ISRAIFFEISENBANK
VEROORDELEN
Het is maar hoe je het aanlegt
BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER
is niet moeilij
iliik
De mensde mindere van het dier
rubriek voor 1 qmi.nk-a.hii.-
LANDBOUW en VEETEELT
Dank zij ons verstand kunnen wij heersers zijn
ivaar men
véél meer
doet
spaarbank en alle bankzaken
clan sparen
TWEEDE BLAD TEXELSE COURANT DINSDAG 17 JANUARI 1967
In het Kerstnummer 1966 van „Ons
Contact", het blad van de gezamenlijke
Texelse Coöperaties, worden door
Wouter Slob gesprekken weergegeven,
die hij gehad heeft met een aantal
Texelse boeren. Ik heb de indruk, dat
deze interviews door de Texelse colle
ga's wel gelezen zijn. En geen wonder!
Dit is nu eens kost van „eigen tafel".
Ik ben er echter van overtuigd, dat
wanneer de zienswijze, die in bepaalde
artikelen naar voren wordt gebracht
door landbouwvoorlichters was uitge
sproken de golven van kritiek hoog
zouden rollen. Er worden hier dingen
gezegd over het eenmansbedrijf, die
geen enkele landbouwvoorlichter durft
uit te spreken.
In het algemeen zijn nl. ook land
bouwvoorlichters van oordeel, dat het
eenmansbedrijf een kwetsbare kant
heeft. De gebondenheid van een derge
lijk bedrijf wordt ook door landbouw
voorlichters als een bezwaar gevoeld.
En zelfs landbouwvoorlichters, die wat
meer geavanceerd zijn, komen niet ver
der dan de uitspraak, dat bij een goede
organisatie van het werk en met de
steun van de boerenhulpverlening ach
ter de hand, het nog wel te doen is.
Maar hier wordt door iemand van de
eigen boerenstand heel doodleuk ge
zegd; „Ja, ik heb een eenmansbedrijf
en 't bevalt mi] best. Ik snap dat ge
leuter van sommige veeboeren niet, die
vinden, dat ze nooit es met vakantie
kunnen gaan en ook 's zaterdags en
's zondags gebonden zijn. Ik beschouw
300 dagen als vakantie en heb het zes
tig dagen druk per jaar.Ik heb ple
zier in mijn werk en dan verlang je
toch niet naar vakantie. Ik heb elke
dag ontspanning en vind dit eenmans
bedrijf een pracht
Nogmaals, dit *zou geen landbouw
voorlichter durven schrijven. En dat
niet alleen. Ook nu deze zienswijze
door een boer naar voren is gebracht,
durf ook ik zeker niet te zeggen: „Daar
sta ik achter".
Hoe zit dat nu?
U zult begrijpen, dat over het artikel,
waaruit wij bovenstaande zinsnede
hebben genomen, door Texelse boeren
niet alleen met de betrokken veehou
der, maar ook met de redacteur van
deze rubriek is gesproken. Ik heb de
indruk, dat heel wat collega-veehou
ders met deze uitspraken helemaal niet
blij zijn. Er is duidelijk kritiek. Maar
nu onze mening.
In de eerste plaats dit. Hoewel wij
uiteraard bij onze praktische voorlich
ting niet uitgaan van bedrijven, die aan
het ondereind zitten, wagen wij het
toch pin ihet Jalgekneen (ook niet om
voorbeelden aan te halen van bedrij
ven van veehouders, die op bepaalde
punten ver uitsteken boven de midden
moot. Als iemand er bijzonder goed
slag van heeft om, dank zij lichaams
kracht en handigheid, veel werk in een
korte tijd te doen, mag dit niet als een
norm voor iedereen worden gesteld.
Kort geleden hebben wij betoogd, dat
vakmanschap aan te leren is, maar het
is beslist niet zo, dat iedereen de kans
heeft om op de hoogste sport te komen.
We moeten er rekening mee houden,
dat hier iemand aan het woord kan
zijn, die aanmerkelijk meer kan preste
ren dan de middenmaat.
Enige lijd geleden heeft mij iemand
verweten, dat door mijn artikelen in
deze rubriek veel Texelse boeren een
minderwaardigheidsgevoel kregen. Ik
heb dit toen bestreden, maar er zou re
den zijn voor deze kritiek als je iedere
Texelse veehouder zou gaan „ophan
gen" aan deze collega.
Welke eisen stel je?
Er is een tweede punt. Hoewel er
zeker geen reden is om te pochen over
de „netheid" van de Texelse bedrijven
is er in dit opzicht toch nog wel ver
schil. Een paar dagen geleden had ik
naar aanleiding van het bewuste inter
view in „Ons Contact" een gesprek met
een veehouder, die van oordeel was,
dat bepaalde werkzaamheden, die wel
iswaar ,.geen brood" opleverden toch
gedaan moesten worden. Als voorbeeld
noemde hij het jaarlijkse, of mogelijk
tweejaarlijkse ragen van de kap van de
schuur. Hij kon niet met plezier boeren
als dit werd nagelaten. En zo noemde
hij nog een aantal dingen, die welis
waar geen enkele invloed hebben op de
opbrengstzijde van de Verlies- en
Winstrekening, maar die hij toch niet
wilde nalaten.
Ik heb de indruk, dat de veehouder
uit het interview in dit opzicht een
meer „materialistische" kijk heeft en
als volgt redeneert: ,,Wat me niets op
levert, doe ik ook niet".
Persoonlijk kan ik me zowel de ziens
wijze van de „nette" boer als ook van
de andere veehouder goed indenken.
En zonder nu aan overdreven netheid
te denken, meen ik wel, dat het de
animo in het werk kan vergroten als
er voldoende tijd is om de zaak „ruim"
te houden.
Eén van de opposanten zei het als
volgt: „Ik begrijp niet hoe je kan be
weren, dat er in de winter op het be
drijf weinig te doen is. Als het „open"
weer is, is er in het land altijd wel
werk en bij regen of vorst is er in het
bedrijfsgebouw voldoende werk. Hij
aarzelde niet om te zeggen, dat z.i. ook
de zorg voor de schapen op dergelijke
bedrijven wel iets te wensen zou over
laten.
Wat wel duidelijk is
Uit het voorgaande kan wel worden
geconcludeerd, dat ook de redacteur
van deze rubriek de zienswijze van de
geïnterviewde veehouder zeer optimis
tisch vindt. We denken er niet aan om
te zeggen, dat een boer op een dergelijk
bedrijf het zo moet zien, dat hij het
grootste deel van het jaar vakantie
heeft. We blijven er bij, dat het een
mansbedrijf bezwaren heeft en dat men
het boerzijn goed in de vingers moet
hebben om een dergelijk bedrijf te
runnen.
Maar wel zijn we van oordeel, dat
het inderdaad mogelijk is om een der
gelijk bedrijf als eenmansbedrijf te
voeren. Uiteraard gaan we er daarbij
van uit, dat voor hulp bij ziekte of
vakantie op burenhulp of bedrijfsver-
zorgingsdienst een beroep kan worden
gedaan.
Voor opfrissing van het geheugen
willen we even vermelden, dat op dit
bedrijf van plm. 16 ha. de veebezetting
als volgt was: 17 melkkoeien, 13 stuks
jongvee en 90 schapen. Werkelijk geen
kleinigheid! We hebben in deze rubriek
wel eens beweerd, dat het bij een goede
inrichting van het bedrijfsgebouw mo
gelijk is, dat op een eenmansbedrijf 20 -
25 koeien worden gemolken. Het komt
ons voor, dat een bedrijf met uitslui
tend melkkoeien bij dit aantal geen
grotere prestatie van de boer vraagt
dan een bedrijf van 17 melkkoeien met
daarnaast zo'n 90 schapen.
Dat op een bedrijf als waarover in
dit artikel gesproken wordt een inko
men is te behalen, bewijzen de resul
taten van dit bedrijf duidelijk De boer
in kwestie aarzelt niet om dit in het
gesprek ook volmondig toe te geven.
CONSULTATIEBUREAU VOOR
ZUIGELINGEN
Woensdag 18 januari a.s. worden de moe
ders van Oudeschild en Den Burg verwacht
Oudeschild van 13.00 13.45 uur; daarna Den
Burg tot 16.00 uur.
ZON, MAAN EN HOOG WATER
Hoog water ter rede van Oudeschild
17 jan. 0 00 en 11.59; 18 jan. 0.25 en 12.24;
19 jan. 0 56 en 13.02; 20 jan. 140 en 14.00;
21 jan. 2.42 en 15.11.
Aan het strand ongeveer een uur eerder
hoog water.
SCHIETOEFENINGEN
Op dinsdag 17 januari a.s. (met 19
januari als uitwijkdag) wordt gescho
ten te Breezanddijk van 10.00 - 17.00
uur met de 105 lang 30 tank en de 25-
ponder. Sector 180-225°. Hoogte 12.000
voet; afstand 18 km.
WIJ mensen beschouwen ons als de
machtigste schepselen op aarde en onze
positie bewijst dat dit juist is, maar
wanneer wij ons in lichamelijk opzicht
met de dieren en dan wei in het bic
zonder met de zoogdieren, die ons het
naast staan, gaan vergelijken, dan ko
men we tot de ontstellende ontdekking,
dat op dit gebied de meeste dieren ons
volledig de baas zijn.
Nemen we bijvoorbeeld de snelheid.
Wanneer de mens flink hard loopt, dan
kan hij een snelheid halen van om
streeks de dertig kilometer per uur.
Dat is toch maar een bedroevend kleine
snelheid, want een haas haalt ongeveer
zestig kilometer. De grote logge olifant
loopt nog iets sneller dan wij, de beer
presteert het om 45 km. per uur te lo
pen en komen we bij de roofdieren, dan
staan we helemaal verbaasd. Leeuw en
tijger halen de zestig kilometer per uur
en het jachtluipaard, de Cheetah is het
snelste zoogdier ter wereld en bereikt
in volle ren een snelheid van ruim 100
kilometer per uur en deze kan hij nog
lang volhouden ook. Herten en anti
lopen komen tot snelheden die liggen
tussen de 70 en 90 km. per uur en zo
zien we, dat we als mens op dit gebied
toch maar weinig betekenen.
i
Zintuigen
Wanneer het op de ontwikkeling van
zintuigen aankomt, slaan we een nog
veel droeviger figuur. Bij veel dieren
zijn de ogen aanmerkelijk scherper dan
die van de mens en waar dat eventueel
niet het geval is, wordt dat wel weer
gecompenseerd door een voortreffelijke
reuk of gehoor. Bij in de vrije natuur'
levende dieren is er altijd een van deze
zmtuigen minstens perfect. De mense
lijke zintuigen zijn daarbij vergeleken
erbarmelijk gedegenereerd en wat dat
betreft kunnen we zeker niet met de
dieren concurreren.
Het enige dat ons mensen in staat
stelt ons in de wereld, temidden van
alle andere schepselen, te handhaven,
is ons menselijk verstand. Het stelt ons
in staat ons te voorzien van hulpwerk-
tuigen die ons krachtiger maken, die
ons macht geven over alle andere
schepselen en daardoor hebben we ons
een positie weten te veroveren, die ver
uitgaat boven die van welk ander we
zen ook op aarde.
Hierdoor voelen wij ons de heersers
op de wereld en alle dieren die hier
leven zijn aan ons ondergeschikt. Maar
dit brengt ook een grote verantwoorde,
lijkheid met zich mee, een verantwoor
delijkheid, die veel mensen niet besef
fen, of die boven hun bescheiden
krachten gaat.
Zouden wij niet over het verstand
beschikken, dan zou het er voor de
mens maar heel slecht hebben uitge
zien. ÏLj zou zich nauwelijks en met de
uiterste moeite hebben kunnen hand
haven in de wereld om hem heen.
Geen vrees
De situatie is echter zo, dat wij de
dieren niet behoeven te vrezen. Maar
wat zijn daar nu de gevolgen van? Al
naar het de mens schikt roeit hij be
paalde diersoorten uit en hij doet daar
mee de natuur geweld aan. Overigens
toont dit, dat de mens zijn verstand niet
op de juiste wijze gebruikt en niet vol
doende is doordrongen van de verant
woordelijkheid die hij op aarde draagt.
Verstoring van het natuurlijk even
wicht doet men echter niet ongestraft
en de gevolgen daarvan zijn dan ook
hier en daar duidelijk te constateren,
dikwijls tot grote schade van de mens
zelf.
Wanneer we niet tijdig tot bezinning
komen, lopen we de kans met de door
ons uitgeroeide dieren ten onder te
gaan. Dan heeft het verkregen verstand
niets geholpen en komen wij naast zo
vele andere op de lijst van uitgestorven
schepsels te staan, als wezens die zich
in de schepping niet hebben kunnen
handhaven.
53. Smidje Verholen ging zuchtend aan
een tafeltje zitten en bestelde nog een
glaasje bier. Dat werd al gauw met een
zwierige zwaai voor hem neergezet
door de waard zelf, die erg verheugd
uit zijn glimmende oogjes keek. „Nou
nou, jij schijnt nog al plezier van al die
drukte te hebben", merkte de smid op.
„Wat denk jij nou eigenlijk van die op
schepperij van dikke Kobus7"
„Hij mag opscheppen zoveel-ie wil",
grinnikte de waard. „Het hele dorp
praat er al over en nou wil iedereen die
dikke wielrenner-op-sokken wel eens
zien Dat brengt mensen in de zaak,
Verholen. En daar moet ik het tenslotte
van hebben, niet?"
„Maar ik mot er niks van hebb'n",
zei toen Eelco Eelkema, de veldwachter
van Rijkhuyzen. „Elke avond kom ik
hier binn'n om een kouwe piep te
drink'n en rustig de krant te leez'n.
Maar nou is het hier een lawaai als
van een oordeel. En dat allemaal omdat
dikke Kobus wil hardfiets'n teeg'n een
befaamde beroepssprinter! Let op mien
woord'n, makkers; daar koom'n moei-
lijkheed'n van! En dat ken ik as ver
teeg'nwoordiger van de wet en het
oop'nbare gezag NIET toestaan! Een
gijntje is goed, maar daar mot het dan
ook mee uutweez'n. Vertel maar an
Kobus, dat-ie mot ophouw'n met die
flauwe kul en da'k hem scherp in de
gaat'n zal houw'n!"
Dat was dus een hele redevoering,
die Eelco Eelkema daar afgestoken had.
En nu nam smidje Verholen zorgelijk
een slok van zijn bier. Eelco kon wel
eens gelijk hebben: er kwamen vast
moeilijkheden van.
DOOR TO DORSSEN-VAN LOON
15. De vrouw hoorde hem zwaar hijgen.
Hij verroerde zich niet, dus ze liet te
leurgesteld zijn hand los. „Wel.mis
schien heb je gelijkzei ze zacht.
Maar een sekonde later voelde ze zijn
harde armen om zich heen en zijn wil
de mond op de hare. En tussen zijn
woeste kussen door, die haar bijna de
adem benamen, fluisterde hij schor: „Ik
kan er niets meer aan doen, Mientje, ik
heb krankzinnig naar je verlangd....
dagen en nachten.... duizenden idiote
dromen doorleefde ik in mijn slaap,
met jou in mijn armen.vooral in
de cel, al die maanden. En daarna, als
ik geen geld had voor een onderkomen
en m de open lucht sliep. Dikwijls was
ik maar op enkele kilometers afstand
van hier omdat ik je alleen maar even
wilde zien, maar op het laatste ogen
blik durfde ik niet meer.ik zag er
immers uit als een schooier
Ze perste haar lippen op de zijne.
„Stil.dit alles is voorbij. Deze uren
zijn van ons, alleen van ons. We houden
van elkaar en daar kunnen we geen van
beiden wat aan doen. Het is misschien
het noodlot, dat ons tezamen dreef,
maar het was onontkoombaar. Ik houd
van je, Max, mijn jongen, mijn eigen
lieve jongen, ik ben dol op je. Waar
wacht je nog op, mijn minnaar?
Ondanks alles wist hij haar hoog van
de grond te krijgen. Ze sloeg haar ar
men om zijn hals en legde haar hoofd
tegen de zijne. „Maak me tot de geluk
kigste vrouw, Max", fluisterde ze, toen
hij met haar de kamer uitliep.
HOOFDSTUK 9
De volgende morgen werd hij wak
ker van een streepje zon, dat in zijn
gezicht scheen. Hij keek verwonderd
rond. Het gordijn was een kiertje open.
Gelijk wist hij het weer en wendde zijn
hoofd. Maar het bed naast hem was
leeg. Aan de andere kant lagen de
in het donker haastig uitgegooide kle
ren slordig op de grond. Hij trok het
laken omhoog tot zijn kin.
Nu hoorde hij ook gerucht. Mientje
was zeker al opgestaan. Het klokje op
het kastje wees half negen. Had hij zo
lang geslapen? Maar was het te ver
wonderen? Wanneer had hij voor ihet
laatst in een behoorlijk bed gelegen?
Hij legde zijn hand onder 't hoofd en
luisterde. Was ze in de badkamer?
In ieder geval had hij weer eens
overheerlijk gegeten. En hij zou hier
ook wel aan het werk kunnen gaan. AL
thans, zolang Frans niet terug was, kon
hij aan de slag. Daarna zou hij wel
weer zien. Het moest gek gaan, als
Frans hem op straat zette.
De deur ging open, een hoofd ver
scheen om de hoek, spiedend kijkend.
Toen ze zag dat hij wakker was, lachte
ze en kwam verder, een groot blad in
haar hand.
„Morgen, meneertje.ontbijt op
bedmet wat geroosterd brood en
een paar eitjes en verse thee". Ze
plantte het bord op de dekens, waarna
ze hem triomfantelijk aankeek.
Van de heerlijkheden keek hij naar
de vrouw. Ze had een lange ochtendjas
aan, die alleen haar voeten onbedekt
liet. Hij spitste zijn lippen. Ze boog
zich naar hem toe en zoende hem on
stuimig. Plotseling nam ze zijn hoofd
tussen haar armen en trok het tegen
zich aan. „Mijn eigen lieve jongen" zei
ze zacht.
„Max.wat heb jij over je, dat ik
zo ontzettend veel van je houd?"
Het laken was half van hem afge
zakt. Hij wees op zichzelf en antwoord
de: „Zou het m'n robuuste voorkomen
zijn, denk je?"
Ze keek naar zijn mager bovenli
chaam, waarop de ribben zo ongeveer
te tellen waren. Gelijk lag ze op haar
knieën en vleide zich tegen hem aan.
„Ik zal je wel vetmesten, mijn jongen,"
beloofde ze.
Twee volle dagen en nachten duurde
het liefdesfeest van Max en Mientje.
Op de avond van de Tweede Pinkster
dag, toen ze even een wandeling maak
ten door het bezette dorp, hoorden ze
dat Nederland had gecapituleerd en dat
het grootste deel van het land de wa
pens had neergelegd. Alleen in Zeeland
bleef men doorvechten
Max realiseerde zich meteen: Neder
land heeft het verloren. In de steek
gelaten door zijn bondgenoten en over
geleverd aan de willekeur van de aan
vallers Wat ging er nu gebeuren?
Die avond zaten ze bedrukt tegen
over elkaar. „Hoe komen we wat over
Frans te weten?" vroeg hij.
„Ik heb er geen idee van", antwoord
de de vrouw. „Morgen maar eens bij de
politie informeren. Of op het gemeente
huis".
„Zal ik morgen.begon hij voor
zichtig, doch ze viel hem op besliste
toon m de rede: „Morgen neem jij hier
je plaats weer in als bedrijfsleider.
Voorlopig als de vervanger van Frans.
De Neef is een sufferd en kan geen
orde houden. Ik zal je morgenochtend
voorstellen. Trouwens, de meesten ken
je nog".
Na de laatste koffie zei hij: „Ik zal
nu maar naar boven gaan, he?"
Ze knikte. „Dat is misschien beter,
Max. Als Frans komt, moeten we over
leggen, wat ons te doen staat. Hij heeft
hij heeft nu een grond van schei
ding", voegde ze er zacht aan toe.
„We hadden niet.begon hij, doch
ze was met een sprong bij hem op
zijn schoot, haar armen om zijn hals
slaande. „Zulke dingen zeggen wij niet
tegen elkaar. Ik ben je dankbaar voor
wat je me wilde geven van jezelf en ik
heb mijn best gedaan te zijn, zoals je
van mij verwachtte. Zoals je zo dikwijls
droomde. We hebben er geen spijt van,
versta je? Het was de natuur, die ons
tot elkaar dreef. En het was goed. Zo,
geef me een dikke, lange zoen. Droom
maar weer van me, lieve jongen...."
Veertien dagen was Mientje Sornee
in onzekerheid. En met het verstrijken
van elke dag werd haar vrees groter.
Stel je voor, dacht ze, dat hij gesneu
veld is op het moment, dat Max en ik
dat wij samen.het zou een
levenslange straf zijn. Ik wil het niet
weten en ik mag het zeker niet zeggen,
zodat Max het hoort, maar ik schaam
me, om wat ik gedaan heb. Het is mijn
schuld, want ik heb hem ertoe gedre
ven. Lk heb wel gezegd, dat we er geen
spijt van hebben, maar ik weet, dat ik
er nu heel veel spijt van heb en Max
zal het wel net zo vergaan, hoewel de
meeste schuld op mij ligt.
Max deed zijn werk in de grote hal.
De drie busjes waren de tweede dag
na Pinksteren 'al dn beslag genomen
door de Duitse commanderende officier.
Ze moesten in een snel tempo afge
bouwd worden en afgeleverd bij de
staf. Het eigen wagentje van Frans had
Max nog juist op tijd in de kleine
schuur achter het huis verstopt, achter
balen meel of kunstmest, dat wist hij
niet. In ieder geval onzichtbaar. Je had
er momenteel wel niets aan, want er
reed praktisch geen particuliere wagen,
maar er zou ook wel weer een andere
tijd komen.
Dagelijks liep Mientje naar het ge
meentehuis, wasfr een post van het
Rode Kruis was geïmproviseerd, die
alle mogelijke pogingen in het werk
stelde om wat te weten te komen over
de 31 nog vermiste militairen uit het
dorp. Dagelijks kwamen er berichten of
kwam er iemand thuis. Dagelijks werd
het lijstje namen, waarover nog niets
was vernomen, korter, maar telkens
kreeg Mientje te horen, dat er over
wachtmeester Sornee nog geen berich
ten waren binnengekomen.
De spijt om het gebeurde met Max
begon aan haar geweten te knagen. Als
Frans wat is overkomen, zal ik geen
rustig uur meer. hebben in mijn leven.
Dan ben ik een vervloekte Hoe kon ik
zoiets doen, terwijl Frans misschien.
(Wordt vervolgd)
IN HOUAND
STAAT EEK HUIS
De Raiffeisenbank
doet alle bankzaken,
ook reisdeviezen
Gemakkelijk voor u