MISDAAD EN STRAF
Nurd op Oodijiarsavond
Inneming rijbewijs al 13 jaar
mogelijk
BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF
in Texels verleden
Drie mannen betrapt
bij inbraak in de
Weverstraat
Bij ongeschikt- of onbekwaamheid
De winter van 1799/1800 staat als koud te boek. Na een strenge vorstperiode
in de tweede helft van december, bracht begin februari een nieuwe koude-
inval, zodat zelfs het toen nog zoute water van de Zuiderzee bevroor. De toe
stand op Texel was weinig rooskleurig. De oorlog, die de Bataafse Republiek
aan de zijde van Frankrijk had te voeren tegen Engeland, betekende een ramp
voor de scheepvaart, wat vooral in Den Hoorn en Oudeschild werd gevoeld.
De invasie van Engelsen en Russen bij Den Helder (aug.-nov. 1799), door de
Oranjegezinder, aanvankelijk als bevrijding begroet, nam voor Texel ten slotte
het karakter van een plundering aan. De nood was hoog gestegen en tegen het
einde van de winter werd in veel gezinnen honger geleden.
slechts op voedsel uit waren en andere
waardevolle zaken, zoals linnengoed,
die zich in het huis bevonden, onge
moeid hadden gelaten. Kikkert trachtte
zich nog te ontlasten, door er op te wij
zen, dat het plan van Former was uit
gegaan. Beiden werden de volgende dag
veroordeeld tot geseling, brandmerking
en eeuwige verbanning. De lijfstraffen
werden direct voltrokken. Van de derde
verdachte, Andries Jansz Bommel, die
volgens onze gegevens in 1755 te Oude
schild werd geboren, heeft men rooit
meer iets vernomen.
Het verhaal is nog niet uit. Ondanks
het verbanningsdecreet keerde Pieter
Kikkert in 1806, bijna 70 jaar oud, nog
eenmaal naar het eiland terug. En niet
eens heimelijk, nee, hij had de „stout
heid" gehad zich met de postschuit, ge
voerd bij schipper Jacob Rebel (de offi
ciële verbinding, ten voorloper van de
TESO) uit hei Nieuwediep naar Oude
schild te begeven en zich daar in het
openbaar te vertonen Daar was hij in
flagranto delicti geapprehendeerd (op
heterdaad gegrepen) Opnieuw voor het
gerecht gebracht, verklaarde hij, dat
slechts het verlangen naar'zijn vrouw
en kinderen hem tot de verboden terug
keer had gedreven.
Omdat hij zich gedurende zijn afwe
zigheid als een eerlijk en braaf man haa
gedragen, gaf hij zich over aan de
barmhartigheid van zijn rechters. Die
barmhartigheid was niet zo erg groot;
men verbande hem opnieuw voor altijd
van Texel.
J. S. M. D.
Onder deze omstandigheden was het,
dat Lourens Former, een zeeman uit
Oudeschild, op 20 februari 1800 thuis
gekomen van een dag als marketenter
op het ijs, met zijn dorpsgenoten Pieter
Kikkert en Andries Bommel een in
braak beraamde om aan levensmiddelen
U komen. Zij wisten, dat zich in een
huis in de Weverstraat, bewoond door
Albert Willemsz Keijzer, die afwezig
was, een voorraad etenswaren moest be
vinden, want ze hadden deze goederen
kort tevoren zelf uit de kaag van
Keijzer te Oudeschild gelost. Nog de
zelfde avond trokken de mannen er op
af.
Terwijl Kikkert de wacht hield, zagen
Former en Bommel kans, op eikaars
schouders klimmende, via het keuken
dak een dakraam open te breken. Nadat
Kikkert door de achterdeur was binnen
gelaten, gingen de mannen gedrieën in
het huis op onderzoek. Bommer had een
kaars bij zich rn Former had zwavel
stokken meegenomen Het kaarslicht
werd de inbrekers noodlottig. Omwo
nenden Cornelis Reijnders, Pieter
Albertsz Smit en Jan Meijndertsz Krul
die licht zagen en gestommel in het
huis hoorden, waarschuwden onmiddel
lijk de dienaars der justitie en haalden
de schout, Martinus Lahgeveld.
Toen de schout bij het verdachte
pand aankwam, trof hij daar zijn dien
ders al aan. Nadat hij twee hunner bij
de achterkant op post had gezet, drong
hij zelf met een derde man via een
schuifraam, waarvan hij de blinden had
afgestoten, het huis aan de voorkant
binnen. In het dadelijk duister gewor
den vertrek kreeg hij een man te pak
ken, die desgevraagd antwoordde Lou
te heten. Bij nader aandringen zei hij,
dat hij Lourens Former uit Oudeschild
was en dat hij het huis was binnenge
gaan op jacht naar de inbrekers. De
schout vermoedde al dat dit een uit
vlucht was; groot was echter zijn ver
bazing, toen een diender licht maakte
en bleek, dat hij niet Lourens Former,
maar Pieter Kikkert beet had!
De twee andere inbrekers hadden,
zodra zij onraad bespeurden de buit
tot dat moment slechts een kaasje, een
stuk smeer, wat boter en een paar kof
fiebonen in de ste?k gelaten en het
huis door een zijraam verlaten In het
duister slaagden zij er in, aan de dien
ders te ontsnappen en over het land in
de richting van Oudeschild te verdwij
nen. Bommel liep daarbij nog een sa
belhouw op aan het hoofd. Martinus
Langeveld liet onmiddellijk alle schip
pers waarschuwen, om de vluchtelingen
te beletten van Texel af te gaan. Lou
rens Former dook onder in een scha-
penboet van Pieter Hassing. Daar wist
hij zich enkele dagen verstoken van
voedsel schuil te houden; 's nachts
dronk hij wat brak water uit een sloot
Daarbij had hij het ongeluk door het ijs
te zakkenVWel beseffende, dat hem een
zware straf boven het hoofd hing,
meldde hij zich ten slotte uitgehongerd,
kletsnat, verkleumd en half bevroren
bij de justitie.
Op 6 juni 1800 kwam de zaak voor.
Langeveld eiste zowel tegen de 63-
jarige Pieter Kikkert als tegen de 53-
jarige Lourens Former de doodstraf, na
melijk om „op een voor het Raadhuis
op te richten schavot te worden ge
bracht en met de koorde (strop) te
worden gestraft, dat er de dood na
volgt". Beide verdachten beriepen zich
op bittere nood en armoede. Ook voer
den zij tot hun verdediging aan, dat zij
BRIDGEN
Uitslag comp. wedstrijd van 22 jan.:
A.
1. Kellner-van Lenten 7) 56.48%
2Vl\ Bos-Grootjen 8) 55.09%
2V2. Stolk-Verstegen (12) 55.09%
4. Echtpaar v.d. Heerik 5) 53.70%
5 Gebr. van Sambeek 9) 52.31%
6V2. Backer-Huizinga 3) 50.93%
6V2. Luyckx-Wessels 6) 50.93%
8. Echtpaar Jouwersma (14) 47.22%
9. Dijkstra-Smits 42.12%
10. Roeper-v.d. Werf (18) 36.11%
B.
1. Dam-Dros 1) 57.64%
2. Backer-Raven 4) 54.17%
3. Echtpaar Beegmsterboer (11) 53.47%
4. Bakker (16)-Veenema (2) 50.69%
5. Echtpaar De Wit 50.00%
6. Blonk-v.d. Galiën (17) 49.30%
7. Echtpaar Gilijamse (13) 47.22%
8. Blom-Bruin (10) 44.44%
9. Riteco-Zegers (15) 43.06° '0
Volgende drive morgenavond, 29 jan.
SCHAAKCLUB „EN PASSANT"
De uitslagen van de 17e ronde, 22
januari, zijn:
F. R. Drevel-J Nieuwenhuis 10
L. J. Vlugt-C. Schulte 0—1
A. Hovenkamp-O. Feitsma 01
A. Terpstra-J. Hoogerheide 01
P. Eelman-J. de Waal l—0
Nieuwenhuis kreeg in een scherpe
partij al gauw ernstige moeilijkheden,
die hij niet afdoende wisl te bezweren.
Vlugt gaf een toren cadeau en Schulte
kon daardoor in dankbaarheid een punt
noteren. Feitsma ondervond niet veel
moeite, in tegenstelling tot Eelman.
Deze verzuimde in een slechtere stelling
remise door eeuwig schaak te maken,
maar door enkele misgrepen van zijn
tegenstander wist hij toch te winnen.
Joustra bleef met 69% aan de leiding,
maar zijn voorsprong op Drevel (66%)
is klein geworden. Op grotere afstand
volgen dan Schulte (58%), Vlugt (57%),
Nieuwenhuis (56%) en Feitsma (54%).
De overigen missen aansluiting op deze
groep.
In het vervolg wordt niet meer in De
Zwaan geschaakt, maar in „De Oranje
boom".
Nadat op 1 januari 1951 de Wegenverkeerswet de oude Motor- en Rijwielwet
had vervangen, is Amsterdam onmiddellijk begonnen uitvoering te geven aan
het nieuwe artikel 18, dat het onderzoek regelt van weggebruikers jegens
wie een vermoeden is gerezen van ongeschiktheid of onbekwaamheid. De eerste
vordering tot zo'n onderzoek werd dan ook gedaan op 10 maart 1951.
Dat Rotterdam in dit opzicht een primeur zou hebben, moet berusten op een
misverstand. Het is immers niet mogelijk, dat men daar dertien jaar lang de
wet niet heeft uitgevoerd. Met deze woorden heeft in een conferentie met de
pers de heer W. Schatens, ambtenaar voor bijzondere diensten bij de politie te
Amsterdam, stelling genomen tegen uit Rotterdam komende berichten, dat
men daar voor het eerst recidivisten die onder de invloed reden van de weg
zou hebben weten te weren. In Amsterdam gebeuren jaarlijks tientallen vor
deringen die kunnen leiden tot intrekking van het rijbewijs.
Eveneens van de hand gewezen heeft
de heer Schatens de te Amsterdam
reeds gerezen bedenking dat de politie
zich hier zou plaatsen op de stoel van
de rechter. De politie neemt namelijk
vrijwel nimmer zelf het rijbewijs in
(behalve bij dronkenschap), maar zij
verricht eenvoudig de handelingen die
nodig zijn om een beslissing te krijgen.
Die beslissing ligt in het vlak van de
bekwaamheid tot rijden en dan is het
een zaak van het Centraal Bureau Af
gifte Bewijzen van Rijvaardigheid, of
wel de beslissing betreft de geschikt
heid van de bestuurder om aan het
verkeer deel te nemen en dan is de be
slissing een medische, waarin de genees
kundige staf van het CBR adviseert.
Is er een vermoeden van ongeschikt
heid, dan schakelt het Centraal Bureau
te Den Haag-Rijswijk altijd een specia
list in, want er kan sprake zijn van
lichamelijke zowel als psychische feilen.
Het laatste is vaak het geval bij alco
holisten.
De eventuele intrekking van het rij
bewijs zelf gebeurt ten slotte door de
commissaris der Koningin, de functio
naris die het document ook heeft af
gegeven.
De vordering op vermoeden van on
geschiktheid nu, is in Amsterdam in
1963 48 maal verricht. Tot het jaar 1962
had Amsterdam zelfs zestig percent van
alle vorderingen in het land op zijn
naam staan.
In de 48 gevallen van vorig jaar
bleken 20 bestuurders na onderzoek on
geschikt, 18 waren wel geschikt, drie
deden vrijwillig afstand van het brevet,
voor twee werden voorwaarden aan de
terugverkrijging van het rijbewijs ver-
1 bonden de andere vijf gevallen zijn nog
in behandeling
Ook in het nieuv/e jaar zijn alweer
vijf vorderingen op vermoeden van
onbeschiktheid verricht.
Wat betreft vermoeden van onbe
kwaamheid, werden verleden jaar in
Amsterdam 21 vorderingen gedaan.
Twaalf bestuurders werden onbekwaam
bevonden, zeven waren bekwaam tot
rijden, één deed vrijwillig afstand en
een geval is nog in onderzoek.
Geen beroep
Op beslissingen van de commissaris
der Koningin is geen beroep, hetgeen
men een vreemde rechtsfiguur zou mo
gen noemen, ware het niet, dat de afge
keurde zich opnieuw kan melden voor
een rij-examen. Uiteraard is het in ge
val van onbekwaamheid sneller moge
lijk zich te rehabiliteren dan bij onge
schiktheid, maar toch zijn er voorbeel
den van herstel van ongeschiktheid, in
het bijzonder bij jeugdige toevallijders.
Hangende het onderzoek mag de ge
vorderde bestuurder het rijbewijs blij
ven gebruken. Nochtans heeft de Am
sterdamse politie voor deze ietwat ge
vaarlijke toestand een tussenfase ge
vonden: bij onderling overleg deponeert
de betrokkene zijn rijbewijs als hij wil
op het politiebureau.
Mede op initiatief van de heer Scha
tens is bereikt, dat de politie haar in
lichtingen mag beschikbaar stellen aan
een particuliere instelling, zoals het
CBR ten slotte is (want het wordt in
stand gehouden door de verkeersorga-
nisaties). De samenwerking met de
medici is heel goed.
Zonder meer kan de commissaris der
Koningin het rijbewijs intrekken als de
betrokkene het bij de wet verplichte
onderzoek weigert. Sinds 1951 is dat te
Amsterdam drie maal gebeurd.
Automatisch vordert Amsterdam ook
een onderzoek bij die rijders boven de
vijfenzeventig jaar, die worden schuldig
bevonden aan een ongeluk. Zij hebben
veelal nooit verkeersexamen gedaan!
Van de achttien aldus gevorderden
werden er in 1962 in de hoofdstad ze
ventien onbekwaam verklaard en de
achttiende gaf het brevet zelf terug.
Moet een rijbewijs worden verlengd
en er wordt drankzucht vermoed, bij
voorbeeld doordat de betrokkene al een
of twee vonnissen heeft wegens rijden
onder invloed, dan zegt de Amsterdam
se politie de man aan, dat zij bij reci-
CONSULTATIEBUREAU VOOR
ZUIGELINGEN
Woensdag 29 januari a.s. worden de
moeders van de buitendorpen verwacht op de
volgende uren:
Den Hoorn: 13.0014.00 our; Oosterend:
14.0015.00 uur; De Cocksdorp: 15.15
16.00 uur; De Koog: 16.0016.30 uur.
EEN JAARLIJKSE HOOGTIJDAG
Naar ik meen zeggen we niet te veel
als we de algemene vergadering van
de Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting
een jaarlijkse hoogtijdag voor de Ver
eniging noemen. En dat niet alleen om
dat op die dag een flinke aanslag wordt
gepleegd op de kas door de aanbieding
van erwtensoep met een broodje. De
betekenis van deze vergadering wordt
o.i. vooral bepaald door wat we zouden
willen noemen het hoofdpunt uit de
agenda, n.l. de inleiding met discussie.
De bezoekers van de vergadering
van vorig jaar zullen zeker nog niet
vergeten zijn, dat Dr. Reitsma van de
Gezondheidsdienst toen een zeer inte
ressante inleiding hield over vraag
stukken op het gebied van ziektebe
strijding bij het vee.
Dit jaar ligt de inleiding op heel
ander terrein. Op grond van verkregen
inlichtingen menen wij echter te mogen
zeggen, dat ook dit onderwerp en de
wijze, waarop het naar voren wordt
gebracht, onze leden zal boeien. Dr.
Bar zal vooral ook de nadruk leggen
op de betekenis van de agrarische ex
port voor de gehele economie van ons
land. Men krijgt wel eens de indruk,
dat het boer zijn en het landbouwbedrijf
steeds meer hun betekenis verliezen.
We hebben de indruk, dat Dr. Bar zal
aantonen, dat het werk van de land
bouwer van buitengewoon grote bete
nis is, niet alleen voor zichzelf en zijn
gezin, maar ook nationaal gezien.
We rekenen weer op een volle zaal.
En tenslotte dit: De vergadering begint
om half elf en probeer op tijd te zijn!
C. v. Gr.
BEDRIJFSVOORLICHTING
De leden worden verzocht de aan hen
toegezonden stencils mee te nemen naar
de vergadering. Het ligt n.l. in de be
doeling om na de inleiding en de dis
cussie over het onderwerp van Dr. Bar
geen verdere inleidingen meer te hou
den, maar het verslag over de proef
velden en andere onderzoekingen te
gebruiken als discussiestof.
dive artikel 18 op hem zal toepassen.
Dit is in 1963 negentien maal gebeurd
en de gewaarschuwde bevestigt met zijn
handtekening dat hij het vermaan heeft
gekregen!
(Dit artikel werd door ons overgeno
men uit „Het Vrije Volk")
39. „Föj, fój, Hendrik-Jan, wat maak-ie
een lawaai", zei de boer, „Ister soms
braand?"
„Veul arger, boer! Veul arger!" brulde
Hendrik-Jan. „D'r ligt een wit jassie en
een ieskarretje op de deel. Vlak achter
de hooibarg!"
„Dat mó'k met me eigenste ogen zien
veur ik het geleuf!" zei de boer en on
middellijk zette hij de sokken er in. Nou
jade sokken. Hij had zo'n haast,
dat hij zelfs verzuimde zijn klompen
aan te trekken. Barrevoets liep hij door
de bagger en weldra stond hij bij het
karretje. „Het is warempel een ies
karretje uut de stad", stelde de boer
vast. „Hoe zou dat dinkje hier gekomen
weeze?"
',,Ik mag een bloemkool weeze, as ik
het begriep", zei Hendrik-Jan.
Maar de boer scheen het wél te be
grijpen Plotseling gleed er tenminste
een geslepen trek over zijn mannelijke
gelaat. „Ik heb gisteraovond naor de
radio geluusterd", mompelde hij, „Toen
heb ik geheurd, dat twee Italiaanders
die Karei Kleuntjes hebben ontvoerd in
een ieskarretje uut de stad Je weet wel,
Hendrik-Jan. die Karei Kleuntjes, die
zo goed kan voetjeballen".
„Van voetjebal hê'k geen verstand,
baas", zei Hendrik-Jan.
„Gao dan mee naar binnen, jonk",
vervolgde boer Knolleneus. „Ze motten
niet denken, dat ze een boertje bie de
neus kannen vatten. Ik bel de pliesie op,
want het is zo vast as een huus, dat dit
het karretje is van Karei Kleuntjes.."
en zo zien we boer Knolleneus al aan
de telefoon staan. Met veel nadruk
koos hij een nummer en met nog meer
nadruk begon hij te vertellen wat hij
aan vreemde zaken op zijn erf had ont
dekt, dank zij de oplettendheid van zijn
slimme knecht Hendrik-Jan.
17. Ze knipoogde even en knikte zwij
gend. Dat was een seintje: verdwijn.
Hetgeen ze dan ook deed als een ge
hoorzame echtgenote. Gert keek het
tweetal eens aan en zei; „Ik wil m'n
hoofd wel even omdraaien, als jullie el
kaar wat positiever willen begroeten?"
Grada schudde lachend het hoofd.
„Helemaal niet nodig, meneer. Daar
voor zal nog gelegenheid genoeg zijn".
Gert dacht na. „Verdraaid, als ik dat
achter jullie gezocht had. Dat geeft aan
de zaak weer een andere wending, jon
gelui. Per slot van rekening staat er een
lijk boven aarde en heb ik een moord
zaak onder handen. Nou, we gaan eerst
maar eens koffie drinken, en dan ver
tellen jullie me maar eens, hoe je met
•lkaar in kennis gekomen bent".
Cobie kwam binnen en presenteerde
gelijktijdig de laatste oliebollen. Daarna
zei ze tot haar man: „Ik ga nog een
uurtje naar de buurvrouw. Goed?"
Gert knikte en keek haar veelbeteke
nend aan. Een verstandige vrouw had
hij getrouwd.
„Zo, kinderen zal ik maar zeggen,
laat me nu maar een horen, hoe die
romance van jullie beidjes is ontstaan".
Jan Gillissen haalde de schouders op
en keek verlegen lachend naar het
meisje. „Zeg ik het of.
Ze knikte toestemmend. „Zeg jij het
maar, Jan".
„Nou, het is eigenlijk heel eenvoudig.
Qc was laat aenS kijken een jaar
of drie geleden eens een middagje bij
tante Anne. In de zomervakantie en
toen was Grada ook een weekje thuis.
We babbelden wat en met toestemming
van tante gingen we met z'n tweeën een
paar uurtjes de stad in. Ze vertelde van
haar school in Duitsland, dat ze het er
prettig had en ik vertelde van mijn
werk. Ze was toen net zeventien, een
aardige bakvis met een paar brutale
ogen in haar hoofd en
„Zeg eens...." protesteerde de ex-
bakvis verontwaardigd.
„Ja, hoor eens", onderbrak de jongen
zijn betoog en keek haar schalks aan,
„vertel jij of vertel ik?"
„Ga je gang, jochie. Straks zal ik mijn
visie over jou wel eens kenbaar maken".
„Dan ga ik vast blozen van ver
waandheid".
„Poehij zegt watknolle-
trekker".
Gert wuifde lachend met zijn handen.
„Kom jongelui, kibbelen doen jullie
later maar eens, als je getrouwd bent,
he? Is er weer wat af te zoenen. Ga
verdér, Gillissen".
„Zegt u maar gewoon Jan. Nou, ik
vond haar wel een leuk ding, maar na
tuurlijk veel te jong. Maar toch maak
ten we een afspraak voor de volgende
dag. Enfin, we maakten enkele dagen
plezier, zonder dat tante Anne het wist.
En op de dag, dat ze weer naar Duits
land gin, bracht ik haar naar de trein.
Daarna begonnen we te corresponderen.
Later zagen we elkaar wat meer regel
matiger in de vakanties en zo, maar
steeds zonder dat tante Anne ervan op
de hoogte was".
„Waarom hielden jullie het geheim?
Was daarvoor een reden?"
Gillissen knikte. „Ja, tante Anne had
eens verteld van haar plannen met haar
pleegdochter. Ze zou haar laten leren
voor onderwijzeres, maar niet zo'n ge
wone voor de lagere school. Nee, ze
moest later in Duitsland les kunnen ge
ven op een soort school, als waarop ze
nu zelf was. Dat was tante's ideaal, niet
Grada?"
Het meisje knikte. „Aan ons internaat
is ook een kweekschool verbonden en
ik ben laatste jaars. In de komende zo
mer hoop ik examén te doen".
Gert knikte. „En verder?"
Gillissen haalde lachend zijn schou
ders op en keek weer naar het meisje.
„Verder kan ik kort zijn. We gingen
van elkaar houden en we houden nog
veel meer van elkaar. We hadden het
plan om te trouwen, zodra Grada meer
derjarig zou zijn. Dat is over drie maan
den. Ik verdien behoorlijk, dus het geld
van tante Anne heb ik niet nodig".
„En je onderwijzersbaantje dan, Gra
da?" vroeg Gert.
„O, ik besloot in ieder geval m'n
aktes te halen. Per slot van rekening
kun je nooit weten, waar het goed voor
is, nietwaar?"
„Heel verstandig. Apropos, jongelui,
wanneer hebben jullie elkaar voor het
laatst ontmoet?"
„Dat was in de week voor Kerstmis.
Grada was toen enkele dagen thuis en
zag wel kans om af en toe eens een
paar uurtje» er tussen uit te knijpen.
Dan ging ik vanzelfsprekend naar Am
sterdam".
„Is ze wel eens hier in Dorringen ge
weest?"
„Nee meneer", antwoordde het meisje,
voor Jan had kunnen reageren, „dat
was niet zo gemakkelijk. Dan zou ik in
een hotel moeten slapen en ik ben nog
minderjarig, nietwaar7 Dat zou moei
lijkheden kunnen opleveren en we wil
den het niet weten voor tante Anne".
„Waarom niet, jongelui?"
„Ja, ziet u meneer", vervolgde het
meisje, terwijl ze bedachtzaam haar ene
knie over de ander legde, „tante wilde,
dat ik later een goed huwelijk zou doen.
In Duitsland. Ze zei altijd: Als je een
maal je aktes hebt en je bent ergens
lerares aan een behoorlijke school, ben
je een goede partij en kun je op je ge
mak uitzien naar een beschaafde man
van goede stand. En natuurlijk iemand
met een behoorlijke positie".
„En was je het daar niet mee eens,
Grada?"
„Eerst wel natuurlijk, maar dat was
vóór ik Jan leerde kennen, ziet u?"
„Wat een geluksvogel ben ik, vindt
u niet meneer", merkte Jan lachend op.
Gert knikte nadenkend. „Het ziet er
wel naar uit. Heb je ook een voogd,
Grada?"
„Voor zover ik weet, meneer, heeft de
Voogdijraad indertijd een voogd be
noemd. Ik heb hem evenwel nooit ge
zien, of het moet in m'n prille jeugd
geweest zijn en daar herinner ik me
niet veel meer van. Wel moest onze
directrice tweemaal per jaar verslag
uitbrengen over mijn vorderingen, ge
drag en zo".
„En daar was natuurlijk nooit iets
op aan te merken?" lachte Gert.
„Dat kunt u natuurlijk bij de Voogdij
raad te weten komen", antwoordde
Grada kwasi-zedig.
Gert deelde sigaretten uit en stak er
zelf ook een op. „Nou, jongens, we be
hoeven elkaar nu niet meer voor de gek
te houden, he? Tante Anne was jullie
beiden min of meer dierbaar ze was
tenslotte van de één de pleegmoeder en
van de ander de tante dus jullie heb
ben er beiden net meeste belang bij, dat
de dader zo gauw mogelijk achter slot
en grendel komt. Daarover zijn we het
toch zeker eens, nietwaar?"
Het tweetal knikte positief en Grada
antwoordde: „Dat is toch iets vanzelf
sprekends, meneer".
„Dan kunnen jullie me helpen door
goed in je geheugen te tasten naar ge
beurtenissen, die van belang kunnen
zijn: een ruzie met zogenaamde klanten,
zoals onze vriend Jan er een heeft mee
gemaakt. Apropos, Grada, jij wist er
natuurlijk van, he? Dat je tante geld
leende tegen hoge rente?"
„Laat ik zeggen, dat ik er sinds de
zomervakantie een vermoeden van
kreeg. Maar het leek me zo absurd, dat
ik het niet wilde geloven".
(Wordt vervolgd)