Ha,
dat moet
u vaker
doen:
Slagroom
erop
BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER
Wij vragen Uw|.aandacht voor
FIl.MNIEIJWS
HET GEHEIM VAN
rubriek voor OmU-r mlaktii'.
LANDBOUW en VEETEELT
Vaak doen dit seizoen: aardbeien met slagroom.
TWEEDE BLAD
TEXELSE COURANT
VRIJDAG 24 JUNI 1966
C >«n (.wminfini
De klagende boeren
Zo nu en dan bemerk je, dat ook een
enkele „burger" wel eens een blik in
deze rubriek slaat. Speciaal met het
oog op hen de volgende regels.
De laatste dagen hoorde ik weer di
verse keren een opmerking maken over
de boeren, die altijd wat te klagen heb
ben. Nog een twee weken geleden had
vrijwel iedere boer het over de droogte,
die zo schadelijk was, nu hoor je al
weer klachten over het hooi, dat verrot.
Ik kan me voorstellen, dat mensen, die
volledig buiten de landbouw staan
daardoor wel eens tot de conclusie ko
men, dat de agrariërs gemakkelijk kla
gen. Van burgers, die tussen de land
bouwers leven meen ik te mogen ver
wachten, dat ze begrip kunnen opbren
gen voor wat men dan de klachten van
de boeren pleegt te noemen.
Er wordt wel eens gezegd, dat de
agrariërs werken in een fabriek met
„een open dak." D.w.z., dat de boeren
buitengewoon afhankelijk zijn van „de
natuur." Regen, zon en wind hebben
vrije toegang tot zijn „fabriek". Dit is
een buitengewoon kwetsbare positie.
In bepaalde opzichten is de land
bouwer minder kwetsbaar dan in het
verleden. Er zijn middelen en mogelijk
heden om de risico's zo klem mogelijk
te maken Maar de laatste weken on
dervinden we het weer aan de lijve, dat
„voorspoed en tegenspoed" in het land
bouwbedrijf vooral afhangen van zaken,
die we niet in de hand hebben. En we
kunnen werkelijk niet van alle agra
riërs verwachten dat ze regen en droog
te op dezelfde wijze verwerken als de
man, die j.l. maandag op de markt,
sprekende over z'n hooi, de opmerking
maakte: „Die het nat gemaakt heeft, zal
het ook wel weer droog maken."
Nogmaals vruchtwisseling
Als ik in deze rubriek wel eens ge
maakte fouten noem, dan is dit zeer
beslist niet om de boer of de boeren, die
dit betreft te kijk te zetten. De bedoe
ling van deze rubriek is in de eerste
plaats voorlichting te geven en daarbij
meen ik ook wel eens de waarheid van
„Een schip op het strand is een baken
in zee" te moeten toepassen. De laatste
weken hëb ik U enkele malen op zo'n
gestrand schip gewezen. O.m. op het ge
bied van de vruchtwisseling. Het lijkt
me nodig U hier nog eens op te wijzen.
Het betreft weer een perceel haver,
waar het fout mee zat. Grote plekken
„doen" het niet en het gevolg is, dat het
gewas overwoekerd wordt door on
kruid. Want tussen haakjes gezegd: de
beste wijze van onkruidbestrijding is
nog altijd een goed gewas.
De betreffende landbouwer begreep
het niet. „Het groeit hier anders toch
altijd goed. Waarom nu dan niet?" Bij
onderzoek bleek het weer de berucnte
havermoeheid ofwel de aantasting van
het havercystenaaltje te zijn. Niet al
leen het uiterlijk van het gewas toonde
dit duidelijk aan, maar aan de wortels
waren de kleine witte bolletjes, de zgn.
cysten ook reeds duidelijk te zien. Er is
dan geen twijfel meer mogelijk.
Overigens was ook de vruchtopvol
ging zo geweest, dat er alle aanleiding
was om aan deze ziekte te denken. Die
was als volgt: In 1964 tarwe, -965 zo-
mergerst, 1966 haver. Veel slechter kan
het niet. Zelfs als men genoodzaakt is
om driemaal achtereen graan te ver
bouwen zijn er veel betere mogelijk
heden. Een opvolging van haver, tarwe,
zomergerst zou waarschijnlijk geen
moeilijkheden hebben gegeven. Het is
bij de bouwboeren bekend, dat haver
over het algemeen een goede voor
vrucht is voor wintertarwe en dat gerst
daarna het nog heel goed kan doen.
Nogmaals: het gaat er hier niet om
fouten te signaleren, maar om te voor
komen, dat U door schade en schande
wijs moet worden.
Eén man zes bunder
Het zou met het oog op het gevaar
van eigendunk vrij zeker wel goed zijn,
dat voorlichters zo nu en dan eens iets
opvingen van de opmerkingen, die door
de landbouwers gemaakt worden over
de mondelinge en schriftelijke voorlich
ting, die zij geven. Zo nu en dan be
merk je, dat ook deze rubriek wel eens
aanleiding geeft tot kritische opmerkin
gen. In een „onbewaakt" ogenblik komt
dat er wel eens uit. Deze week over
kwam me dit weer eens.
Er zijn dit jaar vrij veel moeilijkhe
den met de bestrijding van het onkruid
in bieten. Dit valt dubbel op, omdat we
de laatste jaren verwend waren door de
zeer goed resultaten met het onkruid
bestrijdingsmiddel Pyramin. Zowel
landbouwers als voorlichters meenden,
dat we dit vraagstuk onder de knie
hadden. Maar dit jaar blijkt duidelijk,
dat we ook hiervoor weer afhankelijk
zijn van „de natuur". Het droge weer
tijdens en na het zaaien van de bieten
heeft er voor gezorgd, dat Pyramin dit
jaar weinig of niets heeft gedaan. Een
geduchte tegenvaller
Deze week was ik bij een landbou
wer, die als gevolg daarvan een hele
strijd moet voeren om de bieten er bo
ven te houden. En enigszins bitter
kwam het er uit: „Ik zei tegen m'n zoon:
van Groningen heeft het dan over één
man zes bunder bieten, maar zes man
voor één bunder komt beter uit."
Natuurlijk is dit overdreven. Verder
nog dit. Ik heb wel eens de indruk, dat
alles wat door voorlichters gezegd en
geschreven wordt op ons eiland te ge
makkelijk toegeschreven wordt aan
„Van Groningen". Ik prakkizeer er nl.
niet over om tegen iedere landbouwer
te zeggen, dat hij in z'n eentje zes bun
der bieten kan verzorgen. De voorbeel
den, dat een landbouwer of landarbei
der dit klaar speelt zijn er ook dit jaar
op ons eiland weer, maar het is zeker
nog niet zo ver, dat men dit rechtaf kan
adviseren. Daar moet men het bedrijf
en de man echt wel eerst op aankijken.
En het zal er dan om gaan de kans
op mislukking van de chemische on
kruidbestrijding zo klein mogelijk te
maken. Als één van de middelen daar
voor zie ik het vroegtijdig zaaien. De
goede stand van de vroeg gezaaide bie-
en en daarnaast het goede resultaat van
de chemische onkruidbestrijding is op
vallend. We moeten nog afwachten hoe
het met de schietervorming afloopt.
Valt deze mee, dan is er alle aanleiding
voor om de bieten vroeger te gaan
zaaien.
Het riskante hooien
„De landbouw werkt in een fabriek
met een open dak" werd hiervoor op
gemerkt. Speciaal bij de voederwinning
komen we dit aan de weet.
Op vrijdag 17 juni waren 's middags
heel v/at persen te veld gegaan en er
zouden die middag tientallen hectaren
hooi in het pak zijn gekomen als de
regen geen spaak in het wiel had ge
stoken. Een grote teleurstelling en hon
derden guldens schade. Niet in de eer
ste plaats omdat al dit hooi weer op
nieuw moet worden bewerkt, maar
vooral door het feit, dat de voeder-
waarde van dit hooi in één slag sterk
terugloopt.
We mogen er van uitgaan, dat het
grootste gedeelte van het hooi, dat op
die vrijdag geperst zou worden één of
twee dagen eerder als los hooi inge-
schuurd had kunnen worden als in het
vak een installatie voor ventilatie met
koude lucht aanwezig is. Dat zou een
besparing van de arbeid voor de hooi-
bewerking op het veld en tientallen
kilo's eiwit en zetmeelwaarde hebben
betekend
We zijn er van overtuigd, dat niet
iedere veehouder de mogelijkheid heeft
om de bergplaats voor het hooi in te
richten met een installatie voor hooi-
ventilatie. Maar op de meeste bedrijven
is die mogelijkheid er wel. Als dan bo
vendien de ligging van het bedrijf zo
danig is, dat het hooi met ruiterdrager
of opraapwagen naar het gebouw kan
worden gebracht, is er alle aanleiding
voor U om eens ernstig te gaan denken
aan de mogelijkheid om het hooi los te
gaan verwerken en het na te drogen
in het vak met koude lucht..
Goed hooi is in de veevoeding zoveel
waard, dat U geen onnodige risico's
kunt nemen.
12. „De brigadier zal vast graag een
voorbeeld aan U nemen, commissaris,"
zei smidje Verholen snijdend. „Maar in
tussen zitten wij hier onze tijd lelijk te
verkletsen. Dr. Yokito is weg en is
blijkbaar binnengerukt bij een zekere
Platvink-Jantje"
„Juist," vervolgde brigadier Piet.
„Toen ik echter een onderzoek instelde
in het onderhavige perceel, bleek het
volkomen verlaten te zijn. Een geheim
zinnige zaak, hoor! Ik zag het voor mijn
ogen gebeuren, rende onmiddellijk het
huisje binnen, en geloof me of niet.
er was geen sterveling meer te beken
nen! Het huis was zo leeg als een eier-
dop na de paasdagen! Een geheime uit
gang naar buiten was er ook al nergens
Vrijdag t/m woensdag is in het
City-theater in Den Burg de beroemde
film van het evenzo beroemde boek
van George Bernhard Shaw „My fair
Lady" te zien. Deze musical-film, die 8
Oscars mocht ontvangen is ongetwijfeld
een van de grootste en markantste films
van deze tijd. De kranten schreven una
niem lof over deze produktie.
In de hoofdrollen; Audrey Hepburn
als het bloemenmeisjes Eliza Doolittle
en Rex Harrison („Ik vind het minder
moeilijk dan sommige andere acteurs
om opvliegend, maar toch niet onaan
genaam te zijn") als professor Henry
Higgens, die zich voorgenomen heeft
het heerlijk ordinaire bloemenmeisje
Eliza te leren beschaafd te spreken.
De vader van Eliza, Alfred Doolittle,
Stanley Holloway (As 't effe kan), ver
neemt na enige tijd dat zijn dochter bij
een rijke professor in huis is en hij
besluit te onderzoeken of daar wat aan
te verdienen is, hetgeen hem nog gelukt
ook. Eliza vordert snel met haar spraak
lessen en op een bepaald moment acht
de professor de tijd gekomen om de
proef op de som te nemen en haar
mee te nemen naar de jaarlijkse Ascot-
rennen. Dit debuut slaagt bijzonder
goed. Na verloop van tijd echter gaat
Eliza de professor verwijten, dat hij
haar nog steeds als werkobject blijft be
schouwen en zich er totaal niet voor
interesseert wat er van haar worden
moet. De ontevredenheid neemt zulke
vormen aan dat ze besluit Higgens te
verlaten en terug te gaan naar die men
sen waar ze van oorsprong thuishoort.
Maar deze herkennen haar niet meer en
zelfs haar vader heeft geen aandacht
meer voor haar.
Higgens ziet intussen in hoe zeer hij
aan het meisje gehecht is en is dol-
te bekennen. Er hing alleen een tele
foon, en toen ik het hoofdbureau wilde
bellen om assistentie, kreeg ik geen ge
hoor. Alleen een geheimzinnige stem.
„Van wie was die stem?" wilde smid-
je Verholen weten.
„Van Kille Bill," antwoordde de bri
gadier. „Maar ik ben een boon als ik
weet wie dat is. Hij lachte even heel
dreigend en deelde mee, dat dit toestel
alleen met hem in verbinding stond."
„Laten we dan samen nog eens naar
dat huisje toegaan," zei smidje Verho
len
„Als U niet zo'n algemeen bekende
bestrijder van de misdaad was, dan zou
ik niet op uw voorstel ingaan," zei bri
gadier Piet. „Maar omdat U smidje
gelukkig als ze toch uiteindelijk weer
bij hem terugkomt. „My fair Lady" met
zijn overbekende liederen, met zijn
Audrey Hepburn en Rex Harrison, is
een film die toegankelijk is voor perso
nen van alle leeftijden.
Zondagmiddag drie uur een echte on
vervalste „Western" in de Texelse
bioscoop „Kruitdamp boven Arizona".
Na tijdens de burgeroorlog in het leger
der Zuidelijken gediend te hebben, gaat
Jackson Redan zijn geluk zoeken in een
klein stadje in Arizona, waar hij al
gauw aan de sluwe Jacob Stint een
enorme vijand heeft. Verschillende ke
ren komt het tot hevige conflicten tus
sen beide mannen l(o.a. als Redan ont
dekt dat Stint hen heeft overvallen toen
hij door het moeilijk begaanbare Apa-
chengebied een vracht moest vervoeren
naar La Paz). Op een bepaald ogenblik
is een definitief treffen tussen Stint en
Redan niet meer te vermijden; natuur
lijk triomfeert het goede, in deze film
verpersoonlijkt in de figuur van Jack
son Redan, en delft het kwade het on
derspit. De film is toegankelijk voor
personen van 14 jaar en ouder.
GESLAAGD VOOR HET
HORECA EXAMEN
Vrijdag en zaterdag zijn te Utrecht
voor het Horeca-examen de volgende
Texelse kandidaten geslaagd
G. Eelman; P. J. Lenten-v.d. Waard;
F. M. v. Noordende-Vogelzang; A. M. v.
Schoonhoven-Uytenhaak; J Schuil-
Eelman; J. M. v Splunter; M. P. Witte;
mevr. J. Zoetelief.
Zij werden opgeleid door de Stichting
Vakonderwijs „Horeca" die in de afge
lopen winter een cursus organiseerde
op Texel.
CARBQVIT tegen maag-
l,]J'1 jLI en darmstoornissen.
UBèUafll MUGOLIH (reukloos)
I ter voorkoming van muggebeten.
Verholen bent, zal ik het doen. Kom
maar mee."
En even later stoven de smid en de
brigges in een politiejeep door de
drukke straten van de stad. In een
wipje stonden ze dan ook voor het
kleine huisje in de Boksbeugeldwars
straat. „De voorschriften eisen, dat ik
eerst aanklop," zei de brigges. Hij tikte
voorzichtig op de resten van de deur,
die hij zo kort geleden zelf in diggels
gelopen had, en nep: „In naam der wet!
Open de deur!"
„Wat ken ik voor de here doen?"
fleemde toen de istem van Platvink-
Jantje en de schurk stak zijn dikke
hoofd tussen het versplinterde hout
werk door naar buiten
door Agatha Christie DE BLAUWE TREIN
10. „Och, als men fysiek gebonden is,
heeft men altijd veel vrijheid om na te
denken. Ik heb altijd een heerlijk gevoel
van geestelijke vrijheid gehad."
Mrs. Harrison schudde het hoofd.
„Dat begrijp ik niet," zei ze.
„O, als u in mijn plaats was geweest,
zou u het wel begrijpen. Maar in ieder
geval verlang ik nu naar verandering.
Ik verlang wel, ik verlang dat er
eens wat gebeurt. O, niet met mij, dat
bedoel ik niet. Maar ik zou graag eens
midden in het volle leven staan als
toeschouwster. U weet, er gebeurt niet
veel in St. Mary Mead."
„Neen, dat is zo," zei mrs. Harrison
vol overtuiging.
„Ik ga eerst naar Londen," zei Kathe-
rine. „Ik ga in ieder geval eens praten
met mijn advocaten. En daarna ga ik
naar het buitenland, denk ik."
„Prachtig."
„Maar vóór alles moet ik natuurlijk
wat kleren kopen."
„Precies wat ik vanmorgen tegen Ar
thur zei," riep de doktersvrouw. „Wer
kelijk, Katherine, als je je best ervoor
doet, zul je er bepaald heel goed kunnen
uitzien."
Katherine Grey lachte.
,Och, ik geloof niet dat u ooit een
schoonheid van me zou kunnen maken,"
zei ze ernstig. „Doch ik zou toch graag
wat werkelijk goede kleren hebben.
Maar ik geloof, dat ik schandelijk veel
over mezelf praat."
„Het moet een buitengewoon vreemd
gevoel voor je zijn," zei mrs. Harrison,
terwijl ze opstond om heen te gaan.
Toen Katherine vertrok, kwam het
halve dor.p haar aan het station vaar
welzeggen Daar was ook het werk
meisje, Alice, dat een stijve bouquet
meebracht en haar tranen de vrije loop
liet.
„Er zijn er niet veel zoals zij," snikte
Alice, toen de trein eindelijk vertrokken
was. „Geen mens kon vriendelijker zijn
geweest dan zij; en al was ze wel een
beetje al te secuur op het koperwerk
en het stof, ze merkte het toch ook altijd
als je de dingen eens een extra beurt
had gegeven. Ik zou voor haar ieder
ogenblik door het vuur gaan. Een ecnte
dame, dat was ze."
Aldus vertrok Katherine uit St. Mary
Mead.
HOOFDSTUK VIII
Lady Tamplin schrijft een brief
„Zo, zo," zei Lady Tamplin, „zo, zo."
Ze legde de Parijse editie van de
Daily Mail neer en staarde over de
blauwe wateren van de Middellandse
Zee. Een tak gouden mimosa hing boven
haar hoofd en vormde een uitstekende
omraming voor een zeer bekoorlijk
beeld. Een dame met goudblond haar,
blauwe ogen en in een zeer charmant
negligé. Dat het goudblonde haar, even
als haar blanke gelaatskleur, niet geheel
en al aan de natuur te dfmken was, viel
niet te ontkennen; maar het blauw van
haar ogen was toch een gave der na
tuur, en ondanks haar vierenveertig
jaren mocht Lady Tamplin nog tot de
schoonheden worden gerekend.
Op dit ogenblik dacht Lady Tamplin
eens bij uitzondering niet aan zichzelf.
Dat wil zeggen, ze dacht niet over haar
uiterlijk. Ze had ernstiger dingen om
over te peinzen.
Lady Tamplin was een welbekende
.persoonlijkheid aan de Rivièra en haar
partijen op Villa Marguerite werden
altijd hooglijk gewaardeerd. Ze was een
dame van grote ervaring en had vier
echtgenoten gehad. De eerste was
slechts een onbezonnenheid geweest en
daarom sprak ze zelden over hem. Hij
had de goede smaak gehad met prijzens
waardige stiptheid dood te gaan en zijn
weduwe trouwde daarop met een rijxe
knopenfabnkant. Ook deze was naar
betere gewesten vertrokken na een hu
welijksleven van drie jaren, naar men
beweerde na een gezellige avond met
een paar goede vrienden. Na hem kwam
burggraaf Tamplin, die Rosalie voor
goed op het peil had gebracht dat ze
wenste te bereiken. Toen ze voor de
vierde maal trouwde had ze haar titel
behouden. Dit vierde avontuur had ze
louter voor haar genoegen ondernomen.
De heer Charles Evans, een buitenge
woon knap jongmens van zevenen
twintig jaar, iuisterend naar de naam
Chubby, met prettige manieren, een
grote liefde voor de sport en waarde
ring voor de goederen dezer wereld,
had geen geld hoegenaamd van zichzelf.
Lady Tamplin was met het leven over
het algemeen tevreden, maar ze had nu
en dan kleine onaangenaamheden van
financiële aard. De knopenfabrikant
had zijn vrouw een behoorlijk fortuin
nagelaten, maar zoals Lady Tamplin
gewoonlijk zei „het is door het ander
genomen(het een was de koers
daling van de papieren tengevolge van
de oorlog en het ander de buitensporig
heden van wijlen Lord Tamplin). Toch
had ze nog geen klagen. Maar geen kla
gen te hebben is nauwelijks voldoende
voor iemand van Rosalie Tamplins
temperament.
Op deze bijzondere januarimorgen
opende ze dus haar blauwe ogen buiten
gewoon wijd, toen ze zeker beridhtje in
de krant las, en ze sprak de veelbete
kenende woordjes: „Zo, zo." De enige,
die met haar op het balkon zat was
haar dochter, Lenox Tamplin. Een
dochter als Lenox was een doorn in net
vlees van Lady Tamplin; het was een
meisje zonder de minste tact, dat ouder
leek dan ze was en een soort bittere
humor bezat, die, op zijn zachtst gezegd,
onaangenaam was.
„Lieve kind," zei Lady Tamplin, „stel
je voor!"
„Wat is er?"
Lady Tamplin nam de Daily Mail op,
reikte het blad aan haar dochter toe en
wees zenuwachtig met de vinger naar
het berichtje dat haar belangstelling
had gewekt
Lenox las het zonder enig teken te
geven van de emotie die haar moeder
toonde. Ze gaf haar het blad terug.
„Wat zou dat?" vroeg ze. „Zulke din
gen gebeuren zo vaak. Gierige oude
vrouwen sterven altijd in dorpen en la
ten dan miljoenen na aan hun eenvou
dige gezelschapsjuffrouwen."
„Ja, kind, dat weet ik," zei haar
moeder, „en ik weet zeker dat het for
tuin lang niet zo groot is als ze bewe
ren; kranten zijn zo onnauwkeurig.
Maar ook al deel je het door twee
„Nu ja," sprak Lenox, „maar ze heeft
het niet aan ons nagelaten."
„Niet bepaald, kind," zei Lady
Tamplin, „maar dat meisje die Kathe
rine Grey, is een nicht van mij. Een van
de Worcestershire Greys, de Edge-
worth-tak. Mijn bloedeigen nicht! Stel
je voor
„Aha," zei Lenox.
„En ik heb me al afgevraagd zei
haar moeder.
„Hoeveel daar voor ons aan zou zit
ten," voltooide Lenox de zin, met de
zijdelingse glimlach die haar moeder
altijd zo moeilijk te begrijpen vond.
„Maar, kind," zei Lady Tamplin op
enigszins verwijtende toon.
Het verwijt was slechts zeer zacht,
want Rosalie Tamplin was gewend aan
dergelijke opmerkingen van haar doch
ter en aan de onaangename manier
waarop Lenox de dingen voorstelde.
„Ik vroeg me af," ging ze voort, „of
het niet aardig zou zijn als we die lieve
Katherine uitnodigden een poosje hier
bij ons te komen. Ze heeft natuurlijk in
het geheel geen contact met de society.
Het zou prettiger voor haar zijn door
iemand van haar eigen familie te wor
den gelanceerd. Een voordeel voor haar
en een voordeel voor ons."
„Hoeveel denkt u van haar los te
kunnen krijgen?" vroeg Lenox.
„We zouden natuurlijk een financiële
regeling moeten maken. Want, het een
door het ander genomen de oorlog
je arme vader
„En nu Chubby ook nog," zei Lenox.
„Hij is een kostbare luxe."
'(Wordt vervolgd)