieuwe diagnostiekme thoden. Belangrijk is bovendien, dat door dit onderzoek meer aandoeningen dan tot nu toe in een zeer vroeg stadium kun nen worden ontdekt en behandeld, waardoor voor bepaalde vormen van kanker steeds gunstiger overlevings- cijfers kunnen worden behaald. Het staat echter zonder meer vast, dat niet vandaag of morgen met de invoering van periodiek geneeskundig onderzoek kan worden begonnen. Zeer veel pleit voor een geleidelijk proces. Daarmede is men in verscheidene landen, die het periodiek geneeskundig onderzoek nog niet kennen, druk doen de. Zo kunnen als voorloper van het periodiek geneeskundig onderzoek wor den gezien het gericht cytologisch on derzoek "bij vrouwen en het borstkas- onderzoek bij mannen boven 45 jaar, dat tweemaal per jaar zal moeten plaats vinden en dat gericht is op "net ontdekken van longkanker in een vroeg stadium. Onder cytologisch onderzoek wordt verstaan het uitvoeren van een cel- onderzoek, aan de hand waarvan des kundigen een eventuele kankeraandoe ning van de vrouwelijke geslachtsorga nen kunnen vaststellen. Het is een, althans voor dit doel, afdoende metho de, die weinig tijd en kosten vraagt. In ons land vinden op het ogenblik in de provincie Gelderland op dit punt proefnemingen plaats, uitgevoerd door een aantal vrouwenartsen en andere deskundigen. Een eerlang in het leven te roepen studiecommissie zal zich in ons land gaan bezighouden met de problemen, verbonden aan het invoeren van het röntgenonderzoek van de borstkas bij mannen. Het is echter in eerste instantie van het grootste belang dat iedereen beter vertrouwd raakt met het „hoe en waarom" van deze vormen van gericht onderzoek, als wegbereiders tot het algemeen periodiek geneeskundig on derzoek, waartoe al evenzeer voorlich ting noodzakelijk zal zijn. Het is opvallend, dat bij vele van de bovenaangehaalde kanten van het kan- kervraagstuk, als middel om een doel te bereiken, wordt genoemd de Voorlichting Daarbij wordt dan in de allereerste plaats gedacht aan de voorlichting van de bevolking. En dat is geen wonder. Want hoe voortreffelijk de hulp aan de patiënt ook moge zijn, voorop staat dat eventuele toekomstige patiënten in een zo vroeg mogelijk stadium worden be handeld. Dit is een verre van eenvou dige zaak. De leek en waarschijnlijk hij niet alleen huivert alleen al voor het woord kanker, dat toch altijd nog beelden oproept aan een ziekte, die de dood ten gevolge zou moeten hebben. Deze onjuiste mening, die grotendeels de kankervrees veroorzaakt, dient met kracht te worden bestreden. De bevolking dient via voorlichtings avonden, maar eveneens door het wel overwogen inschakelen van pers, radio en televisie vooral te worden gewezen op de noodzaak van vroeg-diagnostiek, op steeds gunstiger wordende behande lingsresultaten, op de mogelijkheden tot het voorkomen van kanker, op de voortschrijding van de kankerweten schap, etc. Een dergelijk voorlichtings programma, waarvan hier slechts en kele zijden zijn belicht, zal, naar de mening van voorlichtingsdeskundigen, ongetwijfeld leiden tot het aankweken van een meer positieve houding van de bevolking ten aanzien van het kanker- vraagstuk. Dat daarbij de informatie aan artsen en hulppersoneel gelijke tred moet hou den, behoeft geen nader betoog. Wat wordt nu in Nederland gedaan ten aanzien van dit complex van maat regelen, samengevat onder de benaming cancer-control, waarbij, zoals gebleken is, de voorlichting vooraan in de be langstelling staat? Nederland Vooropesteld zij, dat ons land ten aanzien van de behandelingsresultaten zeker niet ten achter staat, maar ook de taak om bij te blijven via een als stimulans werkende voorlichting, wel heeft verstaan. Voortbouwende op de reeds enige jaren, met hulp van vele welwillende huisartsen aan de bevolking gegeven voorlichting, is in het begin van dit jaar een Bureau Voorlichting in het leven geroepen. Dit Bureau, dat onder leiding staat van dr. L. Meinsma, tevens directeur van de Centrale Kanker Registratie, heeft een voorlichtingsprogramma op gesteld, dat behalve voor de bevolking o.a. voor verplegend personeel is be doeld. Voorts zullen de huisartsen o.m. worden benaderd via artikelen in hun worden gehouden van behandelingsre- vaktijdschriften en aldus op de hoogte sultaten, diagnose-technieken, preven tiemogelijkheden etc. De voorlichting aan de bevolking gaat uit van de poging om de overmatige angst voor kanker weg te nemen. Dit zal o.m. geschieden door het meer be kendheid geven van de aan de bevol king veelal onbekende gunstige behan delingsresultaten voor sommige vormen van kanker, het wijzen op het belang van de vroegdiagnostiek. die de behan delingsresultaten nog verder kan ver beteren, het propageren van mogelijk heden om longkanker te voorkomen enz. Het vrouwelijke deel van de bevol king zal in het bijzonder moeten wor den gewezen op gemakkelijk te ont dekken verschijnselen, die mogelijk een aanwijzing kunnen zijn voor een aan doening van het geslachls-apparaat of de borstklier. De mannen zullen moeten worden ge wezen op de eenvoudige mogelijkheid tot voorkoming van de bij hen steeds meer optredende longkanker. Dit zal in de naaste toekomst ook voor vrouwen gelden. Dit kan resulteren in een da ling van de kankersterfte met meer dan 7%. De eenvoudige mogelijkheid tot voor koming van longkanker bestaat uit een drastische beperking in de rookgewoon te: namelijk het roken van minder siga retten. De mogelijkheid bestaat, dat sommigen de voorkeur geven aan het overgaan van sigaret op pijp of sigaar, maar dan moet niet geïnhaleerd wor den. Uitgaande van de wetenschap, dat het zeer moeilijk zal zijn een eenmaal aan geleerde gewoonte af te wennen, dienen kinderen er reeds op te worden gewe zen, dat het beter is niet met roken te beginnen. Ook aan dit punt schenkt het Bureau Voorlichting alle aandacht. De oplosing van de vraag, hoe de bevolking op grote schaal via voorlich tingsavonden kan worden bereikt, tracht het Bureau op de volgende wijze naderbij te brengen. De directeur van het Bureau tracht, door het houden van lezingen op ver gaderingen van de afdelingen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, aller eerst belangstelling te wekken voor de kankervoorlichting en bovendien de 8. Gert knikte tevreden, toen hij een en ander had vernomen. Het stoffelijk overschot van de vrouw was naar het lijkenhuisje van het kerkhof overge bracht, in afwachting van nadere in structies. De enige familieleden waren waarschijnlijk die Gillissen en zijn va der, en als het lijk definitief vrijgegeven was, moest hij maar zeggen, waar de vrouw begraven moest worden. „Probeer eens uit te vissen, of die jonge Gillissen in militaire dienst is ge weest", vroeg Gert aan zijn rechterhand Stegeman, die hem doorgaans assisteer de. „En zo ja, bij welk wapen hij ge diend heeft. Het kan misschien een aanwijzing zijn". Stegeman keek verwonderd. „Hij kan het toch zelf niet gedaan hebben? Hij liep er naast, toen het gebeurde". „Dat zegt hij", antwoordde Gert na denkend, „maar geen mens kan dat be wijzen. En ik moet met iedere mogelijk heid rekening houden. Laten we eens één ogenblik aannemen, dat hij om de een of andere reden de oude vrouw om zeep wilde brengen. Ze is in deze om geving wellicht volslagen onbekend. Wacht.even een aantekening ma ken. Eens aan die jongeman vragen, of zijn tante al eens eerder in Dorringen was. Goed. Hij zegt: wacht u even, tante, ik moet dit of dat doen. Hij gaat naar het park. Er is veel lawaai van ont ploffend vuurwerk. Hij haalt een revol ver te voorschijn het slachtoffer staat in de onmiddellijke nabijheid van de lichtkring van een straatlamp en schiet. Verdonkeremaand op de een of andere wijze het wapen en rent terug. En vertelt ons, dat hij niet van haar zijde is geweken. Nou?" Stegeman glimlachte. „Het heeft wel wat weg van een detectiveverhaaltje uit een boek, he? Zoiets gebeurt toch zeker nooit in werkelijkheid? Dat zou wel ge tuigen van een zeldzaam geraffineerde opzet". Gert wuifde met zijn hand. „Ik heb zo al enkele staaltjes van bijzondere geslepenheid meegemaakt, broer. Daar zou ik haast een boek van kunnen schrijven. Ik denk, dat ik nog maar eens met die snuiter ga babbelen. Ik moet toch wat meer van hun familie-omstan digheden te weten komen". De telefoon rinkelde en Gert, die het dichtst bij het toestel stond, nam de hoorn en meldde zich: „Gemeente politie Dorringen, Met Hoolwerf". „Ha, Hoolwerf! Goeie morgen. Met Veenstra. Alweer bij de hand?" „Zo juist gearriveerd. Hoe is het? Heb je nieuws?" „Wat de inbraak betreft, moet ik je teleurstellen. Ze zijn op het ogenblik aan het snuffelen naar vingerafdrukken. Maar daarvoor bel ik niet. Dat pleeg kind, he? Dat meisjeweet je wel? Die Grada van Andel. Ze is inmiddels op de hoogte gesteld en reist met de Wien-Holland Express naar Amster dam. Ik heb het even nagekeken; ze ar riveert om 16.26 aan de Centraal. Wat wil je? Zullen wij haar opvangen? Of kom jij dat kind halen? Ik dacht zo, dat dit meer jouw zaak is, niet?" Gert knikte en dacht na. „Ja, dat is zo. Zestien zes en twintig, dat is onge veer half vijf. Ze zal wel een begeleid ster hebben, veronderstel ik". „Dat weet ik niet. Bonn heeft door gebeld naar hier, dat ze Nonnenwerth gewaarschuwd hebben en dat het meisje om vier voor half twaalf uit Bonn ver trekt. Met de Wien-Holland Express". „Verdraaid, dan had ze beter in Arn hem kunnen uitstappen". „Ja, eigenlijk wel. Daar hebben wij niet bij stilgestaan". „Nou ja, 't hindert ook niet. Dan ga ik wel naar Amsterdam. Als ik om een uur of één wegrijd, ben ik er vroeg genoeg. Maar hoe vind ik dat kind op het station?" „Dat zal niet moeilijk zijn. Ik heb in middels de Centraal al gebeld en verno men, dat deze D-trein op Nieuwjaarsdag in de regel matig bezet is. Aankomst eerste perron. Mij dunkt, zo'n kind, wel licht met een nonnetje, dat valt zo op". „Oké," antwoordde Gert. „Ik versier dat wel op de een of andere manier. En bedankt voor de boodschap". „Geen dank. Al wat gevorderd met het onderzoek?" „Nog geen fluit. Het is maar een ver draaid vreemd geavl. Ik heb nog geen enkel houvast". „Nou, succes. Als wij je ergens mee kunnen helpen, he? Je weet, dat je al tijd op ons kunt rekenen". „Weet ik. Tot kijk, he?" Hij legde de hoorn neer en zocht in zijn zakken naar een sigaret. „Tja, van daag zal er niet veel meer van komen. Luister eens, Stegeman, hoe lang heb je dienst?" „Om drie uur zit het er op". „Mooi. Fiets jij dan eens even naar die Jan Gillissen, als je wilt. En probeer wat uit hem te halen. Hoe de verstand houding was tussen hem en die tante. Of hij er wel eens vaker kwam, bij die vrouw in Mokum. En of zij hier al eer der geweest is. Of-ie in dienst in ge weest en zo ja, bij welk wapen. Zet je voelhorens eens op en probeer alles aan de weet te komen over die Gillissen en zijn vader. Wat je denkt, dat van belang kan zijn, knoop je in je oren. Je kunt nooit weten. Zou dat gaan?" De aangesprokene knikte. „Natuur lijk. Een beetje recherchewerk ligt me wel. Ik ga meteen". „Mooi. Ik moet nu naar huis, gauw eten en om één uur naar Amsterdam. Dat pleegkind ophalen van de trein. Ik denk, dat ik om een uur of half acht weer terug ben". Cobie Hoolwerf ging dadelijk begin nen met het eten klaar te maken, toen haar man vertelde, dat hij nog eens naar Amsterdam moest. „Ik heb nog vijf kwartier", zei hij, „kan ik een beetje m'n gemak houden". „Ga zitten", antwoordde ze energiek. „Ik maak een lekker kopje voor je klaar. Ellendig is dat nou, he? Net op zo'n dag als vandaag". Hij glimlachte. „Ja Cobie, je bqpt wat begonnen om met een rechercheur te trouwen". Ze legde even haar arm om zijn hals en drukte een kus op zijn voorhoofd. „Hindert niet, schat. Je bent me des te liever". Vijf over één reed Gert weg, nage wuifd door zijn vrouw. Op de rijksweg zette hij er de sokken in en binnen medewerking van de artsen te winnen om spreekbeurten op voorlichtings avonden te vervullen. Het Bureau beschikt inmiddels over een overzicht van het verenigingsleven uit welhaast elke gemeente in Neder land, op daartoe gedaan verzoek wel willend door de gemeentebesturen ver strekt. De verenigingen in die ge meenten, die tot een door de directeur van het Bureau „bewerkte" afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst behoren, worden ver volgens aangeschreven, met verzoek medewerking te verlenen aan een of meer ter plaatse te beleggen voorlich tingsavonden. De tekst van dit schrij ven is zo gesteld, dat uit de antwoorden bovendien een peiling kan worden ver richt ten aanzien van de ter plaatse al of niet gevoelde behoefte aan kanker voorlichting. Het behoeft wel geen be toog, dat in dit voorlichtingsprogramma o.m. het Koningin Wilhelmina Fonds en de kruisverenigingen nauw zullen wor den betrokken. Met recht kan dus worden gesteld, dat in Nederland, op het gebied van de voorlichting, maatregelen worden ge troffen om de bevolking een meer posi tieve houding ten aanzien van het kan- kervraagstuk bij te brengen. Het is echter niet alleen een verre van een voudige zaak, het is ook een taak, die eerst op langere termijn tot aanwijsbare resultaten zal kunnen leiden. Het Bureau Voorlichting heeft thans zijn eerste stappen gedaan. Het wordt daarbij mede gesteund door een Voor lichtingscommissie, die de noodzaak heeft onderkend deze voorlichting aan de bevolking in veel wijder verband te zien. Zo zullen in het kader van de voorlichting een aantal studiecommis sies in het leven worden geroepen, o.m. op het gebied van de longkanker en het voorkomen daarvan, de nazorg en de revalidatie van behandelde patiënten. Het gehele complex van voorlich tingsmaatregelen en de benadering van een aantal problemen in bedoelde stu diecommissies kunnen als een stimu lans gaan werken voor een nieuwe aan pak van een oud probleem: het kanker- vraagstuk. Mede op deze wijze wordt getracht Nederland te doen bijblijven in de nieuwe gedachte, die cancer-control heet. DAMCLUB TEXEL Uitslagen: J. Hooijberg-S. v. Heerwaarden 11 H. Bruining-C. Dijker 02 P. Kooiman-Jas Vinke 11 D v.d. Werf-C. P. Burger 02 G. Dros-Jb. Koorn 20 C. v.d. Werf-C. Vinke 2—0 C. v. Heerwaarden-Jo Schoo 20 Texel-R.O.E.: C. Dijker-J. Keizer 11 J. Hooijberg-J. den Os 11 G. Dros-S. Keizer 11 S. v. Heerwaarden-M. Kalsbeek 11 C. v. Heerwaarden-E. Molema 02 Jo Schoo-W. Post 11 Jac. v. Heerwaarden-J. Lont 11 P. Kooiman-T. Post 20 J. Vinke-J. Koning 20 C. Vinke-W v. Leeuwen 11 11—9 Eindelijk weer een overwinning. Hiermee hebben we dan weer 6 punten uit 6 wedstrijden bereikt. Er resteren nu de wedstrijden tegen Zwaagdijk en Andijk op 14 en 21 december. Beide keren spelen we wit. Boot 12.30 uur. TEXELSE MARKT Aangevoerd maandag 9 december 1963: 15 schapen 120145; 33 lammeren 120150; 12 nuka's 140210; 2 pony's 300450; 1 ram 170. twintig minuten bereikte hij Hengelo. Zo, als het op de weg naar Holland nu maar niet al te druk was, dan kon hij ruimschoots vóór vieren in Amsterdam zijn en had hij gelegenheid om wat te drinken. Toen hij Goor geapsseerd was, begon het te sneeuwen. Eerst een paar vlok jes, maar geleidelijk aan werd de straat grijswit en de vlokken al dichter en dichter. Hij keek op het klokje en maakte snel even een berekening. Als dat zo door bleef gaan tot Amsterdam, dan haalde hij het nooit. Nu ja, dan kon hij onderweg altijd nog even bellen. Dicht bij Lochem begon hij in een bocht even te glijden en voorzichtig minderde hij voart. Dat mankeerde er nog aan, dat hij tegen een of andere boom terecht kwam. Dan maar wat kal mer aan. Per slot van rekening wilde hij toch graag heelhuids in Amsterdam arriveren. Het sneeuwdek werd steeds dichter en nabij Zutphen reed hij nog slechts een kleine vijftig kilometer. Dat haalde hij nooit. Er zou niets anders op zitten dan de wagen maar in Zutphen te la ten en met de trein verder te gaan. En dan Amsterdam eerst bellen, want hij kwam dan natuurlijk niet meer op tijd. (Wordt vervolgd) de kracht vaneen verkoudheid mÊam bij Vader,Moederen Kind.BMH

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1963 | | pagina 4