Vecht-en se ïeldpartijen De vierde dag BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF rubriek voor l H^«i* LANDBOUW en VEETEELT Geen „vroege'' maar „gestadige" Misdaad en straf in Texel verleden (XIII) bruinmg IJLSa Picmaderm f2.95 Mijn hobby om mijn artikeltjes te „versieren" met zegswijzen of spreek woorden heeft me parten gespeeld. Het blijkt n.l. dat ik een spreekwoord heb gebruikt, dat niet bestaat Het betreft het geval van de vroege jagers, die het wild vangen. Dit zjjn n.l. geen „vroege", maar „gestadige". Het is nu wel duide lijk, dat ik helemaal niets van de jacht af weet en zelfs de spreekwoorden op dit gebied niet goed ken. Mijn excuus daarvoor en tevens mijn dank aan de genen, die mij hierop hebben gewezen. Dit betekent intussen wel, dat dit spreekwoord niet als opschrift kon dienen voor het bedoelde artikeltje. Het ging hierin echt om de „vroege" en niet om de „gestadige" boeren. En in dit verband was het beter geweest om te spreken over de eerste klap, die een daalder waard is. En nu dc gestadige jagers Toch ben ik van mening dat ook het spreekwoord in zijn juiste vorm te gvonuKen is urn bepaalde waarheden naar voren te brengen. Voor alle zeker heid heb ik dit keer het woordenboek gebruikt om de betekenis van het woord „gestadig" vast te stellen. Ik vond daar onder meer genoemd: „aanhoudend" en „volhardend". Nu zijn dit een paar woorden, die m i ook landbouwers nog wel iets hebben te zeggen. We denken daarbij aan de volgende zaken. Nog steeds stekels Al heeft o.g. daar een paar jaar ge leden aanhoudend en volhardend over geschreven, toch is de laatste stekel nog niet van de bedrijven verdwenen. Om verwijten te voorkomen wil ik maar di rect opmerken, dat dit ook met het ge val is op percelen, die bij de Ruilverka veling m gebruik zijn. Als je met veehouders over deze kwestie spreekt, dan hoor je telkens de tegenwerping, dat men er wel iets aan gedaan heeft en ze soms zelfs wel en kele keren heeft bespoten, maar dat ze toch niet verdwenen zijn. Ik ben er van overtuigd, dat het ook hier een kwestie van de gestadige jager is. Met eén keer spuiten is men er beslist met. En moge lijk met twee of drie keer ook nog niet. Het gaat om het aanhoudend en vol hardend bestrijden en het staat voor mij 68. Natuurlijk zag brigadier Piet wel, dat er iets misliep, doch hij stond daar in niet alleen. Niemand minder dan de kundige kapitein Von Köpenick had de zaken eveneens volkomen door. ,,Het gaat niet volgens plan", gromde de ka pitein, ,,Mij lijken enige maatregelen hier wel op zijn plaats" Toen zette hij een geweldige keel op en brulde: „Stormaanval met het geweer over het perron! Gericht spervuur op elevatie zeven, drie organieke streken vóór de locomotief!" Deze taal moge abacadabra lijken FEUILLETON door H van Omme. 14. De volgende morgen arriveerde dok ter Van Asselt met nog twee heren. „Dit is de voortreffelijke huishoudster van de patient, mijne heren; Akke Feenstra. Een jongedame van het oude stempel, die niets te veel is". Verbluft legde Akke haar hand in die van beide heren, die haar vriendelijk- onderzoekend opnamen. „We vinden het zelf wel, Akke. Hoe is hij vanmorgen?" Het meisje knikte. „Ik zou zeggen: vrij goed Meneer was heel opgewekt en scheen bijzonder goed geslapen te hebben". „Daar gaan we ons dan van over tuigen. Mag ik u voorgaan?" Akke keek het drietal na, dat naar boven ging en toen naar de werkster, die ook even haar arbeid gestaakt had. „Hoog bezoek?" vroeg Rinske. Akke haalde haar schouders op. „Het zal wel een bedoeling hebben. Ik ken ze niet, behalve de dokter dan. Enfin, het is onze zaak niet". En ze verwijder de zich naar de keuken, waar ze al haar aandacht bepaalde aan het eten. Een uur later hoorde ze het drietal weer naar beneden komen. Vlug keek ze door de deuropening en ging ten slotte naar de hal. „Kan ik de heren dienen met een kopje koffie?" Van Asselt knikte „Vooruit, dan doen we En schenk een vierde ikopje in voor jezelf, Akke, we willen ook even met jou praten". In de grote salon zaten ze gevieren bij als een paal boven water, dat U dit „wild" dan zult vangen. Als straks in de naweiden de stekels de kop weer opsteken en het stadium van het „schieten" hebben bereikt, dan is de jachttijd weer aangebroken. De aardappelen blijven Uw zorg vragen Ik denk ook aan de pootgoedtelers. Ook daar gaat het om de aanhoudende zorg. De start is dit jaar beslist beter geweest dan in het verleden vaak het geval was. Er zijn meer poters ontsmet. Ook aan de bewaring in de wintermaan den is meer aandacht geschonken.. Er is veel pootgoed van een grotere maat ge bruikt. Het aantal planten per bunder is duidelijk hoger dan in de voorgaande jaren. Allemaal dingen, die er o.i. op wijzen, dat aan de pootgoedteeït meer zorg wordt besteed Maar daarmee zijn we er nog niet. Het gaat ook hier om volhouden. U moet met het selecteren blijven door gaan tot het eind aan toe. U moogt de hand niet lichten met het dood spuiten van het loof of het looftrekken. En als het eenmaal zo ver is, dat de huid voldoende afgehard is. dan gaat het er om de knollen zo spoedig moge lijk te rooien. Ook al hebt U pootgoed en grond ontsmet, toch ligt de rhizoc- tonia nog op de loer. En ook als U de knollen eenmaal bo ven de grond hebt, dan is de kijk er niet af. Behandel de knollen als eieren en niet als stenen. Waak er tegen, dat er broei in de hoop komt. Laat de venti lator als de huid eenmaal voldoende af gehard is, aanhoudend draaien. Ook de stikstofbemesting moet volgehouden worden Er 's dit jaar al veel stikstof op het grasland gestrooid. De grasgroei is enorm geweest. En de neiging bestaat nu op de lauweren te gaan rusten. Het hooivak is vol en op veel plaatsen is dit met de zolders ook het geval. Verder hebben al heel wat bedrijven de be schikking over kuilgras Het is geen wonder, dat je hier en daar de opmer king hoort: „Het is nu welletjes. Vol gend jaar maar weer". Toch zou dit een verkeerd besluit zijn. Op een jaar als 1964 kunt u niet alle jaren rekenen. Goed gewonnen ruw- voer heeft ook de volgende jaren nog waarde. En percelen grasland, die in begin juli stikstof krijgen kunnen in augustus nog een flinke snede gras le veren. Al naar gelang de omstandighe den kan dit waardevol hooi of kuilgras worden. Zelfs in een jaar als 1964 blijkt, dat voor de met-deskundigen, mar voor de soldaten van het Slavonische leger was het begrijpelijk genoeg Onversaagd stortten de dappere kerels zich naai voren om onder krijgshaftig gebrul een knetterend vuurwerkje af te geven uit hun antieke ganzeroertje. De bedoeling was in elk geval best, al zat er dan niet veel leven meer in het kruit, wat mis schien wel geweten moet worden aan sabotage. Toch was de hele geschiedenis angstaanjagend genoeg, want zelden zullen er soldaten zijn gezien, die nog grimmiger keken en nog vaster hun mannelijke kaken op elkaar klemden. de tafel. Een der heren vroeg: „Juf frouw Feenstra. geloof ik? Ik zou graag wat willen vragen over de patiënt. U begrijpt natuurlijk, dat wij collega's zijn van dokter Van Asselt. Wij zouden graag uw oordeel willen vernemen over de patiënt. Vindt u hem lastig of zo? Hoe eh is uw oordeel over zijn verstandelijke vermogens? Acht u hem helemaal normaal, of vindt u, dat hij laten we het maar bij de naam noe men. dat hij kinds begint te wor den?" Akke keek verwonderd naar de spre ker. „Mijn oordeel... ik weet niet, of dat veel gewicht in de schaal zal leg gen. maar volgens mij is meneer altijd heel helder. Ik zou zeggen: geheel bij zijn volle verstand. Het feit bijvoor beeld, dat hij zich nog bijzonder interes seert voor het ambt, dat zelfs nog stu deert, dat hij belangstelling heeft voor alle mogelijke gebeurtenissen in de wereld „Juist. Naar ik heb vernomen, heeft de patiënt wel eens een.... laten we het noemen: ongenietbare bui. Acht u dit normaal, of verband houdende met zijn leeftijd, of Akke keek de ondervrager met grote ogen aan. „Waarom zou dat abnormaal zijn? Bent u altijd in een goede stem ming? Op zijn tijd zullen we allemaal wel eens een recalcitrante bui hebben enPlotseling knipperde ze met haar ogen en de kleur uit haar wangen trok weg„Bent u soms hier, om hem onder curatele te stellen?" De beide artsen keken elkander aan. Alleen Van Asselt deed, of het hele gesprek hem niet aanging, hoewel niets hem ontging. „Acht u daartoe termen aanwezig, Uit de vorige verhalen is wel duide lijk geworden, dat Texel vroeger geen voor de zondeval gespaard gebleven paradijs was en dat de Texelaars hun deel van de algemeen menselijke fei len hebben meegekregen. Mishande ling en belediging behoorden nog tot de onschuldigste vergrijpen. Opmerke lijk is, dat men hiervoor meestal een van de vele Texelse herbergen tot strijdtoneel koos. De Zeven Provinciën In 1788 was Balthazar Stark kastelein in de vermaarde herberg De Zeven Pro vinciën te Oudeschild. Er logeerde daar een vreemdeling, hoedenmaker van beroep, en een schoenmaker uit Den Helder, Schaap geheten. Al tijdens het middagmaal, waarbij een Texelse loods als derde man aanzat, waren er kwade woorden gevallen „brutale in- sollentien" die door het gebruik van een fles rode wijn niet werden weggespoeld. Bij de afrekening raakten Stark en zijn vreemde gast opnieuw in een heftige woordenwisseling, maar de ruzie brand de pas goed los toen de herbergier de hoedenmaker niet door de keuken naar het huisje wilde laten gaan om zijn be hoefte te doen. Op weg naar de poort in de achtertuin greep de vreemdeling naar zijn rechterzij; een der meiden in de keuken nep: „Heere Jesus Kristus, hij grijpt al na z;jn mes". Stark bewapende zich met een uit de grond getrokken paaltje en de Helderse schoenmaker stortte zich met een bezem die op het schuurtje lag in de strijd. Tegen deze overmacht was de hoeden maker niet opgewassen. Roepende: „Dat heeft je nu een Fransman gedaan hooi niet waardeloos is. Er is ook nu al weer hooi. vers geperst, van de bedrij ven gegaan voor ƒ90,per ton. Hebt U het dus voor eigen bedrijf niet nodig, dan loont het zeker om de stikstof te gebruiken voor hooi voor de handel. Maar wat U er ook mee doet, probeer in ieder geval van gunstige groeiom- standigheden profijt te trekken. Daar voor is het nodig, dat U door blijft gaan met het strooien van stikstof Nogmaals, ik weet van de jacht maar een beetje of helemaal niets af. Maar ik stel me niet voor, dat een jager half de dag naar huis gaat, omdat hij redeneert: „Nu is welletjes". Oök voor de boerenbedrijven geldt het: „Gestadige jagers vangen het wild!" Natuurlijk bemerkte de machinist van de trein ook wel, dat er iets bijzonders aan het handje was op het anders zo rustige stationnetje van Ottoburg. „Mot je zien, Kees", lachte de brave borst tot zijn stoker, „Operatie Kukeleku! Het leger van Slavonië is bezig met zijn herfstmanuivers!" Ja, nu hadden ze nog lol genoeg, die stoker en die machinist. Ze zouden ech ter vast niet zo gelachen hebben, als ze geweten hadden wat de kanonniei der tweede klasse van het korps artil lerie in zijn schild voerde juffrouw Feenstra?" Het meisje schudde zeer beslist en kele malen het hoofd. „Integendeel. Als men alleen de leeftijd van meneer in aanmerking neemt ruim 81 jaar dan zal ieder weldenkend mens toch tot de conclusie moeten komen, dat me neer nog goed bij de tijd is, zal ik maar zeggen. Bijzonder goed zelfs". „Dus u acht hem nog m het volle be zit van zijn verstandelijke vermogens9' Ditmaal knikte het meisje heftig. „Absoluut. Zo normaal als u en ik en ieder gewoon mens". De man boog even „Dank u, juffrouw Feenstra. Maakt u zich niet ongerust, want daartoe is geen enkele reden. Het zal u wel goed doen te horen, dat mijn collega en ik tot dezelfde conclusie zijn gekomen. Dat vinden we erg prettig. Het ware te wensen, dat zijn lichame lijke gesteldheid nog even ongeschokt was als zijn verstand. Hartelijk dank voor uw heerlijke koffie. Wij hebben vernomen, dat u de patiënt zeer toe gewijd zijt. Onze collega hier, de huis arts van de patiënt, geeft tenminste hoog van u op". Akke bloosde „Ik doe alleen maar mijn plicht". Nauwelijks waren de heren vertrok ken, of het belletje ging. Akke rende naar boven en stond even later, enigs zins hijgend aan zijn bed. „Heeft dit bezoek u niet teveel vermoeid?" „Ga nou.We hebben een zeer in teressant gesprek gehad, Akke. Hebben de heren je nog wat gevraagd?" Akke bloosde „Flauwekul. Vindt u één dokter tegenwoordig niet meer voldoende?" Hij lachte. „Die Akke. Dit consult had een speciale bedoeling, meisje. Dat Blixemskruid" (in het Nederlands, want hij kwam iiit Frans Vlaanderen) vlucht te hij weg in de richting van Den Hoorn Daar werd hij gegrepen door de ijlings gewaarschuwde schout Hercules de Vries. Toen de gemoederen tot bedaren waren gekomen, bleek dat de zaak wel erg was opgeblazen. Balthazar Stark had een onbeduidend sneetje aan de hand opgelopen en de enige onpartijdige getuige van de vechtpartij. Klaas Visser, had wel gezien dat drie mannen elkaar met stokken te lijf gingen, maar kon geen uitsluitsel geven over de schuld vraag. Na een week voorarrest liet men de Franse hoedenmaker daarom maar weer lopen. 't Bonte Paart Dat het beroep van kastelein zo zijn eigen risico's meebrengt, ondervond ook de zoon van Jan Cz Bakker of Gomes, de hospes in 't Bonte Paart te Oude- sohild. Hem werd in 1738 een glas met drank in het aangezicht gesmeten door Arien van der Schilde, die tevoren met zijn zoon Teunis met het mes in de hand enige vreemdelingen van de kolfbaan had verjaagd. De volgende dag moest de dochter Aagje Jans Bakker met hel ruwe gedrag van vader en zoon Van der Schilde kennis maken, zij kreeg „uijt louter kwaadaardigheijt' een slag in het gezicht. Teunis zette de kroegentocht voort, in 't Land van Beloften bedreigde hij Jacob Dirksz Gorter met een mes. Gorter liep een wond aan de arm op en Michiel Romeijn, die hem trachtte te ontzetten, kreeg klappen op z'n hoofd Om niet geheel duidelijke redenen is in deze strafzaak het vonnis achterwege gebleven. Jantje Jans Ran, de vrouw van Jan Gomes (van dit echtpaar stamt het hele geslacht Gomes af) het zich door dit soort bedrijfsongevallen niet ontmoedigen; zij bleef hospita in 't Bonte Paart tot zij in 1760 op 68-jarige leeftijd stierf. De Toom van Babel Den Hoorn was vroeger ook diverse Horecabedrijven rijk. Behalve De Roode Leeuw en het Nieuwe Huis was ook de Toor(e)n van Babel meer dan eens het toneel van vechtpai tijen. In de laatste herberg had Jan Gijsz Romeijn zich niet ontzien „op een ongehoorde wijze in stilte zonder voor af te spreken of eenig gewag te maken de notaris en procureur Van Dam te slaan en te schelden". Vervolgens verliet hij de herberg onder „allerhande quaad aar dige uitdrukkingen" (1761). Van Dam trad bij de veelvuldige afwezigheid van baljuw Huijdecoper als diens gemach tigde op, daarom was Huijdecoper na tuurlijk extra verontwaardigd over deze krenking. Jan Romeijn kwam er met een boete van 25,af. De herberg van Oosterend In Oosterend werd de herberg ge woonlijk niet naar het een of andere schilderachtige uithangbord genoemd, maar met de naam van de kastelein. Hier stond Anthony Dalmeijer geduren de vele jaren achter de tapkast, 's Avonds kon men in en voor de herberg altijd flink wat Oosterenders aantref fen, vooral jeugdige personen. Niet al tijd hadden deze ontmoetingen een vreedzaam verloop. Teunis Snip, de collecteur, liep in 1759 een flinke snee in de hand op. In de late avond van de 14de februari 1762 raakte de 25-jarige Jan Willemsz Kop pen op straat voor de herberg slaags met Klaas Jacobsz Bakker Bakker werd „geattaqueert, geslagen en deerlijk ge- quest in het aangesigt met een kelk of glas". Dat was een zware mishandeling waarvoor de eis van ƒ100,wel op zijn plaats was. Koppen, die wegens zijn minderjarigheid (toen tot 26 jaar) in het proces door zijn ooms werd bijgestaan, had over het vonnis van ƒ50,boete dan ook niet te klagen. De Stadsherberg Mogen we de aanklacht tegen Thijs Lodewijksz Oostendorp geloven, dan hoor je vandaag nog. Maar daarvoor moet ik een gunstig ogenblik afwach ten, Wie is er op het ogenblik beneden?" Akke trok haar wenkbrauwen op. „Niemand. Dat is te zeggen: Rinske, die is in de tuinkamer bezig". „Komt je moeder vandaag niet?" Verwondering op haar gezicht. „Mis schien. Meestal loopt ze zo tegen half twaalf even aan". „Als ze komt, Akke breng je haar boven Ik wil eens kennis maken met de moeder, die zc'n voortreffelijke doch ter bezit". Ze haalde haar schouders op. „Dat zal ze op prijs stellen. Ze is.ze is een eenvoudige vrouw, notaris". „Des te beter. Ik begin steeds meer belangstelling te krijgen in eenvoudige mensen Misschien wat laat, maar ho pelijk nog niet te laat". Tegen twaalven bracht Akke haar moeder boven en stelde haar voor. Akke gaf haar moeder een stoel en wilde zelf ook gaan zitten, doch de zieke zei: „Vooruit jij, naar beneden, anders branden de knolrapen aan". „We eten niet eens knollen", ant woordde het meisje verontwaardigd. „Kan me niet schelen. Ik heb een onderonsje met je moeder en daar ho ren geen kleine meisjes bij, begrepen?" „Ik ben al weg, hoor. En helemaai niet nieuwsgierig, als u dat soms denkt Pas tegen één uur kwam de vrouw de trap af. Akke zat al een poos op hete kolen, want ze had het eten al geruime tijd gereed en wachtte op het einde van het onderhoud, zodat ze de soep kon bovenbrengen. Akike liep de keuken uit en keek naar haar moeder. „Wat had-ie voor nieuws? VERTROKKEN PERSONEN Wieger Pit met gezin, van E 73a naar Hoogezand-Sappermeer, Plevierstraat 72; Rinske Visser, van Den Burg, Witte Kruislaan 12 naar Egmond aan Zee, Trompstraat 9; Sjoukje Antje Dijker, van Den Burg. Warmoesstraat 58 naar Doorn, Oude Arnhemsebovenweg 10, Willem J A. van Os, van H 131 naar Doorn, Mariniersweg 7 hebben zich in de stadsherberg te Den Burg vroeger ook woeste taferelen af gespeeld. Oostendorp was belast met de invordering van bepaalde belastingen. In deze functie vorderde hij in 1748 in de stadsherberg, waar Hendrik je Nan- riings Kooger, de vrouw van Jan Abra- hamsz Kikkert, de lakens uitdeelde, ac cijnzen op zout en zeep van een zekere Frederik Gerritsz, een handelaar uit Grootebroek. Gerritsz hield het geld liever in eigen zak en ontkende iets verschuldigd te zijn. Om de belasting inspecteur gunstig te stemmen bood hij hem een paar flessen wijn aan. Oosten dorp nam de hem overhandigde fles aan, maar in plaats van zich een glaasje in te schenken, hief hij de fles omhoog en liet deze met kracht nederdalen op het hoofd van de niets vermoedende Gerritsz. Het bloed spoot tegen de mu ren op „Daar nog niet mede te vreden z;jnde. maar sijne bloetdorstige natuur verder den teugel latende" nam Oosten dorp het ineengezegen slachtoffer op en gooide hem op het haardvuur. Andere bezoekers wisten een voortiidige crema tie nog juist te voorkomen. Over deze kwestie brak een verwoed strafproces uit. Bajthazar Huijdecoper eiste naast lijfstraffen een boete van 800 Caroly guldens, een kapitale som. Oostendorp beweerde echter dat de schout „zeer quaiijk geinformeert ge werden" was, zei dat eigenlijk Gerritsz strafrechtelijk vervolgd moest worden en stelde een tegeneis in Temidden van het processuele gekrakeel overleed Frederik Gerritsz enkele maanden later al dan niet aan de bekomen verwon dingen. Waarschijnlijk omdat de erfge namen het proces niet wilden overne men raakte de hele strafzaak daardoor van de baan Harde woorden Ruzies en beledigingen speelden zich natuurlijk niet alleen in de café's af. Volgens Jacob Korsz Bakker, Tienho ven, was de hele familie Dijksen een dievengeslacht. Hij kwam tot deze bou de bewering op grond van de vermis sing van een stukje linnen en beschul digde Jan Cornelisz Bakker en Jan Dij'ksen van diefstal Bakker en Dijksen namen dat niet en ook de schout vond dat „al 't welk zijn uijtdrukkingen en bewoordingen van infame en verregaan de lasterlijke injuriën, 't welk in een land van een goede justitie kan nog mag gedult worden" Hij eiste een boete van ƒ50 wegens belediging van de beide personen, plus een onbepaald bedrag voor de belediging van het hele geslacht Dijksen Deze zaak werd op 13 december 1755 bij partijen afgedaan, met het ge volg dat de uitspraak mij niet bekend is. Jacob Jansz Verberne, de Mient, had het niet erg begrepen op de familie Kikkert. Daar was wel enige reden voor, want hij was met Pieter Poulusz Kikkert in een proces gewikkeld over in beslag genomen schapen. Nu werden vroeger de burgerlijke rechtsgedingen evenals de strafzaken door de schepe nen op het Raadhuis behandeld. Tijdens de behandeling van zijn zaak, op 1 fe bruari 1759, had Verberne zich nogal opgewonden en op het raadhuis „onder veel brutaliteijten ten affront, bijzijn en aanhoren van de justitie en een me nigte van ommestanders, schimpende scheld en injurieuze (beledigende) be woordingen" geuit met betrekking op de Kikkert, in het bijzonder Pieter Poulusz Kikkert, zijn tegenpartij. Voor deze belediging eiste Balthazar Huijde coper 25,boete. Later in 1759 presi deerde Albert Abrahamsz Kikkert de schepenbank, maar Verberne trof het dat nu Meijert Boon nog als president optrad. Overwegende dat zij zelf de redenen en de bewoordingen van de gedaagde hadden gehoord, spraken de schepenen hem vrij. Baljuw Huijdecoper mocht de proceskosten betalen. J. S. M. D. Hoe vindt je hem?" Mevrouw Feenstra liep naar haar toe en nam haar arm, waarna ze samen terugliepen naar de keuken. „Een ont zettend aardige man, Akke. Ik heb met hem te doen, de wetenschap, dat me neer nog maar zo kort kan leven wel licht „Hoe kom je daarbij? Hebben die dokters dat vanmorgen gezegd?' „O, daar weet ik niet van. Maar je kunt het duidelijk merken. Die man teert iangzaam weg' :,Had-ie wat bijzonders, of Mevrouw Feenstra glimlachte „Hij zal het je zelf wel vertellen. Kom, ik ga maar, want je moet natuurlijk zijn eten boven brengen, he?" Gelijk rinkelde het belletje. Akke schepte de soep op en ging rustig naar boven. „Jij dacht zeker; laat 'm nu maar een poosje op z'n eten wachten. Had-ie maar niet zo lang moeten kletsen, niet?" Akke ruimde zijn dek op en zette het blad met de soep voor hem neer. „Ik denk niets, want ik stond al een kwar tier geleden klaar met de soep" '(Wordt vervolgd) PN4^en bescherming HOOG WATER Hoog water ter rede van Oudeschild 7 juli 6.13 en 18.53; 8 jlui 7.24 en 19.57; 9 juli 8.27 en 20.59; 10 juli 9.25 en 21.55; 11 juli 10 14 en 22.46. Aan het strand ongeveer een uur eerder hoog water.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1964 | | pagina 4