Grepen uit de geschiedenis van de Texelse visserij Een kleurrijke bestaansbron kwijnende visserij van Oudeschild nieuw le- ten gedeelte, deed de regering tenslotte be van een medewerker) r_ret ligt voor de hand dat gedurende de gehele periode dat Texel in het gelukkige be- LJ. zit van stadsrechten was, de visserij een aan wisselvalligheden onderhevige tak van be staan zal hebben gevormd. Ook vóór 1414 zullen de Texelaars de visserij beoefend hebben. Bij onze beschrijving van de zeer uiteenlopende takken van visserij die van Texel uit ondernomen werden, zullen wij ons moeten bepalen tot de laatste 200 jaar. Over de periode daarvoor staan ons geen betrouwbare gegevens ter beschikking. Over het tijdvak sedert het midden van de 18e eeuw is uitvoerig gerapporteerd in een nota van de Ec. Techn. Dienst :„De ont wikkeling van visserij (1953), samengesteld door drs. S. Schreur". Naast dit rapport heb ben wij nog enkele andere brieven geraad pleegd. Onze oudste bron is: ,,De Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden uit het jaar 1750". Wij lezen daarin: „Men wil dat Koog oudtijds het Hoofd dorp des Ei lands geweest zij. Men plagt er veel Visserij en andere neering te hebben, ook woonen er tegenwoordig nog Visschers doch door het verlopen van het Diep, voor en omtrent Den Hoorn, alwaar in de zes tiende Eeuw, wel Tweehonderd Schepen kon den leggen, en door het verstuiven der Dui nen heeft Koog veel van zijn luister verloren en begint het langs hoe meer te vervallen. Men heeft in het Dorp 88 Huizen De Vis schers getuigen dat wel een mijl of anderhalf in Zee benoorden Koog, veel unlers van Bommen zijn, waarin zij dikwijls met hunne netten vastraakten, t welk zij de Heften noe men, waaruit men zou mogen afnec-men, dat hier, in vroeger Eeuwen, Land is geweest". Ongetwijfeld zal door de vissers van Koog of Den Hoorn de haringvisserij zijn beoe fend op een wijze zoals die door de bekende haringvissers van Enkhuizen in de 17e eeuw en 18 eeuw werd uitgeoefend. In het boek van Dr. M. S. Thomas: „Onze IJslandvaarders in de 17e en 18e eeuw" lezen wij dat de kabeljauwvisserij rond IJsland haar uitgangspunt vond in de steden langs de Maas, in Zierikzee en op de Waddeneilan den. Het aandeel van Texel in deze visserij was met zo groot. Het waren vooral de Vlie- landers en Terschellingers die zich hierin verdienstelijk maakten. Overigens nam de kabeljauwvisserij onder Ysland een onderge schikte plaats in vergeleken bij die op de Noordzee en ter hoogte van de Doggersbank. De Texelaars waren (als schippers) wel betrokken bij de handel op IJsland. Veelal werd er op deze tochten ook aan visserij ge daan. Aan de schippers werd overgelaten wat onder de gegeven omstandigheden het voordeligste was, handeldrijven of vissen. ,,Een schip dat uitgezonden was om een la ding „natte visch" te procureeren kwam vaak met een vracht „droge visch" thuis". In een attestatie uit het jaar 1661 wordt vermeld: dal sij getuygen dat op den derden May nyt bet Exel (Texel) deser landen gesylt sijn naar Yslant, met expresse ordre en de bevel van den gemelten Pelt in Yslant een scheeps- ladingh natte visch te procureeren ende selffs soveel te laten visschen als mogelyck zoude zijn. Noch in de tegenwoordige staat, noch bij Paludanus, die omstreeks 1776 een belang wekkende verhandeling schreef over West- friesland en het Noorderkwartier, vinden wij iets over deze visserijen. Daarentegen wel over de oestervisserij. Oesters Paludanus beschrijft hoe de in de Wadden zee voorkomende Texelse oester grote be kendheid genoot. Met name de Texelaars, Zoutkampers en Schiermonnikoogers hielden zich met deze visserij op Er bestond een grote uitvoer naar Hamburg en Amsterdam. Van Hamburg uit gingen de Texelse oesters ver der naar het noorden. Aan het Hof van Sint Petersburg gold de Texelse oester als een ware lekkernij. De oestervisserij op de Waddenzee beleefde een hoogtepunt omstreeks het midden van de 19e eeuw. Daarna treedt door overbe- vissing snel een teruggang op. Ondanks aan koop van jonge oesters in Schotland, die in de Waddenzee verspeend worden, zijn de natuurlijke oesterbanken spoedig doodge- vist. Hoewel op initiatief van de Maatschap pij voor Nijverheid en Handel verscheidene pogmgen worden ondernomen, o.a, om tot de aanleg van kunstmatige oesterbanken (percelen) te komen, hebben deze pogingen niet veel succes. De deelneming er aan door Texelaars is gering. Tegen het einde van de 19e eeuw is de oesterteelt in de Wadden zee welhaast verleden tijd. Degenen die zich nog het langst wisten te handhaven, moesten tenslotte hun bakens verzetten. Zij vestigden zich in Yerseke en Zierikzee. Nog steeds zijn Salm en Vlaming bekende namen in en bui ten de kring van oesterkwekers in Zeeland. In het begin van deze eeuw is er plotseling enige opleving. Doch deze was van korte duur. In totaal nemen omstreeks 1903 een 120-tal vaartuigen van Texel en Wieringen aan deze visserij deel. Als de situatie niet alleen in deze tak maar ook in de andere tak ken van visserij van Texel snel ongunstiger wordt, keren vele vissers het bedrijf en te vens hun eiland de rug toe. Velen van hen vestigden zich, in die jaren in Amsterdam- Noord Durgerdam (dat toen sterk in op komst was. Mosselen Alvorens deze uittocht naar Durgerdam plaats had, was de mosselvisserij van grote betekenis geworden. Aanvankelijk was de oestervisserij zo winst gevend dat men aan de mossels geen aan dacht schonk. Men beschouwde de mossel als een slecht soort oester! Iets dergelijks doet zich wel vaker voor. Tot voor een paar jaar terug waardeerden de IJslanders de paling, letterlijk en figuurlijk als brandhout. Als een IJslandse visser paling aantrof in zijn netten, dan liet de paling in de zon drogen. De stokdroge paling werd daarna in stukje sgehakt en gebruikt als aan- maakhout. Een paar Nederlanders zijn in middels naar IJsland getogen om de IJslan ders de vereiste (paling)visserij techniek bij te brengen. In het midden van de vorige eeuw waren het de Zeeuwen die de aan de Waddenzee woonachtige vissers de betekenis en de ken nis omtrent de mosselvisserij bijbrachten. De Zeeuwen kwamen niet zo zeer om ter plaatse om er het mosselzaad te halen voor hun kwe- het mosselbednjf uit te oefenen, doch veleer kersbedrijven in Zeeland Sedertdien zijn zij ieder jaar teruggekomen totdat zij zich in 1950 definitief in het Waddengebied op het kweken gingen toeleggen. De mosselparasiet had in Zeeland de teelt vrijwel ten gronde gericht. De ontwikkeling van de mosselvissenj in de Waddenzee in het midden van de vorige eeuw verliep stormachtig. Van 1873 tot 1886 werd jaarlijks gemiddeld 7 miljoen kg geëx porteerd naar Engeland ten behoeve van de beugvisserij. Meer nog dan de Wieringers, namen de Texelse vissers dit werd voor hun rekening. In het verslag van den Staat der Nederlandsche Zeevisscherij over het jaar 1878 lezen wij hierover: ,,Van Ooslerend op Texel wordt geschre ven dat tn 1878 via Harlingen naar Huil en Londen werden verzonden ruim 120.000 ba len mosselen en kokkels eene zwaarte uitma kend van ongeveer 9 miljoen kilogram. On geveer 2 procent van de mosselen kwam van Wieringen, terwijl de overige door vissers van Texel werd aangebracht." Het betreft hier uitsluitend de publieke mosselvissenj. Naderhand doet in de Wad denzee de teelt van mosselen zijn intrede, Dc Texelaars hebben daar echter geen deel aan. Zij lieten het over aan de Zeeuwen. In de jaren van de oorlog 1914-1918 is er een geweldige hausse in de mosselvissenj. Export naar Duitsland, waar hongersnood heerst. Daarnaast dienen de mosselen als meststoffen De oudere landbouwers in onze akkerbouwpolders weten zich dat nog goed te herinneren. Na 1919 is het gedaan met de mosselvis serij voor Texel. De grote vraag uit Duits land valt weg. Het mosselbedrijf concen treert zich geheel in de Zeeuwse stromen. Het mosselzaad wordt als voorheen betrok ken uit het Waddengebied en de Noordelijke Zuiderzee. De pogingen van het gemeentebestuur de Texelse vissers ingeschakeld te krijgen als na 1950 de mosselteelt in de Waddenzee her leeft, hebben jammer genoeg niet tot resul taten geleid. Eén van de oogmerken was de kwijnende visserij van Oudeschild nieuw le ven in te blazen Ondertussen is het nieuwe leven toch gekomen doordat een jongere ge neratie de handen uit de mouwen stak en zijn heil in de visserij buiten de Texelstroom ging zoeken. Garnalen Op de oestervisserij van de eerste helft van de 19e eeuw volgde de mosselvisserij van de tweede helft. In de tweede helft komt tegelijkertijd de garnalenvisserij tot ontwik keling. In het verslag over 1883 lezen wij: ,,De garnalenvangst levert voor Texel te genwoordig meer vertier dan vroeger, dank zij vooral de oprichting van nieuwe kokerij en. De garnalen worden nu dadelijk gezou ten, gekookt en rechtstreeks naar Engeland gezonden. De vangst was in 1883 overvloe dig, maar de prijs minder hoog dan in het voorgaande jaar." Na 1918, dus na de hausse in de mossel visserij gedurende de oorlogsjaren, gaat de garnalenvisserij een steeds belangrijker plaats innemen. De scheiding tussen de Oosterend- er en Oudeschildervissers, die van oudsher reeds heeft bestaan, wordt door deze ontwik keling nog duidelijker. Oudeschild legt zich in het bijzonder toe op de garnalenvisserij op de Texelstroom; Oosterend orienteert zich, evenals voor 1914, op de Noordzee. Noordzeevisserij In de diverse rapporten die wij raadpleeg den staat eigenli|k nergens aangegeven wan neer de Noordzeevisserij, in de periode dat alles om oesters en mosselen draait, enige omvang van betekenis gaan aannemen. In het verslag omtrent 1870 wordt er slechts met enkele woorden gewag van gemaakt. Omstreeks 20 jaar later blijkt dat de Texelse vissers op de Noordzee de tong-, schelvis, schol-, tarbot en rogvisserij beoefenen. De visserij op de Noordzee en op de Zuiderzee vindt plaats met in totaal 146 blazers of trek schuiten en 4 botters. In het hier voorge noemde rapport van de E T D is een uitvoe rig citaat ontleend aan een rapport omtrent de verhoudingen in de Texelse visserij om streeks 1890. In dit citaat, dat wij hier ten dele herhalen, vinden wij al een duidelijke aanwijzing omtrent de scheiding tussen de Oosterend- en Noordzeevisserij enerzijds en Oudeschild- en Waddenzeevisserij anderzijds. ,,Gaat men de lijst van visschersvaartuigen der gemeente Texel na, dan blijkt spoedig, dat verreweg het meerendeel der schepen der Oosterenders grootere, betere vaartuigen zijn dan die der Oude Schilders. Terwijl de laatsten zich bij voorkeur met de kustvisserij in engere zin bezig houden en slechts voor enkele getijden de haven (die van Oude Schild of van Nieuwe Diep, verlaten, hebben de schuiten van Ooslerend de gewoonte tn het begin van de week naar zee te gaan en eerst tegen het eind der week terug te kee- ren, zij visschen verder van de kust en bren gen dan ook in den regel meer en kost baarder visch aan" Zuiderzeevisserij en Oudeschild De Zuiderzeevisserij heeft voor Texel niet veel betekenis gehad. Incidenteel werd deze beoefend in bepaalde trektijden. Hierbij zij opgemerkt dat voor 1932 niet duidelijk vast stond waar precies de grens lag tussen Wad denzee en Zuiderzee. Toch is de afsluiting in 1932 van grote invloed geweest voor Ou deschild. Omdat Texel niet veel met de voormalige Zuiderzee te maken had, en dus ook niet de weerslag van de afsluiting zou ondervinden, werden de Texelse vissers aanvankelijk niet opgenomen in de regelingen van de Zuider- zeesteunwet. In de haringvisserij op de Waddenzee, waarvan de Oudeschilders overigens geen profijt konden trekken, ontstond een korte hausse. Het leek er op dat in tegenstelling tot de voorspelling van de biologen, de Wadden zee de functie van de vroegere Zuiderzee zou nemen. Al spoedig bleek in welke mate, in het bijzonder Oudeschild, de terugslag van de afsluiting zou ondervinden. Op de afslag te Oudeschild daalde de aan voer van garnalen tot plm. 20 procent, ook het inkomen van de garnalenvissers van Ou deschild liep sterk terug. De kommenvissers aan de Texelse kust, die met hun bedrijf ge heel ingesteld waren op o.a. de trek van ha ring en paling naar en van de Zuiderzee, za gen hun bedrijven wegkwijnen Tezclfder tijd verdwijnt het wier uit de Waddenzee, dat jarenlang aan vele handen in Oudeschild werk verschafte Deze ongelukkige situatie waarin de vis sers van Oudeschild waren komen te verkeren door de afsluiting, ondanks het feit dat zij voor 1932 slechts in geringe mate betrokken waren geweest bij de visserij op het afgeslo ten gedeelte, deed de regering tenslotte be sluiten, de Zuiderzeesteunwet ook voor vis sers van Texel van toepassing te verklaren Hoewel hiermede enigermate tegemoet ge komen werd in de individuele nood van het vissersgezin, bleef Oudeschild in een moei lijke positie verkeren. De visserij die een in tegrerend deel uitmaakte van de plaatselijke samenleving leek welhaast tot uitsterven ge doemd. De teruggang hield ook na 1945 nog aan. Onder invloed van de gunstige uitkom sten van de kottemsserij, gepaard gaande met de komst van een nieuwe generatie die niet gehinderd wordt door bepaalde ressenti menten ten aanzien van de Zuiderzeekwestie, is thans, voorwat betreft de visserij, een nieu we fase aangebroken in de veel bewogen ge schiedenis van Oudeschild. Meer dan voor heen levert Oudeschild thans zijn aandeel in de bemanning van de Texelse vloot. Boven dien heeft Oudeschild zelf enige Noordzee- kotters in de vaart weten te brengen. Kottervisserij De kottervisserij die zich voor de oorlog reeds krachtig ontwikkeld had op Texel, maakte de laatste jaren een krachtige uitbrei ding door. De toeneming van de vangstcapa citeit, die reeds inzette met de motorisering, die omstreeks het einde van de jaren twintig zijn intrede deed, gaat nog steecis door. Met de verbetering van de apparatuur, hield de verbetering van de accomodate voor de op varenden gelijke tred. Degenen van onze lezers die verleden jaar als passagiers deelgenomen hebben aan de vlootshow ter gelegenheid van de feesten van „Oosterend present", hebben zich zelf kun nen overtuigen van de moderne inrichting van de kotters. In het begin van deze eeuw toen het overigens in dc meeste van onze wo ningen ook aan comfort ontbrak was de situatie, volgens een verslag uit 1910 over Texel als volgt: ,,Over het algemeen is de huisvesting pri mitief te noemen. In de kleinere vaartuigen slaapt de schipper in het vooronder op de zit bank. Het vooronder is het eigenlijke woonver trek. Des winters wordt er een kachel ge brand, waarop dan levens eten gekookt wordt. Gedurende de overige tijd van het jaar wordt het eten klaargemaakt met behulp van petroleumstellen, die zich eveneens in het vooronder bevinden. Bij velen zoekt men tevergeefs naar een tafel. Bij hel nuttigen van voedsel wordt dan alles óf op de grond of naast zich op de zit bank geplaatst". Kenmerkend voor de kottervisserij is het maatschapscontract. Juist omdat mede door het maatschapscontract de kottervisserij is uitgegroeid tot de vooraanstaande plaats in de huidige vissserij van Nederland, is er re den hier nader aandacht aan te besteden. Het maatschapscontract, dat de deel-visserij regelt, is overigens geen uitvinding van de laatste tijd. Het hoort van ouds bij de visserij. In het geschrift van Kranenburg over de zeevisserij in de tijd der Republiek komen wij de deelvisserij eveneens tegen Bij de ka bel j au wvisser ij in de 17e eeuw ontving de bemanning een deel van de besomming. Bij de haringvisserij (o.a. van Enkhuizen) waar van het product niet vers werd aangevoerd, was de beloning onafhankelijk van de hoogte van de besomming. In vorengenoemd verslag van 1910 over Texel lezen wij: Seders em ge jaren ts het algemeen ge bruik te vissen op deel. Naar enkele visser verzekerden, werd in het afgelopen seizoen slechts door een tweetal te Texel woonachtige volslagen knechts, die nog wel in dienst wa ren van Volendammer schippers, tegen een vast loon gevist. Gewoonlijk wordt bij het uitoefenen van de ansjovisvangst aan een volslagen knecht 20 a 23 procent van de brulo-opbrengst als loon uitgekeerd. Bij het vissen van garnalen, tong, schol, rog, schar enz. op de vaartuigen van Oudeschild 33 procent, op die te Oost en Oosterend daarentegen gewoonlijk 23 pro cent. Bij het uitoefenen van de garnalenvangst moet elk ook een gelijk percentage dragen in de uil gaven voor zout, brandstoffen en bet verzenden van de vangst naar de afnemers. Naar men verzekert staat het lagere percen tage, dat te Oost en Oosterend wordt uitge keerd, in verband met de omstandigheid dat aldaar de schuiten groter zijn dan te Oude schild en de bedrijfskosten voor de reders daardoor hoger zijn. Bij het wiermaaien ontvangt de reder ge woonlijk een vijfde gedeelte van de op brengst. Het overige wordt gedeeld door de schipper en de knecht. Bij het vissen op deel worden de uitgaven voor de kost aan boord van de bruto-op- brengst afgetrokkeneerst hierna gaat men Bij een bezoek aan de haven van Oudeschild of) zondag wordt duidelijk dat Texel over een hoogwaardige kotlervloot beschikt. Alaar nog duidelijker is het dat de haven te klein is ge worden De voortdurende uitbreiding van de vloot maakt vergroting van de havenkom drin gend noodzakelijk over tot loonsverdehng. Buiten de bijverdiensten wordt het loon van een schipper of knecht geraamd op 330 per jaar" Tot zover de situatie in het begin van deze eeuw. Maar wat houdt nu het maatschapscon tract in De eigenaar van een vissersvaartuig sluit met een aantal vissers een contract om met elkaar in maatschap het visserijbedrijf uit te oefenen. De eigenaar verbindt zich tegen ver goeding van een bepaald percentage (plm. 50 procent) van de ruwe besomming on'der bepaalde voorwaarden „het schip met zeil en treil en motor en geschikt tot directe en rich- tige uitoefening van het bedrijf beschikbaar te stellen". De vissers, niet-eigenaren hebben onder bepaalde voorwaarden gezamenlijk recht op het overige deel (plm. 50 procent) van de ruwe besomming. In gemeen overleg wordt bepaald waar en hoe lang gevist wordt, als ook waar en de tijd wanneer de eventueel gevangen vis zal worden verkocht". Eveneens in gemeen overleg worden on gevallen-, ziekte-, en invaliditeitsverzekerin gen gesloten. Dit maatschapscontract hoort bij het visse rijbedrijf zoals dit bij Texel, Wieringen, Urk en vele andere plaatsen wordt uitgeoefend Het maatschapscontract heeft belangrijke sociale en economische kanten. Voor wat be treft het sociale aspect moeten wij eerst con stateren dat het maatschapscontract niet de verhouding werkgever - werknemer regelt. In tegendeel Het gaat hier om een groep zelf standigen, of anders gezegd vrije onderne mers, die elk de wens hebben uit de overeen komst een zo groot mogelijk financieel voor deel te halen. Wij willen niet zo ver gaan met te zeggen dat het sociale aanzien van schipper-eigenaar en van visser (met-eige naar) hetzelfde is Het verschil is echter aan merkelijk minder dan tussen een werkgever en zijn employees en arbeiders. Als wij hier na constateren, dat de best betaalde „arbei ders" van Texel in Oosterend en Oudeschild wonen dan is dat eigenlijk onjuist. De hier bedoelde categorie uit Oosterend en Oude schild behoort met tot de groep arbeiders; het zijn deel-vissers. Treffend komt een en ander tot uitdruk king in de omstandigheid dat er geen afzon derlijke bonden voor de schipper-eigenaren en voor de overige maten bestaan. Alle vis sers zijn lid van één enkele bond (De Neder landse Vissersbond). Nu het economisch aspect Het feit dat de bemanning niet in loondienst vaart maar me de-ondernemer is, vormt een belangrijke bij drage in de arbeidsproduktiviteit (hoeveel heid arbeid geleverd per persoon). De vissers zijn direkt betrokken bij de uitkomsten van het bedrijf. De hogere verdiensten als ge volg van het feit dat meer arbeid werd gele verd werkte aantrekkelijk bij het werven van bemanning voor dc vloot van de kust en zeevisserij. Het is dan ook niet verwonder lijk dat thans in Oosterend en zelfs in Oude schild, dat het toch in vele opzichten niet ge makkelijk heeft, de best betaalde „arbeiders" (zie toelichting hiervoor) van Texel wonen. Na deze min of meer uitvoerige behande ling van het maatschapscontract dat van zo'n vérstrekkende betekenis, is het dienstig aan te geven tot welke omvang de vloot is uit gegroeid. Wij laten hieromtrent het overzicht volgen dat de toestand weergeeft op 1 jan. 1964. Bouwj. Aantal PK casco 0-79 80 119 120 239 240 349 7375 1923-27 1 1 1933-37 1 1938-42 1 1943-47 2 1 2 1948-52 3 1 1953-57 5 1958-63 5 10 1 Total 2 2 18 11 1 De vaartuigen met een motor van 120 en meer pk behoren tot de categorie kotters Voor 1940 bestond de kottervloot uit plm. 12 schepen. De waarde van de besomming die door de kotter jaarlijks, vul in IJmuiden, aangevoerd wordt, bedraagt plm. 4 miljoen. Vorenstaand overzicht is niet volledig. Het bevat, zoals de titel vermeldt, enige grepen uit de geschiedenis van de Texelse visserij. Wij hopen echter met deze grepen er in ge slaagd te zijn ruimschoots het stads-feest-licht te hebben laten vallen op een kleurrijke be staansbron

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1964 | | pagina 17