Vecht-en se
ïeldpartijen
De vierde dag
BRIGADIER PIET EN DE SEMI-PROF
rubriek voor l H^«i*
LANDBOUW en VEETEELT
Geen „vroege'' maar
„gestadige"
Misdaad en straf in
Texel verleden (XIII)
bruinmg
IJLSa Picmaderm f2.95
Mijn hobby om mijn artikeltjes te
„versieren" met zegswijzen of spreek
woorden heeft me parten gespeeld. Het
blijkt n.l. dat ik een spreekwoord heb
gebruikt, dat niet bestaat Het betreft
het geval van de vroege jagers, die het
wild vangen. Dit zjjn n.l. geen „vroege",
maar „gestadige". Het is nu wel duide
lijk, dat ik helemaal niets van de jacht
af weet en zelfs de spreekwoorden op
dit gebied niet goed ken. Mijn excuus
daarvoor en tevens mijn dank aan de
genen, die mij hierop hebben gewezen.
Dit betekent intussen wel, dat dit
spreekwoord niet als opschrift kon
dienen voor het bedoelde artikeltje. Het
ging hierin echt om de „vroege" en
niet om de „gestadige" boeren. En in
dit verband was het beter geweest om
te spreken over de eerste klap, die een
daalder waard is.
En nu dc gestadige jagers
Toch ben ik van mening dat ook
het spreekwoord in zijn juiste vorm te
gvonuKen is urn bepaalde waarheden
naar voren te brengen. Voor alle zeker
heid heb ik dit keer het woordenboek
gebruikt om de betekenis van het woord
„gestadig" vast te stellen. Ik vond daar
onder meer genoemd: „aanhoudend" en
„volhardend". Nu zijn dit een paar
woorden, die m i ook landbouwers nog
wel iets hebben te zeggen. We denken
daarbij aan de volgende zaken.
Nog steeds stekels
Al heeft o.g. daar een paar jaar ge
leden aanhoudend en volhardend over
geschreven, toch is de laatste stekel nog
niet van de bedrijven verdwenen. Om
verwijten te voorkomen wil ik maar di
rect opmerken, dat dit ook met het ge
val is op percelen, die bij de Ruilverka
veling m gebruik zijn.
Als je met veehouders over deze
kwestie spreekt, dan hoor je telkens de
tegenwerping, dat men er wel iets aan
gedaan heeft en ze soms zelfs wel en
kele keren heeft bespoten, maar dat ze
toch niet verdwenen zijn. Ik ben er van
overtuigd, dat het ook hier een kwestie
van de gestadige jager is. Met eén keer
spuiten is men er beslist met. En moge
lijk met twee of drie keer ook nog niet.
Het gaat om het aanhoudend en vol
hardend bestrijden en het staat voor mij
68. Natuurlijk zag brigadier Piet wel,
dat er iets misliep, doch hij stond daar
in niet alleen. Niemand minder dan de
kundige kapitein Von Köpenick had de
zaken eveneens volkomen door. ,,Het
gaat niet volgens plan", gromde de ka
pitein, ,,Mij lijken enige maatregelen
hier wel op zijn plaats" Toen zette hij
een geweldige keel op en brulde:
„Stormaanval met het geweer over het
perron! Gericht spervuur op elevatie
zeven, drie organieke streken vóór de
locomotief!"
Deze taal moge abacadabra lijken
FEUILLETON
door H van Omme.
14. De volgende morgen arriveerde dok
ter Van Asselt met nog twee heren. „Dit
is de voortreffelijke huishoudster van
de patient, mijne heren; Akke Feenstra.
Een jongedame van het oude stempel,
die niets te veel is".
Verbluft legde Akke haar hand in die
van beide heren, die haar vriendelijk-
onderzoekend opnamen. „We vinden het
zelf wel, Akke. Hoe is hij vanmorgen?"
Het meisje knikte. „Ik zou zeggen:
vrij goed Meneer was heel opgewekt
en scheen bijzonder goed geslapen te
hebben".
„Daar gaan we ons dan van over
tuigen. Mag ik u voorgaan?"
Akke keek het drietal na, dat naar
boven ging en toen naar de werkster,
die ook even haar arbeid gestaakt had.
„Hoog bezoek?" vroeg Rinske.
Akke haalde haar schouders op. „Het
zal wel een bedoeling hebben. Ik ken
ze niet, behalve de dokter dan. Enfin,
het is onze zaak niet". En ze verwijder
de zich naar de keuken, waar ze al haar
aandacht bepaalde aan het eten.
Een uur later hoorde ze het drietal
weer naar beneden komen. Vlug keek
ze door de deuropening en ging ten
slotte naar de hal.
„Kan ik de heren dienen met een
kopje koffie?"
Van Asselt knikte „Vooruit, dan doen
we En schenk een vierde ikopje in voor
jezelf, Akke, we willen ook even met
jou praten".
In de grote salon zaten ze gevieren bij
als een paal boven water, dat U dit
„wild" dan zult vangen.
Als straks in de naweiden de stekels
de kop weer opsteken en het stadium
van het „schieten" hebben bereikt, dan
is de jachttijd weer aangebroken.
De aardappelen blijven Uw zorg
vragen
Ik denk ook aan de pootgoedtelers.
Ook daar gaat het om de aanhoudende
zorg. De start is dit jaar beslist beter
geweest dan in het verleden vaak het
geval was. Er zijn meer poters ontsmet.
Ook aan de bewaring in de wintermaan
den is meer aandacht geschonken.. Er is
veel pootgoed van een grotere maat ge
bruikt. Het aantal planten per bunder is
duidelijk hoger dan in de voorgaande
jaren. Allemaal dingen, die er o.i. op
wijzen, dat aan de pootgoedteeït meer
zorg wordt besteed
Maar daarmee zijn we er nog niet.
Het gaat ook hier om volhouden. U
moet met het selecteren blijven door
gaan tot het eind aan toe. U moogt de
hand niet lichten met het dood spuiten
van het loof of het looftrekken.
En als het eenmaal zo ver is, dat de
huid voldoende afgehard is. dan gaat
het er om de knollen zo spoedig moge
lijk te rooien. Ook al hebt U pootgoed
en grond ontsmet, toch ligt de rhizoc-
tonia nog op de loer.
En ook als U de knollen eenmaal bo
ven de grond hebt, dan is de kijk er
niet af. Behandel de knollen als eieren
en niet als stenen. Waak er tegen, dat er
broei in de hoop komt. Laat de venti
lator als de huid eenmaal voldoende af
gehard is, aanhoudend draaien.
Ook de stikstofbemesting moet
volgehouden worden
Er 's dit jaar al veel stikstof op het
grasland gestrooid. De grasgroei is
enorm geweest. En de neiging bestaat
nu op de lauweren te gaan rusten. Het
hooivak is vol en op veel plaatsen is dit
met de zolders ook het geval. Verder
hebben al heel wat bedrijven de be
schikking over kuilgras Het is geen
wonder, dat je hier en daar de opmer
king hoort: „Het is nu welletjes. Vol
gend jaar maar weer".
Toch zou dit een verkeerd besluit zijn.
Op een jaar als 1964 kunt u niet alle
jaren rekenen. Goed gewonnen ruw-
voer heeft ook de volgende jaren nog
waarde. En percelen grasland, die in
begin juli stikstof krijgen kunnen in
augustus nog een flinke snede gras le
veren. Al naar gelang de omstandighe
den kan dit waardevol hooi of kuilgras
worden.
Zelfs in een jaar als 1964 blijkt, dat
voor de met-deskundigen, mar voor de
soldaten van het Slavonische leger was
het begrijpelijk genoeg Onversaagd
stortten de dappere kerels zich naai
voren om onder krijgshaftig gebrul een
knetterend vuurwerkje af te geven uit
hun antieke ganzeroertje. De bedoeling
was in elk geval best, al zat er dan niet
veel leven meer in het kruit, wat mis
schien wel geweten moet worden aan
sabotage. Toch was de hele geschiedenis
angstaanjagend genoeg, want zelden
zullen er soldaten zijn gezien, die nog
grimmiger keken en nog vaster hun
mannelijke kaken op elkaar klemden.
de tafel. Een der heren vroeg: „Juf
frouw Feenstra. geloof ik? Ik zou graag
wat willen vragen over de patiënt. U
begrijpt natuurlijk, dat wij collega's
zijn van dokter Van Asselt. Wij zouden
graag uw oordeel willen vernemen over
de patiënt. Vindt u hem lastig of zo?
Hoe eh is uw oordeel over zijn
verstandelijke vermogens? Acht u hem
helemaal normaal, of vindt u, dat hij
laten we het maar bij de naam noe
men. dat hij kinds begint te wor
den?"
Akke keek verwonderd naar de spre
ker. „Mijn oordeel... ik weet niet, of
dat veel gewicht in de schaal zal leg
gen. maar volgens mij is meneer
altijd heel helder. Ik zou zeggen: geheel
bij zijn volle verstand. Het feit bijvoor
beeld, dat hij zich nog bijzonder interes
seert voor het ambt, dat zelfs nog stu
deert, dat hij belangstelling heeft voor
alle mogelijke gebeurtenissen in de
wereld
„Juist. Naar ik heb vernomen, heeft
de patiënt wel eens een.... laten we
het noemen: ongenietbare bui. Acht u
dit normaal, of verband houdende met
zijn leeftijd, of
Akke keek de ondervrager met grote
ogen aan. „Waarom zou dat abnormaal
zijn? Bent u altijd in een goede stem
ming? Op zijn tijd zullen we allemaal
wel eens een recalcitrante bui hebben
enPlotseling knipperde ze met
haar ogen en de kleur uit haar wangen
trok weg„Bent u soms hier, om
hem onder curatele te stellen?"
De beide artsen keken elkander aan.
Alleen Van Asselt deed, of het hele
gesprek hem niet aanging, hoewel niets
hem ontging.
„Acht u daartoe termen aanwezig,
Uit de vorige verhalen is wel duide
lijk geworden, dat Texel vroeger geen
voor de zondeval gespaard gebleven
paradijs was en dat de Texelaars hun
deel van de algemeen menselijke fei
len hebben meegekregen. Mishande
ling en belediging behoorden nog tot
de onschuldigste vergrijpen. Opmerke
lijk is, dat men hiervoor meestal een
van de vele Texelse herbergen tot
strijdtoneel koos.
De Zeven Provinciën
In 1788 was Balthazar Stark kastelein
in de vermaarde herberg De Zeven Pro
vinciën te Oudeschild. Er logeerde
daar een vreemdeling, hoedenmaker
van beroep, en een schoenmaker uit
Den Helder, Schaap geheten. Al tijdens
het middagmaal, waarbij een Texelse
loods als derde man aanzat, waren er
kwade woorden gevallen „brutale in-
sollentien" die door het gebruik van een
fles rode wijn niet werden weggespoeld.
Bij de afrekening raakten Stark en zijn
vreemde gast opnieuw in een heftige
woordenwisseling, maar de ruzie brand
de pas goed los toen de herbergier de
hoedenmaker niet door de keuken naar
het huisje wilde laten gaan om zijn be
hoefte te doen. Op weg naar de poort in
de achtertuin greep de vreemdeling
naar zijn rechterzij; een der meiden in
de keuken nep: „Heere Jesus Kristus,
hij grijpt al na z;jn mes".
Stark bewapende zich met een uit de
grond getrokken paaltje en de Helderse
schoenmaker stortte zich met een bezem
die op het schuurtje lag in de strijd.
Tegen deze overmacht was de hoeden
maker niet opgewassen. Roepende: „Dat
heeft je nu een Fransman gedaan
hooi niet waardeloos is. Er is ook nu al
weer hooi. vers geperst, van de bedrij
ven gegaan voor ƒ90,per ton. Hebt U
het dus voor eigen bedrijf niet nodig,
dan loont het zeker om de stikstof te
gebruiken voor hooi voor de handel.
Maar wat U er ook mee doet, probeer
in ieder geval van gunstige groeiom-
standigheden profijt te trekken. Daar
voor is het nodig, dat U door blijft gaan
met het strooien van stikstof Nogmaals,
ik weet van de jacht maar een beetje
of helemaal niets af. Maar ik stel me
niet voor, dat een jager half de dag
naar huis gaat, omdat hij redeneert:
„Nu is welletjes".
Oök voor de boerenbedrijven geldt
het: „Gestadige jagers vangen het wild!"
Natuurlijk bemerkte de machinist van
de trein ook wel, dat er iets bijzonders
aan het handje was op het anders zo
rustige stationnetje van Ottoburg. „Mot
je zien, Kees", lachte de brave borst tot
zijn stoker, „Operatie Kukeleku! Het
leger van Slavonië is bezig met zijn
herfstmanuivers!"
Ja, nu hadden ze nog lol genoeg, die
stoker en die machinist. Ze zouden ech
ter vast niet zo gelachen hebben, als
ze geweten hadden wat de kanonniei
der tweede klasse van het korps artil
lerie in zijn schild voerde
juffrouw Feenstra?"
Het meisje schudde zeer beslist en
kele malen het hoofd. „Integendeel. Als
men alleen de leeftijd van meneer in
aanmerking neemt ruim 81 jaar
dan zal ieder weldenkend mens toch tot
de conclusie moeten komen, dat me
neer nog goed bij de tijd is, zal ik
maar zeggen. Bijzonder goed zelfs".
„Dus u acht hem nog m het volle be
zit van zijn verstandelijke vermogens9'
Ditmaal knikte het meisje heftig.
„Absoluut. Zo normaal als u en ik en
ieder gewoon mens".
De man boog even „Dank u, juffrouw
Feenstra. Maakt u zich niet ongerust,
want daartoe is geen enkele reden. Het
zal u wel goed doen te horen, dat mijn
collega en ik tot dezelfde conclusie zijn
gekomen. Dat vinden we erg prettig.
Het ware te wensen, dat zijn lichame
lijke gesteldheid nog even ongeschokt
was als zijn verstand. Hartelijk dank
voor uw heerlijke koffie. Wij hebben
vernomen, dat u de patiënt zeer toe
gewijd zijt. Onze collega hier, de huis
arts van de patiënt, geeft tenminste
hoog van u op".
Akke bloosde „Ik doe alleen maar
mijn plicht".
Nauwelijks waren de heren vertrok
ken, of het belletje ging. Akke rende
naar boven en stond even later, enigs
zins hijgend aan zijn bed. „Heeft dit
bezoek u niet teveel vermoeid?"
„Ga nou.We hebben een zeer in
teressant gesprek gehad, Akke. Hebben
de heren je nog wat gevraagd?"
Akke bloosde „Flauwekul. Vindt u
één dokter tegenwoordig niet meer
voldoende?"
Hij lachte. „Die Akke. Dit consult
had een speciale bedoeling, meisje. Dat
Blixemskruid" (in het Nederlands, want
hij kwam iiit Frans Vlaanderen) vlucht
te hij weg in de richting van Den Hoorn
Daar werd hij gegrepen door de ijlings
gewaarschuwde schout Hercules de
Vries. Toen de gemoederen tot bedaren
waren gekomen, bleek dat de zaak wel
erg was opgeblazen. Balthazar Stark
had een onbeduidend sneetje aan de
hand opgelopen en de enige onpartijdige
getuige van de vechtpartij. Klaas Visser,
had wel gezien dat drie mannen elkaar
met stokken te lijf gingen, maar kon
geen uitsluitsel geven over de schuld
vraag. Na een week voorarrest liet men
de Franse hoedenmaker daarom maar
weer lopen.
't Bonte Paart
Dat het beroep van kastelein zo zijn
eigen risico's meebrengt, ondervond ook
de zoon van Jan Cz Bakker of Gomes,
de hospes in 't Bonte Paart te Oude-
sohild. Hem werd in 1738 een glas met
drank in het aangezicht gesmeten door
Arien van der Schilde, die tevoren met
zijn zoon Teunis met het mes in de hand
enige vreemdelingen van de kolfbaan
had verjaagd. De volgende dag moest
de dochter Aagje Jans Bakker met hel
ruwe gedrag van vader en zoon Van der
Schilde kennis maken, zij kreeg „uijt
louter kwaadaardigheijt' een slag in het
gezicht. Teunis zette de kroegentocht
voort, in 't Land van Beloften bedreigde
hij Jacob Dirksz Gorter met een mes.
Gorter liep een wond aan de arm op en
Michiel Romeijn, die hem trachtte te
ontzetten, kreeg klappen op z'n hoofd
Om niet geheel duidelijke redenen is
in deze strafzaak het vonnis achterwege
gebleven. Jantje Jans Ran, de vrouw
van Jan Gomes (van dit echtpaar stamt
het hele geslacht Gomes af) het zich
door dit soort bedrijfsongevallen niet
ontmoedigen; zij bleef hospita in 't
Bonte Paart tot zij in 1760 op 68-jarige
leeftijd stierf.
De Toom van Babel
Den Hoorn was vroeger ook diverse
Horecabedrijven rijk. Behalve De Roode
Leeuw en het Nieuwe Huis was ook de
Toor(e)n van Babel meer dan eens het
toneel van vechtpai tijen. In de laatste
herberg had Jan Gijsz Romeijn zich niet
ontzien „op een ongehoorde wijze in
stilte zonder voor af te spreken of
eenig gewag te maken de notaris en
procureur Van Dam te slaan en te
schelden". Vervolgens verliet hij de
herberg onder „allerhande quaad aar
dige uitdrukkingen" (1761). Van Dam
trad bij de veelvuldige afwezigheid van
baljuw Huijdecoper als diens gemach
tigde op, daarom was Huijdecoper na
tuurlijk extra verontwaardigd over
deze krenking. Jan Romeijn kwam er
met een boete van 25,af.
De herberg van Oosterend
In Oosterend werd de herberg ge
woonlijk niet naar het een of andere
schilderachtige uithangbord genoemd,
maar met de naam van de kastelein.
Hier stond Anthony Dalmeijer geduren
de vele jaren achter de tapkast, 's
Avonds kon men in en voor de herberg
altijd flink wat Oosterenders aantref
fen, vooral jeugdige personen. Niet al
tijd hadden deze ontmoetingen een
vreedzaam verloop.
Teunis Snip, de collecteur, liep in
1759 een flinke snee in de hand op. In
de late avond van de 14de februari 1762
raakte de 25-jarige Jan Willemsz Kop
pen op straat voor de herberg slaags
met Klaas Jacobsz Bakker Bakker werd
„geattaqueert, geslagen en deerlijk ge-
quest in het aangesigt met een kelk of
glas". Dat was een zware mishandeling
waarvoor de eis van ƒ100,wel op zijn
plaats was. Koppen, die wegens zijn
minderjarigheid (toen tot 26 jaar) in het
proces door zijn ooms werd bijgestaan,
had over het vonnis van ƒ50,boete
dan ook niet te klagen.
De Stadsherberg
Mogen we de aanklacht tegen Thijs
Lodewijksz Oostendorp geloven, dan
hoor je vandaag nog. Maar daarvoor
moet ik een gunstig ogenblik afwach
ten, Wie is er op het ogenblik beneden?"
Akke trok haar wenkbrauwen op.
„Niemand. Dat is te zeggen: Rinske, die
is in de tuinkamer bezig".
„Komt je moeder vandaag niet?"
Verwondering op haar gezicht. „Mis
schien. Meestal loopt ze zo tegen half
twaalf even aan".
„Als ze komt, Akke breng je haar
boven Ik wil eens kennis maken met
de moeder, die zc'n voortreffelijke doch
ter bezit".
Ze haalde haar schouders op. „Dat
zal ze op prijs stellen. Ze is.ze is
een eenvoudige vrouw, notaris".
„Des te beter. Ik begin steeds meer
belangstelling te krijgen in eenvoudige
mensen Misschien wat laat, maar ho
pelijk nog niet te laat".
Tegen twaalven bracht Akke haar
moeder boven en stelde haar voor. Akke
gaf haar moeder een stoel en wilde
zelf ook gaan zitten, doch de zieke zei:
„Vooruit jij, naar beneden, anders
branden de knolrapen aan".
„We eten niet eens knollen", ant
woordde het meisje verontwaardigd.
„Kan me niet schelen. Ik heb een
onderonsje met je moeder en daar ho
ren geen kleine meisjes bij, begrepen?"
„Ik ben al weg, hoor. En helemaai
niet nieuwsgierig, als u dat soms denkt
Pas tegen één uur kwam de vrouw de
trap af. Akke zat al een poos op hete
kolen, want ze had het eten al geruime
tijd gereed en wachtte op het einde van
het onderhoud, zodat ze de soep kon
bovenbrengen.
Akike liep de keuken uit en keek naar
haar moeder. „Wat had-ie voor nieuws?
VERTROKKEN PERSONEN
Wieger Pit met gezin, van E 73a naar
Hoogezand-Sappermeer, Plevierstraat
72; Rinske Visser, van Den Burg, Witte
Kruislaan 12 naar Egmond aan Zee,
Trompstraat 9; Sjoukje Antje Dijker,
van Den Burg. Warmoesstraat 58 naar
Doorn, Oude Arnhemsebovenweg 10,
Willem J A. van Os, van H 131 naar
Doorn, Mariniersweg 7
hebben zich in de stadsherberg te Den
Burg vroeger ook woeste taferelen af
gespeeld. Oostendorp was belast met de
invordering van bepaalde belastingen.
In deze functie vorderde hij in 1748 in
de stadsherberg, waar Hendrik je Nan-
riings Kooger, de vrouw van Jan Abra-
hamsz Kikkert, de lakens uitdeelde, ac
cijnzen op zout en zeep van een zekere
Frederik Gerritsz, een handelaar uit
Grootebroek. Gerritsz hield het geld
liever in eigen zak en ontkende iets
verschuldigd te zijn. Om de belasting
inspecteur gunstig te stemmen bood hij
hem een paar flessen wijn aan. Oosten
dorp nam de hem overhandigde fles
aan, maar in plaats van zich een glaasje
in te schenken, hief hij de fles omhoog
en liet deze met kracht nederdalen op
het hoofd van de niets vermoedende
Gerritsz. Het bloed spoot tegen de mu
ren op „Daar nog niet mede te vreden
z;jnde. maar sijne bloetdorstige natuur
verder den teugel latende" nam Oosten
dorp het ineengezegen slachtoffer op en
gooide hem op het haardvuur. Andere
bezoekers wisten een voortiidige crema
tie nog juist te voorkomen.
Over deze kwestie brak een verwoed
strafproces uit. Bajthazar Huijdecoper
eiste naast lijfstraffen een boete van
800 Caroly guldens, een kapitale som.
Oostendorp beweerde echter dat de
schout „zeer quaiijk geinformeert ge
werden" was, zei dat eigenlijk Gerritsz
strafrechtelijk vervolgd moest worden
en stelde een tegeneis in Temidden van
het processuele gekrakeel overleed
Frederik Gerritsz enkele maanden later
al dan niet aan de bekomen verwon
dingen. Waarschijnlijk omdat de erfge
namen het proces niet wilden overne
men raakte de hele strafzaak daardoor
van de baan
Harde woorden
Ruzies en beledigingen speelden zich
natuurlijk niet alleen in de café's af.
Volgens Jacob Korsz Bakker, Tienho
ven, was de hele familie Dijksen een
dievengeslacht. Hij kwam tot deze bou
de bewering op grond van de vermis
sing van een stukje linnen en beschul
digde Jan Cornelisz Bakker en Jan
Dij'ksen van diefstal Bakker en Dijksen
namen dat niet en ook de schout vond
dat „al 't welk zijn uijtdrukkingen en
bewoordingen van infame en verregaan
de lasterlijke injuriën, 't welk in een
land van een goede justitie kan nog mag
gedult worden" Hij eiste een boete van
ƒ50 wegens belediging van de beide
personen, plus een onbepaald bedrag
voor de belediging van het hele geslacht
Dijksen Deze zaak werd op 13 december
1755 bij partijen afgedaan, met het ge
volg dat de uitspraak mij niet bekend is.
Jacob Jansz Verberne, de Mient, had
het niet erg begrepen op de familie
Kikkert. Daar was wel enige reden
voor, want hij was met Pieter Poulusz
Kikkert in een proces gewikkeld over
in beslag genomen schapen. Nu werden
vroeger de burgerlijke rechtsgedingen
evenals de strafzaken door de schepe
nen op het Raadhuis behandeld. Tijdens
de behandeling van zijn zaak, op 1 fe
bruari 1759, had Verberne zich nogal
opgewonden en op het raadhuis „onder
veel brutaliteijten ten affront, bijzijn en
aanhoren van de justitie en een me
nigte van ommestanders, schimpende
scheld en injurieuze (beledigende) be
woordingen" geuit met betrekking op
de Kikkert, in het bijzonder Pieter
Poulusz Kikkert, zijn tegenpartij. Voor
deze belediging eiste Balthazar Huijde
coper 25,boete. Later in 1759 presi
deerde Albert Abrahamsz Kikkert de
schepenbank, maar Verberne trof het
dat nu Meijert Boon nog als president
optrad. Overwegende dat zij zelf de
redenen en de bewoordingen van de
gedaagde hadden gehoord, spraken de
schepenen hem vrij. Baljuw Huijdecoper
mocht de proceskosten betalen.
J. S. M. D.
Hoe vindt je hem?"
Mevrouw Feenstra liep naar haar toe
en nam haar arm, waarna ze samen
terugliepen naar de keuken. „Een ont
zettend aardige man, Akke. Ik heb met
hem te doen, de wetenschap, dat me
neer nog maar zo kort kan leven wel
licht
„Hoe kom je daarbij? Hebben die
dokters dat vanmorgen gezegd?'
„O, daar weet ik niet van. Maar je
kunt het duidelijk merken. Die man
teert iangzaam weg'
:,Had-ie wat bijzonders, of
Mevrouw Feenstra glimlachte „Hij
zal het je zelf wel vertellen. Kom, ik ga
maar, want je moet natuurlijk zijn eten
boven brengen, he?"
Gelijk rinkelde het belletje. Akke
schepte de soep op en ging rustig naar
boven.
„Jij dacht zeker; laat 'm nu maar een
poosje op z'n eten wachten. Had-ie maar
niet zo lang moeten kletsen, niet?"
Akke ruimde zijn dek op en zette het
blad met de soep voor hem neer. „Ik
denk niets, want ik stond al een kwar
tier geleden klaar met de soep"
'(Wordt vervolgd)
PN4^en bescherming
HOOG WATER
Hoog water ter rede van Oudeschild
7 juli 6.13 en 18.53; 8 jlui 7.24 en 19.57;
9 juli 8.27 en 20.59; 10 juli 9.25 en 21.55;
11 juli 10 14 en 22.46.
Aan het strand ongeveer een uur eerder
hoog water.